Bibliografische gegevens
Naam schrijfster: Marga Minco
Titel van het boek: Het bittere kruid
Uitgeverij en plaats van uitgave: Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam
Gelezen druk: 39e druk
Eerste druk: 1957
Aantal pagina's: 90 pagina's
Motto: Er rijdt door mijn hoofd een trein vol joden, ik leg het verleden als een wissel om...... (Bert Voeten)
Opdracht: Aan de nagedachtenis van mijn ouders
Dave en Lotte
Bettie en Hans.
Samenvatting
Marga komt met haar ouders terug in Breda, nadat ze waren gevlucht voor de Duitsers. Haar vader vindt het nog niet nodig om voor de Duitsers onder te duiken, omdat hij denkt dat het nog lang gaat duren, voor dat ze echt strenge maatregelen treffen. Vroeger al was Marga lastig gevallen door kinderen omdat ze joods was, en ze kon zich herinneren dat er altijd afstandelijk en bang werd gereageerd als ze bijvoorbeeld iemand uitnodigde om naar binnen te komen. Ze vindt het ook moeilijk dat alles onder de bezetting verboden is.
Op een dag komt vader thuis met de sterren, niemand vindt het erg dat ze die moeten dragen.
Vader en Dave (de broer van Marga) krijgen een oproep voor het werkkamp, maar worden allebeide afgekeurd; Vader heeft huidaandoeningen en Dave had een drankje gedronken, waardoor hij ziek werd. Een niet-joods buurmeisje komt langs om een tennisracket te halen. Ze ziet er veel mooie spullen liggen. Marga zegt dat ze die spullen mee mag nemen, want ze gaat ze toch niet meer gebruiken. Om hen heen duiken steeds meer mensen onder. Toch wil vader nog niet onderduiken, ondanks dat er wel razzia's worden gehouden. Ook Bettie, de zus van Marga, wordt tijdens een razzia opgepakt.
Als Marga, Dave en Lotte (de vriendin van Dave) een oproep krijgen, komen ze daar onderuit, omdat de dokter een attest achtergelaten had voor Marga en Dave. Lotte mocht blijven om Marga en Dave te verzorgen. Marga's ouders moesten in een ghetto in Amsterdam gaan wonen, omdat ze boven de vijftig waren.
Op een dag heeft Marga genoeg van de hele dag rondlopen in haar pyjama. Ze gaat met de trein, wat zeer gevaarlijk was, naar Amsterdam om haar ouders op te zoeken. Veel mensen om hen heen duiken onder, maar de familie van Marga nog steeds niet omdat ze er het geld niet voor hebben en omdat vader optimistisch blijft. Hij hoopt dat het misschien niet nodig zou zijn. Dave en Lotte wonen inmiddels ook in Amsterdam. Ze gaat naar Dave en Lotte toe als op een avond haar ouders door de Duitsers worden opgepakt. Zij kon nog net via de achterdeur ontsnappen.
Omdat haar identiteitspas in handen was gekomen van de Duitsers onderging Marga een metamorfose; haar haar werd gebleekt. Toch besluiten ze om naar Utrecht te gaan om daar onder te duiken, maar net voordat ze de trein in stappen, worden Dave en Lotte gearresteerd. Marga redt het wel naar Utrecht, maar kan niet bij het onderduikadres terecht. Ze gaat weer terug naar Amsterdam en daar is een jongen, Wout, die haar helpt om een ander adres te zoeken. Er was weinig plaats. Doordat ze moest betalen en haar geld op was, is Marga een aantal keren van onderduikadres gewisseld. Tot na de oorlog verblijft ze in Heemstede. Na de oorlog gaat ze haar oom en tante opzoeken in Zeist. Zij zijn niet opgepakt omdat haar tante Nederlands was. Haar oom kon nog steeds niet begrijpen dat zijn hele familie dood was en ging ook elke dag naar de tramhalte om te kijken of ze niet toevallig langs kwamen. Toen haar oom gestorven was, ging Marga haar tante opnieuw bezoeken. Ze kwam langs de tramhalte waar haar oom altijd had gezeten. Alleen zij beseft wel dat noch haar ouders noch Bettie, Dave of Lotte terug zouden komen.
556 woorden
bron:
http://www.scholieren.com/boekverslagen/15159
Vertelinstantie
De vertelinstantie, die in dit verhaal wordt gebruikt is, de ik verteller. De lezer krijgt het gevoel alsof hij dit zelf heeft meegemaakt. Het is een achteraf vertellend verhaal. De schrijfster van dit boek, heeft het zelf meegemaakt en zij is dus de ik-persoon. Hierdoor leef je nog meer mee. Je krijgt niet helemaal een goed overzicht over de omstandigheden, omdat het vanuit het oogpunt is van één persoon. Je krijgt hierdoor wel heel veel informatie over de ik verteller. Waaraan je kunt zien dat het een ik verteller is, is omdat de ik-persoon vertelt en de andere personages, die worden met de naam benoemt.
Citaat één:
Pagina 10, ’’We zullen iets zien van de wereld, het lijkt me wel avontuurlijk,’ zei Dave. ‘Het zal een enorme reis zijn,’ zei ik.’’
Je kunt hier duidelijk zien dat het door een ik-verteller wordt verteld, omdat de ik-persoon met ik wordt bestempeld.
Citaat twee:
Je kunt zien dat het verhaal belevend is, omdat de dingen echt zo worden beschreven alsof het lijkt dat het nu gebeurt. Maar je hebt ook het idee, dat je zelf het gesprek voert.
Pagina 72, '' Mijn dochter is van jouw leeftijd', zei ze. Ze glimlachte. 'Ja?' zei ik. ' Het was erg warm op de weg.' 'Hier is het koel,' zei ze. 'Ik weet niet waar ze is.' 'Wie?' vroeg ik. 'Mijn dochter,' zei ze. 'O ja,' zei ik. En daarna: 'Ik moest een heel eind lopen.''
Dit is belevend, omdat het echt lijkt of het nu gebeurt. In het verhaal worden ook alle details, heel goed beschreven. Dit versterkt het effect van het belevende effect.
Citaat drie:
Je merkt tijdens het lezen van het boek dat er steeds maar één persoon wordt gevolgd.
Pagina 20, ’’ Ik mocht nog steeds niet helemaal in de zon liggen. Alleen met mijn benen. Ik verschoof de stoel, zodat de zon op het voeteneind viel.’’
Je ziet duidelijk dat er één persoon wordt gevolgd. Je krijgt geen compleet overzicht, maar je komt wel veel dingen te weten van de hoofdpersoon.
Personages
Personage, de ik-persoon:
De naam van de ik-persoon wordt gek genoeg nooit gezegd. Maar met de informatie van internet, heb ik geconcludeerd, dat het de schrijfster, Marga Minco, zelf is. Dit heb ik uit dingen gehaald, zoals dezelfde onderduikplaatsen, dezelfde leeftijd en dezelfde gezinssituatie. Ik had zelf ook al het vermoeden, omdat het heel erg gedetailleerd is verteld en dit is lastig als je het niet zelf hebt meegemaakt. De ik-persoon heeft een leeftijd van rond de twintig. Dit heb ik gebaseerd op een paar stukjes tekst uit het boek. Er wordt gezegd, dat ze vroeger werd getreiterd, omdat ze jood was. Nu merkt ze er niet meer veel van. Kinderen zijn veel wreder dan volwassenen. Hier word mee bedoeld, dat ze eerst werd getreiterd, toen ze kind was. Maar nu, als volwassene, bijna niet meer. Natuurlijk is het ook handig om te kijken, naar de geboorte datum van Marga Minco. Dat is 31 maart 1920. De bezetting van Nederland door de Duitsers, was van tien mei 1940 tot zes mei 1945. Dus kun je ook uitrekenen, dat ze aan het begin van het boek twintig jaar is en aan het eind van het boek 25 jaar.
Over het uiterlijk van de ik-persoon kom je niet veel te weten, dit komt vooral omdat ze zelf het verhaal verteld. Wat je wel van haar weet is dat ze, donkere haren heeft met blauwe ogen. Ze gaan foto's maken en dit wil ze eigenlijk niet. Ze vindt dat ze niet fotogeniek. Later gaat ze haar haren bleken, omdat ze dan niet meer 'Joodse' lijkt. Ze is een joods meisje en heeft hier vroeger veel moeite mee. Nu ze volwassen is, valt het wel mee. Natuurlijk vindt ze het totale onzin, dat joden niet meer worden toegelaten in openbare gelegenheden. Maar gek genoeg, vindt ze de Jodenster niet erg. Ze vind het alleen irritant, om hem mooi op haar jas te naaien. Ze houdt zich meerdere malen niet aan de regels en reist gewoon met de trein. Ze gaat zelfs naar de bioscoop. Ze heeft tbc gehad, ook wel tuberculose. Ze is hiervoor behandeld in het ziekenhuis. Tijdens de bezetting was ze ook ''ziek'', daardoor kon ze niet mee met de Duitsers. Nadat ze is ontsnapt aan de Duitsers, verblijft ze in Amsterdam op verschillende onderduikplekken. Doordat er veel onderduikers waren, was het moeilijk om een vaste plek te vinden.
De ik-persoon ondergaat in het verhaal een karakterverandering. In het begin van het verhaal is ze nog een verlegen en angstig meisje, die niet weet wat ze met de Duitsers moet. Maar als het verhaal verder gaat, neemt dit steeds meer af. Dit heeft vooral te maken met haar dierbaren, die overleden. Ze durft zelfs een tegen woord te geven aan een Duitse soldaat: Pagina 55, '' Ik bleef staan. 'Nee,' zei ik nog eens duidelijk, 'ik woon niet in de Lepelstraat. Vraag maar uw commandant of u mensen die in een andere straat wonen ook mee moet nemen.''
Door deze karakterwisseling is het een round character.
De ik-persoon is erg dapper, zo durft ze zomaar met de trein terwijl dit verboden is. Pagina 40, ''‘Ik doe de ster van mijn jas en stap in de trein. Heel eenvoudig.''
Maar soms is verdwijnt die dappere meid, in een wat angstigere. Pagina 61, '' Het was alsof ik alleen was in een verlaten stad.''
Ze is erg sociaal, want ze wil niemand teleurstellend. Pagina 42, ''Hoewel ik helemaal geen honger had, begon ik om mijn moeder niet teleur te stellen toch maar aan een boterham.'' Dit is natuurlijk erg lief en zorgzaam van haar, want ze wil haar moeder op geen enkele manier teleurstellen.
Personage, vader:
Vader was een gelovige man en hij was gesteld op zijn huishouding met de joodse waarden en rituele gebruiken. De leeftijd van vader, komt in dit verhaal niet naar voren. Een gegeven dat je wel krijgt, is dat hij en zijn vrouw naar Amsterdam moesten. Dit moesten alle mensen boven de vijftig jaar. Hij heeft 3 kinderen, Dave, Bettie en Marga. Zijn broer speelt een grote rol in zijn leven. In het begin van het verhaal, wordt vader ziek. Dit kwam hem uiteindelijk heel goed uit, want daardoor hoefde hij niet naar een ''werkkamp''. Vader is een zeer charmante man, dit blijkt uit dit citaat. Pagina zestien, ''Mijn vader liep met korte, stevige passen en nam met een zwierig gebaar zijn hoef af voor de vrouw.''
Vader heeft een bijna te goed vertrouwen in de mens. Oftewel een naïef persoon. Hij ziet niet in dat de Duitsers de Joodse mensen minderwaardig vinden. Pagina elf, ''‘ Zie je wel,’ zei mijn vader, toen we al bijna thuis waren,’ ze doen ons niets ‘ Hij zegt dit tegen zijn buurman, maar zijn buurman weet wel beter.'' Ook is hij erg afwachtend en optimistisch, dit werkte zeer aanstekelijk. Hij laat alles op zich af komen.
Vader is ook erg vindingrijk. In hun nieuwe huis in Amsterdam, ontdekt hij zo een plek waar ze kunnen schuilden. Pagina 58, ‘‘Dat zou een mooie schuilplaats zijn,’ zei hij. Hij klom over de schutting en we hurkten achter een boom. ''
Vader wordt door de Duitsers meegenomen en hij komt niet meer terug.
Er worden weinig karaktereigenschappen beschreven over vader en hij maakt ook geen karakterwisseling door in het verhaal. Het is dus een flat-character.
Tijd
De historische tijd van het verhaal is ongeveer 5 jaar, omdat het zich in de Tweede Wereldoorlog afspeelde. Het begint in 1940, wanneer de Duisters Nederland bezetten.
Pagina 7,”We waren een paar dagen weg geweest. De hele stad had moeten evacueren. In allerijl hadden we een koffer gepakt en ons geschaard in de eindeloze rijen mensen die de stad uittrokken in de richting van de Belgische grens. Bettie en Dave zaten toen in Amsterdam.’Die merken er niets van,’ zei mijn moeder. Het was een lange, gevaarlijke tocht. We vervoerenden de koffer op een fiets. Aan het stuur hingen volgepropte tassen. Bomscherven en mitrailleurkogels vlogen over onze hoofden. Soms werd er iemand getroffen; dan bleef er een groepje achter. Vlak bij de Belgische grens vonden wij bij boeren onderdak. Na twee dagen zagen wij de bezettingstroepen al over de landweg rijden en enkele uren later trokken de evacués weer naar de stad terug.’’ Hieraan zie je, dat het de begin van de oorlog is. Ze moesten evacueren, omdat de Duitsers bezig waren om alles te bezetten. Toen de Duitsers daarin waren geslaagd, keerde de familie weer terug.
Pagina 87, “Enige weken na de bevrijding zocht ik mijn oom in Zeist op. De bezetters hadden hem ongemoeid gelaten omdat hij getrouwd was met een niet-joodse vrouw.’’ Deze citaat, staat bijna aan het eind van het verhaal. Hier staat letterlijk in, dat het ''enige weken na de bevrijding'' is. Maar ook het woord ''bezetters'' geeft aan dat het zich in de Tweede Wereldoorlog afspeelt. Omdat de Duitsers onder andere Nederland hadden bezet.
De vertelde tijd van het verhaal heeft 90 pagina's en 23 hoofdstukken.
Het verhaal is chronologisch, met tussendoor wat terugverwijzingen, vooruitwijzingen en een flashbacks in zitten.
Terugverwijzing: Pagina 62, ''De eerste dagen verweet ik mezelf dat ik mijn ouders in de steek had gelaten.''
Vooruitwijzing: Pagina 30, ''We zullen iets zien van de wereld, het lijkt me wel avontuurlijk,' zei Dave.''
Flashback: Pagina 12, “Als kinderen werden mijn zusje en ik, wanneer we uit school kwamen, nogal eens door andere kinderen uitgescholden. Dikwijls gebeurde het dat ze ons aan het eind van de Kloosterlaan stonden op te wachten. ‘Kom maar mee,’ zei Bettie dan altijd ferm en ze greep mij bij de hand. Ik stelde wel eens kleintjes voor, een andere weg in te slaan of om te keren. Maar zij stapte door, mij met zich mee trekkend, recht op de scheldende troep af. Met haar schooltas links en rechts om zich heen slaand, baande mijn zusje zich een weg door de zwerm kinderen, die ons van alle kanten stompten en duwden. Ik vroeg mij vaak af, waarom wij anders waren.’’
Het verhaal is in medias res verteld. Pagina 7, ”We gaan eens kijken of iedereen er weer is.’ We waren een paar dagen weg geweest. De hele stad moest evacueren. In allerijl hadden we een koffer gepakt en ons geschaard in de eindeloze rijen mensen die de stad uittrokken in de richting van de Belgische grens.’’ Dit is in medais res verteld, omdat je merkt dat je een deel mist. Je weet bijvoorbeeld niks over de voorafgaande dagen in België. Het begint hierdoor wel heel spannend
Het boekverslag gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden