Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Terug naar Oegstgeest door Jan Wolkers

Beoordeling 6.6
Foto van een scholier
Boekcover Terug naar Oegstgeest
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 5e klas havo/vwo | 7665 woorden
  • 20 september 2010
  • 32 keer beoordeeld
Cijfer 6.6
32 keer beoordeeld

Boekcover Terug naar Oegstgeest
Shadow

Wat het boek uitzonderlijk maakt is de manier waarop Jan Wolkers de voorbije wereld van zijn jeugd probeert terug te halen in het heden van de jaren zestig. Herinneringen aan de vooroorlogse wereld van kroepketels, stoomtrams, de deftige kruidenierswinkel van zijn vader, zijn calvinistische ouders en de dood van zijn broer gaan gepaard met beschrijvingen van de ontlui…

Wat het boek uitzonderlijk maakt is de manier waarop Jan Wolkers de voorbije wereld van zijn jeugd probeert terug te halen in het heden van de jaren zestig. Herinneringen aan de vo…

Wat het boek uitzonderlijk maakt is de manier waarop Jan Wolkers de voorbije wereld van zijn jeugd probeert terug te halen in het heden van de jaren zestig. Herinneringen aan de vooroorlogse wereld van kroepketels, stoomtrams, de deftige kruidenierswinkel van zijn vader, zijn calvinistische ouders en de dood van zijn broer gaan gepaard met beschrijvingen van de ontluikende seksualiteit van de hoofdpersoon en het verlies van zijn geloof.

Terug naar Oegstgeest door Jan Wolkers
Shadow

Oefenen voor je mondelingen?

Komen je mondelingen er aan en wil je oefenen? Probeer onze Boekenquiz. We stellen je open vragen over de gelezen boeken.


(Correcties en verwerkingen staan onderaan)

1. Bibliografische gegevens
Auteur: Jan Wolkers
Titel: Terug naar Oegstgeest
Jaar van oorspronkelijke uitgave: 1965
Uitgeverij: AREOPAGUS
Plaats: Amsterdam
Jaartal: 2005
Druk van gebruikte uitgave: zesendertigste druk

2. Opdracht en motto
‘If seven maids with seven mops

Swept is for half a year,

Do you suppose,’ the Walrus said,

‘That they could get it clear?’

‘I doubt it,’ said the Carpenter,

And shed a bitter tear.'

LEWIS CARROL,
Through the Looking-glass

3. Motivering boekkeuze
Ik had het boek drie jaar geleden gelezen, en ik wilde het boekje eens teruglezen.

4. Verslag van je leeservaring

Tussenstand I
Blz. 9 t/m 57

Jan Wolkers gaat terug naar zijn jeugd. Hij gaat niet alleen terug in zijn herinneringen, maar ook naar zijn ouderlijk huis. Het begint met het kijken naar een foto. Het is van zijn vaders familie. Zijn ouders, en vooral zijn vader, zijn streng gelovig – gereformeerd. Hij botst dan ook vaak met zijn vader over het geloof.

Zijn ouders vergelijkt Wolkers met het draaiende nekje. ‘De man is het hoofd en de vrouw het nekje. Als het nekje draait, draait het hoofd mee.’ Zijn moeder was een gefrustreerde vrouw die haar gevoelens verborgden hield. Toen Jans broer was overleden huilde zijn moeder niet totdat ze zichzelf had opgesloten in de keuken. Ze veegde snel haar tranen weg met haar schort en ging weer verder met het huishoudelijk werk.

Zijn vader interesseerde over het algemeen vooral dat hij op het Dag des Oordeels een goed leven had gehad, zodat hij de hemel in kon. Hij begon ook nog een winkeltje in koloniale en andere waren.

Als Jan teruggaat naar Terug naar Oegstgeest komt hij komt eerst nog bij het graf van zijn broer. Jan had een maand voor zijn sterven nog ruzie met zijn broer. Zijn broer zij dat hij een nietsnut was. Jan nam wraak: hij pakte de foto’s van zijn broer uit zijn portefeuille en stak ze in brand. Toen er een bergje zwart overbleef stampte hij het in de aarde totdat het helemaal vermengd was het de grond. Na zijn dood was er geen foto meer van zijn broer.

Hij gaat eerst naar zijn vader en moeder. Bij zijn ouders krijgt Jan een discussie met zijn vader over het geloof. Een dominee had aanmerkingen op Jans nieuwe boek. Vader Wolkers ziet ontzettend van hun terug in veel van Jans boeken. Vader zegt dat ze hun best hebben gedaan om de kinderen voor te bereiden op het Allerhoogste. Hij gaat verder. Hij vindt de toon van Jan in zijn boeken over de relatie tussen man en vrouw niet kunnen, ‘Het is mijn portie niet’. Jan zegt dat hij in een andere tijd leeft dan zijn opvoeding inhield. Zijn vader houdt eraan vast dat hij leeft voor de toekomst, voor God. Moeder Wolkers probeert de discussie te breken. Het lukt uiteindelijk.

Jan Wolkers werd geboren op 26 oktober 1925. Zijn vader en moeder hadden de hoop erin dat Jan een vroom kind zou worden. Voorlopig waren er daar nog geen zorgen voor nodig. Nee, de zorgen lagen bij de spruw van Jan. Hij kreeg washandjes om. Hij denkt dat die washandjes de oorzaak zijn voor de onhandigheid van hem. Toen Jan een half jaar oud was kreeg hij bronchitis. Er werd toen een kroepketel bij de wieg van Jan geplaatst. Na een paar keer spoot het soldeerlood en het hete water tegen zijn linkerslaap. Wat overbleef was een litteken. Toen Jan tien was hij met een paar kinderen aan het spelen op de bovenste verdieping van een huis in aanbouw en opeens werd hij gegrepen door een man. Hij schreeuwde dat hij hem nooit meer wilde zien, en hij zou hem herkennen aan zijn Kaïnsteken (Kaïn was de eerste moordenaar in de Bijbel). Hij is het ook altijd gaan voelen als dat teken, toen zijn broer was gestorven nadat hij zijn foto’s had verbrand. Jan had het herinnerd als doodslag. Toen Jan de foto’s van zijn broer had verbrand steeg er geen rook op, precies als in de Bijbel. Op een één of andere manier denkt Jan dat hij dingen beter herinnert door dat litteken, zoals de winkel en de loopjongens met wie hij meeging. De winkel blijft vaag in zijn herinneringen. Immers, zijn leven speelde zich af achter de winkel. Het huis had een serre. Jan was een keer zo geschrokken van dat hij zijn moeder zag liggen in de tuin en dat er een dokter over haar heen boog en zijn arm in haar stak. Toen de arm naar buiten kwam, zat die onder het bloed. Hij zocht een utvlucht. Hij begon insecten te martelen.

Toen hij terug in Oegstgeest was gekomen kwam hij langs het winkeltje. Tegenwoordig zit er een middenstandsbank in. Hij durfde er niet heen te gaan, uit angst dat alles anders is. Hij komt ook langs de garage tegenover de winkel, waar de Duitsers sleutelden aan de auto’s. Toen zijn broer dood was liep er tijdens de rouwstoet een Duitser naar de rouwstoet en nam zijn pet af en boog. Hij liep pas terug toen het laatste rijtuig voorbij was. Hij ging naar het huis van de buurman. Het valt hem op dat sommige dingen als vroeger er nog zijn, maar ook juist verdwenen zijn, zoals het schuurtje. Daar haalde hij het zand voor zijn terrarium, dat is gemaakt in een beschuitblik.

Mening
Soms langdradig, maar wel mooi geschreven.

Tijd
Chronologische hoofdstukken. De delen Terug naar Oegstgeest zijn flashbacks.

Plaats
Oegstgeest, vooral het huis van jan Wolkers.

Stijl
Beschrijvende, gevoelige stijl. Beetje dagelijks.

Perspectief
Eerste persoon, vanuit Jan Wolkers zelf.

Motieven
- Het litteken (teken van ongeluk)

- Omgang met dieren

- Geloof

- Relatie tussen Jan en zijn vader

Verwachting
Er komen meer herinneringen van Wolkers, over geloof, het litteken en dieren.

Tussenstand II
blz. 58 t/m 107

Inhoud
Jan had eerst les van juffrouw Vink. Hij vond haar leuk, maar in klas twee ging ze al weg. De school zat tussen twee gestichten in. De opvolger van juffrouw Vink was juffrouw Hakkenberg. Op een keer sloeg een krankzinnige voor het raam van de kras een schop in het hoofd van een oppasser. Juffrouw Hakkenberg zette de inkeren terug aan het werk, pakte toen haar viool en speelde een dansende melodie. Het gaf een soort beangstigende sfeer. Hakkenberg kwam niet echt op een goede voet bij Jan, al helemaal niet toen ze de inktlap afkeurde en hem sloeg bij de eerste schrijflessen toen het niet lukte. Ze pakte ook nog de schelpen af die ze van juffrouw Vink had gekregen. Toen Jan op zijn rapporten keek zag hij dat hij bij juffrouw Vink bij de besten van de klas hoorde en bij Hakkenberg bij de slechtsten.

Jan kwam op zijn tocht door Oegstgeest bij het winkeltje waar hij aquariumspullen kocht. Hetzelfde mannetje staat er nog. Jan parkeerde toen zijn auto bij het huis en liep vanaf daar naar school, dezelfde route als toen hij zes was. Op de terugweg moest hij aan mevrouw Teeng denken, die spiritiste was, een soort occulte. Na een tijd verbijsterd aankijken spraken ze niet meer met haar.

Jan zit op een nieuwe school. Hij zorgt er zelfs voor dat alle rode cijfers verdwijnen van het rapport. Het was alleen een dromer. De hoofdonderwijzer had in het toneelstukje Jan een belangrijke rol gegeven. Hij moest 'de klap op de vuurpijl zeggen'. In het toneelstukje kon Jan zijn tekst niet zeggen. De hoofdonderwijzer kwam op podium en schreeuwde langs Jans hoofd zijn tekst. De hoofdonderwijzer gaf Jan sindsdien erg lage cijfers voor versjes, terwijl ze bij andere jaren goed waren. Bij bleef hem uit de schooltijd toen hij een jongen tegenkwam die jonge vogels had verdronken. Jan werd zo kwaad dat hij hem keihard op het hoofd sloeg. Een dag later was hij er niet. Later in de week bleek dat hij dood was. Gestorven aan een hersenbloeding. Jan voelde zich schuldig, maar de leraar vertelde dat het een infectieziekte was. Hij had ook een vlam: Elly Lampet. Na een ongeluk werd ze blind. Toch kon Jan een goede relatie opbouwen, want ze kon Jan nog steeds vertrouwen.

De klas moest een tocht door het dorp houden. Jan moest met een sabel lopen en mocht hem er niet uit halen. Jan echter zat breeduit met die sabel te zwaaien en de hoofdonderwijzer zei: “Zolang als jij de gehoorzaamheid niet kan opbrengen om je aan een verbod te houden, zal je nooit een behoorlijke steunpilaar van de maatschappij worden.”

Jan is ook naar Leiden gegaan. Naar het Museum van Oudheden. Vroeger had hij er wel eens een botje meegenomen toen hij kwam tekenen. Na zijn bezoek aan het museum is hij bij een broer de toverlantaarn gaan halen. Jan moet dan telkens denken aan het lot van zijn oma. Die zou zijn gestorven en daarna een maand dood op de grond hebben gelegen. Zelfs de insecten waren gestorven, zodat ze als schilfers op het lichaam lagen.

Mening
Boeiend stuk om te lezen.

Tijd
Chronologische hoofdstukken. De delen Terug naar Oegstgeest zijn flashbacks.

Plaats
De school van Jan, thuis.

Stijl
Beschrijvende, gevoelige stijl. Beetje dagelijks.

Perspectief
Eerste persoon, vanuit Jan Wolkers zelf.

Motieven
- Het leven op school

- Rebels gedrag

- Geloof

- Relatie tussen Jan en zijn vader

Verwachting
Jan wordt ouder, en de jaren ’30 komen.

Tussenstand III
blz. 108 t/m 164

Inhoud
Het is crisistijd. De winkel loopt slecht, dus moeten er maatregelen genomen worden om niet failliet te raken. Ze besluiten dat er huurkamers komen in het pand. Zo kwam er een keer een Duitser een kamer huren die telkens vloekte en tierde tijdens de verkiezingen als de NSB achterraakte.

Samen met de groeiende armoede kwamen er in het huis van Wolkers ook meer kinderen. De vader van Jan kocht dan ook een tondeuse. Jan vond het verschrikkelijk als hij naar de serre werd geroepen om geknipt te worden. Hij moest altijd huilen. Niet om de pijn omdat de tondeuse over het litteken kwam, maar om de vernedering dat het weer te zien was. Zijn vader begreep dat niet. Jan nam echter wraak. Op den duur ontstond er een cirkel van wraak en straf. Jan beleefde deze cirkel vol met spanning en avontuur. Jan werd vaak geslagen door zijn vader. Maar van het ene uiterste ging Jan het andere in: Jan was soms ook een engel. Als Jan dan naar bed ging bleef hij wel eens bij de deur luisteren, dan zeiden zijn ouders: “Jan is een moeilijk kind. Maar een dankbaar kind.”

Jan moest van zijn leraar naar de MULO, hij zou de HBS niet aankunnen. Na een tijd waren zijn prestaties zo slecht op de Mulo dat Jan in de winkel werd gezet. Tot aan de mobilisatie werd de winkel opengehouden. De etalage werd verbouwd een kamer, waar Jan eerst in moest slapen.

Jan gaat naar het archief en zoekt Kerstmis 1939 op en zijn geboortedag. Na zijn bezoek aan het archief reed hij door Oegstgeest. Hij passeerde zijn ouders maar ze zagen hem niet. Verder reed hij langs de gereformeerde kerk, en zag daar voor hem bekende gelovigen. Zijn vader is in vergelijking heel anders. Hij begrijpt niet dat hij zich kon laten verminken tot het verbod om allerlei plezier te verbieden op zondag.

Jan kwam uiteraard nog langs wat vroeger de winkel was. De winkel is nog steeds een gevoelig onderwerp in de familie. Als Jan erover zou schrijven, zou zijn vader weer ermee beginnen.

Jans eerste baan was een dierenverzorger aan het Pathologisch laboratorium van het Academisch Ziekenhuis. Hij moest dieren voeren. Hij deed dit met plezier, totdat hij erachter kwam dat er dode en halfdode dieren werden weggegooid in een bak. Deze gebeurtenis beschijft Jan als degene die hem van zijn gereformeerde geloof heeft doen afkeren. De volgende dag haalde hij zijn favoriete dieren uit de kooitjes om ze te doden en vervolgens te begraven. Echter wisten de muizen en ratten zich zo snel voort te planten dat er een extra verzorger nodig was. Samen begonnen ze de dieren te executeren, alleen had de verzorger er vast geen benul van waarom Jan het deed. Toen hij hoorde van de verschrikkingen van de concentratiekampen dacht hij dat het zijn schuld was: hij was erger dan Hitler. Hij wist dat hij gestraft zou worden. Dat droomde hij ook. Het bleek waar. Spoedig was Nederland in oorlog. Er zweefde overal paratroepers en vliegtuigen vlogen door het luchtruim. Zijn broer vertrok later in zijn burgerwachtuniform. Jan wilde hem tegenhouden, hij wist dat hem iets ergs zou overkomen. Jan ging echter naar het laboratorium. Er was geen werk. Op de zwarte hond na zijn alle dieren weg. Jan ziet om de hoek een rouwkapel, en zoekt daar naar zijn broer. Hij werd er weggestuurd. Hij ging naar huis. Thuis op zolder hoorde hij zijn broer thuiskomen.

Na vijf dagen was de oorlog afgelopen en kon Jan weer werken. Het executeren begon weer. Hij werd echter kort erna ontslagen.

Jan krijgt een brief van zijn moeder, over zijn en zijn vaders verjaardag. Hij denkt terug aan de konijnen die zijn vader slacht zodat het gezin wat te eten had. Jan vond dat verschrikkelijk. Jan gaat ook terug naar het laboratorium en het was net zo net als vroeger, zoals de concentratiekampen.

Mening
Boeiend stuk om te lezen.

Tijd
Chronologische hoofdstukken. De delen Terug naar Oegstgeest zijn flashbacks.

Plaats
Oegstgeest

Stijl
Beschrijvende, gevoelige stijl. Beetje dagelijks.

Perspectief
Eerste persoon, vanuit Jan Wolkers zelf.

Motieven
- Geloof

- De oorlog

- Relatie tussen Jan en zijn broer

- Relatie tussen Jan en zijn vader

Verwachting
De oorlog blijft een grote rol spelen.

Tussenstand IV
blz. 165 t/m 236

Inhoud
Jan vertelt over zijn interesse in de kunst. Het begon toen zijn vader poppetjes begon te tekenen. Jan zette dan twee streepjes op het mannetje en zei: “Vader!”. Vader was helemaal trots op zijn zoon. Minder trots was hij op de afgodsbeeldjes die hij later maakte. Zijn moeder hield haar zoon de handen boven het hoofd, terwijl ze het altijd ‘walgen’ noemde. Alleen bij visite. Jan werd dan beneden gelaten als het gezelschap naar zijn kamer werd geleid. Jan dacht dat zijn vader vol afschuw zou blijven praten over die beeldjes. Jan sloop ze stilletjes achterna, en kon wel trappelen van plezier als hij zijn vader trots hoorde praten over wat ‘zijn zoon’ voor mooie beeldjes had gemaakt.

Nederland was bezet, en zijn vader had een schilderij van Jan in de kamer gehangen, waar op stond: ‘NEDERLAND IS GEVALLEN DOOR CAPITULATIE’. Zijn vader hing het weg en zij “zo is het”. Zijn boer zei dan: “En omdat ze ons met rommel uit de vorige eeuw lieten vechten.” Hij wist dat het waar was.

Jan kwam verder met zijn artistieke ambities toen hij zijn eerste model kreeg: een gebocheld gekje die thuis bij hun zat. Als ze aardappels zat te schillen begon Jan te schetsen.

Jan kreeg na de capitulatie een baantje bij Houtheer, een multimiljonair. Hij werd tuinjongen. alleen werd het werken niet echt veel. Hij ging vaak tekenen in de tuin. In de pauzes ging hij vaak leren in het Franse en Engelse leerboek van zijn zuster. Op een gegeven moment werd dat studeren.

Op een dag kwam Jan een man tegen die vroeg hoeveel hij verdiende bij Houtheer. De man zei dat hoewel hij minder rijk was dan Houtheer, hem een veel beter loon kon aanbieden. Zo veranderde Jan dus van baan en ging hij tuinen ruimen bij Broodster. Hij kon nu ’s avonds naar de tekenschool omdat hij daar genoeg voor verdiende. En hij kon olieverf kopen.

Hij ging naar de Avondtekenschool in Leiden. Daarnaast nam hij op zijn enige vrije avond typeles voor op de schrijfmachine. Hij werd daar verliefd op een meisje. Ondanks zijn stuntelige gedrag heeft hij haar zover kunnen krijgen om een afspraakje met haar te krijgen. Het werd geen al te groot succes. Toch heeft hij meer afspraakjes met haar gehad. Hij faalde.

Nadat hij zijn typediploma had gehaald verloor hij het meisje uit het oog.

Hij raakt bevriend met zijn buurman die hem alles leert over Marx en Gorter.

Jan ging weg bij Broodster om te werken bij de lijstenmaker Lafleur in Leiden. Hij werd ontslagen. Hij ging daarna bij het distributiekantoor. Hij begon tussen het werk door met verhalen schrijven.

Zijn zorgeloze bestaan kwam ten einde als hij een arbeidsoproep kreeg.

Hij gaat terug naar Houtheer. Hij ziet dat alles anders is. De dieren van vroeger zijn weg, de paden zijn dichtgegroeid. het landhuis is nu ingericht als een kantoor voor de controle op de personele- en vennootschapsbelasting. Niets was zoals vroeger. Er was alleen nog een tuinman van vroeger. Hij wist te vertellen dat Houtheer dood was.

het laatste hoofdstuk wordt gewijd aan het sterven van zijn broer. Jan vertelt eerst over herinneringen aan zijn broer. Zijn broer bemoeide zich overdag meestal alleen met hem als hij ging vechten met de roomse jongens. ’s Avonds was dat anders. Dan vroeg hij van alles aan zijn broer. Meestal over de dood.

Zijn broer heeft hem een keer uit zee gered. Hij was hem ontzettend dankbaar ervoor, en dat gevoel werd alsmaar groter, toen hij zei dat hij hem gewoon zou laten verzuipen als hij nog iets stoms zou doen.

Een week voor het uitbreken van de oorlog huurde zijn broer een tandem. Ze reden er samen op naar Wassenaar. hij kocht een ijsco voor Jan. Voor een eigen ijsco had hij geen geld meer. Hij wilde zelfs een hapje van het ijs toen Jan ervan gelikt had. Toch was Jan er niet blij om. Hij was bang, omdat hij het gevoel had dat zijn broer wilde dat hij hem zou herinneren, zoals hij nu tegen hem was, opdat er iets ergs zou gaan gebeuren.

Toen de oorlog uitbrak ging Jan op de dag dat de Duitse paratroepers geland waren rond vliegveld Valkenburg zijn broer zoeken. Midden in de nacht kwam zijn broer thuis. Jan wilde wakker blijven om hem alles te vragen, maar hij viel in slaap. Toen hij wakker werd, was hij al weg. Die middag hij zijn broer op een vrachtwagen staan met zijn loop naar een stel NSB’ers. Hoewel Jan hem riep, en hem opmerkte, bleef hij strak in de richting van de loop kijken.

In de winter van ’43 op ’44 gingen Jan en zijn broer regelmatig op strooptocht. Na een succesvolle stroopdag gingen ze de volgende dag weer naar die bijt. De vissen waren sneller. Plotseling verdwenen ze allemaal. Er kwam een gigantische paling opdoemen, met een kop zo breed als een mannenhand. Zijn lichtende blauwe ogen staarden het tweetal aan. Ze stonden verschrikt aan de rand van het wak en keken naar die reusachtige verschijning. Hij dook uiteindelijk terug onder het ijs en toen hij verdwenen was, gooide zijn broer een tak naar de bijt alsof het een harpoen was. Toen renden ze van het ijs af, want het was alsof de dreiging van dat beest de twee achterna zat. Tot ze thuis waren zwegen ze. Pas in bed sprak Jan erover. Zijn broer antwoordde niet. Zijn broer zei dat ze er beter niet over konden praten, omdat niemand ze er toch over zou geloven. Toen deed hij alsof hij sliep, maar Jan wist dat hij er met zijn open ogen over nadacht. En juist omdat zijn broer zei dat niemand ze zou geloven, schreef Jan alles nauwkeurig op. Jan heeft altijd gedacht dat zijn broer jong zou sterven. En als zijn broer het zou vertellen, gelooft niemand hem. Dan is hij een leugenaar. En als hij dan sterft, is hij altijd een leugenaar. Toen zijn broer een half jaar later zou sterven, zocht Jan in zijn dagboek terug naar alle gebeurtenissen die hij had meegemaakt met zijn broer. Nooit dieper heeft hij toen zijn afwezigheid meegemaakt, dan toen, toen hij besefte dat alles wat hij had meegemaakt niet meer bestond.

Een paar weken voor zijn dood ging hij (Jans broer) fietstochten maken door de polders en lans de oude Rijn, tot hij doodsbleek en bezweet thuis kwam. Hij ging metreen naar bed. Twee dagen later werd hij in het Academisch Ziekenhuis opgenomen. Toen Jan hem opzocht, was hij al stervende. Hij lag in een witbetegeld kamertje in een witgelakt metalen bed met hoge spijlen. jan mocht alleen door het raam naar binnen kijken. Hij tikte op het raam en zijn broer keek naar hem. Jan begon te huilen toen hij zijn broer zag sterven. Alleen tranen waren te zien op zijn gezicht. Zijn broer stak toen zijn arm uit en balde zijn vuist. Hij stierf. Zijn ouders kwamen later. De zuster vertelde dat zijn laatste woorden waren dat hij naar Jezus ging, en hij vertelde uit een psalm: “ Zoals een hert schreeuwt naar de waterstromen, zo schreeuwt mijn ziel naar u, o God.” Jan wist dat hij eerder was, dus dat hij de laatste was waarmee zijn broer contact mee heeft gehad. Jan wist wel dat hij de woorden gemeend had, toen hij terugdacht aan de tekening van het hert dat hij had gemaakt. Het is de enige tekening waar zijn broer wat over gezegd had. Toen Jan hem de tekening wilde geven, zei hij dat hij het moest bewaren voor later. Hij paste toch niet in aan die kale witte muur. Op die manier had volgens Jan dat licht in dat witgetegelde kamertje te maken met het koele licht van die ochtend in de polder, waar hij voor zijn dood moest gaan rijden. En de vuist die hij opstak met die paling in de bijt, alsof hij voor de dreiging heeft willen waarschuwen. En het voorgevoel toen Jan dacht dat hij met de dode soldaten naar de rouwkapel zou worden gedragen op die meidag van 1940, waar hij vier jaar later in zou komen. Zoals een hert schreeuwt naar de waterstromen. En misschien had het geen betekenis. Zijn het maar lijnen van gebeurtenis naar gebeurtenis.

Jan droomde van zijn vroegere huis. Toen hij een aantal dagen daarna langs de winkel kwam zag hij dat er werd gesloopt. Hij vroeg aan een man die er bezig was of hij er even rond mocht kijken. Hij zag soms dat het behang onder een andere laag tevoorschijn kwam. De keuken bleek nog hetzelfde te zijn. In de tuin bleek de grote appelboom omgehakt, hij zou het niet durven zeggen tegen zijn vader. Het stoepje en het balkonnetje leek nu te klein te zijn voor wat er allemaal heeft plaatsgevonden. De oude ramen waren gebroken. Hij keek van de tuin naar de oude winkel, en dacht aan zijn vader, die met geloof en godsvertrouwen was begonnen met de winkel, maar uiteindelijk met lege handen was geëindigd. Jan komt nog op allerlei plekken die iets aan vroeger herinnerde: de balk waar een kaart hing van zijn broer, de plek waar hij toneelstukjes speelde met broertjes en zusjes.

De laatste alinea wordt besteed aan dat jan een reiger probeert te vangen. Hij gooide zijn jas over de reiger heen, die vervolgens aan stukken wordt gescheurd door de snavel. Het was het enige dat jan over had van zijn broer.

Mening
Mooie afsluiting van het boek.

Tijd
Chronologische hoofdstukken. De hoofdstukken zijn flashbacks, de delen Terug naar Oegstgeest spelen zich af in het heden.

Plaats
Oegstgeest

Stijl
Beschrijvende, gevoelige stijl. Beetje dagelijks.

Perspectief
Eerste persoon, vanuit Jan Wolkers zelf.

Motieven
- Geloof

- het hert

- Relatie tussen Jan en zijn broer

Thema
Terugkeer naar de jeugd

5. Korte samenvatting
Jan Wolkers keert terug naar zijn jeugd. Hij verteld over hij en zijn gezin door de jaren heen. Zijn kindertijd, zijn school, zijn baantjes en zijn geloof. Een deel van het boek wordt ook ingenomen door het overlijden van zijn broer. Elk hoofdstuk wordt afgewisseld door een hoofdstuk waarin hij teruggaat naar de plaats Oegstgeest zelf.

6. Informatie over de schrijver
Jan Wolkers is bekend geworden door zijn rebellie tegen het geloof, in een soort half-autobiografische boeken.

Hij is geboren op 26 oktober 1925, te Oegstgeest. Hij had bronchitis, en daarvoor werd er een kroepketel geplaatst bij de wieg. Hij bleek defect, en daardoor lekte er een stuk loodsoldeersel op Jans hoofd. Hij vond het litteken dat daaruit ontstond vreselijk, omdat hij het zag als een Kaïnsteken. Om die reden wilde hij lang haar, alleen moest het kort van zijn vader. Daar verwijst hij onder andere in Kort Amerikaans en Terug naar Oegstgeest naar.

Regelmatig terugkerende motieven en thema’s zijn het (gereformeerde) geloof, seks en de dood.

7. Secundaire literatuur
Schrijver: Wolkers, Jan
Titel: Terug naar Oegstgeest
Jaar van uitgave: 1965
Bron: Trouw
Publicatiedatum: 07-12-2002
Recensent: Rob Schouten
Recensietitel: Terug naar Terug naar Oegstgeest : het kanon

http://www.trouw.nl/tr/nl/4512/Cultuur/archief/article/detail/2801574/2002/12/07/Terug-naar-Terug-naar-Oegstgeest.dhtml

Schrijver: Wolkers, Jan
Titel: Terug naar Oegstgeest
Jaar van uitgave: 1965
Bron: Het Vaderland
Publicatiedatum: 15-01-1966
Recensent: Paul De Wispelaere
Recensietitel: Tragiek van vergankelijkheid : "Terug naar Oegstgeest" balans van de jeugd

Het nieuwe boek van Jan Wolkers, Terug naar Oegstgeest, heb ik gelezen met in mij de herinnering aan al zijn vroeger werk en naast mij de tekst van het bekende interview met d'Oliveira (opgenomen in de bundel "Scheppen riep hij gaat van Au"). Deze vermelding is niet willekeurig, ze houdt verband met de tweevoudige en wat dubbelzinnige aard van het boek zelf. Is het een autobiografie in de strikte zin (zoals bijvoorbeeld Les Mots van Sartre of het eerste deel van de memoires van Simon de Beauvoir, die ook de jeugd als onderwerp hebben) of is het een autobiografisch geïnspireerd prozawerk zoals al zijn andere boeken? Wanneer men de verhaalsgebeurtenissen en andere realia op het op het oog heeft, is het met de zgn. autobiografische roman altijd een beetje een moeilijk geval, al bewijst deze bemerking weer dat het nooit op de feitelijkheden, maar wel op de diepere thematiek aankomt. Op blz. 33-34 van het nieuwe boek staat een gesprek tussen de bekende ouders en de schrijvende ik-figuur. De vader oppert de mening dat de verhalen van zijn zoon op hem slaan. En dan:
"Het is toch maar een boek, zei ik. Dat heeft toch niets met u te maken". "Er gebeuren toch allemaal dingen in die hier nooit gebeurd zijn, zei mijn moeder. Die mensen uit die boeken zijn wij toch niet".

Ik citeer deze passus om erop te wijzen dat Wolkers dit keer het probleem van abivalante karakter van de (auto) biografische literatuur in zijn boek zelf betrokken heeft. In het vermelde interview gaat het voortdurend over de realiteit van de verhaalstof, die trouwens grotendeels evident is, maar o.m. stipt Wolkers uitdrukkelijk aan dat de kippensgeschiedenis uit De achtste plaag niet door hemzelf maar door een vriend werd bedreven. Meer dan een weetje is dit overigens niet. Veel belangrijker is de volgende uitspraak van hem: "Ja, je zou kunnen zeggen, het is allemaal gebeurd, al die dingen, maar waar het dieper gaat dan een gewoon gebeuren daar duikt het op in verhalen". En daarbij aansluitend: "Wie wetenschap vermeerdert, die verämeerdert smart, en schrijven is een soort wetenschap, voor jezelf omtrent jezelf. Dat vind ik smartelijk". Daarmee is gezegd dat het schrijven, en meer bepaald het autobiografisch gedreven en geïnspireerde schrijven, een vorm van zelfherkenning en daardoor zelfrechtvaardiging is waarbij de anekdotische feiten door het altijd wat geheimzinnige ontstaan van de verhaalstructuur een andere, expressieve en revelatieve dimensie krijgen, die ze op zichzelf niet bezitten. Daaraan kan en moet ook het verschil gemeten worden tussen wie alleen maar verteller (zoals Ernest Claes) en wie een schrijver is.

Memoires-roman
Deze beschouwing heeft direct betrekking op het karakter van Terug naar Oegstgeest. Ik zou het een memoiresroman willen noemen, met dien verstand dat de leden van de samenstelling hier in een complexe verhouding tot elkaar staan: het zijn niet louter autobiografische memoires, al zijn er gedeelten in die, ook door hun wat kroniekachtige stijl, sterk daarop lijken, en al is het aandeel daarvan zeker groter dan in het voorgaande werk; het is niet louter een roman op herinneringen gesteund, maar evenzeer een roman van de herinnering en daarnaast op sommige plaatsen ook, door de symboliserende kracht van de taal, een roman zonder meer. Ik had bij het lezen de indruk dat dit hybridische karakter hier en daar stoorde, dat het boek er bij voorbeeld opvallend ongelijk van spanning, ritme en beeldkracht door is geworden, maar aan de andere kant kan niet ontkent worden dat het juist door dit karakter een sleutelpositie in het werk van Wolkers inneemt.

De indruk van zuiver memoiresgehalte wordt nog versterkt doordat sommige gebeurtenissen die in vroegere verhalen vervormd voorkwamen, hier nu hun feitelijke versie krijgen. Ik vermeld slechts één duidelijk geval: in het interview met d'Oliveira vertelde Wolkers dat in het verhaal "De wespen" het vinden van de raat in de hooiberg echt gebeurt was maar dat hij daarna niet tussen boonstaken maar tussen dennen wegrende. In het nieuwe boek (pag.191) wordt die belevenis nu inderdaad ook aldus verteld. Tegelijk laat dit geval (naast vele andere) ook toe na te gaan in hoever Wolkers in zijn verhalen de werkelijkheid anders en dus volgens andere dimensies structureert. Ook nog -en voor de literatuurstudie is dit uiterst belangrijk- hoe een anekdotisch gegeven (zoals het voorkomt in het interview en in Terug naar Oegstgeest) door het inwendige klimaat een de structuur van een goed verhaal waarin het opgenomen wordt, een heel andere en veel diepere functie krijgt. Men zou het ook zo kunnen formuleren: Het is een bewijs dat de zogenaamde werkelijkheid slechts betekenisvol wordt in een artistieke structuur.

Terug naar Oegstgeest bestaat uit dertien hoofdstukken die om en om naar de titel zijn genoemd, terwijl de tussenliggende hoofdstukken genoemd zijn naar autobiografische gebeurtenissen die daarin verhaald worden. Deze tweede reeks hoofdstukken, waarmee het boek trouwens inzet, kennen een chronologisch verloop men vertonen duidelijk de stijl van kroniek en memoires. Ze vangen bij voorbeeld aan met de beschrijving van een familieportret, een beetje in de aard van de stamboom waarmee de traditionele biografie begint. Tot tweemaal toe wordt er bij voorbeeld een precieze geboortedatum van de schrijver in vermeld, namelijk 26 oktober 1925, terwijl Wolkers elders altijd 1927 heeft opgegeven. In de één of de andere zin is hier dus een kleine mystificatie gebeurd, die pikant is zonder meer, maar die betrekking tot het al dan niet exact autobiografische karakter van het boek misschien een relatieve betekenis heeft. De levensloop wordt hier afgesloten met het moment waarop de schrijver als jongeman de schildersacademie in Leiden gaat bezoeken en voorgoed zijn huis verlaat. De andere reeks hoofdstukken, waardoor de chronologische volgorde dus telkens onderbroken wordt, vullen het actuele plan en bevatten herhaalde bezoeken aan het geboortedorp Oegstgeest waar de schrijver op allerlei plaatsen met zijn verleden wordt geconfronteerd. Hij ziet zijn ouders terug, het oude winkelhuis, de scholen uit zijn kindertijd, vele andere vanouds vertrouwde mensen en plekken, en van daaruit vertrekken herinneringsassociaties die grillig door elkaar schieten en de gegevens uit het rechtlijnige relaas aanvullen of soms vanuit een andere gezichtshoek en met een andere gevoelslading herhalen. Het is hier dat de autobiografisch bedoeling duidelijk overstegen wordt en dat het boek op talrijke bladzijden ook aansluit bij het vorige werk, zoals in de beklemmende evocatie van de dood van de broer waarin men de overeenkomstige passage uit Kort Amerikaans herkent, en het prachtige hoofdstuk Euthanasie en Vivisectie dat teruggaat op het vroegere gelijknamige verhaal. Door deze bouw krijgt de roman een veelsoortige boeiende betekenis die bepaald wordt door de bestendig plaatsgrijpende creatieve en gedramatiseerde interrelatie tussen feitelijke werkelijkheid, herinnering en verbeelding. Deze betekenis wordt overigens door de schrijver in het boek zelf gecommentarieerd:
"Misschien is het allemaal niet waar. Misschien had niets een betekenis, had alles net zo goed anders kunnen gaan. Zijn het maar lijnen die ik trek van de ene gebeurtenis naar de andere om de zin ervan te begrijpen".

(243).

In het interview met d'Oliveira zei Jan Wolkers: "Ik heb altijd sterk de tragiek gevoeld van dingen die voorbij gaan, gewoon, dat het weggaat, dat het niet meer bestaat". Deze tragiek van de vergankelijkheid wordt ook het hoofdthema van zijn nieuwe roman. In de laatste bladzijden, op het eind van het jeugdrelaas, verlaat de ik-figuur zijn ouderlijk huis:
"En ik dacht, dit is voor het laatst dat ik het zie, ik kom nooit meer terug".

En in de allerlaatste zinnen vertelt hij hoe hij eens een jonge reiger wilde vangen door er de regenjas van zijn broer over te gooien, die van een parachute was gemaakt:
"Met een paar wilde slagen van zijn snavel sloeg hij hem aan flarden en vloog fladderend omhoog. De jas was zo kapot dat ik hem niet meer opraapte. Het was het enige dat ik van mijn broer had. Ik heb hem daar op de bosgrond laten liggen".

Het huis en de gestorven broer: het zijn inderdaad de twee kernen en de twee hoofdsymbolen waarin de obsessie van en de bittere weemoed om de vergankelijkheid gestalte krijgen. Maar de hele confrontatie met Oegstgeest is één elegie, in allerlei motieven uitgeschreven: het stiekeme gadeslaan van de eens zo trotse, toornige, oudtestamentische vader, het bekijken van de vergane oude tuin vanuit de woning van de buurvrouw, al de andere plaatsen die in de herinnering nog levendig en gekleurd maar nu in de werkelijkheid verwaarloosd, vergrouwd of ingestort zijn. Het hoogte punt wordt bereikt in het laatste hoofdstuk waarin het ouderlijk huis wordt gesloopt:
"In de ruimte hing het stof van de binnenmuren die naar beneden werden gehaald. Het was of mijn vader (in die droom) voor het laatst een wanhopige poging gedaan had om het verleden, met alles wat hem mislukt was en uit handen gegleden, naar zich toe te halen".

Het laatste bezoek aan deze puinhoop behoort tot de aangrijpendste bladzijden die Wolkers geschreven heeft. Is het huis werkelijk afgebroken? Het is mogelijk, maar ik geloof het niet. Het is hier vooral dat de kracht van de taalverbeelding iedere feitelijkheid ver overtreft.

Dat de dood het werk van Wolkers beheerst, is sedert lang bekend. De vergankelijkheid is er één aspect van, en de verschrikking en de angst, bijbels gekleurd, gaan ermee samen. In dit laatste opzicht bevestigt de roman een interessant psychologisch gegeven dat ook in het interview werd aangeroerd. Daar zei Wolkers i.v.m. de opvallende kijkfunctie in zijn werk: "Het scherpe zien heeft ook een heel andere functie nog, vaak, het heeft ook een fixerende functie. Bijna een angstfunctie, een horror-functie (...)". In de roman verhaalt hij hoe een ongeluk aan zijn oog, dat hem ten gevolge van een defecte kroepketel in de wieg overkwam, hem verscherpt heeft doen zien door de pijn, en hoe die ervaring tot een soort trauma werd. Dit voorval wordt even later in verband gebracht met het bekijken van een bloederig tafereel met zijn moeder en dan vermeldt hij hoe die beide schrikwekkende gebeurtenissen er de oorzaak van zijn geweest dat hij "in wreedheid een uitweg zicht". Die wreedheid heeft zich vooral geuit in het martelen van dieren en tegelijk de afschuw daarvoor: " Het gaf mij een gevoel van bevrijding dat ik kon beslissen over leven en dood van die beesten". De dood wordt overwonnen door hem vrijwillig te veroorzaken: daarmee is een diepere uitleg gegeven aan de obsessie van dierenlijden die overal in het werk van Wolkers heerst. Dat hij een groot schrijver is, hoef ik hier wel niet meer te herhalen. Ik bedoel "groot" in de werkelijke betekenis van het woord.

Schrijver: Wolkers, Jan
Titel: Terug naar Oegstgeest
Jaar van uitgave: 1965
Bron: Het Parool
Publicatiedatum: 20-11-1965
Recensent: J. Bernlef
Recensietitel: De niet-gedramatiseerde jeugd van Wolkers

De plaats Oegstgeest heeft in de Nederlandse literatuur sinds verschijnen van Jan Wolkers romans en verhalen een bekende klank gekregen. De naargeestigheid van het woord komt overeen met de werkelijkheid (Gaat u maar kijken) en met de werkelijkheid zoals die ons uit Wolkers werk bekend is. Zojuist heeft Jan Wolkers een nieuw boek gepubliceerd met een niet mis te verstane titel Terug naar Oegstgeest. Maakten veel van Wolkers verhalen en romans de indruk sterk autobiografisch te zijn, het zinnetje voor de inhouds opgave- "Elke gelijkenis van figuren in dit boek met bestaande personen berust op toeval, behalve in het geval van de ijscoman Blanchard aan de ingang van de leidse Hout.-maakt duidelijk dat wij hier met onversneden autobiografie te doen hebben. Autobiografieën vormen boeiende lectuur, vooral als het de autobiografie betreft van een schrijver die in zijn werk al zo autobiografisch is. Men zou Terug naar Oegstgeest daarom een sleutelboek kunnen noemen. vele gebeurtenissen vindt men in gedramatiseerde vorm in ander werk van Wolkers terug. Het verleden wordt in dit boek van twee kanten benaderd. In acht hoofdstukken met afzonderlijke titels wordt het chronologisch behandeld, in acht andere hoofdstukken die om en om staan en alleen de titel van het boek dragen keert de auteur naar de plaats van zijn jeugd terug en vindt daar sleutels tot een verleden die naarmate het boek vordert steeds slechter op de verroeste sloten passen. Terug naar Oegstgeest is voor alle liefhebbers van Wolkers werk een boeiend boek omdat men erin kan zien hoe de auteur in zijn andere boeken zijn materiaal dramatisch heeft bewerkt. Er zijn talloze gevallen aan te wijzen, maar één ervan sprong er voor mij uit, niet in de minst omdat dat gebeuren - de dood van de broer in Kort Amerikaans (pagina 114, 1ste druk) - tot het beste behoort dat Wolkers m.i. heeft geschreven. Men herinnert zich wellicht hoe de hoofdpersoon uit Kort Amerikaans, Erik, voor de isoleercel staat en zijn broer aan difterie ziet sterven. De sterfscene en de daarop volgende scene , zijn ouders die Erik ziet aankomen en die te laat zullen komen, zijn met een precisie en ingehouden ontroering geschreven die deze passage voor mij onvergetelijk maakte. Ook in Terug naar Oegstgeest komen deze gebeurtenissen ter sprake (pagina 241 en 242), koel en geserreerd verteld maar zonder dat zij in een dramatisch verband worden geplaatst. In Kort Amerikaans versterkte het beeld van de ouders, die in de verte komen aansjokken, het beeld van het sterven van de broer. In Terug naar Oegstgeest wordt slechts geconstateerd: 'tegen mijn ouders, die na mij en dus te laat kwamen, heeft de verpleegster gezegd dat zijn laatste woorden waren dat hij naar Jezus ging.' Men zou terug naar Oegstgeest daarom een teleurstellend boek kunnen noemen, maar men zou het boek daar geen recht mee doen. De grote literaire kracht van Wolkers schuilt in zijn vermogen een aantal op zichzelf zinloze details te verbinden tot een dramatisch geheel dat op de lezer in de beste gevallen een onontkoombare indruk maakt. Wolkers verhalen en romans zijn gesloten universums waarin de lezer met de hoofdpersonen zit opgesloten. Dat is in dit boek niet geval en ook niet de bedoeling van de auteur geweest, lijkt mij. Hij heeft de spinnewebben van zijn verhalen en romans uiteengeplozen en ons de draden een voor een, naar volgorde van ontstaan, laten zien. Op pagina 243 schrijft hij: 'Misschien had niets een betekenis, had alles net zo goed anders kunnen gaan. Zijn het maar lijnen die ik trek van de ene gebeurtenis naar de andere om de zin ervan te begrijpen'. Het lijkt een definitie van Wolkers obsessie. De lijnen heeft hij hier weggelaten, de gebeurtenissen hebben, hoe dramatisch vaak ook, geen eenmalige betekenis. In dit opzicht is "Terug naar Oegstgeest een waagstuk, omdat niet veel auteurs hun lezers een blik in hun keuken gunnen. Mocht men na lezing tot de conclusie gekomen zijn dat dit boek een sluitstuk vormt van een periode in Wolkers preoccupatie met zijn verleden, dan heeft men het citaat uit Carrolls 'Through the looking-glass'niet goed gelezen. If seven maids with seven mops/ Swept it for half a year,/ Do you suppose,'the walrus said,/'that they could get it clear?'/ /I doubt it, 'said the carpenter,/And shed a bitter tear.' Als iedere autobiografie heeft ook ?Terug naar Oegstgeest een historische betekenis. Als beeld van een jeugd in de crisistijd - in het boek niet zonder wrange humor "The splendid Thirties' genoemd - is het scherp en triest als een foto. Tegen het verleden bestaat geen remedie. Noch de vervorming noch het exposé van de feiten kan er een auteur van bevrijden. Ze zijn beiden onvoldoende on de zin ervan te begrijpen.

8. voorlopige slotbeschouwing
Jan Wolkers’ roman wordt gezien als een revolutie in de recensies: het is de eerste echte autobiografie, die de realiteit weergeeft. Een egodocument. Omdat ik geen verstand heb van autobiografieën ga ik daar maar in mee. De recensent van de eerstgenoemde recensie omschrijft deze roman als een “terugkeer naar het kinderparadijs”. Daar kan ik me goed in vinden. Dat het een boek is waar hij nog bijbel-vast in is, vind ik me deels in terug. De passage: “Toen heb ik definitief mijn geloof verloren.”

In de tweede recensie wordt er gesproken over dat het meer een memoiresroman is. Hij stoort zich af en toe aan het hybride idee (om en om heden en verleden), maar ziet het wel als een sleutelpositie. Jan Wolkers overstijgt volgens hem dan ook de autobiografische bedoeling, door in te gaan op bepaalde thema’s, en zo krijgt het een grotere betekenis, die wordt bepaald door herinnering, feitelijkheid en beleving.

De derde recensent ziet dit boek als een niet-gedramatiseerde autobiografie.

Alle recensenten nemen de niet-gedramatiseerde autobiografie op. Alleen in het commentaar van de eerste kan ik me het meest vinden, door de terugkeer naar zijn jeugd, die ik ook beleefde bij het lezen. 197 woorden

9. Bronnenlijst
De informatie over de schrijver heb ik deels uit het boek zelf kunnen halen. Het is immers autobiografisch.

http://web.inter.nl.net/users/L.de.Groot/Nederlands/Literatuur/Modlit/syl013.htm

Deze website gaf naar mijn mening een goede weergave van Jan Wolkers’ werk. Er is alleen geen auteur vermeld.

Rob Schouten
Terug naar Terug naar Oegstgeest: het kanon
Trouw, 2002

Paul De Wispelaere
Tragiek van vergankelijkheid : "Terug naar Oegstgeest" balans van de jeugd
Het Vaderland, 1966

J. Bernlef
De niet-gedramatiseerde jeugd van Wolkers
Het Parool, 1965

Leesverslag verwerkingsopdrachten Terug Naar Oegstgeest

Verklaar het motto:
“ ‘If seven maids with seven mobs

Swept it for half a year.

Do you suppose,’ the Walrus said,

‘That they could get it clear?’

‘I doubt it,’ said the Carpenter,

And shed a bitter tear. ”

Volgens mij gaat het om de werken autobiografische werken die Jan Wolkers heeft geschreven. Het gaat erom dat het verleden niet zomaar te verwerken is.

In hoeverre is het werk autobiografisch?
Er zijn twijfels bij te zetten. Jan schrijft normaal in zijn werken half autobiografisch. De zaken die gebeuren zijn grotendeels waar, maar overdreven op bepaalde emoties en motieven. Ook wordt er veel met symbolen geschreven.

In Terug naar Oegstgeest wordt er eigenlijk weinig overdreven geschreven, zelfs op bepaalde motieven en thema’s. Wel zijn er bepaalde passages die als symbolisch zouden kunnen worden, zoals de passage waarin Jan teruggaat naar zijn ouderlijk huis en ziet dat het huis verbouwd wordt en nog stukken oud behang tegenkomt. Het kan waar zijn, maar is het geen herinnering die kapot is?


Nr. 5
Terug naar Oegstgeest is een roman van Jan Wolkers waarin hij terug gaat naar zijn jeugd en de plaats waar hij zijn kindertijd heeft doorgebracht. Hij maakt opnieuw kennis met zijn verleden, en daar schrijft hij verslag van. De stijl is voor mij zeer nieuw: hij schrijft achtereenvolgens een autobiografisch hoofdstuk en daarachter gaat hij terug naar de plaats Oegstgeest. Het is een mooie stijl, maar soms wel storend. Het trekt je namelijk uit het verhaal.

Het is voor Jan Wolkers gewoon dat hij schrijft over de dood, religie, seks en over dieren. In deze roman is dat niet anders. De dood van zijn broer is het mooiste dat er is geschreven in dit boek, al wordt het in dit boek minder emotioneel beschreven.

Religie komt minder fel in dit boek voor dan we van de auteur gewend zijn. Dit is een verhaal over de jeugd van Jan Wolkers, en daarin is hij nog volop Bijbelvast, al schrijft hij wel een enkele zin “En toen heb ik me voorgoed van het geloof afgekeerd.”

Seks komt in mindere mate voor. Hij schrijft slechts over een paar vrouwen waar hij wat mee heeft gehad.

De dieren krijgen een belangrijke rol in sommige delen in het boek. In het stuk over het Academisch Ziekenhuis, waar hij dan werkt, spelen de dieren een rol in zijn bewustzijn. Het speelt een rol in zijn geloofsbewustzijn en zijn moreel.

De dood speelt misschien wel de belangrijkste rol in het boek. In eerste plaats door de dood van zijn broer. In tweede plaats door Jans overwegingen over geloof en ethiek met het ‘executeren’ van dieren, maar ook door de terugkeer naar zijn ouderlijk huis, als het gesloopt wordt. Dan stel ik mij de vraag: als het huis gesloopt wordt, is dat meteen de dood van een jeugdherinnering?

Dit werk van Jan is een fantastisch werk over de jeugd van een schrijver met een stuimige jeugd.

318

Nr. 11
- Waarom heeft u geschreven over uw jeugd?
Mijn jeugd is de opmaat geweest voor de veranderingen in de puberteit die ik in gang heb gezet.

- Waarom zijn de thema’s minder sterk naar voren gekomen in dit werk dan bijvoorbeeld Kort Amerikaans?
Dit boek is een weergave van mijn gehele jeugd. Het boek moet dan minder emotioneel getint zijn. Anders gaat de betekenis verloren.

- Waarom schrijft u kortere zinnen dan andere schrijvers?
Omdat ik astmatisch ben. Ik houd er van om mijn eigen werk voor te lezen, en lange zinnen haal ik niet.

- Waarom gaat u terug naar Oegstgeest?
Die plek is mijn thuis, mijn thuis waar ik ben opgegroeid. Zonder terug te keren had ik het verhaal nooit af kunnen maken. Dan had de herinnering wellicht niet gestorven, en dan ik mijn balans niet op kunnen stellen. Dan had het hoofdstuk niet afgerond geweest.

- Waarom schrijft u in dit werk niet minachtend over het boek?
Het boek slaat terug op mijn jeugd. Mijn jeugd is Bijbelvast, ik had nog geen benul ervan dat ik ooit van God af zou keren.

Definitieve Slotbeschouwing
Het is voor mij een fantastisch boek. Ook na de verwerkingsopdrachten is dat zo. Het boek is echter wel een pure Jan Wolkers-roman. Dood, seks, religie en dieren spelen een rol erin. Wel een boeiende rol, en dat blijft. Hoewel het boek niet is als Kort Amerikaans, dus waarin de thematiek en emotie zwaar naar voren komt, blijft het confronterend naar de echte Jan Wolkers-thematiek toe, waarin naar mijn mening vooral de dood een sleutelpositie neemt. Het sterven van de jeugd. Het zou voor sommigen echter wel teleurstellend kunnen zijn, omdat het geloof er niet van langs krijgt, maar daar heb ik geen boodschap aan. Het is voor mij een fantastisch boek.

112



REACTIES

D.

D.

Thnx gozer, supergoede samenvatting! heb morgen me mondeling over 7 boeken, waar de nadruk op dit boek ligt, thnx!

13 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Terug naar Oegstgeest door Jan Wolkers"