Titelverklaring:
ridder Lanceloet in het boekje moet een “witte voet” halen voor de Koningin om met haar te mogen trouwen. Oorspronkelijk had het verhaal echter geen titel, maar omdat het moeilijk was om naar iets te verwijzen zonder schrijver of titel, werd deze titel gekozen.
Personages:
Hoofdpersoon: Lanceloet. Hij is één van de ridders van de Ronde Tafel en wil iedereen laten zien dat hij dapper is. Hij is verliefd op Arthurs vrouw Genovere, maar besluit toch een queeste te doen voor een andere koningin. Achteraf bekent hij dat hij niet van haar houdt.
Bijpersonages:
Walewein is Lanceloets vriend, ook lid van de Ronde Tafel. Hij red Lanceloet.
De naamloze ridder: dit is een oplichter die zich niet aan zijn woord houdt: een zonde. Dit keert zich tegen hem wanneer hij Lanceloet neersteekt en het voetje meeneemt, maar Walewein hierachter komt en het ware verhaal vertelt.
De jonkvrouw is een vrijgezelle koningin met veel land. Onder haar leenmannen zijn drie koningen, normaal gesproken heeft een koning niemand boven zich in de feodale piramide. De koningin had geen man en moest trouwen, omdat er anders geen troonopvolger is. Ze maakt een queeste zodat ze zich verzekert van sterk nageslacht. Uiteindelijk trouwt ze niet.
Perspectief:
het alwetend perspectief. Het verhaal is oorspronkelijk mondeling overgedragen. De verteller kent het dus al helemaal en kan vooruitwijzingen geven: “Maar hij zal spoedig ondervinden of zijn streek hem iets zal opleveren”.
Opbouw:
het was een kort verhaal zonder flashbacks. Het verhaal eindigde gesloten. De opbouw was natuurlijk niet ingewikkeld, omdat het een verteld verhaal was en de verteller moest het wel kunnen onthouden.
Er zitten ridders in het kasteel van Arthur, en er dient zich een avontuur aan. Dit houdt een queeste in, waarin iets moet worden gezocht. Als dit is gevonden, is de rust hersteld. Dit is de typische opbouw van een hoofse roman oftewel Arthurroman.
Taalgebruik:
Middelnederlands uit de 14e eeuw, met overwegend Vlaamse dialectkenmerken. Er is gepaard rijm (zowel in de titel als in het hele verhaal: aa, bb, cc…). De “schrijver” praat soms tegen het publiek: “Nu hort wat hie doe dede…”. Logisch: het werd voorgelezen.
Stroming:
de Middeleeuwen. Het is namelijk geschreven in de late middeleeuwen (14e eeuw).
Genre:
de hoofse roman (Arthurroman). Hierin staat hoffelijkheid centraal. Andere typerende kenmerken zijn de standenmaatschappij (vooral de adel kwam naar voren, de andere standen niet), het feodale stelsel (ook niet echt belangrijk, behalve dat de koningin drie leenmannen onder zich had), eercultuur (de queeste, de naamloze ridder die zijn aanzien tegenover de groep verliest), symboliek (7 leeuwen staat voor overvloed, 6000 mensen staat voor de 6e dag waarop God de mens schiep, witte voet voor maagdelijkheid, hondje voor trouw) en het goddelijke (op iedere bladzijde wordt God aangeroepen, dankbaar of juist ondankbaar).
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
H.
H.
"No comment''
12 jaar geleden
Antwoorden