Spaanschen Brabander door G.A. Bredero

Beoordeling 8
Foto van een scholier
Boekcover Spaanschen Brabander
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 6e klas vwo | 2751 woorden
  • 31 maart 2009
  • 138 keer beoordeeld
Cijfer 8
138 keer beoordeeld

Boekcover Spaanschen Brabander
Shadow
Spaanschen Brabander door G.A. Bredero
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Spaansche Brabander

Auteur:Bredero, G.A.
Titel:Spaansche Brabander, volledige vertaling
Uitgeverij: Taal & Teken (Leeuwarden, 1996)
ISBN: 90 6620 032 4
Aantal pagina’s: 79

Thema
Het thema zijn de zeden (normen en waarden) van de maatschappij in de 16e eeuw.
In Nederland, maar Amsterdam in het speciaal.

Vertelwijze
1. Het hele verhaal bestaat uit dialogen die kenmerkend zijn voor een toneelstuk.
Er worden in het verhaal veel namen gebruikt (dit geeft een duidelijke weergave van de maatschappij).
2.Voor alles wat gezegd wordt staan namen en de hele tekst is in rijm geschreven (eindrijm).


Motieven
Een zeer groot motief: ‘Al ziet men de mensen, men kent daarom hun hart en karakter nog niet.’
Dit motief komt veel voor door het hele verhaal, Jerolimo is hier een groot, of misschien zelfs het grootste, voorbeeld van.

Verdere belangrijke motieven:
* Geld
- De snollen (en hun levensverhalen). An kreeg in haar jeugd ‘cadeautjes’ van haar vrijer (r746-750) en Trijn spaarde geld op maar alles werd gestolen (r781, 800)
- Figuren als ‘gierige Gerard’. Gerard spaart zelfs zin snot op, want wie weet verandert het in zilver (r1665-1671).
- Het gedrag van de schout en notaris in dit verhaal, zij willen allebei snel hun loon zien, terwijl ze eigenlijk nog helemaal niets gedaan hebben (r2178-2179).
* Misbruiken van geld, fraude. Voorbeelden hiervan zijn het failliet gaan (Jerolimo, Andries r355-365), armenhulp (1149-1150) en het molenaarsyndroom (r77-79).
* De losse seksuele moraal
-overspel
- De snollen verleiden voor hun werk mannen. Het levensverhaal van An is ook een goed voorbeeld (r729-735)
- een zwangere non (r1063-1065)

- verkrachting (r1101)

Titel, ondertitel en motto
De titel “Spaanschen Brabander” kan op verschillende manieren uitgelegd worden.
1. De hoofdpersoon komt uit Antwerpen en hij is dus een Brabander (lag toentertijd in Brabant). Antwerpen is in de tijd waarin het verhaal speelt (16e eeuw) in Spaanse handen. Vandaar Spaanschen Brabander.
2. De mogelijke uitleg ligt in een ander boek: ‘Vida del Lazarillo de Tormes’ (1554), waarschijnlijk geschreven door de Spaanse humanist en novellist Diego Hurtado. Er is een sterke verwantschap tussen beide verhalen. Bredero gebruikte dit boek als voorbeeld voor het zijne. Hij maakte van de Spaanse hoofdpersoon uit de Lazarillo een Brabander: een Spaanschen Brabander dus.
3. Jerolimo is een Brabander van half-Spaanse afkomst (Brabantse moeder en Spaanse vader).
4. De Brabander Jerolimo doet zich rijk voor, maar is hij in werkelijkheid net zo arm als de Spanjaarden.

Ondertitel: Geen

Motto:“t Kan verkeren” Een situatie kan zo maar opeens omslaan. Dit gebeurt meerdere keren in dit verhaal, de twee belangrijksten zijn dat Jerolimo opeens weer geld heeft (r1378 en verder) en vlak daarna zijn biezen pakt (r1876). Een ander voorbeeld is het levensverhaal van Trijn wanneer ze ontslag neemt in Nes (r789) en haar geld gestolen is (r800).

Opbouw
Het verhaal is opgebouwd uit vijf bedrijven (een klassiek drama is opgebouwd in vijf bedrijven) en is chronologisch verteld. Het wijkt wel af van een echt klassiek drama, omdat er geen eenheid is van handeling, plaats en tijd (Er is niet één centrale handeling: zo zijn er verhaallijnen mbt de verschillende bevolkingsgroepen en mbt Jerolimo en Robbeknol; en het verhaal speelt zich niet af binnen 24 uur; het speelt zich op meerdere plekken af, zoals in het huis van J., op verschillende locaties in A’dam)


Er wordt gebruik gemaakt van omsluiting, zo beginnen en eindigen de tweede (conversatie tussen Jerolimo en Robbeknol), derde (geen geld, wel geld) en vierde scène (?) met dezelfde componenten en begint en eindigt het boek met dezelfde componenten (het vertrek van Jerolimo naar een andere stad na failliet gegaan te zijn). En: elk bedrijf bevat één of meer scènes met J & R bevat en één of meer zedenschetsen.

Personages
Jerolimo Rodrigo, de Jonker:
Hij past op de huizen van anderen, en om aan geld te komen, verkoopt hij daarvan de inboedel. Hij vindt uiterlijk vertoon heel erg belangrijk, hij vindt het zelfs belangrijker om er rijk uit te zien dan om te eten. Hij is een vlak karakter en één van de hoofdpersonen.
Robbeknol, de Knecht:
Hij is eerst bedelaar, maar treedt later in dienst bij Jerolimo als knecht. Hij vindt het uiterlijk niet belangrijk. Hij vindt het belangrijk dat je iets te eten hebt. Robbeknol is ook een vlak karakter en één van de hoofdpersonen.
Joosje en Kontant, twee jongens:
De functie die deze jongens in het verhaal hebben is om te laten zien hoe de jeugd zich gedraagt dat is niet erg netjes. Ze schelden Floris uit en maken ruzie. Zij zijn types (namelijk die van kwajongen).
Florisz Harmenz, Hondslager van de kerk:
Hij is kerkbediende, en hij moest zorgen voor orde en rust in de kerk en op het kerkhof. Hij is al oud en hij is ook kreupel. Hij is een vlak karakter. Samen met Jan Knol, Andries Pels en Thomas Treck vertegenwoordigt hij de "gewone burger" in het verhaal.
Jan Knol, Andries Pels en Thomas Treck, patriotten:

Zij zijn drie normale burgers met niet zoveel geld, maar ze zijn ook niet arm. Ze zijn alle drie erg tegen bankroetiers. Ze zijn types en ze vertegenwoordigen in het verhaal de rol van de "gewone burger".
Trijn Jans & Bleecke An, snollen:
Deze vrouwen hebben het beroep snol, ze gaan met mannen naar bed in ruil voor iets kostbaars. De functie van Trijn en An in het verhaal: ze laten zien dat Jerolimo alles gratis (van ze) wil (karakter van Jerolimo) en ze vertegenwoordigen een deel van de bevolking. Ze zijn allebei bijfiguren en komen maar één keer voor in het verhaal.
Trijn Snaps, Els Kals & Jut Jans, spinsters:
Trijn is getrouwd. Trijn, Jut en Els zijn alle drie spinsters, ze spinnen katoen voor hun geld. Zij vormen ook een reflectie van een deel van de bevolking. Het zijn vlakke karakters: we komen niet veel van ze te weten, behalve dat ze alle drie niet kunnen lezen.

Historische tijd
a.Het verhaal speelt zich af in 1575/1576. Dit is het meest duidelijk te zien wanneer de schout uitlegt dat hij niet mee kan gaan met Gerard (r1979-1999). Hij spreekt tweemaal over de koning, verder over de heilige inquisitie en de Spaanse raad, over de Geuzen, het snood gespuis te Hoorn en Enkhuizen, en over een de vorige dag verschenen Geuzenliedboek, dat hij in beslag moet nemen. De koning is Philips II, (pas) in 1578 werd de katholieke stadsregering van Amsterdam afgezet, Enkhuizen en Hoorn waren in 1571 door de Geuzen bezet en in 1576 was er een geuzenliedboek (iteratuur over het verzet tegen Spanje) verschenen.

b.Bredero liet het eerder afspelen dan hij het schreef (1617), om te voorkomen dat nog levende stadgenoten zich persoonlijk aangesproken en beledigd zouden kunnen voelen. Hierdoor klopt zijn beschrijving niet helemaal met hoe het er werkelijk aan toe ging. Als je goed leest kan je hier een paar voorbeelden van vinden. ‘Ben je Armiaans?’ (r1315). Armiaans is een stroming van de Gereformeerde Kerk die rond 1575 nog niet bestond. De passage in r1315-1332 slaan op de godsdiensttwisten tijdens het bestand, de Bierkay en de Nieuwe Stadt (r2037) waren staduitbreidingen van 1612 en verder bestonden de Guyneesche Compagnie (r275) en de Amsterdamse bank van lening (r583, 1539) nog niet. Maar ook: de verwijzing naar de komst van de vluchtelingen, de economische bloei van Amsterdam passen meer bij B’s eigen tijd.

A. Waar speelt het verhaal zich af?
Het verhaal speelt zich af het oude Amsterdam uit de zeventiende eeuw.
De verschillende plaatsen waar gebeurtenissen zich afspelen zijn:
- De straten van Amsterdam
- Het Amsterdamse Kerkhof
- Jerolimo’s huis in Amsterdam
- De Raampoortsteiger in de Rosse buurt te Amsterdam
- De Dam
- De straat voor Byateris’ huis
- De straat voor Jerolimo’s huis in Amsterdam
- Het huis van Els en Trijn (spinsters)
Er wordt in het verhaal ook gesproken over een aantal plaatsen waar zich geen gebeurtenissen voordoen, maar die wel van nut zijn in het verhaal.
- Straten Antwerpen, Kades van de rivier de Schelde, het Meir-plein, Herberg de Beer in de Lepelstraat
- Emden (Robbenknol’s oude woonplaats)
- Bolsward, Friesland (geboorteplaats Robbeknol’s vader)

- Alkmaar, Noord-Holland (geboorteplaats Robbeknol’s moeder)
- Hoboken, Brabant (geboorteplaats Jerolimo)
- Stadshuis
B. Is die plaats van belang of tamelijk willekeurig gekozen?
Die plaats is van belang, want als je bijvoorbeeld een dorp zou kiezen als Hardegaryp dan zou je niet te maken krijgen met een belangrijke handelsstad en haar zonden, er zouden niet veel oplichters, snollen, donkaards, enz. zijn. En Bredero’s bedoeling is deels ook om de zonden van het stadsleven te laten zien.

Tijdsvolgorde
- Het eerste, tweede en derde bedrijf duren steeds ongeveer 1 dag, de overige bedrijven kunnen lang maar ook kort duren, dat is niet te zeggen. De vertelde tijd is dus 4 à 5 dagen.
Er zitten geen opvallende versnellingen of vertragingen in.
- De verteltijd (hoe lang je erover doet om het te lezen) is 4 uren.

Tijdsduur
Tijdsvolgorde: het verhaal is chronologisch verteld, met terugblikken.
Een voorbeeld van een terugblik is r. 779-824 "Luister, ik … beetje scheel.".

Perspectief
Er valt zowel voor het personaal perspectief als het auctoriaal perspectief wel iets te zeggen.
Het is een meervoudig personaal perspectief omdat telkens vanuit meerdere personen zelf verteld wordt, zij spreken zelf.
Toch zijn er ook delen van het verhaal die wijzen op een auctoriaal perspectief. Zo staat er zo nu en dan beschreven waar de volgende passage zich af gaat spelen, en wie er aan het woord (zullen) zijn.

Dit laatste maakt het perspectief bijzonder, maar is vrij gebruikelijk in toneelstukken.

Idee
1. Ook al zie je iemand, je kent diegene daarom dan nog niet.
Alles draait om uiterlijk en geld (bij Jerolimo tenminste).
2.Met behulp van alle bijpersonen wordt duidelijk gemaakt hoe de omstandigheden in die tijd waren (instroom buitenlanders, armoede et cetera). Haha, gewoon weglaten die gebrekkigheden. Neenee, is wel belangrijk want die hebben juist betrekking op de zedenverwildering: bankroetiers, de losse sexuele moraal, drankmisbruik, agressie …

Genre
Hoofdgenres:
Het is een toneelstuk en valt daarmee onder dramatiek.

Subgenre:
Tragikomedie, want De Spaanschen Brabander is een blijspel met een tragische ondertoon en heeft een serieuze boodschap ingesloten.

Literaire stroming
Het toneelspel behoort tot de humanistich-renaissancistische literatuur. In de Spaanse Brabander wordt het gewone volk weerspiegeld en vertoont de hoofdkenmerken realisme (alles wat gebeurt en hoe men zich gedraagt is realistisch) en estheticisme (vijf bedrijven, dichtvorm, spreekwoorden).

Renaissancistische kenmerken
- Aemulatio: Bredero heeft gepoogd een beter stuk te schrijven dan de schrijver van ‘Vida del Lazarillo de Tormes’ (1554), Diego Hurtado. Beter door er een toneelstuk van te maken, door het ten dele in verzen te zetten. Maar als het gaat om classicistische kwaliteiten is de aemulatio niet helemaal beslaagd (zie boven)

- Deels gehouden aan de eigenschappen van een klassiek drama die Aristoteles gegeven heeft:
Vijf bedrijven, stemming ernstig en verheven en het gaat meer om de ideeën dan het kijkspel.
- Realisme: alles wat gebeurt en hoe men zich gedraagt is realistisch
- Estheticisme: spreekwoorden, een motto en vijf bedrijven.
- Al ziet men de mensen, men kent daarom hun hart en karakter nog niet.
- Zich door de duivel laten bekoren.

1e bedrijf
1e toneel
Jerolimo zegt Antwerpen boven Amsterdam te stellen. hij is daar echter failliet gegaan, mede door vele contacten met prostituées, en heeft nu, gevlucht naar Amsterdam, de goederen van zijn buren -die hem toevertrouwd waren- gegeven aan zijn schuldeisers. Zijn vermeende rijkdom is slechts schone schijn.

2e toneel
Robbeknol verschijnt en vertelt aan Jerolimo dat zijn vader na diefstal werd verbannen en stierf in het Spaanse leger. Zijn moeder begint daarna een verhouding met een neger waaruit een zoontje geboren wordt. Deze neger blijkt ook al een dief te zijn. Hij wordt gepakt en gemarteld en mag geen contact meer hebben met de familie van Robbeknol, die daarom in zijn levensonderhoud is gaan voorzien door bedelarij en diverse baantjes.
Jerolimo keurt het platte en botte Hollands af en Robbeknol veroordeelt alle buitenlandse invloeden op het Brabants. Jerolimo neemt Robbeknol in dienst als knecht, maar maant tot spaarzaamheid en soberheid. Robbeknol heeft enorme honger, maar begrijpt dat er bij Jerolimo niet veel te halen valt, hoewel deze reusachtig opschept over zijn voornaamheid.


3e toneel
De oude kreupele hondenverjager Floris wordt gepest door twee jongens.

4e toneel
Floris heeft een dode naar het kerkhof gebracht en raakt in gesprek met drie oude mannen over doden, de pest die heerst in Amsterdam, roddelaarsters en "practical jokes"

5e toneel
De al genoemde twee jongens krijgen bij het knikkeren op het kerkhof ruzie. Floris slaat ze uit elkaar.

2e bedrijf
1e toneel

In zijn uiterst armoedige huis commandeert Jerolimo Robbeknol. Jerolimo kleedt zich zo deftig als een prins om de stad in te gaan.

2e toneel
Twee hoeren, Trijn en An, praten over de klanten die ze zojuist "bediend" hebben. Jerolimo spreekt hen toe alsof ze godinnen waren, maar tenslotte blijkt dat hij met Trijn wil vrijen, wat ze afwijst. Hij geeft hun de muziek van een liedje dat ze gaan zingen.

3e toneel
Robbeknol observeert Jerolimo die de "dames" niet wil trakteren, omdat hij zich als koninklijk koetsier (naar hij zegt) niet in zulk gezelschap kan vertonen. De "dames" hebben intussen wel door dat hij geen cent bezit.


4e toneel
An vertelt aan Trijn hoe ze als dienstmeisje op haar 14e door de zoon des huizes in de liefde ingewijd werd, wat ze heerlijk vond, maar wat wel tot haar ontslag leidde, waarna ze in het "rosse leven" belandde. Trijn zegt op haar beurt dat haar vriend al haar spaargeld stal, waarna haar niets anders restte dan haar lichaam te verkopen.

5e toneel
Robbeknol gaat bijkans dood van de honger. Jerolimo bezingt nog eens de lof van Antwerpen. Robbeknol komt volgegeten en met veel voedsel thuis, maar blijft door eten en schenkt zijn voedsel ook aan de hongerige Jerolimo.

3e bedrijf
1e toneel
Robbeknol beklaagt zich over zijn voortdurende armoede en constateert dat ook Jerolimo straatarm is.

2e toneel
De drie eerder genoemde oude mannen beschuldigen elkaar van allerlei wandaden, praten over de slechte tijden en bespreken de actuele roddels.

3e toneel
Het stadsbestuur van Amsterdam verbiedt bedelen en beveelt registratie van de armen.

4e toneel
De drie oude heren wijten de maatregelen van het stadsbestuur aan het wangedrag van vreemdelingen.

5e toneel
Robbeknol ziet de ernst van de nieuwe verordening in, vooral ook voor zijn meester.

6e toneel
Trijn, een katoenspinster en voormalig prostituée, scheldt een man uit die haar "hoer" noemde. Twee andere spinsters, Jut en Els, manen haar tot kalmte. Ze praten o.a. over weldoeners voor de armen, die helaas echter steeds minder geven.


7e toneel
Robbeknol komt en leest de spinsters voor uit de Bijbel, in ruil waarvoor zij hem eten beloven.

8e toneel
Jerolimo zegt tegen Robbeknol dat hij een ander huis gehuurd heeft en geeft hem geld om eten op de markt te kopen.

9e toneel
Robbeknol ziet een lijkstoet en meent te horen dat het lijk naar Jerolimo's huis gebracht zal worden.

10e toneel
Jerolimo stelt Robbeknol gerust: het lijk gaat naar zijn graf.

4e bedrijf
1e toneel

Bijateris, uitdraagster (vrouwelijke handelaar in tweedehands goederen) en koppelaarster, zegt dat ze vroeger zeer veel minnaars heeft gehad, maar nu succes heeft als koppelaarster.

2e toneel
Robbeknol zegt voordelig ingekocht te hebben. Met Jerolimo gaat hij direct eten en drinken. Jerolimo suggereert dat zijn natuurlijke vader een Spanjaard is.

3e toneel
Gierige Geeraart, huiseigenaar, etaleert breedvoerig zijn gierigheid.


4e toneel
Bijateris en Geeraart raken in gesprek over geldzaken. Geeraart zegt dat hij op weg is naar een huurder, een "kale jonker", die niet betaalt (d.i. Jerolimo). Bijateris heeft ook nog geld van hem te goed.

5e toneel
Bijateris en Geeraart kloppen aan bij Jerolimo en worden, na enig aandringen, door Robbeknol binnengelaten. Jerolimo belooft Robbeknol zo spoedig mogelijk te betalen. Maar hij ontslaat Robbeknol en zegt snel te moeten vertrekken.

5e bedrijf
1e toneel
Twee van de spinsters bekommeren zich om Robbeknols lot.

2e toneel
Geeraart en Bijaterijs beklagen zich erover dat de mensen niet te vertrouwen zijn. Robbeknol zegt dat zijn meester vertrokken is.

3e toneel
Geeraart vraagt de notaris een inventaris op te maken.

4e toneel
Geeraart vraagt de schout het aan Jerolimo verhuurde huis open te breken.

5e toneel
Diverse schuldeisers van Jerolimo raken met elkaar in gesprek.

6e toneel
Jerolimo is verdwenen. De schuldeisers maken ruzie. Het huis blijkt geheel leeggehaald te zijn. Robbeknol wordt beschuldigd, maar al gauw vrij gelaten. De schuldeisers vervloeken Jerolimo.

7e toneel
De schout en de notaris vragen Bijateris en Geeraart om geld voor hun diensten, maar krijgen dat niet. Er blijkt maar weer eens dat de mensen anders kunnen zijn dan ze zich voordoen ("Al ziet men de lui, men kent ze niet!"). Robbeknol vraagt om applaus en instemming van het publiek.


"t Kan verkeren"

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Spaanschen Brabander door G.A. Bredero"