Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

De gelukkige klas door Theo Thijssen

Beoordeling 7.6
Foto van een scholier
Boekcover De gelukkige klas
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 6e klas vwo | 1978 woorden
  • 18 december 2007
  • 281 keer beoordeeld
Cijfer 7.6
281 keer beoordeeld

Boekcover De gelukkige klas
Shadow

Theo Thijssen, de beste schrijver over kind en onderwijs die Nederland heeft opgeleverd, is in 1879 in Amsterdam geboren, uit een klein burgergezin in de Jordaan. In 1898 kwam Thijssen op een Amsterdamse volksschool in het onderwijs. Tot 1921 bleef hij actief onderwijzer, en hoewel hij sindsdien als bestuurslid van de Bond van Nederlandse Onderwijzers, als kamerlid en…

Theo Thijssen, de beste schrijver over kind en onderwijs die Nederland heeft opgeleverd, is in 1879 in Amsterdam geboren, uit een klein burgergezin in de Jordaan. In 1898 kwam Thij…

Theo Thijssen, de beste schrijver over kind en onderwijs die Nederland heeft opgeleverd, is in 1879 in Amsterdam geboren, uit een klein burgergezin in de Jordaan. In 1898 kwam Thijssen op een Amsterdamse volksschool in het onderwijs. Tot 1921 bleef hij actief onderwijzer, en hoewel hij sindsdien als bestuurslid van de Bond van Nederlandse Onderwijzers, als kamerlid en Amsterdams gemeenteraadslid ander werk om handen kreeg, is hij in zijn hart nooit anders dan onderwijzer gebleven. Want Thijssen was onderwijzer van harte, hij geloofde niet in glanzend ongepoetste pedagoochelarij, of in gladde methodiekjes; hij hield van kinderen, en hij vond het allemachtig leuk om ze wat bij te brengen. Men kan er de kinderen van zijn klas nu nog om benijden. Gelukkig is er van deze groothartige mens, ook na zijn dood (1943), iets bewaard gebleven. Want Theo Thijssen was een rasschrijver, en heeft in een vijftal onvergelijkelijke boeken de ervaringen van kind en onderwijzer neergelegd. In 1923 verscheen Kees de Jonge, het reëelste en hartveroverendste boek dat over een jeugd in Amsterdam geschreven is. in 1925 Schoolland, in 1926 gevolgd door De gelukkige klas, beide de amusante beschrijving van het samenleven van klas en onderwijzer. In 1927 verscheen de felle aanklacht tegen kindervernietiging door milieu en school: Het Grijze Kind. In 1932 tenslotte Het taaie ongerief, een humoreske op het thema kledingmisère van wieg tot graf. De officiële literatuur heeft altijd een beetje schichtig om Thijssen heen gelopen. Maar de lezers zijn deze schrijver met humor, vertellersgave en zuiver gevoel nooit ontrouw geworden. Tussen het werk van veel verbleekte grootheden is dat van Thijssen nog springlevend.

De gelukkige klas door Theo Thijssen
Shadow

Oefenen voor je mondelingen?

Komen je mondelingen er aan en wil je oefenen? Probeer onze Boekenquiz. We stellen je open vragen over de gelezen boeken.

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Theo Thijssen

De gelukkige klas


Carnag3
A6a
Primaire Gegevens:

Titel: De gelukkige klas
Auteur: Theo Thijssen
De uitgave van de stichting CPNB (stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek) ter gelegenheid van Nederland Leest 2007

Samenvatting:

Erg veel prestige heeft zijn baan niet, daarvan is meester Staal zich wel bewust. Zes dagen per week geeft hij les op een armenschool in de Amsterdamse Oosterparkbuurt. De kinderen in zijn klas dragen grauwe, verwassen kleren, ze ruiken naar de straat en hebben nauwelijks geld voor een verjaardagstraktatie. Het is ‘een wanhopige school’, vindt de vrouw van meester Staal, boordevol ‘stakkers’ – hij kan maar beter zo gauw mogelijk promoveren tot schoolhoofd of tot leraar op de hbs. Maar daar heeft meester Staal – hoofdpersoon en ikfiguur van De gelukkige klas – helemaal geen zin in. Want al is zijn salaris bescheiden en al ziet zijn vrouw hem liever op een ‘nette school’, hij is diep verknocht aan zijn werk en aan zijn klas. Die bestaat in zijn ogen helemaal niet uit stakkers maar uit veertig interessante, tienjarige individuen, die onder zijn begeleiding moeten uitgroeien tot zelfredzame volwassenen. Van de belevenissen van al die kinderen in één klaslokaal doet meester Staal verslag in een dagboek. Dat houdt hij stiekem bij, want zijn vrouw mag niet weten dat hij zijn tijd verdoet met ‘nutteloze beschouwingen’ over zijn ‘schoolmeestersgedoetje’. Terwijl hij zogenaamd blokt voor zijn akte Frans – die hem toegang moet verschaffen tot een door zijn vrouw zo fel begeerde betere baan – beschrijft hij wat hem werkelijk bezighoudt: de relatie van een onderwijzer met zijn leerlingen. Anders dan die andere beroemde schoolmeester in de Nederlandse literatuur – de norse, hoekige De Bree uit Bordewijks Bint (1934) – bekijkt Staal zijn leerlingen met een liefdevol oog en een warm hart. Hij ziet hun persoonlijke zwaktes en talenten, kent hun achtergrond, die doorgaans niet zo florissant is. Zo bewoont het gezin van één van hen een armoedige achterkamer, waar een benauwde
stallucht hangt.

De ziekelijke Louis van Rijn, de slimme Hilletje, het gansje Leentje Roos, de eigenzinnige Fok – meester Staal geeft ze in zijn dagboek elk een eigen gezicht. Maar hij
beschrijft zijn leerlingen ook als één klas, als ‘een stukje gemeenschap dat als individu optreedt’. Met een klas zit het zo, schrijft Staal: ‘Je kunt een klas plagen, vleien, doen
lachen, doen beven, een klas heeft een eigen ziel.’ Die ziel ontleedt Staal – die je het alter ego van de schrijver zou kunnen noemen – in deze roman in dagboekvorm heel scherp.
De klassenziel is veranderlijk: nu eens rebels, dan weer gedisciplineerd, of bang, of uitgelaten vrolijk. Komt er een nieuwe jongen met een bochel in de klas, dan blijven de gevreesde pesterijen uit en betoont de klas zich een meedogend, solidair wezen. Maar trakteert de arme Kris Beekbergen voor zijn verjaardag op bedorven noten, dan neemt langzaam maar zeker toch ‘de beroerde wolvenmoraal uit de grote mensenwereld’ bezit van de klas.
Schoolmeester Staal heeft zelf een grote invloed op het welbevinden van de klas. Ook zijn ziel is niet constant: als hij overwerkt is van al dat leren voor zijn akte Frans, dan reageert hij zich af op zijn kinderen. Soms is het slecht gesteld met ‘de orde’ en verzucht hij: ‘het ging niet meer “vanzelf”, we waren weer duidelijk twee partijen: de klas en ik.’ Meester Staal is ook maar een mens en hij maakt wel eens een fout. Maar hij houdt wél van zijn kinderen en doet enorm zijn best om van zijn klas een veilig eilandje te maken. Dat eilandje wordt nog wel eens bedreigd: door armoede bij de kinderen thuis – zelfs het extreem lage schoolgeld van één cent is voor sommige ouders een probleem. Door armoede op school – voor broodnodige nieuwe leesboekjes is geen geld. Door Staals echtgenote met haar ‘nuffige oordeeltjes’, die geringschattend blijft doen over zijn klas vol stakkers. En door de inspecteur die meester Staal met idiote, tijdrovende ‘onderwijsvernieuwingen’ lastigvalt. Maar Staal weet al die aanvallen van buitenaf aardig te pareren. Hij volhardt in wat hij als zijn levenstaak ziet: mijn kinderen, ‘m’n heerlijke, lieve, lastige stel,’ geborgenheid te geven en ze ook nog iets te leren. Van die lessen hebben ze levenslang profijt, denkt Staal: ‘Ik ben waarschijnlijk te veel optimist – maar als ik een jongen zo zie stralen, denk ik altijd: het moeten toch wel sterke machten zijn, die van jou nog een beroerd mens kunnen maken.’
Bron: www.nederlandleest.nl


Analyse:

Genre:
”De gelukkige klas” valt onder de dagboekromans. Het verhaal is het dagboek van meester Staal, tijdens de 5de en de 6de klas.
De titel is “de gelukkige klas”slaat op de klas van meester Staal. Het is een klas van ongeveer 40 leerlingen.


Bertha de Rooy
Betje Bakker
Betsy Windt
Daatje Rijkens
Dirk Eveleens
Dora Keyzer
Douwe Speerstra
Fokkie Goosens
Frans de Wit
Frieda Dekker
Frits Bloem
Garres de Veer
Gerrit Nordens



Hendrika Klaver
Henk van der Schaaf
Henri Trouw
Hilletje in ’t Veld
Jan de Kort
Jan Eggers
Joop Spoelders
Joost de Haas
Karel Westra
Koba Hellendoorn
Kootje Kuiper
Kris Beekbergen
Leentje Roos


Lodewijk Tamminga
Louis van Rijn
Marcus Meijer
Marie Scholten
Marietje van der Kuil
Marietje de Boer
Maurits Stam
Mina Helm
Nico Vader
Piet Stempel
Sara Lam
Sjang Rogge
Truida Smit
Wim Vaes

De dikgedrukt namen zijn personages die erg standaard typetjes zijn. Daar heeft dit boek vind ik wel last van, dat zijn personages erg typisch zijn. Zo is Hilletje echt al een jong vrouwtje dat nogal vaak haar mond opentrekt, Fokkie is het brave hulpje van de meester,
Louis van Rijn is de zielige jongen die doodgaat aan het eind van het boek. Met 40 man was deze klas best druk, maar het was normaal voor die tijd.


Vervolg Analyse:
Ondertitel of motto zijn niet aanwezig.

De belangrijkste personen in het boek zijn meester Staal, Fokkie Goossen, Hilletje, en Louis van Rijn. Staal besteedt aan alle leerlingen aandacht in zijn dagboek, maar het is duidelijk te merken dat er leerlingen zijn die hij graag mag. Zo heeft hij een speciale band met Fokkie, zijn hulpje. Staal hoeft maar te knikken en Fokkie weet dat hij bedoelt dat de leesboekjes uitgedeeld moeten worden. Hilletje is een ernstig vrouwtje dat ook vaak aan het woord is. Ze laat niet over zich heen lopen. Als Mina een probleem op het thuisfront heeft, neemt Hilletje Staal apart en vertelt wat er gaande is. Louis van Rijn is er zo een die altijd ziek is. Hij blijkt echter niet zomaar schoolziek te zijn: Louis gaat aan het eind van het boek dood aan zijn ziekte.

De ikverteller van het verhaal is meester Staal. Doordat je alleen de gedachtes van hem leest, blijft het verhaal erg simpel. Ook het feit dat het boek chronologisch is helpt hierbij.
Het verhaal speelt zich af op de school waar Theo Thijssen vroeger les gaf: het nummero 104 college in Amsterdam. Dat was een armenschool, ouders hoefden dan geen schoolgeld te betalen.
Het verhaal duurt 2 schooljaren, de 5de en de 6de klas (groep 7 en 8 tegenwoordig).
Het verhaal is discontinu: telkens begint Staal weer opnieuw met schrijven aan zijn dagboek. Het staat er constant bij wanneer het ongeveer is. De maanden vliegen voorbij, want er worden grote stukken tijd overgeslagen. Dit is natuurlijk omdat er niet constant interessante dingen kunnen gebeuren in een klas.

Verteltijd: 202 bladzijden
Vertelde tijd: 2 schooljaren

Thema’s: Armoede, jong zijn, meester-klasrelatie, betrokkenheid, onderwijzerschap.

Voorbeelden:

Armoede: De school is een armenschool: er zitten vrijwel alleen kinderen op waarvan de ouders een betere school niet kunnen betalen.
Er is ook een fragment waarbij een klasgenootje tracteert op noten.Ze konden alleen goedkope noten betalen, maar die waren allemaal rot. De jongen kon niet nieuwe noten kopen, daar hadden ze thuis het geld niet voor.

Jong zijn: Al die situaties in het boek zijn heel herkenbaar: ik herken een heleboel dingen van toen ik nog op de basisschool zat. Klasseuitjes, een meester die het tegen de hele klas lijkt te hebben als hij boos is op 1 persoon, leesbeurten et cetera.


Onderwijzerschap: In het boek wordt heel veel gefilosofeerd over het onderwijzerschap. Het is heel interessant om te lezen wat voor trucs hij toepast en hoe hij uit moet kijken met zijn regels. Hij voorziet op een gegeven moment dat een van zijn trucjes om het stil te krijgen niet meer dreigt te werken. Hij verzint er meteen een oplossing op: hij moet direct iemand vonissen om die als voorbeeld te laten gelden. Maar hij weet dat hij dat niet lang vol zal houden, en dat er een tijd komt dat als hij “Neerleggen!” roept, er toch nog enkele door zulllen werken. Een oplossing heeft hij er wel voor: hij zal iets nieuws moeten bedenken.

Motieven:
 Fok, Louis van Rijn, het klassenschrift en de akte Frans.

Informatie over Theo Thijssen:
Theodorus Johannes (Do) Thijssen (Amsterdam, 16 juni 1879 - Amsterdam, 23 december 1943) was een Nederlands schrijver en onderwijzer
Hij is wellicht het meest bekend om zijn boek Kees de jongen. Hoewel Thijssen altijd heeft volgehouden dat Kees de Jongen fictie was, lijken toch veel van zijn jeugdherinneringen in dit boek te zijn verwerkt. Thijssens autobiografische werk In de ochtend van het leven was naar eigen zeggen het enige boek dat eigen jeugdherinneringen bevat.
·
Als kind van een schoenmaker kende Thijssen het Amsterdamse middenstandsmilieu rondom de eeuwwisseling uit eigen ervaring. De familie had het niet breed, en Thijssen kon uiteindelijk na een zwaar toelatingsexamen met een rijksbeurs naar de Rijkskweekschool voor onderwijzers in Haarlem. Na voltooiing van zijn opleiding was Thijssen van 1898 tot 1921 onderwijzer op diverse openbare lagere scholen in Amsterdam-Oost.
Net als de bekende onderwijsvernieuwer Jan Ligthart (ook opgegroeid in de Jordaan) had Thijssen veel aandacht voor de leerling als individu - destijds een vrij nieuw inzicht. Maar tegelijk bleef hij de klas als sociale eenheid heel belangrijk vinden, zoals blijkt uit het slot van zijn roman De gelukkige klas (1926): “M’n heerlijke, lieve, lastige stel, ik weet eigenlijk maar éen ding: de jaar of wat dat ik jullie heb en dat jullie mij hebben, behoren wij enkel maar een gelukkige klas te zijn. En de rest is nonsens hoor, al zal ik dat júllie nooit zeggen.” Een echte onderwijsvernieuwer was hijzelf niet. Wel maakte hij furore als cynisch ontmaskeraar van al te theoretische lesmethoden. Hij pleitte hartstochtelijk voor meer respect voor de praktijkkennis van de gewone klasseonderwijzer, die tenslotte dé expert was als het er om ging te bepalen hoe die ene klas van hem op ieder moment moest worden benaderd.

In 1905 richtte hij samen met kweekschoolvriend Piet Bol het blad De Nieuwe School op, waarin hij veel kritische en vaak dodelijk-satirische artikelen over onderwijsmethoden, leerboekjes, leesboekjes en kinderboeken schreef, maar ook het feuilleton "Barend Wels" (over een beginnend onderwijzer) dat in 1908 in boekvorm verscheen. Ook schreef hij in dit blad al een paar fragmenten over de fantasierijke jongen Kees, die hij later zou uitwerken tot zijn beroemdste roman "Kees de jongen". Hij verrijkte de Nederlandse taal met het woord "zwembadpas", een snelle manier van lopen die Kees had ontwikkeld.
In 1921 werd Thijssen bezoldigd bestuurslid van de Bond van Nederlandse Onderwijzers, de voorloper van de huidige Algemene Onderwijsbond (AOB). Hij werd redacteur van de bondsbladen "De Bode" (over arbeidsomstandigheden van de onderwijzers) en "School en huis" (over opvoeding). In dat laatste blad werkte hij de eerdere losse schetsen over de jongen Kees uit tot een doorlopend feuilleton, "Kees de jongen", dat in 1923 als boek verscheen. Ook zijn romans "Schoolland"(1925) en "De gelukkige klas" (1926) verschenen eerst als feuilleton in dit blad.
Net als zijn vader koesterde Thijssen van jongs af aan socialistische sympathieën, al werd hij pas in 1912 lid van de Sociaal Democratische Arbeiders Partij (SDAP), voorloper van de PvdA. Voor deze partij werd hij van 1933 tot 1940 lid van de Tweede Kamer en van 1935 tot 1941 van de Amsterdamse gemeenteraad.
Door de bezetting werkloos geworden, schreef hij in enkele maanden tijd zijn jeugherinneringen (In de ochtend van het leven). Als ex-vakbondsbestuurder werd Thijssen na de Februaristaking van 1941 door de Duitsers gearresteerd; hij zat enige tijd vast in het Huis van Bewaring aan de Amstelveenseweg. In december 1943 werd hij kort achtereen door verschillende ernstige ziektes getroffen en stierf aan de gevolgen van een hersenbloeding.

REACTIES

E.

E.

Beste anoniem,

Via deze weg wil ik een woord met je delen.
Wat een prachtige samenvatting heb je gemaakt. Ik heb er ontzettend veel aan gehad. Mijn verslag is compleet door jouw mooie woorden. Hierbij wil ik je bedanken.

Met een hartelijke groet,

Elsemijn.

12 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "De gelukkige klas door Theo Thijssen"