Titel: Een Jongensoorlog
Auteur: J. Bernlef
Uitgever en jaar van verschijnen: Querido Amsterdam, 2005
B. Korte uitleg waarom het boek gekozen is.
Zoals ik al zei in een eerder boekverslag, ik houd gewoon van WOII boeken. Deze keer was het boek iets anders dan de andere. Deze ging over een jongen die veel dingen meemaakte, niet zo zeer met de Duitsers, maar meer met de bewoners. Dat trok mij wel aan.
C. Eerste persoonlijke reactie.
Mijn eerste persoonlijke reactie is een gewoon boek. Ik vond hem niet zo geweldig, maar dat is natuurlijk míjn mening. Ik heb mooiere boeken gelezen over de 2de Wereldoorlog. Ik vond dit geen saai boek, maar ook niet geweldig.
Het boek begint best wel raar. Eerst zit Michiel op weg op een kar door de spleten naar de weg te kijken en het volgende moment ben je naar de vorige dag, zit je bij de doktor en worden zijn keelamandelen er zonder verdoving uitgeknipt. Als hij dan naar huis gaat met zijn vader zit hij ook door de spleten van die kar naar de weg te kijken. Thuis krijgt hij te horen dat hij de volgende dag naar een ander adres gaat omdat het daar veiliger is dan in de grote stad en er is meer voedsel. Naast zijn kleding neemt hij een boek mee wat hij van zijn moeder heeft gekregen, Hagar en Ismael (uit de bijbel).
Het is een lange, koude en saaie tocht in de kar, maar halverwege is er een lunch. Hij geniet ervan, boterhammen met kaas! Dat was een lekkernij. Hierna zetten ze de tocht weer voort, maar nu is die niet meer zo saai, want Michiel heeft vriendschap gesloten met Jan Tulp, de man die de wagen ment. Na een hele lange rit komt hij dan toch eindelijk op zijn plaats van bestemming aan, Driewoude, bij boer Tulp. Hij moet hem oom Johan noemen en zijn tante, tante Merel. Zij hebben naast hun zoon Jan (waarbij Michiel op de kamer ligt) ook twee dochters, Alie en Gerie. Iedereen heeft klompen behalve Michiel, daarom vraagt hij of hij ook een paar mag. Als hij ze eenmaal heeft, kan hij er niet mee overweg, hij heeft altijd wondjes op zijn enkels. Michiel kijkt altijd naar een ijzeren brug, die beschouwt hij als de weg naar de vrijheid, de weg terug, want heen is hij er overheen gekomen.
Michiel wandelt heel vaak in het rond, een beetje hier en een beetje daar. Een keer vindt hij aluminium strookjes, dat is voor hem het bewijs dat er Amerikanen zijn overgevlogen, omdat de Duitsers ze door die strookjes niet op de radar kunnen zien. Michiel probeert alle strookjes te verzamelen en neemt ze mee naar huis. Hij stopt ze in een la, naast zijn boek. De volgende dag is het zondag, Jan is al op waardoor Michiel alleen op de kamer ligt. Dan komt Alie binnen en ze gebruikt hem, achteraf beseft hij wat er gebeurt is en voelt zich stom. ‘s Middags gaat het hele gezin wandelen, net als de rest van het dorp.
Als er regen komt gaan ze versneld terug.
Gerie pest Michiel vaak, maar na een tijdje negeert hij haar.
Michiel gaat ook schriften kopen mat tante Merel, want hij moet naar school. Hij krijgt les van meester Pol. Op school leert hij Jaap, Verkerk, Wim, Kees en Jan kennen. Verkerk is een beetje de leider van het groepje en geeft Michiel een taak. Hij moet zijn buurman
(Meneer Soutenbakker: een NSB’er) bespioneren. De jongens willen weten of Liza met Soutenbakker vrijt. Michiel gaat inderdaad spioneren en ziet Liza vaak langskomen. Er wordt dan altijd leuke muziek gedraaid. Eenmaal op school zegt Michiel altijd dat ze bloot waren en vreeën. Daar waren de jongens dan altijd heel tevreden mee. Als Michiel op een middag van school thuis komt, zijn er allemaal soldaten. De ketel van oom Johan wordt meegenomen. Oom Johan maakte namelijk stroop en gebruikte daarvoor een enorme ketel. Als hij de dag daarna weer naar school gaat, houdt de vrouw van de dokter (ook een NSB’er) hem tegen en ze wil weten wat er is gebeurd. De volgende dag krijgt Michiel een brief van zijn moeder, ze beloofde spoedig te komen met de fiets. Michiel wist dat hij iets terug moest schrijven maar hij wist niet wat, dus beantwoordde hij de vragen maar stuk voor stuk.
Als Michiel de brief van zijn moeder krijgt, moet hij opeens denken aan de baby onder de struiken, de baby van Hagar en ziet zichzelf daar liggen.
Die middag ligt Jan ziek in bed, waardoor Michiel ‘s nachts slecht slaapt. De volgende dag is er een voedseldropping van de Amerikanen, de bevrijding is dichtbij. Johan zegt dan ook tegen Michiel dat hij binnenkort naar huis gaat. Op het moment dat Johan, Michiel naar huis gaat brengen, stopt hij de kar voor de kerk. Iedereen roept “moffenhoer”, en daar zit Liza op een krukje. Haar haren worden eraf geknipt en er wordt een hakenkruis met rode verf op haar kale hoofd geschilderd. De terugweg leek voor Michiel net hetzelfde, net zo koud, net zo saai. Alsof er niets gebeurd was…
E. Bespreking van de volgende verhaalaspecten.
Fictie en werkelijkheid: Dit boek is aan de ene kant werkelijk en aan de andere kant een beetje fictie. Het stadje en de personages zijn fictie en de situatie is werkelijkheid
Opbouw: De roman wordt vrijwel geheel chronologisch verteld. De vertelling is onderverdeeld in 15 hoofdstukken die nogal variëren in lengte. Het laatste hoofdstuk is slechts 1 bladzijde lang.
Tijd: Het verhaal speelt zich af in de WOII
Vertelsituatie: Personale vertelwijze, want het wordt door ‘iemand anders’ verteld.
H. Informatie over de auteur.
J. Bernlef (pseudoniem voor Hendrik Jan Marsman (14 januari 1937)) is een Nederlands schrijver en dichter. Vanaf 2002 publiceert hij onder het pseudoniem Bernlef (zonder de initiaal J.).
Bernlef is geboren in Sint Pancras. Hij debuteerde in 1960 als dichter met Kokkels, en in hetzelfde jaar als prozaïst met Stenen spoelen. Voor Kokkels ontving hij in november 1960 de Reina Prinsen Geerligsprijs. In 1984 werd hij bij het grote publiek bekend met zijn roman Hersenschimmen, waarin hij het dementeringsproces uitvoerig beschrijft vanuit het oogpunt van een dementerende man. De roman werd in 1987 verfilmd door Heddy Honigmann.
Bernlef heeft ook gepubliceerd onder de pseudoniemen Ronnie Appelman, J. Grauw, Cas den Haan, S. den Haan en Cas de Vries. Het pseudoniem Bernlef is ontleend aan de blinde Friese dichter Bernlef uit de 8e eeuw.
· 1959 - Reina Prinsen Geerligsprijs voor Kokkels
· 1962 - Poëzieprijs van de gemeente Amsterdam voor Morene
· 1964 - Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs voor Dit verheugd verval
· 1964 - Poëzieprijs van de gemeente Amsterdam voor En dode hagedis
· 1977 - Vijverbergprijs voor De man in het midden
· 1984 - Constantijn Huygensprijs voor zijn gehele oeuvre
· 1987 - AKO Literatuurprijs voor Publiek geheim
· 1989 - Diepzee-prijs voor Hersenschimmen
· 1994 - P.C. Hooftprijs voor zijn gehele oeuvre
Enkele titels:
· 1963 - Onder de bomen (verhalen)
· 1965 - Wat zij bedoelen (met K. Schippers, interviews)
· 2000 - Boy (roman)
· 2005 - Een jongensoorlog (roman)
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
S.
S.
Hallo, ik had ff een opmerking.
Als wij op school een korte samenvatting moeten maken dat mag ie echt nooit zo lang zijn. :D (iets tussen de 10 zinnen en 100 woorden) daarmee moeten we het doen. Ik ben benieuwd of dit extreem is want ik vind zelden een ECHT korte samenvatting
13 jaar geleden
Antwoorden