De tuinkamer door Lilian Blom

Beoordeling 6.8
Foto van Cees
Boekcover De tuinkamer
Shadow
  • Boekverslag door Cees
  • Docent | 4123 woorden
  • 1 april 2007
  • 21 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
21 keer beoordeeld

Boekcover De tuinkamer
Shadow
De tuinkamer door Lilian Blom
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Zakelijke gegevens Eerste druk: 17 februari 2007
Gebruikte druk: 1e
Aantal bladzijden: 160
Uitgever : De Bezige Bij, Amsterdam Gegevens voorkant Een rode roos siert de cover van het boek. Genre “De tuinkamer” is een verslag van de laatste weken van de dood van schrijver Louis Ferron. Het is ook eigenlijk een requiem voor de overleden echtgenoot, zoals Connie Palmen voor Ischa Meijer schreef (I.M) en van Kristien Hemmerechts “Taal zonder mij” voor haar overleden man. Maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat door de structuur en de stijl van het boek de gedachte aan een roman toch bij de lezer zal bovenkomen. Het is een mooi boek geworden, waarin Blom laat zien dat het schrijven van een roman tot haar mogelijkheden behoort. De flaptekst In De tuinkamer beschrijft Lilian Blom de laatste weken van haar echtgenoot, de schrijver Louis Ferron. Openhartig, teder en scherpzinnig laat ze de intense emoties zien die hen beheersen vanaf het moment dat ze te horen krijgen dat Louis nog maar enkele weken te leven heeft. Ze schrijft over de rol van de artsen, over hun kinderen, naaste vrienden en buren, en over de keuze voor euthanasie en de volstrekte eenzaamheid die haar al voor het overlijden van Louis overvalt. Ze noteert ook wat hij zelf niet meer kon opschrijven - over zijn hartverscheurende jeugd als oorlogskind van een Nederlandse moeder en een Duitse vader, over zijn latere leven, de zoektocht naar zijn vader, zijn dronkenschappen, zijn schrijversschap, en over hun huwelijk, dat mede door haar Joodse en zijn Duitse achtergrond van een diepe intensiteit was. De tuinkamer is het aangrijpende verslag van het einde van dit leven dat ten volle is geleefd. Motto en opdracht Het zal duidelijk zijn dat de opdracht gericht is aan Bloms overleden echtgenoot: Louis.
Structuur en verhaalopbouw Het boek is niet onderverdeeld in hoofdstukken. Het is één lang verslag waarin overigens verleden en heden elkaar wel afwisselen. Die stukken tekst worden dan van elkaar gescheiden door witregels. Perspectief De ik-verteller is de echtgenote van de overleden schrijver Louis Ferron. Omdat het hier geen roman betreft maar een verslag, mogen we stellen dat de ik-verteller als schrijver en als verteller samenvallen. Ze vertelt in de o.t.t. Titelverklaring “De tuinkamer” verwijst naar de kamer in het huis van Ferron, waar de schrijver zijn laatste weken doorbracht. Hij heeft er een prachtig uitzicht op de omgeving. Tijd en decor In een heel korte periode van zijn leven hoort Louis Ferron dat hij een ongeneeslijke vorm van kanker onder zijn leden heeft en het boek beschrijft de weken naar zijn dood op 27 augustus 2005. Een jaar later heeft ze alles op schrift gesteld. Het decor is de tuinkamer van zijn eigen huis, waarin Louis Ferron de laatste weken tot zijn dood doorbrengt. Samenvatting van de inhoud Het boek heeft het verhaal van de laatste weken van Luis Ferron. Op 26 augustus 2005 sterft hij aan de gevolgen van kanker in de buikstreek. Hij heeft van de dokter in het ziekenhuis te horen gekregen dat er weinig meer aan zijn ziekte te doen is en dat wordt na het doen van een leverpunctie nog eens bevestigd. Lilian wil hem echter niet in het ziekenhuis laten sterven, want dat vindt ze erg onpersoonlijk. Louis vraagt aan zijn vrouw Lilian Blom of ze zijn verhaal wil opschrijven: niet afschrijven, want ze is geen therapeute. Met het boek geeft ze aan dat ze aan zijn wens gevolg heeft gegeven. Om hem de zo goed mogelijk te kunnen verzorgen, krijgen ze terminale thuiszorg o.a. een nachtzuster die ervoor kan zorgen dat Lilian ook aan haar nachtrust komt. Maar Louis blijft wel veel aandacht en zorg claimen van zijn vrouw. Hij is ook gek op haar beide dochters (Bregje en Joosje) en natuurlijk ook op zijn kleinzoon Kai, de zoon van Bregje. Met het kleine jongetje kan hij nog heel goed spelen. Hij heeft natuurlijk steeds meer morfine nodig om de pijn te kunnen verdragen. Dat bezorgt hem ook hallucinaties (mensen die hem in zijn dromen achterna zitten of onder zijn bed liggen) en dan roept hij ook om zijn vrouw. Die troost hem dan door de indringers te verjagen. Ook raakt hij in zijn hoofd verward: hij weet zelfs niet meer of je “begrafenis” met een “f”of met een “v” schrijft. Hij krijgt ook wel veel bezoek o.a. van de schrijver Jan Siebelink die zijn grote vriend is en van de burgemeester van Haarlem waar hij woont. Ook regelt hij met zijn vriend Geert de volledige begrafenis. Een van de hoogtepunten in zijn laatste dagen is nog wel dat zijn nieuwe roman “Niemandsbruid” in drukproef klaar is. De geboorte van de roman wordt aan de dood van de schrijver gekoppeld. Het is wel frappant, vindt Lilian, dat het net lijkt of Ferron in dat boek over de zus van Schopenhauer zijn eigen dood aankondigt. Ze sterven zelfs vrijwel op dezelfde dag. Heeft hij het noodlot over zich afgeroepen? Ook neemt Louis een nieuwe huisarts, omdat hij niet onnodig wil lijden en voor actieve euthanasie kiest. Niet iedereen wil daar graag aan meewerken. Er zit een hele procedure aan vast. Maar uiteindelijk komt het er toch wel van. Op 26 augustus 2005 maakt een spuitje een einde aan het lijden van deze schrijver die bekend werd om zijn boeken waarin de Duitse cultuur een grote rol speelde. Zijn ziel zal vliegen naar de Hof van Beckering waar zijn vader op hem zal wachten. Ook Lilian wil daar graag bij hem zijn, maar ze heeft nog een taak op aarde te vervullen. In het boek komen steeds momenten voor uit het verleden die voor hen beiden een rol hebben gespeeld. - Zo is er de eerste ontmoeting in een café toen Ferron haar, dronken als hij was, wilde versieren en daar meteen goed werk van maakte. Lilian heeft al twee dochters en die accepteren hem op den duur heel goed. - Er is een bizarre overkomst in hun verleden. Ferron was kind van een Duitse vader en een Nederlandse moeder, een resultaat van wat we tegenwoordig een one-night-stand zouden noemen . Hij was in Leiden geboren in een nonnentehuis. De ouders van zijn moeder hadden het nauwelijks geaccepteerd dat hun dochter zwanger was. Zijn Duitse vader Beckering had al een relatie met Agnes, wat een lieve stiefmoeder voor Karl-Heinz was geweest. Zijn vader was in de oorlog omgekomen bij een ongevalletje en Ferron was bij zijn biologische moeder opgegroeid, een moeder die hij haatte. Lilian was dochter van een Joodse vader Salomon die er na de oorlog alles aangelegen was om zijn naam te vernederlandsen (Frits) En hij was ook meteen na d e oorlog Nederlands-Hervormd geworden. Hij wilde voorkomen dat hij nog eens in een situatie als onder Hitler terecht zou komen. Maar Lilian had toch betere ouders dan Louis. Ook zij had meteen een hekel aan de moeder van Louis. Die geeft aan dat zij z’n leven heeft verziekt. Lilians moeder vindt het opvallend dat haar dochter steeds op roomse jongens valt. Ook Louis is rooms-katholiek. - Het huwelijk tussen Lilian en Louis was heel liefdevol, maar Louis had wel altijd zijn Blauwe maandagen: dan schoot hij de kroeg in, liet zich vollopen en kwam altijd dronken thuis waarna hij Lilian toch wel lastig viel die graag wilde slapen omdat ze de volgende dag naar school moest: ze was lerares Engels - Louis was ook heel zenuwachtig toen Bregje moest bevallen en hij was heel trots op zijn kleinzoon Kai - Louis vertelt hoe zijn vader hem als kleine jongetje had meegenomen en dat Agnes hem heel goed had verzorgd - Louis brengt samen met Lilian een bezoek aan Bremen en gaat op bezoek bij een oud-familid van de familie Beckering. Lilian is benieuwd of Agnes geweten heeft van het onwettige zoontje en het familielid zegt dat ze daarvan op de hoogte was. Als ze naar huis rijden wil Louis naar de kroeg : hij bezat zich weer en als Lilian thuiskomt ziet ze de kledingstukken van een cowboyvrouw liggen. Ze belt hem vanuit hert café en draagt hem op de vrouw het huis uit te zetten: hij doet dat en zegt dat hij geen seks heeft gehad met de vrouw. Juist omdat hij dronken was. Lilian waarschuwt dat het bij die ene keer moet blijven. - In april voor zijn dood hoort Louis dat hij nog een tante heeft die een schilderijententoonstelling van zin vader gaat organiseren. Hij ziet ook eindelijk een portretje van zijn vader. Als Lilian een keertje thuis komt van school heeft Louis alle wetenswaardigheden over zijn leven nog eens kort op papier gezet. Thematiek Het boek is niets anders dan een hommage aan de overleden echtgenoot en een bewijs van hun liefde voor elkaar. Het is aan de ene kant aangrijpend en aan de andere kant ook komisch geschreven. Ferron is bovendien erg dapper in zijn strijd tegen de dood. Frappant is ook de publicatie van zijn laatste roman “Niemandsbruid”waarin hij het lijden en het overlijden van de zus van de filosoof Schopenhauer beschrijft. Ik durf ook te beweren dat het beschrijven van de dood van haar echtgenoot Lilian Blom toch bijna een roman te noemen is.
Recensies Het boek werd in de recensies vrij lovend ontvangen. In Vrij Nederland zegt Jeroen Vullings: “Het zijn de indringende details, zorgvuldig gekozen en krachtig aangewend, die het ontroerende De tuinkamer een eigen literaire glans verlenen. Het meisje in de supermarkt dat, terwijl Ferron aan het doodgaan is, ‘nog een prettige dag’ wenst. Ferron die almaar grappen maakt over apen. In het café zegt hij zoiets als: nu nog een glas bier en dan ga ik een aap kopen. Aan het eind van De tuinkamer komen we er, met Lilian Blom, achter dat een mottig poppenkastaapje, hem meegeven door zijn liefhebbende Duitse surrogaat-moeder toen hij alleen met een koffertje op de trein naar Nederland werd gezet, zijn tederste, meest verborgen gehouden jeugdherinnering belichaamde. Die gebeurtenis markeerde de dramatische breuk in zijn leven: verbannen uit het paradijs, waar oprecht van hem gehouden werd, naar het morose Haarlem, waar zijn kille natuurlijke moeder op hem wachtte. Naar de kleinburgerlijke Bomenbuurt, die hem nooit meer zou verlaten, getuige de wijze waarop hij zijn eten verorbert: ‘Hij schepte een grote hoeveelheid aardappelen en een klein schepje groenten op zijn bord, sneed het vlees in kleine stukjes en begon daarna alles gedachteloos door elkaar te prakken.’ Het blijft speculeren hoe de oude huzaar Ferron d’outre tombe zou oordelen over De tuinkamer. Mijn inschatting is dat hij er menig glas op zou heffen. Gelijk heeft ie. Jan Rommers in het Brabant Dagblad MERKT OP : “Een interview uit december 2005 met Lilian uit de Volkskrant kreeg als kop mee: ik wil geen zieligheid uitstralen. Daar is zij met De Tuinkamer voortreffelijk in geslaagd. En Louis Ferron heeft niet anders gewild en zelfs geweten. Hij acht haar als geen ander in staat het leven te verwoorden, in tegenstelling tot zijn eigen drang de werkelijkheid tot kunst te willen verheffen. De Tuinkamer is een schrijnend en pijnlijk, maar ook vol humor geschreven verslag van een relatie en de ontregeling van het leven van beide hoofdpersonen door een dodelijke ziekte. Een klip waarop een boek als De Tuinkamer kan stranden, namelijk om louter beschouwd te worden als een onderdeel van de biografie van de schrijver Louis Ferron, wordt door Lilian glansrijk omzeild. De Tuinkamer heeft in deze zin een eigen fundering. Het is opvallend dat een genreaanduiding ontbreekt. Uit bescheidenheid? De Tuinkamer is voor mij vooral een boek van tegenstellingen en paradoxen. Daarin schuilt voor mij voor een belangrijk deel de kracht van het boek. Arjen Peters in De Volkskrant van 16 februari 2007: Het boek zou spelen in de stad H., ‘want dit soort krankzinnige verhalen kan zich alleen maar in H. afspelen’. Dat moet Haarlem zijn, de stad waar Ferron een haat-liefdeverhouding mee onderhield en die hij een gezicht heeft gegeven, zoals de (inmiddels ex-)burgemeester Jaap Pop bij een huisbezoek de zieltogende schrijver nog heeft kunnen zeggen. Dat bezoek staat opgetekend in het roerende requiem De tuinkamer van Lilian Blom, het verslag van de laatste weken van Karl Heinz Beckering (1942-2005), de bastaardzoon van een getrouwde Duitse huisschilder en een ongetrouwde Haarlemse serveerster, die vanaf zijn zevende Louis Ferron zou heten. Zijn eerste jaren bracht hij door in Bremen – dat blijkbaar nooit uit zijn gedachten was. Twintig jaar deelde Blom lief en leed met de schrijver, die in zijn laatste dagen nog druk was met een pamflet tegen de medische wetenschap: ‘Kanker heeft het hele onderlijf vernietigd. Zoals bleek toen ik mij voor een eenvoudige maagzweer liet behandelen. Maag, alvleesklier, lever en waarover het lichaam nog meer blijkt te beschikken. Wat beschikt de mens toch over een boel dingen. Je zou er bijna bang van worden.’ Over de schrijver Lilian Blom werd in 1947 in Santpoort geboren als derde van vier kinderen. Na de middelbare school woonde ze een jaar in Engeland. Weer terug in Nederland studeerde ze Engelse taal en letterkunde, waarna ze enkele jaren als vertaalster werkzaam was. Nu is ze alweer vele jaren als docente Engelse literatuur verbonden aan Hogeschool Inholland. Van haar hand verschenen diverse columns over het onderwijs. De Tuinkamer is haar eerste boek. Lilian Blom was 20 jaar lang de partner van Louis Ferron. Ze heeft twee dochters en twee kleinzoons. Bibliografie “De tuinkamer “is Bloms eerste boek.
Bijlage interview met de schrijfster Poppe de Boer in BN/De Stem van 26 augustus 2006. Lilian Blom over Ferrons laatste dagen. HAARLEM – 'Een memorie’ luidt de ondertitel van ‘De Tuinkamer’. „En zo moet je dit boek ook zien“, zegt schrijfster Lilian Blom. „Toen ik in de tuinkamer aan zijn bed zat, kwamen de herinneringen vanzelf. Alles wat er in die twintig jaar is voorgevallen, zit in mijn geheugen gegrift. Na de Kerst voelde ik me zo rot dat ik ben gaan schrijven. Het leek alsof Louis bij mij op schoot zat, alsof hij zei: Luister Lil, luister goed - zodat je het kunt opschrijven - ópschrijven, hóór je? - niet van je áfschrijven, dat is de taal van de therapeuten en de damesclubjes.“ „Met deze zinnen begint ook mijn verhaal waarin ik tot bijna op het einde geen snikkende weduwe ben. Alleen bij het laatste hoofdstuk, toen me duidelijk werd dat hij echt dood was, moest ik ontzettend huilen.“ Geheimen
Ook de structuur van de vertelling over Louis Ferron (1942-2005) drong zich vanzelf op. „Het is óns begin en óns einde. Louis en ik komen uit families met geheimen. Louis maakte mij, als dochter van een joodse vader die in de oorlog zijn hele familie verloor, duidelijk waar ik vandaan kwam. Hij krabbelde graag aan de deur van mijn jeugd, van mijn familie waarvan maar één foto bewaard is gebleven.“ Ze laat een foto zien van drie broertjes. Rechts zit haar vader, van de andere twee is niets overgebleven, zelfs niet de plaats waar ze vermoord zijn. „Eind jaren tachtig reed ik met Louis naar Bremen, de stad van zijn eerste jaren. De stad waar zijn pleegmoeder woonde en waar het mij duidelijk werd waarom Louis zo graag zei dat het ‘bei uns alles besser’ was. In Bremen werd van hem gehouden, wat niet kon worden gezegd van zijn Hollandse grootouders in Haarlem-Noord, om maar te zwijgen van zijn echte moeder. Wat is er met die jongen gesold en wat is dat verblijf in Bremen louterend voor ons geweest! En zo liep het dramatische einde van Louis in de tuinkamer hier beneden haast vanzelf over in de verhalen die hij over zichzelf vertelde, in de verhalen over onze jeugd en in de dingen die we samen meemaakten.“ Louis, zegt ze, zou ontzettend blij zijn geweest met die trilogie. „Het is toch een monumentje. Alleen aan ‘De Walsenkoning’, zijn meest autobiografische boek, is bij het verschijnen flink wat aandacht geschonken. Het is precies zoals Jaap Pop (ex-burgemeester van Haarlem - red.) tegen Louis op zijn sterfbed zei: ‘Jij hebt de stad door die drie romans een gezicht gegeven. Daar ben ik je dankbaar voor.’ Louis hield veel van Haarlem, hij putte er zijn liefde én zijn haat uit. Alles in Haarlem herinnert mij ook aan Louis. Ik kan er nog nauwelijks lopen.“ „Louis schreef geen gemakkelijke boeken. Hij koos bewust voor een barokke stijl é la Brakman, voor een postmodernistische thematiek die hij bij Frans Kellendonk terugzag. Een knieval voor zijn lezers weigerde hij. Anton Korteweg, directeur van het Letterkundig Museum in Den Haag, zei mij dat Louis op de lijst stond om binnen afzienbare tijd de P.C.Hooftprijs voor proza te krijgen. Dat heeft niet zo mogen zijn. Daarom ervaar ik die trilogie als een cadeau.“ Sterfbed
Op de kaft van het jongste nummer van het literaire tijdschrift De Revisor kijkt Louis Ferron ons peinzend aan. Op zijn sterfbed had hij zijn typemachine zo laten plaatsen dat hij kon werken. Een essay, een pamflet tegen de medische wetenschap heeft hij daarop nog willen schrijven. De eerste opzet daarvan wordt nu gepubliceerd in De Revisor. Allard Schröder, redacteur van De Revisor en goede vriend van Louis, heeft Ferrons aanzetten voor ‘Wandelaars Nachtlied’, een nieuwe roman, zo goed mogelijk bij elkaar gezet en becommentarieerd. Het eerste hoofdstuk van Ferrons laatste roman ‘Niemandsbruid’ werd op advies van zijn redacteur, Onno Blom, weggelaten. Dat hoofdstuk, voorzien van commentaar van Blom, kan wel worden gelezen. Er is een bijdrage van de Leidse filosoof Oudemans. Essays van Anthony Mertens, Kester Freriks en Heumakers. Ongepubliceerde gedichten en foto's van Ferron luisteren dit speciale nummer op. En natuurlijk het eerste hoofdstuk van ‘De Tuinkamer’, de soms hilarische en dan weer hartverscheurende memoires van Lilian Blom. „Ik hield niet van Louis“, zegt Lilian, „als hij temidden van andere mannen de stoere, zelfverzekerde Pruis uithing. Zijn grote bek, die gespeelde onkwetsbaarheid. Louis was een sombere romanticus die niet van wolkenloze luchten hield: er moest altijd iets dreigends zijn. Aan de andere kant: de laatste jaren was hij milder. Hij vond het prettig wonen hier, zo met de duinen in zijn rug en uitzicht op twee kathedralen. Hij danste op straatfeesten! Genoot van de contacten in de buurt, van de kinderen op straat.“ „In romans als ‘Werken van Barmhartigheid’, ‘De Oefenaar’ en vooral in ‘Niemandsbruid’, zijn laatste, laten zijn personages steeds meer het aardse los en houden ze zich bezig met de geest. Toen hij aan ‘Niemandsbruid’ bezig was, zei hij meer dan eens: Dit zou wel eens mijn laatste roman kunnen zijn. De parallellen tussen hem en zijn hoofdpersonage, met wie Louis zich altijd vereenzelvigde, zijn beangstigend.“ „Het verloop van Angèles ziekbed: het klopt allemaal. Alsof hij door het schrijven van ‘Niemandsbruid’ de ziekte over zich afriep. Niks geen ‘l'art pour l'art', ‘mort pour l'art’ zul je bedoelen“, schrijf ik in ‘De Tuinkamer’.
Bijlage Cornel Maas in De Volkskrant van 24 december 2005 In juni, op Sicilië, was Louis niet vooruit te branden, en hij had last van zijn maag. Maar de huisarts had tijdens een bezoekje vlak voor onze vakantie geen alarm geslagen. Op een dag maakte ik met een digitale camera een foto van hem, van opzij, terwijl hij op het balkon van ons prachtige huis naar de Etna stond te turen. Ik keek de foto terug en schrok me rot. Hij is heel erg ziek, realiseerde ik me. Dat heb ik hem niet verteld, want ik wilde hem niet onrustig maken. Ik heb hem juist gekoesterd, de rest van de vakantie deed ik alles wat hij wilde, heb hem in een ligstoel onder de olijfboom gezet. Toen we weer in Nederland waren zijn we naar het ziekenhuis gegaan. Wij dachten aan een maagzweer, maar het bleek veel erger: het was uitgezaaide kanker, zelfs een chemokuur had geen zin meer. 'Ik ben op, kortom', zei Louis - en daarin berustte hij. 'Als ik het leven van een keurige meneer had geleid', redeneerde hij, 'die braaf lid was van een oudercommissie, die maar één n keer per jaar aangeschoten was, die naar de buurvrouw keek zonder haar ooit te hebben aangeraakt, dán zou ik boos zijn geworden als ik ongeneeslijk ziek was verklaard. Nu ben ik in het leven het gevecht aangegaan, en ik heb dat gevecht verloren.' In de weken die hem restten was Louis omringd door warmte en liefde, door vrienden, kinderen en zijn kleinzoon Kai van wie hij zo veel hield. Hij wist dat hij veilig was. Maar de laatste twee dagen voor zijn dood was hij angstig. Door de morfine kon hij niet helder meer denken. Hij dacht dat ik gekidnapt was, hij wilde me elk moment zien, ik mocht zijn handen niet meer loslaten. Op 23 augustus, drie dagen vóór zijn dood, bracht uitgever Robbert Ammerlaan hem het eerste exemplaar van zijn nieuwe roman Niemandsbruid. Louis heeft het in ontvangst genomen, op een kraambed, zo leek het, waar de kraamvrouw ten slotte komt te overlijden. De gelijkenis tussen boek en werkelijkheid was verpletterend: op 23 augustus leeft Adele Schopenhauer, hoofdpersoon in Niemandsbruid, op haar ziekbed nog één n keer op. En op 25 augustus, om kwart voor vier 's middags, verwisselt zij het tijdelijke met het eeuwige - precies op de dag en het moment dat de arts kwam om te bespreken wanneer euthanasie zou worden toegepast. Die veelbetekenende passages heb ik op de allerlaatste avond, hier, in de tuinkamer, vier of vijf keer voorgelezen. Louis viel steeds in slaap, maar wat hij me nog wel liet weten: dat hij onbewust heeft gevoeld dat dit zijn laatste roman zou zijn. Op de heetste dag van het jaar werd hij begraven. Veel is aan me voorbijgegaan. Gelukkig zijn er foto's die laten zien hoe prachtig het was. Er waren ontroerende toespraken, onder meer van Jan Siebelink, aan wie hij begin dit jaar nog het eerste exemplaar van Knielen op een bed violen aanbood. Ik kreeg lieve briefjes van schrijvers. En ik word heel erg goed opgevangen door mijn dochters, door buren, door vrienden - en dan vooral door Gert, die me bij alle financiële perikelen steunt. Maar alles is confronterend, op dit moment. Ik zie op tegen de kerstdagen omdat die me naar de strot zullen grijpen, als ik in m'n eentje een fles wijn opentrek, voel ik me haast een alcoholiste, de Albert Heijn durf ik amper in om een eenpersoonsmaaltijd te kopen, bang dat iemand me zal aanspreken. Want ik wil geen zieligheid uitstralen. Louis en ik waren twintig jaar samen, als dikke maten. Sinds eind vorig jaar trokken we ons steeds meer terug in ons eigen bastion, in dit huis, waar we een nieuw soort behaaglijkheid hadden geschapen en fijn aan het cocoonen waren. Nu is datzelfde dierbare huis me te groot en te leeg, en vlucht ik het steeds weer uit, omdat de waarheid zo gruwelijk is dat ik hem nauwelijks onder ogen durf te zien. Gaat het alweer een beetje beter?, vragen sommigen, en dan ben ik verbijsterd. Wat is je referentie?, vraag ik me op zo'n moment af, waar kom ik dan vandaan, waar ga ik naartoe? Voorlopig gaat het steeds slechter. Het kost me veel moeite om afspraken te maken en mijn tijd in te delen. In die zin is het maar goed dat ik weer Engels doceer aan de hogeschool, voor de broodnodige structuur in het bestaan. Maar de zelfverzekerde, onafhankelijke, vrolijke Lilian van vóór de zomer is nu zo broos als de pest, een porseleinbordje dat aan zeven kanten gelijmd is. Ook weet ik niet wat er van de empatische docente over zal blijven die ik lange tijd geweest ben: misschien zal ik wel veel minder compassie hebben met het kleine leed dat studenten af en toe parten speelt. Dat Louis een groot oeuvre nalaat is een troost - mijn moeders leven zat in een koffertje toen ze overleed. Maar zijn boeken zijn nooit bestsellers geworden. Hij was geen publieksvriendelijke man, hij weigerde te slijmen, hij deed nooit een knieval voor de commercie. Ik hoop van harte dat Niemandsbruid een groot verkoopsucces wordt. Als ik vijfvoudig miljonair zou zijn kocht ik er tweehonderdduizend exemplaren van, zodat hij eindelijk ook eens in de toptien komt. Want dit is mijn grootste angst: dat zijn werk niet langer gelezen wordt, dat de mensen hem zullen vergeten. Vlak voor zijn dood zei Louis dat hij goed op me zou passen. Daar merk ik vooralsnog niks van. Ik zou hem graag nog tien jaar hebben verzorgd als ik hem op die manier bij me had kunnen houden. In zijn werkkamer, die ik intact zal laten, bekijk ik zo nu en dan fotoboeken, werp ik een blik op zijn typemachine - zijn bril ligt er nog op, het laatste velletje dat hij volschreef steekt eruit. Sproet, onze kat, komt er vaak. Ze dementeert, en jammert omdat ze Louis niet kan vinden. Ze kotst en poept er de boel onder. Eigenlijk doet Sproet alles wat 'k zou willen doen.'

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Ook geschreven door Cees