Titel: Bint
Druk: 1998
Jaar van eerste druk: 1934
Aantal pagina’s: 76
Motto: Er is geen motto in het boek aanwezig. Samenvatting: Op een sombere, winderige novemberochtend meldt een nieuwe leraar, De Bree, zich bij de school van Bint. Hij zal voor de rest van het schooljaar invallen voor een leraar die is weggepest. Het is zijn eerste baan als leraar en hij wil ook niet langer dan tot het einde van het schooljaar blijven. De school van directeur Bint is in de stad berucht geworden door het meedogenloos strenge systeem dat Bint 5 jaar geleden heeft ingevoerd. Hierdoor heeft hij verscheidene conflicten met ouders en zelfs met de wethouder gehad. Als gevolg hiervan zijn er al drie jaar lang geen leerlingen meer toegelaten, zodat er alleen nog maar vier vierde klassen en drie vijfde klassen over zijn. Over twee jaar zal de school dus uitgestorven zijn, maar Bint zet zijn systeem door. Op zijn eerste dag is de eerste klas die hij heeft 4D, hij geeft deze klas de bijnaam “de hel”. Dit is een verschrikkelijke klas, wat ook blijkt uit de namen: Neuteboom, De Moraatz. De kinderen worden beschreven als beesten: “Daar was de ontzaglijke, bruine sprinkhaan Neuteboom”. De Hel probeert De Bree uit. De Bree verklaart de klas oorlog. Hij weet zich, ondanks het feit dat Bint hem controleert en niet helpt, te handhaven. Met de drie andere klassen heeft hij weinig moeite. Ook deze klassen geeft hij namen. Een zeer leergierige klas noemt hij “de bruinen”, een ijverige maar kleurloze klas noemt hij “de grauwen” en een klas van zeer vreedzame leerlingen noemt hij “de bloemenklas”. Dit is een redelijk normale klas, maar toch heeft hij aan een van de leerlingen meteen al een hekel: Jérôme Fléau. De Bree ontdekt dat een klas een wezen is. Hij merkt ook dat Bint er in geslaagd is om zijn lerarenkorps tot een wezen te vormen. Alle leraren, behalve Keska staan achter Bints systeem, hoe groot de onderlinge verschillen ook zijn. Ook De Bree raakt in de ban van Bint. Hij is steeds meer overtuigd van de juistheid van diens opvoedkundige theorieën en het systeem van “stalen tucht” dat daaruit voortvloeit. Welke gevolgen dit systeem voor de leerlingen heeft, hoort hij tijdens de vergadering voor het kerstrapport. Behalve cijfers voor de verschillende vakken, de “lerarencijfers”, komt er een “schoolcijfer”op het rapport. Dit schoolcijfer, dat niet altijd het gemiddelde van de lerarencijfers is, wordt door de lerarenvergadering vastgesteld. Leerlingen met een onvoldoende schoolcijfer hebben een slecht rapport. Wie met kerst een slecht rapport heeft, kan dit niet meer ophalen en blijft zitten. Maar omdat Bint dit zo veel mogelijk wil vermijden, krijgen kinderen met een slecht kerstrapport het advies om van school te gaan. In één van De Bree’s klassen, de grauwe klas, is een leerling met een onvoldoende schoolcijfer die zichzelf dreigt te doden: Van Beek. Bint maakt alle leraren duidelijk dat het hem niets kan schelen.. Ook het geval Fléau wordt besproken. Bint wil hem van school hebben omdat hij al lang onrust stookt. Van Beek pleegt inderdaad zelfmoord en er komt een opstand van de leerlingen. De hel maakt korte metten met die opstand en Bint is uiteraard erg trots op hen. Fléau is ook van school af, evenals de conciërge (die heeft meegeholpen met de opstand) en de werkster. Er komt een klassenreis en De Bree neemt de helft van de hel mee naar België. De Bree vindt dit duidelijk prachtig om te doen. Op een gegeven moment moeten ze een kortere weg nemen, omdat een van de leerlingen een nare kuch heeft. Twee leerlingen nemen stiekem toch de langere weg, ze houden zich aan de plannen van Bint. Zij worden bij hun terugkomst in het hotel genadeloos gestraft door hun medeklasgenoten. Evenals Bint duldt de hel geen ongehoorzaamheid. Met de examentijd nadert nu ook het einde van het schooljaar. De school zal daarna nog maar één jaar bestaan. De hel gaat volledig over naar het laatste jaar. De Bree gaat de school verlaten, maar Bint vraagt hem of hij niet nog langer wil blijven. De Bree wijst dit in eerste instantie af, maar thuis schrijft hij Bint een briefje dat hij toch blijft. Op de eerste dag van het nieuwe schooljaar hoort De Bree dat Bint zijn ontslag genomen heeft. Iedereen weet dat Van Beek de oorzaak is. De Bree gaat vervolgens verder met 5C, de hel. Hij gaat nog langs Bint, maar hij wordt aan de deur geweigerd. Thema: Het thema van dit boek is de 'stalen tucht', dat is waar ook het hele boek omdraait, Bint eist van zijn leerlingen 'stalen tucht'. En hij wil dat iedereen later zegt, dat was er een van de school van Bint.
Pseudoniem: Ton Ven
Geboren: 10 oktober 1884
Overleden: 28 april 1965
Debuut: 'Paddestoelen' - 1916, poëzie
Genres: poëzie, roman, novelle, kort verhaal
Bijzonderheid: Zijn stijl wordt vaak gekarakteriseerd met de omschrijving 'gewapend- beton- stijl' Citaat: 'De Bree zijn denken was hoekig en nors' - beginzin uit: 'Bint' Greep uit het werk: 'Blokken' (1931, novelle), 'Knorrende beesten' (1933, novelle), 'Bint' (1934, novelle), 'Karakter (1938, roman) Op 10 oktober 1884 werd Ferdinand Johan Wilhelm Christiaan Karel Emiel Bordewijk geboren in de Jan Steenstraat 255 te Amsterdam. Z'n vader was referendaris bij het Depatement van Waterstaat en stamde uit een gegoede familie. In 1885 verhuisde het gezin naar Singel 198 en in 1894 naar Den Haag, Van Swietenstraat 88. Het gezin verhuisde binnen Den Haag van Van Swietenstraat 159, Van Zuylenstraat 8, Helenastraat 30, Tweede Adelheidstraat 182 en Wilhelminakade 71. Bordewijk werd leerling van het gymnasium aan het Hoge Westeinde, een school met een ouderwetse tucht, en ging daarna rechten studeren in Leiden, waar hij in 1912 promoveerde tot doctor in de rechtswetenschappen (1). In 1913 werd hij beëdigd als advocaat en ging, nadat hij aanvankelijk werkzaam was geweest op het archief van een levensverzekeringsmaatschappij in Den Haag, in januari als junior werken op een advocatenkantoor te Rotterdam aan de Boompjes 11. In december 1919 vestigde hij zich als advocaat te Schiedam aan de Tuinlaan 46. Het kantoor verhuisde in de loop der jaren naar de Tuinlaan 118 en uiteindelijk naar de Lange Nieuwstraat 187 (2). Nadat Bordewijk jarenlang geässocieerd was geweest met mr. M.M. van Velzen, begon in 1945 de samenwerking met zijn zoon mr. R.F. Bordewijk. Op de dag van de mobilisatie, 1 augustus 1914, trouwde Bordewijk met Johanna S.H. Roepman, die hij in 1911 voor het eerst ontmoet had, en ging in de laan van N.O.Indië 214 wonen. Ze verhuisde binnen Den Haag naar de Schenkkade 219 in 1921 en naar de Tweede van de Boschsstraat 36 in 1928. Uit dit huwelijk werden geboren dochter Nina (3) en de zoon die later zijn compagnon zou worden. Vrouw en kinderen hadden later wel wat invloed op zijn werk als schrijver, want Bordewijk en zijn echtgenote, die componiste was, bekritiseerde elkaars werk en Bordewijk maakte voor sommige composities de teksten. Om de zondagen te beginnen vertelde Bordewijk vaak verhaaltjes aan z'n kinderen en deze verhaaltjes werden later gepubliceerd als 'Bakerpraatjes'. Op 1 september 1918 werd Bordewijk docent Handelsrecht aan de Handelschool aan het Van Alkemadeplein te Rotterdam en bleef dit tot oktober 1920. In 1919 liet Bordewijk vijf van zijn zes voornamen officieel vervallen verklaren. Op 3 maart 1945 verloor Bordewijk al zijn huiselijke bezittingen en ook zijn eigen werk bij het bombardement van Bezuidenhout. De familie verhuisde naar Leiden, waar ze een flatje betrok. Bordewijk en echtgenote werden beide ziek, maar ondanks grote zwakte hadden zij zich bij de bevrijding in het feestgebeuren begeven. In november 1945 betrok Bordewijk een kamer in Schiedam, terwijl zijn vrouw in een piepklein flatje in Den Haag ging wonen, waar zij pas vier maanden een eigen woning aan de Nieuwe Parklaan 20 in Scheveningen vonden. Door de week ging Bordewijk die vier maanden elke zaterdag per fiets naar Den Haag. Bordewijk schijnt trouwens al eens eerder in Schiedam gewoond te hebben blijkens brieven aan de dichteres Ida Gerhardt (4). Bordewijk werd in 1945 voorzitter van de Jan- Campert- stichting ter bevordering van de Nederlandse Letterkunde en bleef dit tot 1952. In het najaar van 1947 werd hij ernstig ziek. Ruim een jaar lang werd hij verpleegd in de Rudolf Steinerkliniek en vervolgens in het ziekenhuis Bronovo. In 1948 componeerde zijn vrouw 'Rotondo', opera in één akte, waarvoor Bordewijk het libretto schreef en in 1949 componeerde zij een tweede opera, het symfonische gedicht 'Plato's dood' met tekst van Bordewijk. Bordewijk kon trouwens redelijk piano en viool spelen. Sinds 1949 werkte Bordewijk te Schiedam als juridisch adviseur aan veel samenwerkings projecten mee en in 1955 bleek hij al meer dan 300 onteigeningszaken voor de gemeente te hebben behandeld. In 1951 hield Bordewijk in verschillende steden lezingen over eigen werk. In 1953 ontving hij de P.C. Hooftprijs in het Muiderslot. Burgermeester (Peek) en wethouders van Schiedam schreven hem in mei 1954 een brief met gelukwensen hiervoor. In 1954 werd hij benoemd tot Officier in de Orde van Oranje Nassau en het gezin verhuisde naar Parkweg 9a. Op 14 februari 1955 ontving Bordewijk de erepenning van de Schiedamse Gemeenschap uit handen van burgemeester Peek. Dit gebeurde in een volle aula van het Stedelijk museum, waarbij ook enkele composities van zijn vrouw gespeeld werden. Bordewijk zei in zijn toespraak:'Ik voel mij inderdaad Schiedammer, méér dan Hagenaar. Immers, de stad waar men werkt is veel belangrijker dan de stad waar men slaapt(.....) Ik houd van deze stad, zij heeft mij altijd gefascineerd, sedert het moment dat ik haar bleek, dat ik ovens van de glasfabriek had aanschouwd. Ik ben het beeld nimmer kwijtgeraakt (.....) Ik vind Schiedam ook een mooie stad, er is zeer veel schoons....de kerk aan de Lange Haven.....de Lange Haven in zijn geheel.....deze aula en zoveel meer.' In 1957 verhuisde het gezin naar de Alexander Gogelweg 32. Op 10 oktober 1957 feliciteerde burgemeester Peek en wethouders van Schiedam via een briefje Bordewijk met zijn 70ste verjaardag en met het doorstaan van zijn ziekte en op 2 november 1957 stuurde burgemeester Peek hem een briefje met felicitatie voor de toekenning van de Constantijn Huygenprijs. Deze prijs werd in december aan Bordewijk uitgereikt voor zijn gehele œuvre. In 1959 verhuisde gezin Bordewijk naar de Jacob de Graefflaan 8a. Op april 1965 overleed Bordewijk op 80-jarige leeftijd. Hij werd op 3 mei in stilte op 'Oud Eik en Duinen' begraven, overeenkomstig zijn nadrukkelijke wens. Op 18 augustus werd aan zijn weduwe postuum de Zilveren Penning van de gemeente Den Haag uitgereikt door burgemeester Kolfschoten. Bordewijk had voor Den Haag verscheidene nieuwe straatnamen bedacht, nl. die, welke eindigde op 'dreef' en 'horst'. Wat van Bordewijks werk met Schiedam te maken heeft is allereerst de novelle 'Verbrande erven. Een plaatsbeschrijving'. Dit verhaal is allereerst verschenen in de serie ondergrondse uitgaven Quousque, no 15, bij de Bezige Bij onder pseudoniem Emile Mandeau, de naam van zijn grootmoeders familie en later opgenomen in de verhalenbundel 'Bij gaslicht' bij Nijgh en Van Ditmar. Deze bundel is nog te verkrijgen als goedkope Salamderpocket. Het verhaal gaat over Neeltje uit Hazerswou, die gaat logeren bij haar oom, een notabele uit de moutwijnindustrie, die in de Verbrande Erven woont. Door haar ogen krijgt de lezer het Schiedam te zien uit de tijd van het gaslicht. Ze dwaalt door de sloppenbuurten met namen als Baan, Grofbaan, Roosbeek en Laan; de brandersbuurt met Raam, Achter de Teerstoof en Kinderbuurt, maar ook langs de havens met patriciërshuizen, de mooie Plantage en het Hoofd met uitkijk op de rivier. Verder zijn er nog de verhaaltjes 'De stad Schiedam' op blz. e.v in 'De korenharp' (nieuwe reeks), 'Vererfde Barnden' in 'Onderweg naar Beacons' en wat Schiedams in 'Geachte confrère'. Bordewijk was ook enkel malen medewerker aan het maandblad 'De Scheidamse Gemeenschap': 'Lopen door oude buurten' (1949 blz.148), 'Verbrande erven. Een tijdsbeeld' (fragment, 1952), 'Ja, dat was toen.....'(1954 blz.016), 'Twee stadsgezichten van de schilder R.S. Bakels. Kort woord over levensloop van deze schilder' (1954, blz. 193) en 'Navolging van Henri Hartog' (1962 blz.180, ook in Idem. Tien Parodiën') In ditzelfde blad verscheen over Bordewijk: 'De SG erepenning aan F Bordewijk uitgereikt' (1954 blz.221), 'De mens en de schrijver F Bordewijk' door A Wagener (1954 blz. 222), 'Mr. Dr.C van Bree (1965 blz.214) Uitgaven van Bordewijk 'Paddestoelen' (gedichten onder speudoniem Ton Ven, 1916), Fantastische vertellingen (3 bundels verhalen, 1919, 1923, 1924), 'Blokken' (korte roman, 1931), 'Knorrende beesten' (korte roman, 1933), 'Bint, Roman van een zender' (korte roman, 1934, is gelokaliseerd in de Handelsschool te Rotterdam), 'De laatste eer' (grafredenen, 1935), 'Rood Paleis. Ondergang van een eeuw'(roman, 1936, 'Op mevrouw de Taeye bordeelhoudster' uit 'De laatste eer' was een voorloper hiervan), 'De wringerdrank' (verhalen, 1937, verhaal ''t Ongure Huissens' was in 1936 al gepubliceerd in 'De vrije bladen'), 'Karakter. Roman van zoon en vader' (roman, 1938; de titel 'Drevershaven en Katadreuffe'; in 1939 verschijnt een Duitse vertaling als 'Büro Rechtsanwalt Stroomkoning' en in het Engels als 'Character. A novel of father and son' in 1966; het advocatenkantoor aan de Boompjes te Rotterdam speelt hierin een rol), 'De korenharp' (verhalen, 1940; hierin de 'Bakerpraatjes' die Bordewijk zijn kinderen vertelde; herzien uitgegeven in 1946), 'Drie Toneelstukken' (1941; 'Sumbo N.V. Spel van olie, dood en leven in drie bedrijven', 'Direhoek met den huisgenoot. Bijspel in één bedrijf' en 'De stier van Opland. Klucht in één bedrijf') 'Apollyon' (roman, 1941), 'Veuve Vesuvius" (novelle, 1946), 'Eiken van Dodona' (roman, 1946), 'Bij gaslicht' (verhalen, 1947; hierin de verhalen 'Verbrande erven' (zie boven) en 'Huis te duur', dat eerder was gepubliceerd als boekenweekgeschenk van 1938 en gedeeltelijk herschreven is), 'Noorderlicht' (roman, 1948; geschreven in 1941), 'Het Eiberschilt' (verhalen, 1949), 'Zwanenpolder. 20 verhalen' (1949), 'Vertellingen van generzijds' (verhalen, 1950), 'Studijn in volksstructuur' (verhalen, 1951), 'De korenharp. Nieuwe reeks' (verhalen, 1951), De doopvont' (roman, 1952), 'Meneer en mevrouw Richebos. Twinitg korte verhalen'(1954), 'Bloesemtak' (roman, 1955), 'Halta Noordstad'. Vermeerderd met drie een acteurs en een monoloog (toneel, 1956; 'Halta Noordstad' eerder verschenen in 'De gids' van 1941), 'Geachte Confrère, splendours en misères van het beroep van advocaat' (beschouwingen, 1956), 'Idem, tien parodiën op andere schrijvers, 1957), 'De aktentas, tien korte verhalen' (1958), 'De zigeuners. Twaalf korte verhalen en een schets' (1959), 'Centrum van stilte' (verhalen, 1960), 'Paddestoelen' (raad in rijm)', (gedichten onder pseudoniem Ton Ven, 1961), 'Tijding van ver' (roman, 1961), 'Wandeling door Den Haag en omstreken' (verhalen onder pseudoniem Ton Ven, 1962; wandelingen door Den Haag van omstreeks 1895), 'Jade, jaspis en jitterbug. Wijsheid en schoonheid uit het leven van Baron van Stralen op rijm' (gedichten onder pseudoniem Ton Ven, 1964), 'Lente, zeven verhalen' (1964), 'De golbertons' (roman, 1965), 'Dreverhaven en Katadreuffe' (novelle, 1981), 'Zeven fantastische vertellingen', 'Nagelaten feuilletons', (verhalen, 1982), 'Kelders en paleizen. Zeventien verhalen' (1982, een keuze uit eerder verschenen werk), 'Kritisch proza' (1982; een selectie van 79 van de 152 kritieken die Bordewijk van 1946 t/m 1954 voor het Utrechts Nieuwsblad heeft geschreven), 'Huissens' (novelle met tekeningen, 1982; eerder verschenen in de bundel 'De wringerdrank'), 'Vijf kleine verhalen' (1983, nagelaten verhalen). Vanaf 1982 wordt door Nijgh & Van Ditmar re 's-Gravenhage het 'Verzameld werk' uitgegeven in 11 delen, waarvan er momenteel 4 delen zijn verschenen. Het zal geen 'volledig werk' zijn, want alhoewel ook enkele niet in boekvorm verschenen stukken zullen worden opgenomen,zal niet al het bovengenoemde opgenomen worden. Sommige stukken zijn door de erfgename mevrouw N. Funke- Bordewijk daartoe niet goed genoeg geacht. Voor een verzamelaar van Bordewijks werk is dit te betreuren.
1931 Blokken, roman
1933 Knorrende beesten, roman
1934 Bint, roman
1936 Rood paleis, roman
1938 Karakter, roman
1941 Apollyon, roman
1946 Eiken van Dodona, roman
1948 Noorderlicht, roman
1952 De doopvont, roman
1955 Bloesemtak, roman
1961 Tijd van ver, roman
1982 Zeven fantastische vertellingen: nagelaten feuilletons. Boek: Volgens sommige bronnen wilde Bordewijk met ‘Bint’ waarschuwen voor het nazisme en nationalisme. Het boek is geschreven voor de tweede wereldoorlog, toen het nazisme op begon te komen. In die tijd heerste er een economische crisis en er dreigde politieke chaos. Er is dus een verband tussen de tijd van ontstaan en het boek. Dit boek is geschreven als een reactie op die chaos. Het verband tussen ‘Bint’ en andere boeken van Bordewijk is de stroming (nieuwe zakelijkheid), de belangstelling voor architectonische eigenaardigheden en de beschrijving van belangrijke plaatsen van het leven van Bordewijk.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden