Auteur: Hildebrand (pseudoniem van Nicolaas Beets) Uitgever: De Erven F. Bohn
Jaar van uitgave/ eerste druk: 1856 (uit dat jaar althans stamt het laatste verhaal) Aantal bladzijdes: 397 (maar ik heb een schooluitgave uit 1928 met extra aantekeningen onder elke bladzijde) 2. Titel (+ eventueel motto) Titel: Camera Obscura betekent letterlijk “donkere kamer”. Het is de voorloper van een fototoetsel. Beets bedoelde met de titel van zijn boek dat het boek personen en toestanden weergaf uit de onmiddellijke omgeving van elke dag. Motto: “De schaduwen en schimmen van Nadenken, Herinnering en Verbeelding vallen in de ziel als eene Camera Obscura, en sommige zoo treffend en aardig dat men lust gevoelt ze na te teekenen en, met ze wat bij te werken, op te kleuren, en te groepeeren, er kleine schilderijen van te maken, die dan ook al naar de groote Tentoonstellingen kunnen gezonden worden, waar een klein hoekje goed genoeg voor hen is. Men moet er evenwel geen portretten op zoeken; want niet alleen staat er honderdmaal een neus van Herinnering op een gezicht van Verbeelding, maar ook is de uitdrukking des gelaats zoo weinig bepaald dat een zelfde tronie dikwijls op wel vijftig onderscheiden menschen gelijkt.” Anonymus in libro non edito
Verklaring van het motto: Anonymus in libro non edito betekent “Een ongenoemde in een niet uitgegeven boek.” Het is dus niet bekend van wie dit motto afkomstig is. Waarschijnlijk is dit motto gebruikt omdat het over de Camera Obscura gaat en het aangeeft wat de mogelijkheden hiervan zijn.
In dit verhaal prijst Hildebrand de komst van de spoorwegen. Hij is hier erg enthousiast over, omdat Nederland tot dan toe geen prettige manier van reizen kent. Als eerste is daar de trekschuit, die niet prettig is omdat het er erg bekrompen is en het de behoefte opwekt om overal allerlei nietigheden te gaan zeuren. Verder geeft hij een hoop voorbeelden van verschillende soorten mensen die met de trekschuit reizen. Ook de diligence is geen fijne manier van reizen, hoewel het wel heel anders is dan een trekschuit. Een diligence hobbelt vaak nogal en bovendien zijn er drie soorten vervelende mensen: slapers, rokers en praters. Die eerste zijn in zoverre vervelend dat ze lijken uit te zetten, ze nemen steeds meer plaats in. Rokers zijn slecht voor andermans gezondheid. Tegenwoordig vragen zij ook niet meer of het iemand zal hinderen, zij beginnen gewoon de lucht te verzieken. Maar praters zijn het ergst, zij maken ongelukkig. Het maakt niet uit of je wilt luisteren, zij praten toch wel op zo’n toon dat ze zelfs de rammelendste portieren kunnen overschreeuwen. Een stoomboot ten slotte is ook niet prettig, omdat hier mensen zijn die reizen voor hun plezier. Maar eigenlijk verveelt een stoomboot nogal snel, dus de mensen blijven hopen dat het leukste nog moet komen. Eenmaal weer thuis, zeggen ze tegen zichzelf dat ze een alleraardigst reisje hebben gemaakt. Het eerste uur is het nog wel aangenaam op de boot, maar daarna slaat onherroepelijk de verveling toe. En daarom verheugt Hildebrand zich erg op de spoorwegen, dit zal het reizen erg veraangenamen. Gerrit Witse
Gerrit Witse studeerde medicijnen in Leiden. Hij moest kandidaatsexamen afleggen, waarvoor hij heel zenuwachtig was. Hij slaagde echter ‘summa cum laude’. Daarom gaf hij een feestje. Aan een vriend vertelde hij dat verliefd was op een zeventienjarig meisje uit Gelderland, Klaartje Donze. Zijn ouders waren heel trots op hem en omdat ze wilden opscheppen, organiseerden ze een diner ter ere van Gerrit. Klaartje was op dit moment aan het logeren bij de familie Vernooy in Rotterdam, waar Gerrits ouders ook woonden. Omdat de familie Vernooy was uitgenodigd voor het diner, kwam Klaartje ook mee. Tante Vernooy schepte zo op over Gerrit dat Klaartje dacht dat Gerrit een verwaande student was. Tijdens het diner zat Klaartje naast een andere jongeman, Hateling, met wie ze het heel goed kon vinden. Na het diner wilde Gerrit een praatje maken met Klaartje, maar iemand stootte tegen hem, zodat zijn koffie over Klaartjes jurk ging; zodoende kwam er van een gesprek niets meer terecht. Twee jaar later was Gerrit arts. In een Gelderse stad moest hij naar een patiënt. Daar ontmoette hij Klaartje weer. Ze maakten de afspraak de volgende dag elkaar op te zoeken. Hier stopt het verhaal met de mededeling ‘Cetera desunt’, het overige ontbreekt. De Veerschipper
Zo’n drie jaar later heeft Hildebrand een andere mening over het reizen. In dit stuk bejubelt hij de schipper. Hij is nog steeds van mening dat een trekschuit onprettig is, maar schippers zijn bijzonder goedaardige mensen. Hij kent zijn schipper, Van der Velden, erg goed en dit is een erg trouwe man die oprecht ontroerd was toen Hildebrand was gepromoveerd. Hierdoor vindt hij dat het veer niet mag worden afgeschaft. Verder zegt Hildebrand dat het wel prettig reizen is als men in de stuurstoel mag zitten. Hier krijgt hij bijzondere dingen van de schippers en knechten te horen. Zo vertelde Van der Velden eens aan een vrouw die hem zei dat het wel snel gedaan zou zijn het veer, dat dat niet door de spoorwegen zou gebeuren, maar door de “Onderaardschen Schietblaasbalk”. Hierbij word je in enkele secondes van de ene plaats naar de andere plaats geschoten. Momenteel kon het nog niet in gebruik worden genomen, omdat de wijde mouwen in de mode waren. De juffrouw weet niet goed wat ze hiervan moet denken. 4. Personages Hildebrand: Hij komt in alle verhalen voor, hoewel hij vaak wel op de achtergrond blijft. Soms wordt hij ook beschreven als de held. Hij is een student te Leiden en hij probeert vaak iedereen van zijn gelijk te overtuigen. Gerrit Witse: Je komt niet zoveel over hem te weten, maar hij is een serieuze student die later arts wordt. Van der Velden: Hij is een schipper en dus een erg trouw persoon. Hij is best emotioneel en heeft een grote fantasie. 5. Opbouw Er zijn 36 hoofdstukken die allemaal een titel hebben. Sommige verhalen zijn weer onderverdeeld in kleinere hoofdstukjes. 6. Ruimte De verhalen spelen voor een groot gedeelte in Leiden, maar bijvoorbeeld ook in Noord-Holland, Noord-Brabant en andere delen van Nederland. Het speelt zich meestal af in huiselijke omstandigheden. Het speelt zich af aan het begin en in het midden van de negentiende eeuw. 7. Tijd Verteltijd: 397 bladzijdes
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden