Titel: Turks Fruit
Verschenen in: 1969
Uitgever: Meulenhof, Amsterdam
Aantal blz.: 214 Hoe kwam de keuze tot stand? Ik heb dit boek gekozen omdat ik vond dat dit toch wel een boek was wat iedereen gelezen moet hebben. Het is een heel veel besproken boek. Ik had er best hoge verwachtingen van dit boek te lezen. Ook wilde ik wel eens weten of het inderdaad zo'n vunzig boek was als sommige mensen vaak zeggen. Receptie van het boek Bron
Recensietitel
Van de verstikkende vader naar de gruwelijke schoonmoeder: Turks fruit van Wolkers, een liefdesgeschiedenis die dreigt scheef te zakken
Turks Fruit, de nieuwe roman van Jan Wolkers (Meulenhoff, Amsterdam) is een boek dat er bij tweede lezing een beetje beter komt uit te zien dan een op het eerste gezicht, maar dat wil nog helemaal niet zeggen dat er hier sprake is van een meesterwerk. Niemand riskeert zoveel meligheid als een romanschrijver die zijn stofbij voorkeur aan familiale toestanden ontleent, en de kleine variatie die Wolkers zich ditmaal permitteert, helpt daaraan geen moedertje lief: juist bij tweede lezing blijkt die meligheid erger te zijn dan men eerst had gedacht. De bedoelde variatie bestaat hoofdzakelijk hierin dat de grote vijand niet meer een vader is maar een moeder, om precies te zijn een schoonmoeder. Ik ga niet nog eens uit de doeken doen dat vaders bij Wolkers figuren zijn die verstikkend of steriliserend inwerken op het jongere leven Ook als hij er aardig tegen doet, zoals in Terug naar Oegstgeest zijn ze een schoolvoorbeeld van wat René Gysen in Komma eens ooit heeft onderscheiden als rechts: autoritair, conservatief, reactionair, levenverpletterend, aarts-vaderlijk. De tragedie of, voor wie het graag koel houdt, de vergissing in haast alle romans en verhalen van Wolkers is dan dat het eigenlijk de vader had moeten zijn die doodgaat, maar dat het in de stompzinnige realiteit nu eenmaal de oudere broer is (met zijn gebalde vuist) die het loodje legt. Identificeert men daartegenover, met Gijsen, links met moederlijk, d.i. levengevend, leven vooruit helpend, dan blijft het verwonderlijk dat juist moeders in dit werk altijd zo'n mistige indruk maken, alsof het bij voorbaat vaststaat dat hun bestaan vergeefs is naast zoveel zwart en compact vaderschap. Wie zich uit Kort Amerikaans herinnert hoe mistroostig het goede mens met haar pannetje erwtensoep door Leiden dwaalt, zal wel begrijpen wat ik bedoel als ik zeg dat althans dit links bij Wolkers door en door vermiezerd is, of was. Interessant is daarbij het incidentele optreden van een zusje, meestal een pesterige meid, solidair met de vader, haar broer kleinerend waar ze maar kan. Er zijn ook wel een paar verhalen te vinden waarin de wraak zich keert tegen haar, en dan niet tegen de vader zoals gewoonlijk. Het Tillenbeest, het eerste verhaal uit de eerste bundel van Wolkers, is er meteen al een goede illustratie van, hoe zij daarbij door de schrijver vergelijkt wordt, en ook hoe daarbij het puur familiale aspect verbleekt. Uit die hoek komt de afschuwelijke schoonmoeder waar Turks Fruit het nu ineens van moet hebben. Verwijder dit monster uit de roman en wat overblijft is een scheefgezakte liefdesgeschiedenis die veel te droevig eindigt om zo kwaad te mogen beginnen. Uit de meest moedwillige Cremer effecten van het begin zakt die geschiedenis dan weg naar de sentimentaliteit van het melodrama. Een academie-student leeft een aantal jaren 'beestachtig gelukkig', zoals een getuige het uitdrukt, met het rossige meisje Olga, maar hij raakt haar kwijt aan anderen, en als hij haar terugvindt raakt hij haar nogmaals kwijt, maar nu aan de dood, want ze sterft aan een tumor in de hersenen. Dat is op zichzelf een roerend verhaal, zoals het (in het nette natuurlijk) geschreven kon zijn door Marie Koenen, die immers voldoende sentiment kon produceren om het volstrekt willekeurige van zo'n verloop aan het kritieke oog te onttrekken. Ook Wolkers doet hier en daar wel een beetje nodeloos dik, verwonderlijk overigens bij iemand die indertijd zo zuiver en trefzeker, zo achteloos bijna, begonnen is als hij, maar vals sentiment is toch zeker niet zijn voornaamste middel geweest. De futiliteit van het gebeuren heeft hij verlegd naar de zwarte figuur op de achtergrond, de boze vrouw die eerst haar man met wellust naar de andere wereld helpt en het vervolgens niet laten kan, haar moordende activiteit te richten op het jonge geluk. Wolkers verzuimt niet, zelf de aandacht van zijn lezers te richten op iets onwerkelijks in haar, waardoor ze In verschijning uit 'n sprookje lijkt; meer stiefmoeder dan moeder of schoonmama, en 't is niet helemaal in evenwicht daarmee als hij anderzijds alles doet wat hij kan om toch haar realiteit geloofwaardig te maken, waarbij hij soms z'n toevlucht neemt tot de karikatuur, alsof hij er zelf ook niet zo erg in gelooft. Hij heeft het niet gemakkelijk met haar gehad, dat blijkt wel bij een tweede lezing, als de diepere bedoelingen die hij met haar heeft, al een beetje duidelijk zijn. Kinderwagen Het komt erop neer dat ze met haar lelijk karakter en haar beschamende relaties de ziekte incameert die het bestaan, en niet alleen dat van haar dochter, daarvoor is ze te duidelijk voorgesteld als abjecte zakenvrouw, in de kiem heeft aangetast. Als haar dochter uiteindelijk sterft, gebeurt er dus meer: het vat niet alleen de particuliere levensloop samen, maar evengoed de gang van het universele bestaan. De krachttoer van het boek, zeg maar gerust de geforceerdheid, zit hierin dat al dat lelijks uiteindelijk gedragen moet worden door het stiefmoederlijk monster met haar ene,aan de kanker geofferde borst. Hoofdstuk V zegt dat al definitief:'En dan zie ik dat het die kankerborst is vol verrotting en gif die ze mijn lieveling tussen de lippen stoot.' Dat is dan nog maat het begin van de lange geschiedenis van toenemend bederf en verval in Olga, zonder reserve beschreven in zijn lichamelijke uitingen, maar met dezelfde onbarmhartigheid in zijn psychologische verschijnselen. Dat de schoonmoeder daarbij het tegendeel is van het links-moederlijke, en dat ze in werkelijkheid de reprise is van, maar nu in het afzichtelijke, het geperverteerde, van wat tot nog toe was voorgesteld als vaderlijk, blijkt nog het allermeest uit Olga's pathogische angst voor zwangerschap, haar al van jongs af door haar moeder ingeprent met de suggestie dat een zuigeling een moeder de borst af-eet. En dat leidt dan weer tot scenes met een kinderwagen (nota bene een geschenk, en praktisch het enige, van haar moeder, die er ook niets mee beginnen kan)waarin Olga de gipsen geesteskinderen van haar academie-student naar de grachten zeult, heel vermakelijk op zichzelf, maar in het grote verband nogal akelig, vooral voor w1e in de tweede helft van het boek de eilende moet aanzien met die eierstokken, toch al
zoiets genants om bij een vrouw aan te denken. Die scherpe concretisering van alles in Olga wordt nog benauwender door ft verhaal van drie achtereenvolgende beelden van haar. Er is er een met een kind en dan lijkt het wel ofheel haar houding erop gericht is dit kind terug te stoten in de grond. Er is er vervolgens een zonder kind, een vrije plastiek met een opening waarin precies een kind zou hebben gepast. Ten slotte is er een met een kat, en plotseling verschijnt een gebaar alsofze 'een liefkindje in haar armen heeft'. Vergeefsheid is in die reeks samen met de verschijning van niet-gerealiseerde mogelijkheid, en allebei hebben ze betrekking op vergeefsheid van niet-gerealiseerd leven, kennelijk niet alleen van Olga, die in het boek als 'rooie duivelin' verschijnt, om het te verlaten met de artificiële tooi van een rode pruik, het enige protest dat nog mogelijk is tegen de dood, voorzover het natuurlijk niet het boek zelf is. Als zodanig respecteer ik Turks Fruit, maar het gebaar is dit keer niet vrijgebleven van geforceerdheid. Dat zit hem voornamelijk in de vervelende figuur van de drakerige schoonmoeder. Misschien dat Wolkers het zelf ook wel zo heeft aangevoeld, want als tegenmaatregel zie ik hem, in scherpe tegenstelling tot zijn concentrerende manier van doen in Horrible Tango, zijn best doen zijn relaas weer open te werken door toevoeging van allerlei details in gevaarlijk losse verbinding met de centrale machinerie. Het zijn voornamelijk uitbreidingen van dierlijke aard, een hele cataloog van bergeenden, katten en zelfs een muis met een trauma, die iedereen natuurlijk allang bij Wolkers had verwacht- Niemand komt bedrogen uit, en zeker komt er niemand iets tekort, maar de verrassing is er wel een beetje af, nu het er iet zo dwingend meer uitziet (vergelijk nog maar eens Dominee met strooien hoed)en het, misschien daardoor juist, gemakkelijk een indruk maakt van overdaad, soms van overbodigheid. Dat hij zijn materiaal handig weet te spreiden, dat hij mooie rijmpjes verbergt (de brakende hond in hfdst.VII en de brakende beeldhouwer in hfdst.XII, in analoge situaties, het is maar een voorbeeld), dat hij diezelfde rijmen ook onopvallend aanbrengt in de geschiedenis van het concrete verval (de dodenwake bijvoorbeeld, hfdst.IV), dat hij zelfs zeer geslaagde grapjes waagt en daarmee wat opruiming maakt onder de compactheid in het centrum van het boek, het helpt toch eigenlijk niet aan de fundamentele onevenredigheid die Turks Fruit zichtbaar frustreert. Geen moedertjelief.
1981 Brandende liefde (roman) 1982 De junival (roman) 1983 Gifsla (roman) 1984 De onverbiddelijke tijd (roman) 1985 22 sprookjes, verhalen en fabels
1988 Kunstfruit en andere verhalen
1989 Jeugd jaagt voorbij
1991 Tarzan in Arles (essays) 1991 Wat wij zien en horen (verhalen, samen met Bob en Tom Wolkers) 1994 Rembrandt in Rommeldam (essays) 1995 Zwarte Bevrijding (Boekenweekessay) 1996 Icarus en de vliegende tering
1997 Mondriaan op Mauritius (essays) 1998 Terug naar Jan Wolkers (bevat: Kort Amerikaans, Een roos van vlees en Terug naar Oegstgeest) 1998 Het kruipend gedeelte des aardbodems (rede) 1999 Omringd door zee (columns) 1999 De spiegel van Rembrandt
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden