Don Quichot op de bruiloft van Kamacho door Pieter Langendijk

Beoordeling 7.4
Foto van een scholier
Boekcover Don Quichot op de bruiloft van Kamacho
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 5e klas vwo | 2313 woorden
  • 11 juni 2003
  • 41 keer beoordeeld
Cijfer 7.4
41 keer beoordeeld

Boekcover Don Quichot op de bruiloft van Kamacho
Shadow
Don Quichot op de bruiloft van Kamacho door Pieter Langendijk
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Auteur Pieter Langendijk (1683-1756) Hij werd in 1683 als zoon van een metselaar in Haalem geboren. Zijn vader stierf toen hij 6 jaar en een zorgelijke jeugd begon. Met zijn verkwistende, humeurige en later ook nog alcoholistische moeder woonde hij achtereenvolgens in Amsterdam, Den Haag, opnieuw in Amsterdam en tenslotte vanaf 1722 weer in zijn geboorteplaats Haarlem. Tijdens zijn verblijf in Den Haag werd hij wever, maar al snel concentreerde hij zich op het tekenen van damastpatronen. Zijn ontwerpen vielen in de smaak bij Amsterdamse damastweverijen, waardoor hij welstand verwierf. In 1727 overleed ook zijn moeder, maar zijn huiselijke omstandigheden worden nauwelijks gelukkiger want een jaar later trouwde hij met de ziekelijke en al even verkwistende Joanette Sennepart. Toen in 1939 door het overlijden van zijn vrouw een einde aan dit ongelukkige huwelijk kwam, was zijn financiële positie al een stuk minder rooskleurig. In de jaren hierna verviel hij tot werkelijke armoede. Gedwongen door geldzorgen schreef hij vele gelegenheidsgedichten voor de gegoede burgerij van Haarlem, iets wat hij waarschijnlijk niet graag deed. In 1747 moest hij een groot deel van zijn verzameling boeken en prenten verkopen. Op grond van zijn literaire verdiensten (hij was bijna 35 jaar factor van de Haarlemse rederijkerskamer Trou moet blycken) werd de totaal verarmde Langendijk in 1749 kosteloze verzorging in het Proveniershuis aangeboden. Als tegenprestatie werd van hem verlangd dat hij als stadshistorieschrijver de geschiedenis van de stad Haarlem zou beschrijven. De man, die met zijn blijspelen en kluchten zovelen liet lachen, stierf in 1756 na een kommervol bestaan. Kort overzicht van zijn werk Langendijk is voor de letterkunde alleen van belang als schrijver van zijn blijspelen en kluchten. Zijn vele gedichten en pogingen tot het schrijven van treurspelen hebben wel bijgedragen aan zijn populariteit bij zijn tijdgenoten, maar ze zijn te middelmatig en te zeer onderhevig aan de literaire mode van zijn tijd om er blijvende literaire waarde aan toe te kennen. Zoals de meeste schrijvers uit de tijd van het Classicisme bewonderde Langendijk zijn voorgangers uit de vorige eeuw. Zijn bewondering gold in de eerste plaats de beroemde Franse blijspelschrijver Molière, maar ook Hooft en Bredero werden door hem hoog aangeslagen. De grootste kracht van Langendijk schuilt in zijn grote toneeltechnische vaardigheid. Hij bezat het, in onze oudere literatuur vrij zeldzame, vermogen een verhaal tot een boeiend kijkspel te maken. De opzet en uitwerking van de intrige, het goed gedoseerd toepassen van actie en toneelwisselingen en zijn levendige dialogen maken hem tot één van de belangrijkste toneelschrijvers uit onze literatuurgeschiedenis. Dit ondanks het feit dat de psychologische tekening van zijn personages vrijwel steeds oppervlakkig blijft. Zijn toneelfiguren zijn eer types dan karakters. Langendijks eerste blijspel Don Quichto op de bruiloft van Kamacho werd voor het eerst opgevoerd in 1711 en verscheen als boek in 1712. Er wordt wel verondersteld dat hij het al rond 1700 geschreven zou hebben. Na het succes hiervan schreef hij vrij kort achter elkaar de klucht De Zwetser (1712), zijn bekendste blijspel Het Wederzijds Huwelijksbdrog (1714), het kluchtige blijspel Krelis Louwen of Alexander de Groote op het Poëetenmaal (1715) en de klucht De Wiskunstenaars of ‘t Gevluchte Juffertje (1715). Het werk dat hij hierna schreef mist de sprankelende, onbekommerde humor van de genoemde toneelstukken. Hoewel Langendijk ook met zijn eerste spelen moraliserende bedoelingen had (bijvoorbeeld het hekelen van grootheidswaan), zijn ze levendiger en daardoor als kijkspel geslaagder dan zijn latere werk. Zijn problematische huiselijke omstandigheden zullen hier wellicht een rol hebben gespeeld. Ik noem van dit latere werk nog de één-acter Arlequyn Actionist (1720) en het niet geheel door hem zelf voltooide De Spiegel der Vaderlandsche Kooplieden.
Titel Don Quichot op de bruiloft van Kamacho. Titelverklaring De titel is eigenlijk een hele korte samenvatting van het boek; Het gaat over de bruiloft van Kamacho en Don Quichot is hiervoor uitgenodigd. Eerste druk Oorspronkelijke uitgave: 1712
De tekst van de uitgave die ik heb gelezen is gebaseerd op een 18e-eeuwse druk zonder jaartal. Genre Don Quichot op de bruiloft van Kamacho is een blijspel; een toneelstuk gevuld met humoristische dialogen, gebaseerd op het wereldberoemde boek Don Quichot van de Spaanse schrijver Miguel de Cervantes Saavedra. Stroming Classicisme; net als zijn tijdgenoten bewonderde Langendijk zijn voorgangers uit de vorige eeuw. Perspectief Aangezien het om een toneelstuk gaat is er sprake van een personaal verhaal; de personen uit het boek praten tegen elkaar en er is geen alwetende verteller. Wel staat er bijvoorbeeld (omdat het een toneelstuk is): ‘Kamacho tegen iemant van binnen’.  “Wel keerel, zou een aêr heur lichaem visenteeren?”  “Ik zal Kamacho nooit aannemen tot myn man.” Tijd van handeling Het toneelstuk speelt zich af in de tijd dat Langendijk het schreef, zo rond 1710. Het verloopt chronologisch. ’s Ochtends begint het stuk en het eindigt na de middag.  “Dit is de plek, daer ik van daeg je Dochter mien te trouwen.”  “Ik was een tovenaer! ik zogt heur te bedriegen, en moest in één uur tyds heel naer Tobozo vliegen!”
Plaats van handeling Het toneel verbeeldt een bos, vlakbij een dorp in Mancha.  “Dat wangd’len van myn bruid in ‘t bosch staet my niet an.”  “Hoe kan dat mooglyk weezen, gy zat daar in den boom te trillen, en te vreezen, gy waart niet in ‘t gevecht.” Persoonsbeschrijving  Kamacho: Rijke boer en hij zou de bruidegom van Quiteria zijn. Maar zij wil hem niet, hij is rijk maar lui en kan niet veel dan geld uitgeven. Hij lijkt ook aardig dom omdat hij niet door heeft dat Quiteria hem niet wil. Of het maakt hem niet uit, als hij haar maar krijgt. Hij zit tegen haar zin in aan haar. Helemaal gek is hij op haar. * “Wel myn snoeperige Bruid? Wel heer, wat binje mooij, ik durf je pas iens raken. Je zelt my deuzen dag nog gek van liefde maeken.”  Bazilius: Edelman en Quiteria’s minnaar. Hij heeft weinig geld maar hij is ontzettend slim (en sluw) en kan veel met zijn handen. Ook hij is helemaal gek op Quiteria. * “’k Weet dat Quiteria, myn Lief, my nog benint, en geen behaagen in haar’ dwaazen Bruîgom vindt.”  Leontius: Quiteria’s vader, een landman van adel. Hij heeft liever dat zijn dochter trouwt met iemand met veel geld dan iemand die veel verstand heeft en meer om zijn dochter geeft. * “Myn heer, het is my leet, ‘k beken ik had heel graag myn kind aan u besteed: Maar ‘k zag wat dieper in; liet ik haar met u trouwen, ik wist geen middel om u beiden te onderhouwen.”  Quiteria: Zij is blijkbaar een mooie vrouw met twee mannen die haar willen trouwen maar zij kiest niet voor het geld maar voor de slimme Bazilius. Ze is verliefd op hem maar denkt dat ze niet onder het huwelijk met Kamacho uit kan komen. Ze verkiest haar trots boven haar geluk maar gelukkig verzint Bazilius een slimme list. * “Ja myn Bazilius! ik kan het niet beletten. ‘t Is onmoogelyk myn’ vader te verzetten; ik word gedwongen, Lief.”  Laura: Quiteria’s vriendin. Je hoort niet veel van haar omdat ze niet veel zegt, alleen soms een zinnetje tussendoor maar niet belangrijk. * “Daar is Bazilius.”  Valasko: Bazilius’ vriend. Ook hij is niet echt belangrijk in het toneelstuk. Hij geeft Bazilius goede raad. * “Het is vergeefs dat gy u daar wilt tegen zetten; haar vader wil het, zy kan hem niet wederstaan, vergeet de min, myn Heer, ik bid u, laat u raên.”  Don Quichot (de La Mancha): Een edelman maar hij meent zelf dat hij een dolende ridder is die veel heldhaftige daden heeft verricht. * “Een Ridder voor wiens arm het alles beeven moet, gelyk een Amadis in ‘t harnas opgevoed.”  Sanche Pance: Don Quichots schildknaap. Een ontzettende aansteller is het en gelooft alles wat Don Quichot zegt en doet ook alles voor hem. * Baz: “Hoe Sanche, hebje een wond?” San: “Eén wond? ja, meer als vyf, ik bin wel ruim half dood! hael al de sarezynen, van ‘t hiele dorp, ik ly een pyn van all pynen.” Baz: “Waar zyt ge dan gequetst!” San: “Och! Och! ik weet het niet, ‘k loof ‘an men linkerbil; och! was het nooit ‘eschied, Och! droevig ongeval!” Don Q: “Hoe kan dat mooglyk weezen, gy zat daar in den boom te trillen, en te vreezen, gy waart niet in ‘t gevecht.”  Vetlasoepe: Kok en hofmeester van de bruiloft. Het is een Waal en heeft daarom een lastig verstaanbaar accent. Hij komt over als een stevige lompe vent die wel van een potje knokken houdt. * “Messieurs, maak battaillion quarré! Reks om. Val’an! val’an! korps de battaille.” Samenvatting Eerste bedrijf: Don Quichot, raakt verzeild in het absoluut niet adellijke milieu van Kamacho. Sanche Panche vergezelt hem vanzelfsprekend, gezeten op zijn ezel Grauwtje. Don Quichot berijdt zijn trouwe Rosinant, een oud en mager paard. Kamacho bemint Quiteria maar zij voelt niets voor de rijke boer; ook wordt zij bemind door de edelman Bazilius, een liefde die zij zelfs op haar trouwdag met Kamacho niet onbeantwoord laat. Bazilius heeft in het bos een afspraak met haar gemaakt. Hij zal Quiteria en haar vriendin Laura aldaar ontmoeten samen met zijn vriend Valasko, die hem het verhaal verteld dat Don Quichot in de buurt zou zijn. Kamacho en Leontius (hij is op het geld van de boer uit) bespreken de bruiloft die in het bos zal gaan plaatsvinden. Quiteria en Laura zijn op weg naar Bazilius. Zij ontmoeten Leontius en Kamacho, maar krijgen verlof voor een wandeling. Bazilius stelt Quiteria voor om te vluchten, maar het meisje ziet daar tegenop. Dan verschijnen Don Quichot en Sanche Panche; zij zijn op weg naar het steekspel te Zaragossa. Plotseling ziet Don Quichot een ‘ridder’ lopen; Kamacho, de boer met een veer op zijn hoed, nadert. Nu volgt een ‘strijd’. Don Quichot wil de ridder verslaan maar Kamacho wil geen ruzie en geeft zich over. Kamacho is in de veronderstelling dat hij tegen de duivel is aangelopen. Don Quichot wordt uiteindelijk overtuigt van Kamacho zijn goede bedoelingen. Vetlasoepe loopt intussen Kamacho overal te zoeken. De kok vindt het drietal in het bos. Kamacho nodigt Don Quichot en Sanche uit voor de bruiloft. Sanche vertelt Kamacho dan van hun wonderlijke avonturen. Als Kamacho meent dat Dulcinea, de geliefde van Don Quichot minder mooi is dan zijn Quiteria, wil Don Quichot het met hem uitvechten. Op dat moment komt Vetlasoepe terug met een paar boeren en deze geven Don Quichot en Sanche ervan langs. Bazilius weet Don Quichot en Kamacho te ontzetten. Tweede bedrijf: Kamacho is weer op zoek naar zijn bruid en vertrouwt het niet. Hij ontmoet meester Jochem, schoolmeester en rijmer. Deze heeft Quiteria inderdaad gezien maar eerst moet Kamacho luisteren naar het bruiloftsgedicht. Kamacho voelt zich door het gedicht gekrenkt en Jochem krijgt een pak slaag van hem. Zo vinden Don Quichot en Sanche hem en Don Quichot belooft hem wraak. Don Quichot vindt Kamacho en valt aan ondanks dat zijn zwaard vast blijft zitten. Sanche zit ondertussen al veilig in een boom. Don Quichot zegt dan dat Kamacho, omdat hij een tovenaar is, naar Dulcinea moet vliegen om een bericht over te brengen en wel snel. Kamacho laat Don Quichot maar praten. Intussen durft Quiteria de vlucht misschien aan en heeft een gesprek met Bazilius. Dit gesprek wordt echter afgeluisterd door Leontius en de pastoor en deze voorkomen de vlucht. Tussen Leontius en Bazilius ontspint zich een discussie over de waarde van het geld of het karakter van iemand. Voor Leontius wint toch het geld en troost Quiteria. Derde bedrijf: Er vinden allemaal ruzies plaats tussen Don Quichot, Sanche en Vetlasoepe en zijn koks. Bazilius weet de ruzie te sussen en iedereen wordt uitgenodigd op de bruiloft. Na het eten besluit de pastoor het paar in het echt te verbinden. Als het paar voor de pastoor staat, nadert Bazilius in het zwart. Voor de ogen van een ieder doorsteekt hij zich uit liefdesverdriet. Quiteria vangt hem op in haar armen. Bazilius heeft nog een laatste wens: voor hij sterft zou hij graag met Quiteria willen trouwen. Uiteindelijk stemt iedereen toe. Ze trouwen, waarna Bazilius, gezond en wel weer opstaat. Er dreigt een grote vechtpartij maar deze wordt gesust door de pastoor. Bazilius laat weten dat hij de bruiloft betaald want hij blijkt van de koning een goede baan te hebben gekregen. Bazilius spreekt het spreekwoord: “Zo ziet men dat ‘t verstand het geld te boven gaat”. Thema & motieven Thema: “Zo ziet men dat ‘t verstand het geld te boven gaat”.(de laatste zin van het boek. Hier gaat het toneelstuk om maar het is niet de moraal zoals velen denken. Motieven: * Geld > het bepaalde toen je stand en met wie je trouwt. “Zo ziet men dat ‘t verstand het geld te boven gaat” * Liefde > Kamacho hield van Quiteria, Bazilius ook en Quiteria houdt van hem. Daar gaat het het hele toneelstuk over en om. “Quiteria, myn lief, Quiteria, zyt gy ‘t?” * Bruiloft > Eigenlijk zou het verhaal gaan om de bruiloft van Quiteria en Kamacho maar dat werd die van Bazilius en Quiteria. “Nu zyt gy man, en vrouw.” * Veer > Kamacho had een veer op zijn boerenmuts maar dat had hij voor de sier terwijl het volgens Don Quichot een teken was van een ridder. Kam: “Hou daer, daer is myn helm, ast dan een helm moet zyn.” Don Q: “’k Ben dankbaar, groote held.” * Bos > Hier vinden alle gesprekken plaats en hier is ook de bruiloft. Kam: “Dat wangd’len van myn bruid in ‘t bosch staet my niet an.” Bedoeling van de auteur De meeste mensen denken dat de laatste zin van het boekje de moraal van het verhaal is; “Zo ziet men dat ‘t verstand het geld te boven gaat”. Maar dit is meer het door het publiek verwachtte slot. Langendijk noemt zelf het stuk een blijspel, maar het heeft in opzet en uitwerking veel weg van een lange, uitgebouwde klucht. En dat is niet negatief bedoeld. Dus Langendijks bedoeling was niet om een bepaalde moraal te verdedigen maar meer om te amuseren.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Don Quichot op de bruiloft van Kamacho door Pieter Langendijk"