Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Publieke werken door Thomas Rosenboom

Beoordeling 7
Foto van een scholier
Boekcover Publieke werken
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 5e klas havo | 7620 woorden
  • 7 mei 2003
  • 106 keer beoordeeld
Cijfer 7
106 keer beoordeeld

Boekcover Publieke werken
Shadow
Publieke werken door Thomas Rosenboom
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Inleiding Wij maken ons profielwerkstuk over het boek van Thomas Rosenboom, Publieke Werken. Meneer Lubbers heeft ons dit aangeraden. Wij hebben het boek gelezen, maar het duurde erg lang voordat we het uit hadden. Daarna zijn we begonnen het boek uit te pluizen, er zaten nog heel veel andere betekenissen in het boek dan we in eerste instantie dachten. Ons doel is om de onbegrijpelijke dingen uit het boek te verklaren, waarom de schrijver ze heeft behandeld, zodat wij maar ook andere mensen die ons werkstuk lezen het boek beter gaan begrijpen. Er zitten namelijk veel diepere betekenissen in het boek. We proberen zoveel mogelijk aspecten te behandelen en uit te leggen. Boekbeschrijving: · Auteur: Thomas Rosenboom · Titel: Publieke werken · Ondertitel: - · Verschenen in: 1999 · Aantal blz.: 488 · Leestijd: ± 20 uur
Samenvatting In de proloog vertelt Klein Pet, zoon van Pet Bennemin, een turfsteker en van oorsprong joods, hoe hij hoort dat zijn vader en opa overleggen waarheen ze zullen gaan. Het turf is bij hun woonplaats al weggestoken en ze moeten op zoek naar nieuw hoog veen. Ze besluiten naar Hoogeveen te gaan, waar ze midden in de nacht op het veld, temidden van andere hutten, hun eigen plaggenhut bouwen. Ze hebben niet betaald voor hun vestiging en dus moeten ze zorgen dat ze voor zonsopgang vuur en rook in hun schoorsteen hebben, want dan is de vestiging vrij. Wanneer de plaggenhut klaar is leest de opa van Klein Pet een toepasselijke tekst voor. De veenwerkers vormen de meest erbarmelijke en armoedige onder klassen van de vorige eeuw. De grootvader vergelijkt het met slavernij. Je ging niet naar het veen, maar je kwam er terecht. Inmiddels is Klein Pet opgegroeid en getrouwd en heeft hij een zoon, Klein Pet. Ze wonen nog steeds in het veld achter Hoogeveen. In Hoogeveen zelf woont de apotheker Anijs van de apotheek ‘De twaalf apostelen’. Hij heeft geen academische opleiding, maar staat toch in hoog aanzien, omdat hij veel voor de bevolking doet. In Hoogeveen is ook een dokter, Amshoff, weliswaar met academische titel, maar hij doet bijna niets voor de armen en daarom gaan zij met hun kwalen vaak naar Anijs, die dan een diagnose stelt en de medicijnen geeft. Amshoff is het hier niet mee eens en heeft hem aangeklaagd, maar zonder gevolgen. Anijs is getrouwd met Martha, dochter van zijn voorganger, maar heeft geen kinderen gekregen uit zijn huwelijk met haar. Het echtpaar wordt steeds eenzamer, want waar vroeger nog de burgemeester, Amshoff en de dominee op bezoek kwamen, komt nu niemand meer, sinds Anijs is aangeklaagd wegens het onbevoegd stellen van diagnoses. In ‘De eenhoorn’, de andere Hoogeveense apotheek, heeft zich zojuist een nieuwe apotheker gevestigd: Halink. Anijs gaat even bij hem langs om kennis met hem te maken en vertelt hem dat degenen met een academische titel eigenlijk geen echte onderzoekers zijn. Halink blijft vrij koel tegenover hem en bij het verlaten van de zaak ziet Anijs dat ook Halink een academische titel heeft behaald. In Amsterdam, aan de Hendrikskade nummer 46, tegenover het Centraal Station, dat op dat moment in aanbouw is, woont Vedder, een vioolbouwer en een neef van Anijs, die hij eigenlijk sinds zijn jeugd niet meer gezien heeft. Vedder is niet getrouwd maar wel gesteld op kinderen en daarom heeft hij zich ontfermd over een vondeling, Theo, die bij de familie Rossaert wordt opgevoed. Vedder voelt zich als een vader voor hem en heeft al veel met de jongen gedaan. Vedder schrijft kritische stukken in de krant over de ontwikkeling van Amsterdam en met name over de Dienst Publieke Werken onder het pseudoniem Veritas. Plotseling ontmoet Vedder een verre neef van hem uit Amerika, die zoals hij zegt voor zaken in Nederland is en verblijft in het American Hotel: Al Vedder. Wanneer Vedder kort daarop in de krant leest dat de grote architect Henkenhaff van plan is om op de plaats van zijn huis en de andere huizen in zijn rijtje een groot hotel te bouwen, ruikt Vedder groot geld. Hij krijgt een briefje waarin Ebert, onderhandelaar namens Henkenhaff, hem uitnodigt voor een gesprek. Vedder spreekt met zijn buurman, de kleermaker Carstens, af dat hij voor hen beiden als onderhandelaar zal optreden. In Hoogeveen kan Anijs het niet verkroppen dat hij de enige is zonder academische titel en hij haalt uit schaamte zijn apothekersdiploma van de muur en hangt zijn brandmeestersdiploma er voor in de plaats, om te verhullen dat hij geen academische titel heeft. Dan komt Pet Bennemin met zijn zoontje Klein Pet naar de apotheek en vraagt hem of hij zijn viool kan verkopen via zijn neef, die een vioolbouweratelier heeft. Anijs vraagt waarom hij die viool verkopen wil en dan vertelt Bennemin dat Johanna, zijn dochter, na een jaar venstervrijen met Sieger, een jongen uit het Veld, nog steeds niet zwanger is en dat ze naar mening van de Veldelingen nu onvruchtbaar is. Sieger wordt steeds brutaler en zet Johanna nu te schande door gemeenschap met haar te hebben terwijl iedereen toekijkt en Bennemin daarbij op zijn viool moest spelen. Anijs biedt Bennemin zijn hulp aan en schrijft Vedder een brief, waarin hij hem uitnodigt naar de viool te komen kijken. In Amsterdam is Ebert ondertussen voor een eerste gesprek langs geweest. Hij geeft Vedder en Carstens de ontwerptekeningen van het hotel en zegt dat hij de volgende keer zal komen om te onderhandelen. Wanneer hij weggaat springt Theo in zijn rijtuig. Hij is alleen maar gekomen om geld te lenen van Vedder, tot zijn spijt. Wanneer Vedder de brief van zijn neef Anijs krijgt, reist hij af naar Hoogeveen en wordt van het station afgehaald door Anijs. Ze kunnen het goed met elkaar vinden en Martha is ook in een goed humeur nu ze eindelijk weer bezoek krijgt. Vedder krijgt de viool te zien en taxeert hem op 100 gulden. Hij neemt hem mee naar Amsterdam en zegt dat hij de viool zal proberen te verkopen. Wanneer Ebert voor de tweede keer komt, biedt hij zowel Vedder als Carstens 20 000 gulden voor hun woning. Hij zegt erbij dat dat een zeer royaal bedrag is. Vedder bedenkt wat hij voor tegenbod moet geven en wil het bedrag met anderhalf vermenigvuldigen, maar zegt per ongeluk 50 000. Ebert weigert verder te onderhandelen en vraagt bij het weggaan of Vedder misschien zijn Syde-viool wil repareren, want er zit ruis in. Wanneer Anijs een kwitantie van Vedder voor de Bennemin-viool krijgt, gaat hij blij het nieuws te mogen meedelen naar het Veld toe. Echter aan het raam van Bennemins huis blijft hij stil staan kijken, want op dat moment is juist een spothuwelijk van Johanna met de kolden vrijer aan de gang. Omdat zij onvruchtbaar is, moet zij nu haar leven lang ongehuwd blijven. Anijs ziet dit alles gebeuren en gaat zonder de kwitantie te hebben gegeven weer terug. Theo wordt bijna zestien en er was afgesproken dat hij op zijn zestiende verjaardag de waarheid te horen zou krijgen over zijn herkomst. Vedder wil dat Theo echter nog niet aandoen en hij dringt er bij Rossaert op aan nog een jaar te wachten. Deze vindt dat goed, mits Vedder wel financiële steun verleent, want alleen kan hij de kosten van Theo anders niet meer betalen. Vedder stemt in. In Hoogeveen komt Johanna naar de apotheek van Anijs toe en vraagt om zevenboom. Anijs bedenkt tot zijn schrik dat zevenboom een vruchtafdragend middel is; dat zou betekenen dat Johanna toch zwanger geworden is. Hij mag haar het middel niet geven, maar belooft met Sieger te zullen praten. Kort daarop gaat Anijs met een wagen vol medicijnen naar het veld om de Veldelingen een gratis ‘algemene medische behandeling’ te geven. Lubber prikt hij met een naald in zijn stijve tong, waardoor hij die weer kan bewegen, maar eigenlijk heeft hij nu ongeoorloofd een operatie gedaan. Wanneer Johanna aan de beurt is zegt ze dat het met haar zwangerschap niet goed gaat. Na de algemene behandeling spreekt Anijs het volk toe en zegt dat je hun ziel voor iets hogers moeten openstellen en dat hij hen welvaart zal proberen te bezorgen. Ondertussen is het een dag voor Theo’s 17e verjaardag en Vedder geeft hem een pseudoniem cadeau (J. Accuse) en een onderwerp om over te schrijven. Theo zegt dat hij dat niet nodig heeft en is teleurgesteld. Dan neemt Vedder hem mee naar het Concertgebouw. Het concert is bijna ten einde, en wanneer het afgelopen is, probeert Vedder zijn Bennemin-viool te verkopen aan een der musici. Wanneer die weigert merkt Vedder ineens dat Theo verdwenen is: misschien is hij met Ebert mee. Die avond komt Vedder bezopen thuis. Op Theo’s verjaardag hoort hij dat hij een vondeling is. Hij denkt nu dat Vedder zijn biologische vader is, omdat deze vaak heeft gezegd dat hij als een vader voor hem is geweest. In Hoogeveen moet Bennemin namens de ‘hoge heren’ aan Anijs meedelen dat hij zijn apotheek moet sluiten als er geen apothekersdiploma aan de muur hangt. Vlak daarna komt Klein Pet helemaal buiten adem bij Anijs: Johanna moet bevallen. Hij snelt erheen en bedenkt dat ze een maand te vroeg is. Wanneer hij bij haar is haalt hij door middel van een prik in haar buik met het besnijdenismesje de druk weg en komt het kind ter wereld: dood. Anijs ziet dat het kind niet van Sieger is, omdat het gehandicapt is: Lubber moet de vader zijn. Ebert vertelt Vedder dat ze niet langer kunnen wachten met de bouw van het Victoria Hotel. Ze zullen nu alvast beginnen met de sloop van de huizen om hem en Carstens heen (die bewoners waren al voor 20 000 uitgekocht). Ebert probeert Vedder nog over te halen alsnog weg te gaan met een bod van 25 000, maar Vedder houdt voet bij stuk: hij denkt dat ze nu niet meer om hem heen kunnen. Ebert vertrekt weer en zegt dat, wanneer Vedder van gedachten verandert, hij zich maar tot notaris Biederlack moet wenden. Ondertussen gaat Vedder wel door met zijn werk: hij is nog steeds bezig met de Syde-viool. Hij heeft de viool nu al heel vaak open gemaakt, gaatjes en barstjes met lijm gevuld en hem weer dicht gemaakt, maar niets lijkt te helpen tegen de ruis in de klank. Plots komt neef Al weer langs bij Vedder. Hij komt afscheid nemen en vertelt dat hij arme landverhuizers wil helpen naar Amerika te komen. Zijn contactpersoon is ook notaris Biederlack. Vlak voor hij vertrekt koopt hij de Bennemin-viool van Vedder. Hij betaalt met 100 dollar. Vedder gaat weer naar Hoogeveen om het geld naar Anijs te brengen. Eenmaal in Hoogeveen begint Vedder uitgebreid te vertellen dat hij zijn woning voor veel geld verwacht te verkopen en dat hij dat winstgevend wil beleggen. Anijs stelt voor een sociale belegging te doen: de Veldelingen helpen om naar Amerika te gaan. Vedder stemt in en Anijs gaat het ook de Veldelingen vertellen. Vedder regelt de zakelijke kant met notaris Biederlack: er wordt een speciale rekening voor hem geopend en hij krijgt de formulieren voor landverhuizing opgestuurd, in drievoud. Vedder vult ze allemaal in en stuurt ze dan naar Amerika, ter ondertekening. Ondertussen is gebleken dat er in plaats van 100 maar 92 gezinnen meegaan en aangezien de oversteek 500 gulden per gezin kost, verlaagt Vedder zijn vraagprijs naar 46 000, in de hoop het geld sneller te krijgen, want de oversteek vindt plaats met Pasen. Ebert gaat niet op het bod in, want hij mag niet praten over prijzen boven de 30 000. Wanneer Vedder op een avond thuis komt, is de Syde-viool weg uit zijn etalage. Vedder denkt dat het een complot is om hem failliet te laten gaan, immers de 3000 gulden schadevergoeding voor de viool kan hij niet betalen en hij zal zijn huis per opbod moeten verkopen en dan kan Henkenhaff zijn huis goedkoop bemachtigen. Echter de volgende dag vindt hij de Syde-viool weer terug in de etalage en de ruis is verdwenen. Ondertussen zijn de Veldelingen per trein onderweg naar Amsterdam. Anijs heeft hen op het station uitgeleide gedaan en krijgt als geschenk het mohèl-kistje (besnijdeniskistje) van Bennemin. Vedder krijgt als geschenk een verzilverd theelepeltje in Amsterdam. Ofschoon er niet betaald is voor de reis (want Vedder heeft zijn huis nog niet kunnen verkopen) mogen de Veldelingen toch doorlopen bij de controle. In Hoogeveen gaat Anijs voor de laatste maal naar het Veld, waar niemand meer overgebleven is. Hij had beloofd voor de bijen van Bennemin te zorgen. Bij Bennemins huis probeert hij verdwaasd van emoties zichzelf besnijden, maar dan hoort hij de burgemeester en Amshoff aankomen. Zij zien het graf van het doodgeboren kindje en beschuldigen Anijs ervan. Anijs deinst achteruit, maar loopt dan tegen de bijenkorf aan en de bijen storten zich als een woedende zwerm op hem. Hij eindigt in een ziekenhuis in Assen, waar hij het bericht van de Tuchtraad krijgt, dat er geen zaak tegen hem zal worden aangespannen wanneer hij belooft zijn ambt neer te leggen. Henkenhaff maakt via Ebert aan Vedder bekend dat hij niet op zijn bod ingaat, want het is te hoog, en dat hij zijn hotel gewoonweg om Vedders en diens buurman Carstens huis heen zal bouwen. Over een paar dagen zal immers het hotel worden geopend, dus veel tijd is er niet meer. Vedder krijgt ondertussen steeds meer rekeningen: van de notaris, van de spoorwegen voor de gehuurde veewagons voor de Veldelingen, maar gek genoeg niet uit Amerika voor de landverhuizing. Wanneer Vedder de krant openslaat ziet hij een stuk staan van E. Nigma, ook een pseudoniem en Vedders grote voorbeeld, waarin hij de pseudoniem van Vedder, Veritas, onthult. Vedder is nu radeloos en weet niet meer wat te beginnen. Bij de opening van het hotel staat hij op het dak van zijn huis toe te kijken. Hij herkent zelfs zijn neef Anijs, die geheel in verband gewikkeld is. Henkenhaff zelf komt ook het dak op en nodigt hem uit naar binnen te komen voor een toast, maar Vedder deinst achteruit, struikelt over de rand en valt naar beneden: hij is dood. Anijs ziet het gebeuren en beseft dat hij zijn huis niet heeft kunnen verkopen. Twee maanden later krijgt hij een brief van Bennemin namens de Veldelingen. Er was inderdaad niet betaald en zij werden na aankomst vastgezet. Maar na onderzoek bleek het factorbedrijf dat de betaling had moeten regelen, het bedrijf van Al Vedder, niet meer bestaat en de landverhuizers mogen toch aan land. Ze zijn nu vrije mensen en hoeven niets meer te betalen. Ze worden in Amerika goed opgevangen door geloofsgenoten en leiden nu een gelukkig leven. Verwerking Titelverklaring Het boek speelt zich af in de tijd dat er in Amsterdam veel stadsvernieuwing plaatsvond. ‘Publieke werken’ is het gedeelte van de gemeente dat zich hiermee bezighoudt. Zij maken beslissingen over de bouw van wegen, bruggen en natuurlijk het Centraal Station. Vedder voelt zich erg betrokken bij de stadsvernieuwing. Onder het pseudoniem ‘Veritas’ schrijft hij stukken naar de krant waarin hij commentaar geeft op de beslissingen van publieke werken. Je kan de titel Publieke werken ook betrekken op het leven van Anijs, maar niet zo direct. Hij ontfermt zich over een groep turfstekers in een gehucht vlak bij zijn woonplaats. De turfstekers leven onder erbarmelijke omstandigheden. De hoofdpersoon besluit zich voor de mensen in te zetten. Hij wil ze weg krijgen uit het veen, waarin toch geen toekomst meer zit. Zo creëert hij zijn eigen publieke werken. Publiek betekent immers voor de mensen. Genre Dit boek is een historische roman. Thema en motieven Een belangrijk thema uit het boek is ouder worden. De twee heren uit het boek zijn op leeftijd en hebben allebei het gevoel dat ze niets te betekenen hebben. Ze zijn beiden kinderloos gebleven en laten dus niets achter als ze er niet meer zijn. Ze zien de wereld veranderen en hebben er geen invloed op. Doordat het Victoria Hotel, Vedders huis wil hebben, heeft de vioolbouwer plotseling het gevoel van macht en belangrijk zijn. Anijs was eerst een belangrijk man in zijn woonplaats, maar door de komst van de universitair opgeleide apotheker, raakt hij in paniek en heeft hij weer het gevoel onbelangrijk te zijn. Door zich te wijden aan de arme turfstekers krijgt Anijs weer het gevoel dat hij iets betekent. Het boek laat ook zien hoe bevlogenheid kan omslaan in totale waanzin. Vedders onderhandelingslust, slaat om in een obsessie die hem blind maakt voor het feit dat het Victoria Hotel wel zonder zijn huis kan. Anijs’ betrokkenheid bij de arme turfstekerfamilies maakt hem eerst een sociale persoonlijkheid. Later in het boek gaat hij zelfs zonder enige kennis operaties uitvoeren om de mensen daar te helpen. Hij slaat door. Opbouw Het boek begint met een proloog. Daarna begint het verhaal. De even hoofdstukken beschrijven het verhaal van Vedder, de oneven hoofdstukken die van Anijs. Die 2 verschillende verhalen worden langzamerhand samengevoegd.
Tijd Het verhaal zelf begint in 1888, maar de proloog is een generatie eerder. De vertelde tijd is een jaar of twee en het verhaal eindigt dan ook rond het jaar 1990. Perspectief De proloog is geschreven in de eerste persoon, gezien vanuit Klein Pet, zoon van turfsteker Pet Bennemin, die in het verhaal zelf turfsteker is en Pet Bennemin heet. Het verhaal wordt verteld in de derde persoon, ofwel personale verteller. Het perspectief wisselt echter wel. In de oneven hoofdstukken zie je het verhaal door de ogen van apotheker Anijs in Hoogeveen en in de even hoofdstukken zie je het verhaal door de ogen van vioolbouwer Vedder in Amsterdam. Ruimte Het verhaal speelt in Amsterdam en in Hoogeveen (daarbij wordt ook het plaggenhuttendorp Elim op het Veld gerekend). De oneven hoofdstukken spelen in Hoogeveen bij apotheker Anijs en de even hoofdstukken spelen in Amsterdam bij vioolbouwer Vedder. Personages Walter Vedder: “Zo dan, al schrijvend, strijdend en strevend, stond zijn leven in het teken van het uitroepteken, wat volkomen overeenstemde met zijn vurige temperament en voorkomen. Hij zweette vlug, was zwaar behaard, ook op zijn handen, en had een stevig, gedrongen figuur. Ondanks zijn zestig jaar was zijn baard nog pikzwart, glansden zijn lippen vochtig onder zijn snor, en fonkelden zijn groene ogen ongebroken fel in zijn rood gelaat.” Zo wordt Walter Vedder, in het begin van het boek, op blz. 53 beschreven. Vedder is rond de 60 jaar en is vioolbouwer van beroep, maar dat is hij niet altijd geweest. Toen hij nog getrouwd was, maakte hij kasten. Toen z’n huwelijk kinderloos bleef en zijn vrouw hem verliet, werd hij daardoor als het ware gestimuleerd om op zoek te gaan naar het hogere: hij richtte zich op het maken en verkopen van violen. Walter Vedder is altijd kinderloos gebleven maar voelde zich wel als een vader voor de vondeling Theo. Hij woont z’n hele leven in Amsterdam aan de Prins Hendrikskade 46, tegenover het Centraal Station dat gebouwd wordt. Hij is heel eenzaam. Vedder heeft veel interesse voor de publieke werken in Amsterdam en bekritiseert die ook uitgebreid op de opiniepagina’s van de kranten, onder het pseudoniem Veritas (‘waarheid’) Hij heeft een bijzonder karakter. Hij wil laten zien wie hij is, en wil belangrijk zijn. Hij voelt zich wel heel belangrijk omdat hij het gevoel heeft dat de NV Victoria Hotel niet om hem heen kan met de onderhandelingen. Hij probeert zich te mengen onder mensen van hoog aanzien (zoals de groep van belangrijke vioolbouwers of architecten) en probeert er op die manier bij te horen, maar hoe goed hij ook z’n best doet, het lukt hem niet. Christof Anijs: Christof Anijs is een apotheker in Hoogeveen, van ruim zestig jaar oud. Hij is getrouwd met Martha, de dochter van de vorige eigenaar van de apotheek “De twaalf apostelen” van wie hij de apotheek heeft overgenomen. Hij heeft geen universitaire opleiding maar wel een brandmeesterdiploma die hij maar in de apotheek hangt wanneer hij ziet dat hij geen academische diploma’s heeft om op te hangen maar de nieuwe apotheker dat wel heeft. Qua karakter lijkt Anijs heel sterk op zijn neef Vedder: hij kan het ook niet verdragen onbelangrijk te zijn. Hij organiseert feesten, culturele avonden en is voorzitter van allerlei verenigingen. Hij spreekt overal Latijnse woorden doorheen zoals bij goedkeuring het stopwoordje ‘bene bene’. Dat alles om maar zo belangrijk en ontwikkeld mogelijk te lijken. De apotheker is een buitengewoon vriendelijke man. Hij doet veel voor de arme mensen, hij staat altijd voor ze klaar. Daarin gaat hij wel te ver: hij speelt voor dokter bij de veldelingen, ook weer om belangrijk gevonden te worden. Hij laat zich door de veldelingen dokter noemen en vergelijkt zichzelf met Mozes en Jezus. Net als Vedder leeft Anijs in zijn eigen wereldje en is een eenzaam persoon Ø De personages lijken verschrikkelijk veel op elkaar. Allebei leven ze in hun eigen wereld met veel fantasie, allebei doen ze erg hun best om tot een hogere stand te komen. Ze horen niet echt ergens bij en zijn eenzaam. Alles wat ze willen is dat andere mensen hen respecteren en tegen ze opkijken. Ze doen heel erg hun best om mee te gaan in de enorme vooruitgang van die tijd, maar dat lukt hen niet. Ze proberen hun tekortkomen daarin te compenseren door het project waar ze zich dan instorten, het geven van een betere toekomst in Amerika aan de mensen van het turfstekersdorp Elim. Maar zelfs daar gaat het mis.
Feit en Fictie Het boek van Thomas Rosenboom is een historische roman. Het verhaal speelt zich af in de plaatsen Amsterdam (woonplaats Vedder) en Hoogeveen (woonplaats Anijs) rond 1888. Rosenboom heeft een verschil gemaakt tussen feit en fictie. Hij heeft fictieve personen gebruikt in een omgeving uit feiten. De personen zijn verzonnen, maar het individu Anijs is toch niet helemaal fictie. De apotheker Anijs is gebaseerd op de historische figuur van apotheker Christoffel Radijs, die ook in Hoogeveen woonde in de 19e eeuw. Hij is ooit beschreven in een boek door Anne Aalders. Thomas Rosenboom heeft dat boek toevallig in handen gekregen toen hij overal in de omgeving van Hoogeveen boeken verzamelde om meer te weten te komen van die streek. Hij heeft van Radijs z’n eigen Anijs gemaakt los van de feiten over de apotheker Radijs. Dus niet exact dezelfde persoon (dat zie je ook aan de naam, niet exact gelijk maar het lijkt er wel op). In het verhaal kom je wel veel feiten te weten over de plaatsen waar de hoofdpersonen leven, je krijgt een indruk van het leven daar in de 19e eeuw. In Amsterdam werden in die tijd ontzettend veel nieuwe gebouwen de grond uitgestampt, er waren overal publieke werken aan de gang. Dat is in het boek ook beschreven. Tegenover het huis van Vedder werd het Centraal Station gebouwd, en zijn huis moest worden verkocht omdat er een groot hotel zou komen, het Victoria Hotel. Het klopt dat in de tijd waarin het verhaal zich afspeelt het Centraal Station is gebouwd. Ook klopt het dat op de plek aan de Prins Hendrikskade rond 1890 het Victoria Hotel is neergezet. De geschiedenis rond de 2 huisjes van het hotel is ook echt gebeurd. Nu nog is er een mooi gat te zien in de gevel van het hotel, de twee zeventiende-eeuwse pandjes in een wurggreep van het Victoria Hotel. Victoriahotel
Het American Hotel waar de verre neef (van zowel Walter als Chris) uit Amerika verblijft bestaat ook echt, dus de schrijver vertelt hier alleen maar feitelijke dingen die in die tijd echt gebeurd zijn. Dat is bij de beschrijving over Hoogeveen anders. Albert Metselaar is streekhistoricus en heeft een heel artikel geschreven over de fouten van Thomas Rosenboom over details uit Hoogeveen. In het boek werd Hoogeveen beschreven als rustig dorp waar veel arme mensen woonden. Volgens Metselaar was het wel een rustig dorp maar niet alle mensen waren arm. Sommige bewoners van het gebied waren straatarm en woonden in hutten. Maar er waren ook mensen die een klein boerderijtje hadden en de meeste mensen woonden in arbeiders-woningen. ‘Rosenboom kan de goede gegevens blijkbaar niet gebruiken in zijn zwart-wit beeld van het rijke Amsterdam waarin alles kan en het arme Elim waar niets kan’ Ook vindt Albert Metselaar dat de schrijver de bevolking van Elim min of meer achterlijk heeft afgeschilderd, mensen die overal in tuimen. De praktijk heeft juist geleerd dat de veldelingen een gezonde achterdocht hebben ontwikkeld voor mensen van ‘buiten’, waar ze nogal eens mee op de koffie zijn gekomen. Hij had nog meer kleine opmerkingen zoals: - Rosenboom vertelt over de torens van Hoogeveen die de skyline domineert (blz. 98), maar Hoogeveen stond juist bekend om het feit dat er geen hoge torens op de kerken stonden. - Rosenboom plaatst het beeld van de verplichte winkelnering, zoals dat bestond in de venen rond Emmen, zomaar over naar het Hollandsche Veld van de 19e eeuw, zonder zich af te vragen of dit historisch wel juist is. Deze vorm van verplichte winkelnering (dat arbeiders verplicht hun inkopen moeten doen in de winkels) kent men in Elim tenminste niet. - Er waren veel meer winkels dan beschreven is in het verhaal - Er was helemaal geen Groningse verveningmaatschappij is het Hollansche Veld in 1888 - Rosenboom schreef dat de familie Benjamins (Bennemins) van oorsprong Joods zou zijn. Dit is niet het geval geweest. De schrijver heeft dat puur gebaseerd op de overeenkomst met de naam van de kinderen van de aartsvader Jacob. - Aan het begin van het boek (proloog blz. 7) gaat de familie Bennemins bepakt en bezakt met een bootje naar Elim. Ze voeren door totdat ze vastliepen. Maar als je in 1888 doorvoer tot je vast liep kwam je helemaal niet in Elim uit. Dan was je al ver daarachter, bij Nieuwlande, of nog verder oostwaarts. - Het verhaal van de hut die in één nacht gebouwd wordt, en nooit meer verlaten hoeft te worden (blz. 21), is misschien iets geweest uit de venen rond Emmen, maar in het gebied bij Elim had je een erfpachtcontract nodig voordat je daar een hut mocht bouwen. Turfhut - Het verhaal dat Thomas Rosenboom vertelt (op blz. 179) over het venstervrijen (wat Sieger met Johanna Bennemins deed) komt uit Staphorst en omgeving, niet uit Elim. De vraag is ook: “Hoe doe je dat trouwens, via een bovenvenster in een hut binnenkomen zoals Sieger deed? Welke hut heeft een bovenverdieping?” Deze details van de woonplaats van Anijs blijken dus niet helemaal te kloppen. Andere beschrijvingen van Hoogeveen kloppen wel. Er was bijvoorbeeld een station buiten het dorp en er waren 2 apotheken in Hoogeveen. Maar het boek geeft toch niet de historie van Elim, gemeente Hoogeveen en Drenthe precies weer, in tegenstelling tot dat van Amsterdam. De beschrijving van de historie van Hoogeveen is een stampot van bij elkaar geraapte stukjes uit de streken ten noorden van Zwolle, waar de vooroordelen van Thomas Rosenboom doorheen gemixt zijn. Feit en fictie lopen daar door elkaar heen. Conclusie Wij vinden dat de schrijver zelf mag weten of hij naar de waarheid schrijft of er van alles bij verzint. Wij vinden dat dit tot de schrijvers vrijheid behoort. Op zich is het wel leuk dat iemand zijn verhaal baseert op feiten, maar er toch heel veel aan verandert. Dan kun je je gemakkelijk inleven maar blijft het toch een verzonnen verhaal. De personen zijn ook verzonnen dus daaraan kun je zien dat het niet volledig uit feiten bestaat. De reactie van Albert Metselaar vinden wij wel een beetje overdreven, je weet wanneer je een boek leest dat het niet informatief bedoeld is. Het is niet bedoeld om te laten zien hoe Hoogeveen en Amsterdam er toen uitzagen. We kunnen meneer Metselaar ook wel begrijpen, maar wij denken dat hij dan het boek verkeerd opvat. Het is een roman en het heeft geen informatief doel. Bij – betekenissen
In het boek zaten veel dwaalsporen, waarvan je eerst niet begrijpt wat het met het verhaal te maken heeft. Bijvoorbeeld: Vedder gaat op een dag op de veemarkt kijken. Hij loopt daar heel alleen rond. Hij staat bij een paar koeien te kijken wanneer een stier een koe begint te dekken. Een klein jongetje die naast Vedder staat, vraagt zijn moeder wat die twee aan het doen zijn. Zij weet, door de omstanders in verlegenheid gebracht, niks te antwoorden. Vedder redt haar uit deze lastige situatie. Hij vertelt het nieuwsgierige jongetje dat de stier de koe naar het hek duwt, waar ze uit moeten. De moeder en Vedder praten even, zij is een weduwe. Ze lopen samen arm in arm verder over de veemarkt. Je denkt dat dit stukje (op blz. 285/286) gevolgen heeft voor de rest van het verhaal. Omdat Vedder alleen is en die vrouw die hij net heeft leren kennen weduwe is, denk je dat ze misschien samen verder zullen gaan. Er stond ook dat Vedder zich weer deel van een gezin voelde. De vrouw en het kind gaan naar huis en Vedder gaat ook naar huis. Er gebeurt verder niets. Uiteindelijk gaat het alleen maar om het feit dat hij eenzaam is en blijft. Ook is hij nog steeds kinderloos terwijl je in dit stukje ziet dat hij wel goed met kinderen om kan gaan. Hij is ook als een vader voor Theo, alleen Theo doet er niet veel op uit. Eerst kwam hij nog wel eens bij Vedder om samen wat te eten, maar later komt hij alleen nog maar om geld te vragen. In het boek gaat het nog meer om onvruchtbaarheid en kinderloosheid. Dat zie je ook in het volgende stuk uit het boek op blz. 31-32: ‘Nee, het spijt me, een vruchtbaarheidsmedicijn kan ik je niet geven.’ Het getik van de breinaalden in de zijkamer was opgehouden, en even hoorde Anijs alleen nog maar het suizen van zijn bloed. Er waren geen andere mensen in de apotheek, alleen Johanna Bennemin. Met diep gebogen hoofd bleef zij maar voor de toonbank staan. Zij scheen niet te bevatten dat hij haar verzoek had afgewezen en stelde haar vraag opnieuw. Op zijn herhaalde weigering begon ze te knikken, waarna ze zich eindelijk omdraaide, naar buiten liep, en wegschoot langs het raam. Vruchtbaarheidsmedicijn voor een ongetrouwd meisje: de vraag was te vreemd zelfs voor verbazing geweest, en moest Martha pijnlijk hebben getroffen, nog bij de teleurstelling dat Klein Pet niet met zijn zuster was meegekomen. Boven de snoeptafel zoemde een vlieg, in de stal van het Hotel Thomas stampte een paard. Gelaten sloot Anijs de ogen. ‘Vruchtbaarheidsmedicijn… hoe oud is dat kind eigenlijk?’ De scherpe stem van Martha trof hem toch nog onverwacht. Zich vermannend duwde hij de tussendeur verder open. Zoals altijd zat zij aan het venster, de voeten op het schemeltje, ’s winters op een stoof. Haar gezicht stond nog strakker dan gewoon, maar boezemde nu toch deernis in, door die kinderloosheid. ‘Maar ik heb het toch niet gegeven?’ vergoelijkte hij zich op verongelijkte toon. Pas nu keek zij hem recht aan, smalend. ‘Je hebt het niet gegeven, zei je? Je hebt het niet gegeven?’ Bijna leek zij in lachen uit te barsten. ‘Chris, het bestáát niet! Geef mij anders maar wat…’ Anijs had ook geen kinderen, Martha was onvruchtbaar. Ze zouden wel dolgraag kinderen willen. Net zo als Vedder een vader-zoon relatie heeft met Theo, heeft Anijs (en Martha) een vader-zoon relatie met Klein Pet, het zoontje van Pet Bennemins. De mededelingen dat beiden kinderloos blijven is symbolisch om te zeggen dat zij geen mannen van de toekomst zijn. Ook op blz. 54 wordt er iets beschreven wat symbolisch bedoeld is. Het gaat over ooievaars: Door de vislucht kreeg hij het nog warmer en voller van binnen. Boven het kabaal uit ging de gong van sluiten. Het was afgelopen, plotseling gehaast drong iedereen naar een kraam, Vedder ook. ‘Schoonmaken?’ vroeg hij toen de man een vette, verse makreel aanwees. Hij knikte, met dit beding: ‘lever laten zitten’. Met de stille glimlach waarmee de ene kenner de andere herkent begon de man te snijden; om hem niet op de vingers te kijken draaide Vedder zich om. Van achteren voelde hij de rand van de visbank, van voren de lichamen die langs hem heen veegden, en volkomen voldaan keek hij filosofisch omhoog naar de rondcirkelende ooievaars onder de houten zoldering. Het leken er wel meer dan anders te zijn, misschien doordat de vis in de hitte al zolang had kunnen uitwasemen door de open bovenramen. Aangetrokken door die lucht streken de vogels in de dakgoot neer, ze staken hun kop naar binnen, wenden aan de herrie - en stieten af, het paradijs in. Maar de vissen waren door de drukte onbereikbaar, de ramen te smal om op te wieken nog door naar buiten te kunnen, en bij gebrek aan veilige rustplaatsen konden zij alleen nog maar in de hoogte rond blijven vliegen, in grote kringen langs de ramen waarin alweer andere ooievaars zaten, net zolang tot zij tenslotte van uitputting kramp, of al dood neervielen tussen de vis en de mensen. Als je het leest snap je er niets van, het is een heel onwaarschijnlijk vaag verhaal, dat nergens mee in verband staat. Maar dat is toch wel zo, daar kom je pas achter als je het boek uit hebt. Het slaat eigenlijk op Vedder. Vedder kruipt ook ergens in waar hij niet meer uit kan, namelijk de afspraken met Anijs dat hij het plan (om de veldelingen naar Amerika te laten emigreren) te financieren. Met de onderhandelingen schiet het niet op en Anijs heeft alle papieren al opgestuurd naar Amerika. ‘Nu alleen nog even betalen, en dan is ons plan gelukt!’ schrijft Anijs. Vedder kan niet meer terug (net als de ooievaars) en de problemen worden alleen maar groter, totdat het gedaan is met Vedder. Bij het laatste stukje voor zijn dood geeft Thomas Rosenboom de vergelijking nog een keer duidelijk aan: (Blz. 481) ‘Wacht…Nee!’ Zijn voet vond geen steun meer. Hij zag nog juist Henkenhafs gezicht betrekken in ontzetting, toen viel hij kantelend achterover, dwars door de glazen wand heen. Onmiddellijk klonk er weer dat gejoel op, oneindig machtiger nog dan tevoren, en terwijl links en rechts van zijn lichaam het laken zich wapperend ontvouwde als twee witte vleugels, was het alsof de mensen hem met al die adem wilden terugblazen als een veertje, en zijn val ombuigen in Hemelvaart. Vedder stort net als de ooievaars met gesperde witte vleugels van uitputting de diepte in. Ebert vraagt, wanneer hij komt onderhandelen, of Vedder zijn syde viool wil repareren. Er zit namelijk ruis in. Vedder wil dit wel doen en beseft dat hij met een oude en zeer speciale viool in aanraking is gekomen. Het lukt hem echter niet om de ruis te verwijderen. Hij heeft de viool erg vaak open gemaakt en er iets aan veranderd, zoals het lijmen van wormgaatjes ed. Ook heeft hij een keer het hele achterblad eraf gehaald om te kijken of de ruis daar zat. Het lukte hem niet om de ruis te verwijderen. Als hij op een nacht dronken thuis komt, merkt hij wanneer hij de deur open doet en het licht aan doet, dat de viool verdwenen is. De etalage was leeg (blz. 392). Hij dacht dat Henkenhaf hiervoor gezorgd had, zodat hij uiteindelijk failliet zou worden verklaard. Uiteindelijk bleek dit niet zo te zijn. Eventjes later stond de viool weer in de etalage, precies waar hij weggehaald was. Het heeft verder niet met het verhaal te maken. Maar je kunt het wel beschouwen als een soort metafoor. Hij blijft aan het puzzelen met de viool, terwijl hij helemaal niets vooruit komt. Dit kun je vergelijken met iets anders waar Vedder mee bezig is. Hij is namelijk ook bezig met de onderhandelingen van zijn huis. Hij probeert zijn huis zo duur mogelijk te verkopen, namelijk voor vijftigduizend gulden. Hij heeft dit geld ook al belegd in de veldelingen. Hij wou namelijk de overtocht van de veldelingen van Elim naar Amerika betalen. Dit betaalde de veldelingen hem natuurlijk wel terug, met rente. Maar hij kan zijn huis niet voor zijn vraagprijs verkopen, ook niet wanneer hij het verlaagt tot 46 duizend. Hij raakte in paniek. Maar in de epiloog schreef Pet Bennemin dat ze daar een poosje vast hadden gezeten, maar daarna in het land toegelaten werden. Ofschoon er niet betaald was mochten ze toch blijven, want het bureau via wie het allemaal geregeld was helemaal niet meer bestond. In beide situaties, met de viool en met het geld, is Vedder er druk mee bezig en gaat er bijna aan onderdoor. Maar uiteindelijk komt het in beide gevallen vanzelf goed. Met de veldelingen in Amerika en de Syde- viool. Schikgodinnen. In het boek staat dat wanneer Anijs langs een bepaald bruggetje komt, er vaak drie oude vrouwtjes staan die hem meestal de rug toedraaien. Deze vrouwtjes kun je interpreteren als de schikgodinnen. De naam schikgodinnen is een mythologische benaming voor godinnen die beschikken over het lot van de mens. De drie schikgodinnen bepalen de levensloop van iemand. Het lijkt net alsof Anijs’ lot ook bepaald wordt door schikgodinnen. In het boek komt Anijs de schikgodinnen meerdere keren tegen, meestal keren de vrouwtjes hem de rug toe. Net alsof er een slecht lot op Anijs staat te wachten. Alsof de vrouwtjes het slecht met hem voor hebben. Als dit zo zou zijn, zijn die godinnen bepalend voor het verhaal. Maar dit valt mee, Anijs eindigt uiteindelijk toch wel blij. Hij is blij dat zijn vechten voor de veldelingen het waard is geweest. Hij ligt wel in het ziekenhuis, onder de bijensteken en hij heeft zijn vriend Vedder verloren. Ook mag hij zijn beroep, apotheker niet meer uitvoeren. Maar al die dingen die hij voor de veldelingen heeft gedaan, hebben er toe geleid dat de veldelingen het nu goed hebben. Hoofdpersonen in hun wereld
Vedder en Anijs zijn beide eigenlijk erg eenzaam ze hebben beide weinig vrienden en weinig goede bekenden waar ze mee omgaan. We zullen van beide personen weergeven in welke relatie ze met de wereld staan Vedder: Vedder heeft niet echt goede vrienden en met zijn buren trekt hij ook niet veel op. Alleen met Carstens voor de onderhandelingen van hun huizen. Zijn contact met de rest van de wereld wordt eigenlijk veroorzaakt door Ebert. Ebert is de onderhandelaar van NV. Victoria hotel. Ebert spreekt met Vedder over de onderhandelingen van zijn huis en dat van Carstens. Via Ebert komen dhr. Henkenhaf en Biederlack in zijn leven. Henkenhaf is de architect van het Victoria hotel en Biederlack is een notaris.Via zijn beroep komt hij met zijn neef Anijs in aanraking. Omdat hij zelf een pseudoniem heeft, is hij in aanraking gekomen met E. Nigma. Dat is een pseudoniem voor een zwerver in Amsterdam, die net als Veritas kritische stukken in de krant schrijft over publieke werken. E. Nigma onhult Vedders pseudoniem en vindt wat Vedder doet met zijn huis niet goed. Anijs: Anijs heeft ook niet echt goede vrienden. Hij heeft wel een vrouw. Zijn wereld ligt bij de veldelingen. Dit wordt onder andere veroorzaakt door de familie Bennemin, met als hoofdpersoon daarvan Johanna, de dochter van Pet Bennemin. Men denkt dat Johanna onvruchtbaar is, doordat ze steeds niet zwanger wordt van het venstervrijen met Sieger. Ze moet dan trouwen met de koldenvrijer. Op een gegeven moment is ze toch zwanger, maar niet van Sieger. Het kindje wordt dood geboren en is gehandicapt. Anijs komt er dan achter dat het kind van Lubber is. Lubber is een gehandicapte jongen en woont bij de familie Bennemim in huis. Voor Anijs kan Johanna gezien worden als de sleutel tot zijn wereld. Via Johanna komt Anijs ook eigenlijk in aanraking met dokter Amshoff en burgemeester Pottinga. Omdat hij via Johanna met de veldelingen in aanraking komt en daar dingen doet waar hij niet voor bevoegd is, komt hij in aanraking met de dokter en de burgemeester.
Eigen mening 1: Toen ik begon met lezen van het proloog leek het me een prachtig boek. Alles werd beschreven door de ogen van Klein Pet. Het was spannend want het jongetje wist niet wat er allemaal ging gebeuren. Het was een avontuur en zo zag je het ook als lezer. Het proloog was maar eventjes om te lezen. Daarna begon het echte verhaal. Het viel me eerst tegen dat het niets te maken had met het proloog. Ik was nieuwsgierig hoe de veldelingen reageerden als ze ’s morgens een nieuwe hut zouden zien met nieuwe buren die ’s nacht zonder toestemming daar zijn komen wonen. Maar dat werd niet verteld. Het ging over Christoffel Anijs, een apotheker in Hoogeveen. Ik vond het eerst gek dat het verhaal niets met het proloog te maken had, maar later werd duidelijk hoe het in elkaar zat. Ik vond het wel mooi dat langzaam duidelijk werd wat de familie Bennemin met de rest van het verhaal te maken had. Ook vond ik het mooi dat de 2 verhaallijnen langzaam steeds dichter bij elkaar komen en aan het eind samen zijn. Aan het begin van het boek is daar ook nog onduidelijkheid over, omdat Anijs en Vedder geen enkel contact hebben met elkaar. Toch vermoed je wel dat ze wel met elkaar te maken zullen hebben anders zou één van de twee wel weggelaten zijn. De gedachten-omschrijving van de hoofdpersonen zijn geweldig want door de soms gekke vergelijkingen die de hoofdpersonen verzinnen is te zien dat ze (vooral Vedder) een beetje gestoord zijn. Het verhaal is natuurlijk heel mooi omdat mensen zich inzetten voor armen die zelf niets kunnen regelen dat ze een beter leven krijgen. En te zien hoe deze twee heren dat voor elkaar krijgen is wel komisch, omdat het plan dat ze verzinnen niet helemaal uitkomt, of beter gezegd, helemaal niet uitkomt. Maar ze hebben het wel gered om de veldelingen een beter leven te geven in Amerika, en dat is een mooi einde in het dikke boek van Thomas Roseboom. Als je dan later het boek helemaal gaat uitpluizen wordt het hoe langer je er mee bezig bent hoe mooier het wordt. Als je het boek leest merk je niet op dat bijvoorbeeld Vedder te vergelijken is met de ooievaars in de markthal. We vraag je je af wat dat aparte verhaal over die ooievaars in dat boek moet. Het is wel een heel fictief verhaal dat ooievaars via de ramen in de markthal komen om resten van de vis te komen halen. Ooievaars zijn veel te schuw om zo maar door een raam in een hal te vliegen waar heel veel mensen zijn. Ook over de drie vrouwen die Anijs elke tegenkwam op de brug wist ik niet wat het betekende. Het was me al wel opgevallen dat die vrouwen een paar keer waren voorgekomen en elke keer met z’n drieën op de brug stonden te praten, maar ik had er niet aan gedacht dat het invloed zou kunnen hebben op het verhaal. Dat waren een aantal dingen waar eigenlijk een diepere betekenis achter zat, en hoe meer je daarvan ontdekt in het boek, hoe mooier het wordt en hoe meer waardering voor de soms langdradige schrijfstijl van de schrijver. En ik vind het ook heel knap dat je zo mooi kunt schrijven, het is echt een gave! 2: Toen ik het boek van de bibliotheek in m’n handen had, leek het me niet echt interessant. Ten eerste was het een erg dik boek en de titel zei mij ook niets. Toen ik ben begonnen met lezen viel het me erg mee. Het proloog vond ik zeer mooi. Alleen ik snapte eerst niet wat het met de rest van het boek te maken had, totdat de familie Bennemin er weer in voorkwam. Het gehele boek vond ik in het eerste opzicht niet bijzonder mooi. Maar omdat we er ons zo in verdiept hebben vind ik het steeds mooier. Je komt steeds meer relaties en vergelijkingen tegen. Ik vond de vergelijking van de ooievaars met Vedder erg mooi. Eerst zag ik die vergelijking niet, maar eigenlijk is het heel duidelijk. De ooievaars hebben zich ergens opgestort waar ze niet meer uitkomen en dat heeft Vedder ook gedaan. Een andere mooie maar iets ingewikkeldere vergelijking vind ik die met de Syde-viool. Vedder is heel lang aan het puzzelen om de ruis te verwijderen, uiteindelijk is opeens de viool weg en komt terug zonder ruis. Dit is te vergelijken met het verkopen van zijn huis en zijn belegging voor de veldelingen. Ik persoonlijk had erg medelijden met Johanna, ik leefde erg met haar mee. Ik denk dat Johanna de zieligste persoon is geweest in het boek. Zij heeft erg veel moeten verwerken in haar leven en veel nare dingen moeten doorstaan. Wat Anijs voor haar doet vind ik wel goed, maar aan de andere kant ook weer niet. Het is goed dat hij haar wil helpen, bijvoorbeeld met de bevalling. Maar wat hij doet mag eigenlijk niet want hij is er niet voor bevoegd. Dit is dus verkeerd, eigenlijk zou hij dokter Amshoff in moeten schakelen. Ik vind het ook goed dat Anijs zich zo inzet voor de veldelingen, maar hierdoor gaat hij zich ook belangrijk voelen en dat is weer wat minder goed. Beide hoofdpersonen voelen zich belangrijk, dat vind ik wel leuk bedacht van de schrijver, omdat de lezer er achter komt dat ze helemaal niet zo belangrijk zijn. Dat ze zich alleen maar zo voor doen. Ik vind het boek goed geschreven, er zaten wel best wat moeilijke woorden in, maar ik begreep het goed. De schrijver heeft zijn verhaal, dat fictie is, op waargebeurde dingen gebaseerd. Dit vind ik niet storend. Ik vind het zelfs wel leuk dat je een fictief verhaal baseert op waargebeurde dingen en ik snap niet dat iemand zich daar aan kan ergeren. Bronvermelding Internetsites Ø www.scholieren.com Ø www.beeldbank.amsterdam.nl Ø www.amsterdam.nl Ø www.hoogeveen.nl Boeken Ø Publieke Werken. Recensies Ø Albert Metselaar. ‘Elim in 1888 de waanzinnige wereld van Thomas Rosenboom’. Ø Max Pam. ‘Zelf vindt hij W.F. Hermans ook beter’. In HPDe Tijd, 21 november 1999. Ø Henk van Gelder. ‘Dat kleermakerswinkeltje en dat tapperijtje’. In NRC-Handelsblad, 4 februari 2000

REACTIES

K.

K.

Ik vond jullie verslag heel erg goed, het heeft mij ontzettend geholpen met het maken van mijn literaire map. Vooral het stuk over de 'bijverhalen' en dubbele betekenissen in de gebeurtenissen zijn erg bruikbaar gebleken.
Dank jullie wel!

Kirsten

19 jaar geleden

H.

H.

Erg bedankt voor dit fantastische verslag. Ik moest een signalement maken, over een hoofdpersoon van een boek. Door middel van jouw verslag heb ik dat veel makkelijker kunnen doen, zonder veel te bladeren in het boek.

Nogmaals bedankt!

13 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Publieke werken door Thomas Rosenboom"