De wetten door Connie Palmen

Beoordeling 8.6
Foto van een scholier
Boekcover De wetten
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 6e klas vwo | 8468 woorden
  • 10 maart 2003
  • 219 keer beoordeeld
Cijfer 8.6
219 keer beoordeeld

Boekcover De wetten
Shadow

25 jaar geleden verscheen De wetten, een van de succesvolste literaire Nederlandse debuutromans aller tijde. Binnen een jaar werden er meer dan 400.000 exemplaren van verkocht en het boek kende een internationale zegetocht: het won het Gouden Ezelsoor voor het bestverkochte literaire debuut, werd vertaald in 25 landen, werd verkozen tot European Novel of the Year 1992…

25 jaar geleden verscheen De wetten, een van de succesvolste literaire Nederlandse debuutromans aller tijde. Binnen een jaar werden er meer dan 400.000 exemplaren van verkocht en h…

25 jaar geleden verscheen De wetten, een van de succesvolste literaire Nederlandse debuutromans aller tijde. Binnen een jaar werden er meer dan 400.000 exemplaren van verkocht en het boek kende een internationale zegetocht: het won het Gouden Ezelsoor voor het bestverkochte literaire debuut, werd vertaald in 25 landen, werd verkozen tot European Novel of the Year 1992 en werd genomineerd voor de International IMPAC Dublin Literary Award.

 

Na 25 jaar is De wetten, Connie Palmens sublieme roman over een vrouw die in zeven jaar tijd zeven mannen ontmoet, nog altijd een reeks liefdesgeschiedenissen en tegelijk een unieke bildungsroman.

 

Na De wetten, schreef Connie Palmen (1955) nog vijf andere romans, een novelle, essays en het Logboek van een onbarmhartig jaar.

De wetten door Connie Palmen
Shadow

Oefenen voor je mondelingen?

Komen je mondelingen er aan en wil je oefenen? Probeer onze Boekenquiz. We stellen je open vragen over de gelezen boeken.

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
C. Palmen, De wetten, Amsterdam juli 1991 (10e druk), eerste druk: januari 1991 Beschrijvingsopdracht Motivatie boekkeuze De beschrijving van het boek op de achterkant interesseerde me, omdat het gaat over de verschillende wereldbeelden van verschillende personages. Dit leek me interessant. ‘Korte’ weergave van de inhoud per hoofdstuk Hoofdstuk I ‘De astroloog’ Blz. 9-36
In de zomer van 1980 ontmoet vertellend hoofdpersonage Marie Deniet (dan 25 jaar), filosofie studente, in een modern antiquariaat in de Pijp in Amsterdam, waar zij op vrijdagmiddagen werkt, een man. Hij is een astroloog van in de vijftig en heet Miel van Eysden. Hij raadt in één keer haar sterrenbeeld. “Boogschutter-Schorpioen” (blz. 12; r.7) Aan de hand daarvan raken ze aan de praat. De astroloog geeft haar haar ‘kosmisch brandmerk’ (blz. 14) waaraan hij aan de hand daarvan Maries karakter uitdiept en haar kosmisch thema beschrijft. Ze raken bevriend. De astroloog voorspelt haar dat ze Lucas Asbeek zal ontmoeten, elkaars kleren zouden scheuren en dat Marie haar pluimen zou verliezen. Een belangrijke voorspelling die later in hoofdstukken VI en VII duidelijk wordt. Kort voordat de moeder van de astroloog naar het nieuwe appartement van haar zoon komt kijken, vertelt hij Marie meer over zichzelf. Hij vertelt over zijn worsteling in het leven, zoals hij dat ervaart, gezien vanuit een astrologisch perspectief, sterke waarde hechtend aan symboliek en met name aan numerologie. Hij is ontevreden met zijn leven. “Het is mijn leven, maar ik consumeer het niet.” (blz. 30; r.6) zijn zijn woorden. Sterren en planeten vertellen over het leven en bepalen het leven; de persoonlijkheid van de mensen staat vast, zo gelooft hij. De zoektocht naar de betekenis van het leven zoekt hij vaak in Frankrijk. De zoektocht van de astroloog gaat ook over de liefde. Hij analyseert het kosmisch brandmerk van de mensen die hij tegenkomt, in de hoop iemand te vinden waarbij het thema overeenkomt met dat van hem. Hij zoekt een lotgeval. De beschrijving van de astroloog door Marie is analytisch, uitgebreid en beschreven vanuit een filosofisch inzicht. In de herfst van 1983 vertrok de astroloog voorgoed naar Frankrijk, waarbij hij bij zijn keuze gesteund werd door het nummer 33 dat hem al vanaf zijn jeugd achtervolgde en dat hij vond op de lipstick die hij voor de deur van Marie zag liggen de dag dat hij afscheid van haar kwam nemen. Hoofdstuk II ‘De epilepticus’ Blz. 37-64
Marie Deniet beschrijft dat ze de kampus oploopt waar filosofiecolleges worden gegeven en waar ze in de grote collegezaal H211 hoorcolleges gaat volgen van prof De Waeterlinck over de hedendaagse filosofie. Terwijl ze de kampus oploopt, uit Marie haar kritiek over de gebouwen, de mensen in het algemeen en de filosofieleraren van tegenwoordig. Ze vertelt over de ontmoeting met Daniël Daalmeyer, de epilepticus. In 1981 volgde ze een cursus waar ze bij de derde lezing, gegeven door meester Stefan Duden, naast Daniël Daalmeyer zat. Hij verliet iets voor de pauze onder luid protest de collegezaal. Marie had Daniël Daalmeyer een pen geleend en wou hem aanspreken toen zij hem na de lezing voor zich zag lopen. Hij kreeg een lichte epileptische aanval. Toen Marie haar behulpzaamheid toonde, noemde hij haar vanaf toen Theresa. Ze dronken een borrel in een café en spraken af om die komende zondag bij Daniël thuis te gaan eten. De meester van de lezing, Stefan Duden, woonde met zijn vrouw Lisa ook in het voormalig pakhuis, waar Daniël. Omdat Daniël nog niet thuis was, mocht Marie zolang bij Stefan en Lisa wachten. Na het etentje (2 pizza’s) liet Daniël zijn research zien over huidaandoeningen ( hij had in het café naar een eventuele ziekte van Marie gevraagd), waarna hij Marie probeerde te zoenen. Dit wou ze niet. Daniël vertelde over zijn vader-zoonrelatie. Zijn vader was psychiater en zijn ‘behandelend geneesheer’. “De dichtende dokter”, zoals Daniël zelf zei. Hij beschreef hoe hij zijn vader ziet. Daniël Daalmeyer is epilepticus en 32 jaar. Hij heeft sinds negen jaar epilepsie en praat enorm veel, “…onafgebroken woordenstroom.” (blz. 51; r. 14-15). Hij zag zijn epilepsie als “…een kleine venijnige elf (die) op de rand van (zijn) hypofyse zit en zich schaterend op de dijen slaat.” (blz. 46; r.9-11). Hij is blij met zijn ziekte. Hij heeft een opmerkelijk visie op ziektes van mensen. Hij brengt de ziekte in verband met de persoonlijkheid, sterker nog: de ziekte is de oorzaak van de persoonlijkheid. Zijn stelling: “De ziekte blijkt steeds onderuit gehaald te worden door iets dat hij juist nodig had om zijn meest kwetsbare plek te beschermen. Hegels list van het leven is de blauwdruk van de biografie van de ziekte.” (blz. 51; r.7-11). In de laatste alinea van dit hoofdstuk (II) analyseert Marie Daniël Daalmeyer. Hoofdstuk III ‘De filosoof’ Blz. 65-94

Dit hoofdstuk gaat verder waar het bij hoofdstuk II overgegaan was naar de ontmoeting met Daniël Daalmeyer. Ze neemt vol verwachtingen plaats in de grote collegezaal H211, waar ze in het begin van hoofdstuk II naartoe liep. Vol verwachtingen, omdat Daniël Daalmeyer de prof. De Waeterlinck een ‘mythe’ noemde. De inleiding van het hoorcollege maakt indruk op Marie. Ze denkt het onbekende gevonden te hebben waarnaar ze altijd (onbewust) gezocht heeft. Ze beschrijft dit in “ik zocht…meer is.” (blz. 68; r. 19-31). Tijdens de pauze blijft ze zitten en observeert het gesprek dat Guido de Waeterlinck heeft met een aantal oudere mensen waaronder twee ouderen mannen van ‘in de zeventig’. In een terugblik legt Marie haar liefde voor de filosofie en de interesse voor sprekende gezichten van oude mannen uit. Ze vertelt in de terugblik over haar maatschappijleraar van de middelbare school, Marius, waarbij ze dit soort mannengezicht voor het eerst had “aangeraakt, gestreeld, misschien ook liefgehad.” Ze beschrijft de relatie die ontstaat. Hij (48) en zij (17) kregen een band. Zij was liefdevol voor hem, wat hij nodig had, omdat hij met de scheiding met zijn vrouw zat. Door hem is bij Marie het verband tussen “eten en leven, eten en mannen, eten en liefde” ontstaan, doordat hij haar mee uit eten nam en leerde drinken. Marie komt uit “het Zuiden” (blz. 72; r.34). Dit verklaart haar reactie (“Ik kon mijn ogen niet geloven.” blz. 14-15) toen zij hoorde dat Guido de Waeterlinck Vlaams sprak. Deze man kwam namelijk ook uit ‘het Zuiden’ (Vlaanderen) en had daarnaast ook zo’n soort mannengezicht als Marius had. Guido de Waeterlinck doet Marie dus denken aan Marius en dus ook aan haar jeugd. Vandaar de reactie. Marie probeert De Waeterlincks aandacht te trekken door telkens op de dezelfde plaats te gaan zitten en door opvallende, vrouwelijkere kleren aan te trekken, zoals bijvoorbeeld een jurk wat ze normaal nooit aantrekt, en door tijdens de pauze te blijven zitten. Dit houdt ze een heel jaar vol. Het patroon verveelt haar dus wil ze in het nieuwe studiejaar Guido de Waeterlinck benaderen. Op een dag wordt het hoorcollege in een andere collegezaal gegeven, waardoor ze door de andere indeling bij het groepje oudere mensen zit en maakt ze er min of meer kennis mee. Guido de Waeterlinck uit z’n kritiek op de Franse filosoof Foucault. Marie houdt van deze filosoof, ze heeft een paar jaar hiervoor een boek van Foucault geschonken gekregen van de astroloog en is ze dan ook blij als Guido de Waeterlinck zijn kritiek staakt. Marie uit haar ideeën over de filosofen Sartre en Foucault, waarna het beschrijven van het college verder gaat. Maries hoge verwachtingen en beeld van ‘mythe’ De Waeterlinck bleken ideëel. De ‘mythe’ verloor haar glans. Zie bladzijde 83 regels 6-10: “Nu ik…haar glans.” Tijdens de pauze stelt het groepje zich voor; het zijn allen vluchtelingen: Aäron Mendes da Costa, man met lang grijs haar en medetoneelspeler van Katherina Riwalski, de roodharige vrouw; Ilda Müller, de vrouw met het Duitse accent; Lászlo Kovács, de man die zich afzijdig houdt van het groepje en Guido de Waeterlinck, de professor filosofie die de hoorcolleges geeft. Na elk college gaat Marie met het groepje ergens iets drinken. Marie krijgt nu meer contact met Guido de Waeterlinck en hij begeleidt haar bij haar kandidaatsscriptie. Ze wordt door ook hem geanalyseerd. Lászlo Kovács (74) werd door Marie begroet als ze hem tegenkomt op de trap van de bibliotheek. Zo begon het contact tussen hun. Lászlo analyseert Marie op blz. 91; r. 14-21. Hij was minder aardig in zijn oordeel, wat Marie fijn vond. Ze kreeg namelijk vaak te horen hoe goed ze was. Lászlo en Marie ontmoetten elkaar vanaf dat moment één uur voor het hoorcollege in een cafetaria. Hij werd verliefd op haar. En ook Aäron voelde liefde voor Marie. De brieven van Lászlo aan Marie begonnen met ‘Scervusc kislany’ (aardig meisje) en eindigde met ‘de bolond’ (oude dwaas). Ze schreven elkaar één keer en soms meerdere keren per week. Hij voelde zich ingepalmd door Marie en ergerde zich eraan dat Marie zich niet door hem liet inpalmen. Hij drong zijn liefde op. De brieven werden steeds grimmiger, brieven van Marie verkeerd geïnterpreteerd, brieven werden interpretaties van interpretaties en uiteindelijk citaten. Lászlo citeerde bijvoorbeeld Kierkegaard en Kafka om zijn gevoel te bekrachtigen. In 1982 op een dinsdag in april verbrak hij het contact met een ansichtkaart waarop hij zei haar niet langer meer lastig te zullen vallen. Hoofdstul IV ‘De priester’ Blz. 95-120
Op een zondagmiddag in maart 1983, gaat Marie, dan 27 jaar, naar Carmens Brandt, een bekend filosofisch schrijver en tevens ook priester, qua uiterlijk een oude, kleine lelijke man met bochel. Marie bewondert zijn werk. Ze heeft haar kandidaatsscriptie naar deze Carmens gestuurd op aanraden van Guido de Waeterlinck, omdat deze niet goed genoeg kon helpen bij de scriptie volgend Guido zelf. Hij vond zichzelf een “…reddeloze hegeliaan en verstokt negentiende-eeuwer…” (blz. 97; r.36) wat tevens de reden is van zijn doorverwijzing. Marie kon geen goed beeld schetsen van wat voor een man, ook uiterlijk, Carmens Brandt moet zijn, omdat haar beeld van een (filosofisch) schrijver en het beeld van een priester, gevormd in haar jeugd in haar dorp, niet overeenkomen. “Je kunt…abnormale schrijver.” (blz. 96; r.13-16). Het maakt haar zenuwachtig, als ze voor zijn deur in Groningen staat. Bij binnenkomst deed de man ongeïnteresseerd. De afgezaagde begroetingszin maakte geen opening, deed het ijs niet breken. De eerlijke directe uiting, bewust gekozen, over de onbeleefde manier van koffiedrinken en bokkenpootje nuttigen wel: “’Waarom lacht u?’ vroeg hij. ‘Omdat u slurpt en smakt,’ zei ik en ik wist wat ik deed.” (blz. 100; r.5-6) Toen Marie haar kandidaatsscriptie had opgestuurd, kreeg ze twee weken daarna een brief van Carmens Brandt, waarin hij zei dat haar kandidaatsscriptie “voldoende basis biedt voor een doctoraalscriptie.” Hij eindigde zijn brief met de vraag wat literatuur tot literatuur maakt, waar ze een essay over schreef. Toen Marie over haar essay begon en haar conclusie, antwoord op de vraag voorlas, zei Brandt dat die leek op filosoof Derrida, gevolgd door Carmens Brandts analyse van Maries kandidaatsscriptie en vandaaruit de analyse van haar karakter. Hij ging op in die analyse en pakte verscheidene boeken uit zijn boekenwand waaruit hij citeerde. Na de analyse verwoorde Marie haar gedachte die ze op dat moment had over Carmens Brandt. Weer een open, eerlijke maar ook botte uiting. Het was een onaardige beschrijving van de man. Zie blz. 104; r.24-30 “Er zat…, precies zo.” Ze gingen uit eten die middag, wat goed beviel. Carmens heeft slechte tafelmanieren. Hij schranst, dat wel, maar ze praatten over Carmens priesterschap en wat het voor hem betekend heeft. Hij is vooral heel open naar Marie toe. Om vijf uur wordt ze op de trein naar Amsterdam gezet, zwaar aangeschoten van de rode wijn. Carmens komt een weekendje naar Marie in Amsterdam, naar aanleiding van een ansichtkaart die hij Marie gekregen had de dinsdag na die zondag in Groningen. Carmens is verliefd geworden op Marie en noemt haar Emmetje, omdat in haar kandidaatsscriptie nergens haar voornaam voluit genoemd werd. Marie maakt dan subtiel duidelijk dat ze geen liefdesrelatie met hem wil. Carmens reageert door te zeggen dat er niets van haar verwacht wordt, hij is zich ervan bewust. Als ze uit eten gaan, komen ze onderweg Daniël Daalmeyer, de epilepticus, tegen. Hij is bezig met het schrijven van een boek: “een mengeling tussen autobiografie, filosofie en een medische verhandeling.” Daniël was verbaasd Marie met dé Carmens Brandt te zien en ook verbaast om het onverwachte uiterlijk dat bij die naam hoort. De ontmoeting was kort. Het etentje liep iets raar. Carmens is zelfs zo open dat hij Marie toevertrouwt, dat hij wel eens speciale prostituees liet komen, toen ze naar zijn nachtleven vroeg. Bij de kamer van Marie aangekomen, kleedt zij Carmens uit, waarbij hij haar niet mag aanraken. Ze slapen in één bed. Er wordt niet duidelijk aangegeven of ze gevreeën hebben. Hoofdstuk V ‘De fysicus’ Blz. 121-144
Het is een regenachtige dag, 30 januari 1984 te Hengelo. Marie loopt mee in de begrafenisstoet van Miel van Eysden, de astroloog. Ze loopt naast een man waar ze over vertelt. Ze begint bij het beschrijven van de brief die ze een paar dagen voor de begrafenis binnen heeft gekregen. Een overlijdensbericht van M. van E. uit Amsterdam, werd al een week vermist, was in een 20 meter diepe kloof gevallen, 47 jaar geworden. Het bericht was begeleid door brief van Hugo Morland, een goede vriend van de astroloog, fysicus (nl. astronoom) die in Parijs met z’n vrouw Sybille woont. Hij kwam naar Nederland toe en ze ontmoetten elkaar in de hal van Hugo’s hotel. Ze gingen ergens eten en vertelden elkaar verhalen over Miel van Eysden. Hugo vertelde dat Miel zijn oudere buurjongen van vroeger was en over de jeugd van en met Miel. Al vanaf de ontmoeting in de hal voelde Marie iets voor Hugo; ze vond hem onweerstaanbaar, maar hij is getrouwd. Zoals Marie voor de (oudere) mannen in de voorafgaande hoofdstukken ongrijpbaar was, zo was Hugo ongrijpbaar voor Marie. Hugo nam Marie mee naar het strand. Ze verkleumde en ze gingen iets drinken bij een strandrestaurant. Hugo vertelde over zijn werk in Parijs. Hij is astronoom. Ze waren na afloop beschonken en stoeiden wat op het strand. Ze zoenden, waarbij Marie het initiatief nam. Ze liepen naar Maries kamer waar ze vreeën. Marie was gefascineerd door vooral het lichaam van Hugo, doordat zijn persoonlijkheid zich uit in zijn lichaam zoals hij die met een bepaald tempo beweegt. Hij straalt rust en wijsheid uit. Met zijn mimiek beantwoordt hij niet, tegen verwachting van Marie in, de mimiek zoals je die in een normale omgang mag verwachten. Zoals bijvoorbeeld terugglimlachen. Er groeit een incidentele relatie tussen de twee, die duurt tot aan de begrafenis, omdat hij daarna teruggaat naar zijn vrouw in Parijs. In tegenstelling tot de rest van het boek wordt nu vooral de gebeurtenis beschreven van de begrafenis. Marie beschrijft de handelingen van de moeder van de astroloog. De priester vertelt iets uit de Bijbel, wat het einde zou moeten zijn van het begrafenisritueel. Maar de moeder wil dat de kist het gat in wordt gezakt en ze wil zand op de kist scheppen, wat tegen de nog niet zo lang aangepaste rituele gewoonte was. Hoofdstuk VI ‘De kunstenaar’ Blz. 145-172
Noot: het aantal bladzijden van dit hoofdstuk is 33, wat het getal is dat de astroloog zijn hele leven lang achtervolgde. Toevalligheid of verwijzing naar de voorspelling van de astroloog in hoofdstuk I, de ontmoeting en romance met Lucas Asbeek. Het speelt zich af in maart 1985. Het begin gaat over de vraag waar Maries interesse voor kunstenaar Lucas Asbeek vandaan kwam en vooral waarom zij die naam niet uit haar hoofd kreeg, wat haar “…op het spoor zette van Lucas Asbeek.” Het laatste wat het antwoord op die vraag zou kunnen zijn, was de documentaire ‘Het verraad van de dingen’, uitgezonden op 23 maart 1985, zes dagen voor Maries doctoraalexamen (vrijdag 29 maart 1085). “Opeens viel alles samen.” (blz. 145; r.16) Ze legt uit waarom en begint bij oktober 1982. Ze werkte nog in het antiquariaat in de Pijp. Ze wachtte op de sluitingstijd, omdat ze toen de vriendschap met de astroloog had, die haar dan kwam opzoeken. Ze had besloten er te stoppen met werken. Op de laatste vrijdagmiddag kwam de kunstenaar binnen. “Hij heeft een gezicht in de meeste volmaakte vorm.” (blz. 146; r.19). De man betoverde Marie. Ze vertelt over deze betovering met de astroloog, Guido de Waeterlinck en met Daniël Daalmeyer. De astroloog legt haar uit dat haar Maan haar op die dag erg ontvankelijk maakte. Guido de Waeterlincks verklaring: “ ‘Ge ziet,’ zei Guido,’uw verlangen naar deze Lucas Asbeek is weer eens een verkapte vorm van uw verlangen u met het heiligste uiteen te zetten.’ “(blz. 151; r.14-16). Daniël Daalmeyer: “ ‘Roem erotiseert en er is niets wat de reddingsfantasieën va vrouwen meer aanwakkert dan een sombere kunstenaar.’ “(blz. 152; r.10-12). Marie voelde meer voor Daniëls verklaring. Het werk van Lucas Asbeek viel Marie op, doordat zij zijn kunst meteen, intuïtief, begreep, zoals zij (als letterkundige filosofe) een gedicht meteen begreep. Als voorbeeld geeft ze de theepot en het glasraam. Daarnaast had een schrijver zijn roman opgedragen aan deze Lucas Asbeek. Daarin werd een vriendschap beschreven tussen een kunstenaar en een schrijver die beiden teveel over hun vak nadachten, waardoor de kunstenaar niet meer kon schilderen, maar waar de schrijver over schreef en zo overleefde. De kunstenaar pleegde zelfmoord. Deze dood bracht Marie op het idee voor haar doctoraalscriptie. Marie wil schrijver worden maar heeft een blokkade, die ze in hoofdstuk V uitlegt aan de fysicus, zie bladzijde 140 regels 27-24. Dat ze wil schrijven vanuit een alwetendheid, volledig begrip en niet vanuit het zoekende, (nog) niet begrijpende. Aangespoord door de verklaring van Daniël Daalmeyer over de betovering door Lucas Asbeek, gaat ze de Apologie van Socrates lezen, waarna ze begint met weken achtereen te schrijven, over alles wat haar bezighoudt: de thema’s die ze in de voorafgaande hoofdstukken heeft behandeld. Aangespoord door Daniël Daalmeyers verklaring over de betovering door Lucas Asbeek, gaat ze de Apologie van Sacrotes lezen, waarna ze begint met wekenachtereen te schrijven, over alles wat haar bezighoudt: de thema’s die ze in de voorafgaande hoofdstukken heeft behandeld. Om de keuze voor dat schrijversschap te rechtvaardigen wil Marie ‘de liefde’ beter kennen. Ze kent het nog niet. Ze had haar werk geschreven en het had haar een opgewekt en opgelucht doen voelen. Maar daarvoor in de plaats kwam leegte. De zoektocht was over, het uitstel voorbij. De leegte nam haar over. Ze had de week voor haar doctoraalexamen stilte genomen. In die week werd de documentaire uitgezonden waar Marie het in het begin van dit hoofdstuk (VI) over had. Die zaterdag 29 maart moest ze haar scriptie verdedigen in het doctoraalexamen. Al haar vrienden en familie waren er. Ze slaagde. Er was nog iemand die slaagde en bij zijn groep stond Lucas Asbeek. Hij was bevriend met de geslaagde jongen. Ze spraken af voor de zaterdag erop. Marie was verdoofd door het verlaten van de universiteit, het afronden van de studie en door de beëindiging van haar zoektocht naar Lucas Asbeek. Ze hadden afgesproken in Arti, een besloten sociëteit. Zij overhandigde Lucas haar scriptie die hij, in Maries kamer in z;n geheel leest. De liefde is wederzijds geworden. Ze hebben beiden in elkaar gevonden wat ze al jaren zochten. Er volgt een opeenvolging van fragmenten van dialogen waarin vooral over Lucas’ leven wordt gepraat, waarin Marie Lucas analyseert. Lucas vindt Marie net een orakel; wat ze zegt klinkt waar, maar hij begrijpt er niets van. Tijdens de fragmenten verstrijkt een jaar van hun relatie waarin Marie vergeetachtig wordt, geen honger heeft, verdrietig is als Lucas weg is en bang dat hij dan niet meer terugkomt. De liefde beheerst haar. In het einde van dit hoofdstuk (VI) analyseert Lucas hoe Marie in de relatie staat en dat ze zichzelf ongelukkig maakt. Hoofdstuk VII ‘De psychiater’ Blz. 173-193
Dit hoofdstuk is een groot monoloog van Marie zelf. De relatie met Lucas Asbeek is over en naar aanleiding daarvan is Marie nu in behandeling bij de psychiater en de vader van Daniël Daalmeyer die ook Lucas heeft behandeld. Het is maandag 15 september 1986. De sessie begint om twee uur. Marie is dan 30. Ze zit in een identiteitscrisis en is wanhopig door het liefdesverdriet om Lucas. Ze vertelt hoe de beëindiging van de relatie met Lucas Asbeek haar wereldbeeld heeft veranderd. Ze is een enorme pessimist geworden en heft pijn en verdriet van het leven. Ze was op zoek naar het eeuwige, de liefde met Lucas; ze had gevonden wat ze altijd al gezocht had. Dit eeuwige was nu beëindigd en dit einde ontnam haar het plezier van het leven. Maandag 22 september 1986, wederom om 14:00. Haar wanhoop drijft iets weg en gaat over in melancholie. Ze vertelt over de mannen in haar leven, de mannen van de hoofdstukken. Wat ze in die mannen zocht en waarom ze in Lucas wel vond wat ze in de andere mannen niet vond, legt ze uit op bladzijden 184-185 in regel 28-11 “De mannen maken…en hebben verloren.” Ze is nog steeds somber over het leven en haarzelf, maar klinkt alsof ze iets uit haar dal klimt. Maandag 29 september 1986, 14:00. Ze vertelt over haar jeugd. Dat ze het leven makkelijker vond toen ze nog in God geloofde. Ze beschrijft de Sacramentprocessie in haar dorp. Maandag 6 oktober 1986, 14:00. Ze neemt afscheid van de psychiater. Het depressieve, lijdende gevoel lost op als zij haar verhaal, op aanraden van de psychiater, heeft opgeschreven. Het maakt haar gelukkig. Dat de psychiater betekenis kon geven aan haar chaos in haar hoofd en het onsamenhangende verhaal dat ze vertelde, maakte dat Marie zich goed volde en uit de depressie kwam, zo zegt ze in de laatste sessie. De uitgewerkte persoonlijke reactie Onderwerp Het onderwerp van het boek is de zoektocht van Marie Deniet naar het onbekende waar ze al jaren vruchteloos naar op zoek was (blz. 68; r.14-17) en haar zoektocht naar ‘de wetten’, de wetten van het leven. Ze zocht naar het allerlaatste wat ze nog niet begreep, het allerlaatste wat een eind moest maken aan de angst vanuit de onwetendheid te schrijven, het laatste waarmee het geheel kon worden bekroond, de liefde, die ze zou vinden in Lucas Asbeek. Ik vind het een mooi onderwerp, omdat mij sowieso de gedachtegang en ontwikkeling van mensen interesseert. Op de achterkant van het boek stond kort beschreven waar het boek over zou gaan. Het schiep positieve verwachtingen. Het boek is anders gegaan dan ik gedacht had. Het accent ligt meer op de zoektocht van het hoofdpersonage, terwijl ik verwachtte dat het accent meer op de zienswijze van de andere personages zou liggen. Connie Palmen heeft het onderwerp heel erg goed uitgewerkt met heel veel diepgang. De belevingswereld van Marie en de rest van de personages worden goed verwoord, waardoor de zoektocht goed uitgewerkt is. Het boek is geheel bekeken en verteld vanuit het ik-figuur, Marie Deniet. Het is voornamelijk háár visie waar je als lezer mee geconfronteerd wordt, naast de visies van de andere personages, die d.m.v. dialogen en analyses van Marie naar voren komen. Haar visie komt redelijk en reëel over. Alleen in het laatste hoofdstuk als Marie depressief is, wijkt haar visie af van het reële, wat logisch is doordat deze visie vertroebeld wordt door haar lijden, verdriet en wanhoop. Gebeurtenissen De belangrijkste gebeurtenis is de ontmoeting met Lucas Asbeek. Dat si het keerpunt in het leven van hoofdpersonage Marie Deniet. Haar zoektocht lijkt nu ten einde. Deze ontmoeting wordt beschreven door de dialogen en door de gedachten van Marie Deniet, die de ontmoeting goed beschrijven en daarbij de motoriek en mimiek niet overslaat, waardoor een vrij gedetailleerd beeld gevormd wordt van deze ontmoeting ondanks het uitblijven van een uitgebreide plaatsbeschrijving. Dat de gevoelens en de gedachten van de personages de belangrijkste rol spelen, vind ik erg plezierig bij het lezen. Ze interesseren mij behoorlijk. Je hebt hierdoor ook het gevoel te maken te hebben met personages die je niet alleen redelijk denkt te kennen, maar die ook echt bestaan. Dit laatste komt waarschijnlijk ook doordat het boek een sterk autobiografisch karakter heeft. De auteur is namelijk afgestudeerd in de Nederlandse taal- en letterkunde en in de filosofie, disciplines die het vertellende hoofdpersonage ook beheerst. Gebeurtenissen die ik merkwaardig en humoristisch vond, waren de twee keren dat Marie in hoofdstuk IV ‘de priester’ zich eerlijk maar bot uitte tegen Carmens Brandt: toen ze hem wees op zijn slurpen en smakken en toen ze haar visie van Brandt op totaal niet subtiele wijze recht in zijn gezicht zei. Deze uitingen kwamen zeer onverwacht en vallen in het boek erg op.
Personages Ik vind hoofdpersonage Marie Deniet geen heldin. Wel is ze iemand waar ik veel respect voor zou hebben, omdat zij veel levenswijsheid bezit. Dit is vooral van toepassing op Marie, zoals ze is op het einde van het boek, als ze uit haar depressie is en de sessies stopt. De karaktereigenschappen van Marie zijn heel erg duidelijk beschreven, zoals je ze, denk ik, zelden in boeken aantreft. Een voorbeeld hiervan: “Ik kan er gewoon niet tegen als de dingen niet lopen zoals ik mij van tevoren bedacht heb.”(blz. 53; r.16-17). Zelfs haar mooiste naoorlogse film ‘Mädchen in Uniform’ wordt gegeven. Niet alleen door het uitvoerig vertellen van haar gedachten en gevoelens en haar analyses van andere mensen en zaken, leer je haar goed kennen, maar ook doordat ze geanalyseerd wordt vanuit verschillende visies. Dit maakt de beschrijving completer en de mogelijkheid tot inleven makkelijker. De personages komen me allemaal voor als mensen die bestaan hebben of nu nog bestaan, zoals ik bij ‘Gebeurtenissen’ heb uitgelegd. Door de uitvoerige beschrijving van de gevoelswereld van deze personages kun je je als lezer goed inleven. Deze mogelijkheid tot inleven maakt het lezen van het boek erg prettig. Het best kun je je als lezer verplaatsen in het hoofdpersonage, Marie Deniet, doordat zij alles vertelt en beschrijft vanuit haar visie. Echt voorspelbaar kun je de personages niet noemen, ondanks de uitvoerige beschrijving. Er zijn genoeg momenten dat de personages onverwachte dingen doen. Zoals de poging tot zoenen door Daniël Daalmeyer, de twee eerdergenoemde uitingen van Marie naar en over Carmens Brandt, het uitkleden van Carmens Brandt door Marie, het afspreken met Lucas Asbeek en het labiel worden van Marie door de liefde die ze voelt voor Lucas Asbeek. Dit laatste, omdat Marie overkomt als een stabiele sterke persoonlijkheid, waar dan en tijdens hoofdstuk VII ‘de psychiater’ weinig meer van te merken is. De meeste personages zijn sympathiek. Vooral Aäron Mendes da Costa die Marie voorstelt aan het groepje oudere mensen van de hoorcolleges van Guido de Waeterlinck. Alleen Lászlo Kovács lijkt me een minder sympathieke man, omdat hij zijn liefde zo opdringt en vaak irreëel is. Hij wordt ook als irreëel ervaren door de andere mensen van de groep. Guido de Waeterlinck en Aäron Mendes da Costa waarschuwen Marie ook niet voor niets voor Lászlo Kovács. Opbouw Het verhaal is niet echt ingewikkeld van opbouw. Aan het begin van elk hoofdstuk is duidelijk in welk tijd het plaats vind. Wat wel wat lastig te beredeneren is, tijdens het lezen, is welke hoofdstukken elkaar overlappen. Dit is verder niet hinderlijk tijdens het lezen en voor het begrijpen van het boek. Er zitten redelijk wat terugblikken in het boek. Heel hoofdstuk II ‘de epilepticus’ bijvoorbeeld is een grote terugblik. Ze vertelt over de ontmoeting met Daniël Daalmeyer terwijl ze naar een hoorcollege van Guido de Waeterlinck gaat. Hoofdstuk III ’de filosoof’ gaat dan ook verder waar het in hoofdstuk II ‘ de epilepticus’ was overgegaan op die terugblik. Verder blikt Marie in hoofdstuk VII ‘ de psychiater’ op heel haar leven terug. Zij vertelt de psychiater haar leven zoals zij dat in de laatste tijd lijdde. Ze blikt in dat hoofdstuk ook terug op haar jeugd in de beschrijving van de Sacramentprocessie in haar dorp. In hoofdstuk III ‘de filosoof’ blikt ze terug op haar tienerjeugd, waar ze haar liefde voor filosofie uitlegt aan de hand van de band met maatschappijleerleraar Marius. Eigenlijk is het hele boek op te vatten als één grote terugblik, doordat het in de eerste persoon enkelvoud, maar vooral, in de verleden tijd is geschreven, vision par derrière met een ikvertelsituatie. Met als bevestigende ‘hint’ de allerlaatste woorden van het boek: “Amsterdam, juni 1990.” Terwijl de laatste tijd waarin het verhaal zich afspeelde op maandag 6 oktober 1986 is geweest. Dit zou kunne impliceren dat het verhaal verteld is vanuit juni 1990 en het boek dus één grote terugblik is. De keuze voor deze terugblikken vind ik goed gekozen, omdat je achteraf beter kan overzien wat er gebeurd is. Dit vind ik goed bij het onderwerp passen. Je kunt vaak beter het pas zien dat je bewandeld hebt dan het pad dat je nog moet bewandelen of zelfs wat je aan het bewandelen bent. Het verhaal is geschreven in de ikvertelsituatie, te zien aan het feit dat het verhaal in de eerste persoon enkelvoud is geschreven. Het einde van het boek is een open einde. Het is niet echt duidelijk wat er met Marie gebeurt als ze afscheid neemt van de psychiater. Dit moet je, voor zover dat mogelijk is zelf beredeneren. Een vraag waarmee ik bleef zitten is hoe de carrière van Marie Deniet verlopen is. Maar dat zou weer een verhaal apart zijn. Het boek begon me al vrij in het begin te boeien, toen de astroloog met het ‘kosmisch brandmerk’ van Marie kwam aanzetten en haar zo al na 7 bladzijden analyseerde. Taalgebruik Het taalgebruik vond ik best goed te begrijpen, ondanks de lange zinnen en uitvoerige, beknopt en correct geformuleerde beschrijvingen. Er zaten geregeld lange zinnen bij. Enkele voorbeelden: enkele citaten in de samenvatting, “De afzondering was…, betekenis kon hebben.”(blz. 36; r.30-34), 5 zinnen,”Iedere andere ziel…de twintigste eeuw.”(blz. 82; r.3-9), 6 zinnen. De dialogen waren erg interessant, omdat ze diepgaand waren en veel oever de personages zeiden. Er werd diep op de besproken onderwerpen ingegaan. De verhouding tussen dialogen en beschrijvingen vond ik prettig. Geen van beide domineerde, behalve dan op het einde van het hoofdstuk VI ‘de kunstenaar’ waar het haast alleen maar dialogen waren, wat het lezen prettig maakte. Wat opviel aan het taalgebruik van de verteller, Marie, was dat ze heel veel stellingen geeft, die ze kort onderbouwt. Het werd al snel duidelijk dat het boek vol met stellingen over het leven zou staan. Enkele voorbeelden: “Weten wat je wilt is macht en macht maakt eerlijk.”(blz. 16; r.12); “Jeugd is een bedrieglijke aangelegenheid. In je jeugd lijkt het leven een tam dier dat zich aan je voeten uitstrekt en genoeg heeft aan wat armzalige strelingen om jou voor eeuwig trouw te blijven.”(blz. 22; r.8-11), wat ze onderbouwt met een droom; “Openbare gebouwen kunnen aan de buitenkant de geschiedenis vasthouden, als ze in gebruik blijven zal de binnenkant de kleur aannemen van het heden.”(blz. 38; r.6-8); “Hele decennia hebben zich onttrokken aan de anonimiteit van de tijd door achter een masker van een eigen gezicht de vooruitgang van hetzelfde te verbergen en de eeuwen vinden altijd weer mensen bereid om het masker van de tijd te dragen en zo zijn karakter voor hun rekening te nemen.”(blz. 38; r.16-21). Opmerkelijk is dat de naam van de ik-figuur heel erg laat bekend wordt gemaakt. Vanaf blz. 98 is bekend dat ze M.Deniet heet. En pas vanaf blz. 153 r.32 is duidelijk dat de ikfiguur Marie Deniet heet. Dit is bewust gedaan en ik geloof dat dit gedaan is om dichter bij de ik-figuur te kunnen staan. Ze wordt zo geen personage in het boek maar meer de persoon waarnaar je luistert. Het verhaal komt realistischer over en het inleven gaat beter. Verdiepingsopdracht Fabel en sujet Verschillen tussen fabel en sujet
Er is in De Wetten zeker sprake van verschil tussen fabel en sujet. Zo wordt per hoofdstuk een logisch-chronologisch weergave verteld over de man die in dat hoofdstuk centraal staat en die hoofdpersonage Marie Deniet ontmoet en leert kennen. Maar deze hoofdstukken sluiten niet logisch-chronologisch aan op elkaar. Je kunt zeggen dat dit niet geldt voor hoofdstukken II & III, omdat hoofdstuk III verder gaat waar het bij het begin van hoofdstuk II was overgegaan in een terugblik waarin de ontmoeting en kennismaking met Daniël Daalmeyer beschreven wordt. Belangrijke flashbacks, terugverwijzingen en vooruitwijzingen
In het eerste hoofdstuk is een belangrijke vooruitwijzing de voorspelling van Miel van Eysden, de astroloog, waarin hij zegt dat Marie Deniet Lucas Asbeek zal ontmoeten. Dan is er een flashback waarin wordt verteld over de moeder van de astroloog en zijn er ook nog enkele flashbacks waarin de sterke waarde, die de astroloog hecht aan symboliek en numerologie, wordt verklaard. In het tweede hoofdstuk is de beschrijving van de ontmoeting en kennismaking met Daniël Daalmeyer op te vatten als één grote flashback zoals in de beschrijvingsopdracht verteld is. In hoofdstuk III 'de filosoof' blikt ze terug op haar tienerjeugd, waar ze haar liefde voor filosofie en haar fascinatie voor een bepaald soort mannengezicht uitlegt aan de hand van de band met maatschappijleerleraar. Hoofdstuk V bevat ook een terugblik. Net als hoofdstuk II, de epilepticus, beslaat deze terugblik het grootste deel van het hoofdstuk. Hoofdstuk V begint namelijk bij de begrafenis van Miel van Eysden, de astroloog, waarna over de ontmoeting en de ontstane relaties tussen Marie en Hugo verteld wordt. De terugblik eindigt bij de stoet naar de begraafplaats waar de terugblik begon. Het is dus een post rem -begin dus. In het begin van hoofdstuk VI kijkt Marie Deniet terug om haar interesse voor Lucas Asbeek te verklaren. Verder blikt Marie in hoofdstuk VII ' de psychiater' op heel haar leven terug. Zij vertelt de psychiater haar leven zoals zij dat in de laatste tijd lijdde. Ze blikt in dat hoofdstuk ook terug op haar jeugd in de beschrijving van de Sacramentprocessie in haar dorp.
Structuur Geleding
De 7 hoofdstukken van De Wetten, dus de ontmoetingen met de mannen, zijn in volgorde van ontmoeting geplaatst. Op deze manier wordt de samenhang verduidelijkt en is er toch enigszins spraken van een logisch-chronologische vertelling. Verhaallijnen
De Wetten bestaat uit 7 verhaallijnen, overeenkomstig aan het aantal hoofdstukken dus. Elk hoofdstuk is een aparte verhaallijn. De verhaallijnen overlappen elkaar enigszins. De meeste hoofdstukken beginnen op een moment dat binnen de vertelde tijd van een voorafgaand hoofdstuk valt. Een voorbeeld hiervan is de ontmoeting van Marie met de moeder van de astroloog. Die ontmoeting vindt plaats als de astroloog en Marie elkaar twee jaar kennen. Marie heeft Daniël Daalmeyrer dus al ontmoet, al wordt de ontmoeting al in het eerste hoofdstuk beschreven. Begin-Einde
Het begin is een ab ovo begin. Het verhaal begint bij de ontmoeting met de astroloog Miel van Eysden. Hij is de eerste in de reeks van mannen die Marie Deniet zal tegenkomen in de rest van het verhaal. Het einde is een redelijk gesloten einde. Marie Deniet is op het einde van het verhaal bij een psychiater geweest, de vader van de Daniël Daalmeyer. Daar blikte ze terug op haar leven vanaf dat ze de astroloog tegenkwam. Na afloop van de sessies is ze er weer bovenop en is ze van har writersblock af. Een open plek blijft wel wat er met haar gebeurt nadat ze van haar depressie is verlost, maar het is geen belangrijke openstaande vraag, omdat deze een nieuwe fase, een nieuw boek betekent. De sessies waren een goed einde van haar leven tot dan toe. Ze heeft de turbulente fase in haar leven, zoals die beschreven is in de voorafgaande hoofdstukken, afgesloten, wat als een gesloten einde kan vertaald worden. Tijd Verteltijd
De Wetten begint op blz. 9 met het verhaal en eindigt op blz. 193. De verteltijd is dus 184 bladzijden. Vertelde tijd
Deze is vrij eenvoudig vast te stellen. De Wetten begint in de zomer van 1980 en eindigt met de laatste sessie bij de psychiater op maandag 6 oktober 1986. De verteltijd is dus zes jaar en een paar maanden. Historische tijd
De historische tijd is bij de vertelde tijd duidelijk. Deze is dus van de zomer van 1980 tot en met maandag 6 oktober 1986. De historische tijd is niet direct gekozen om een bepaalde functie te vervullen. Het speelt geen essentiële rol in het verhaal. De keuze voor deze historische tijd is te verklaren aan de hand van het autobiografisch karakter van het verhaal. De auteur, Connie Palmen, komt namelijk in vele opzichten overheen met hoofdpersonage Marie Deniet. Beiden hebben een grote interesse voor de filosofie en hebben ervaring met het schrijversschap. Daarbij komt nog dat beiden een voorkeur hebben voor oudere mannen als liefdespartner. Personages Hoofdpersonen

De hoofdpersonen in De Wetten zijn: Marie Deniet, het hoofdpersonage, en de zes van de mannen die centraal staan in het verhaal: -Miel van Eysden, de astroloog; -Daniël Daalmeyer, de epilepticus; -De Waeterlinck, de filosoof; -Carmens Brandt, de priester; -Hugo, de fysicus; -Lucas Asbeek, de kunstenaar. Karakterisering hoofdpersonen
Marie Deniet: De karaktereigenschappen van Marie zijn heel erg duidelijk beschreven, zoals je ze, denk ik, zelden in boeken aantreft. Een voorbeeld hiervan: "Ik kan er gewoon niet tegen als de dingen niet lopen zoals ik mij van tevoren bedacht heb."(blz. 53; r.16-17). Zelfs haar mooiste naoorlogse film 'Mädchen in Uniform' wordt gegeven. Niet alleen door het uitvoerig vertellen van haar gedachten en gevoelens en haar analyses van andere mensen en zaken, leer je haar goed kennen, maar ook doordat ze geanalyseerd wordt vanuit verschillende visies. Ze is gedurende het verhaal op zoek naar de werkelijkheid. Ze wil schrijven vanuit een alwetendheid, volledig begrip en niet vanuit het zoekende, (nog) niet begrijpende. Dit begrip heeft ze op het gebied van de liefde nog niet genoeg, vindt ze. Miel van Eysden: is een astroloog van in de vijftig. Hij ervaart zijn leven als een worsteling. Hij is ook ontevreden over zijn leven. "Het is mijn leven, maar ik consumeer het niet." (blz. 30; r.6) zijn zijn woorden. Sterren en planeten vertellen over het leven en bepalen het leven; de persoonlijkheid van de mensen staat vast, zo gelooft hij. De zoektocht naar de betekenis van het leven zoekt hij vaak in Frankrijk. De zoektocht van de astroloog gaat ook over de liefde. Hij analyseert het kosmisch brandmerk van de mensen die hij tegenkomt, n de hoop iemand te vinden waarbij het thema overeenkomt met dat van hem. Hij zoekt een lotgeval. Daniël Daalmeyer: is epilepticus van 32 jaar als Marie hem ontmoet. Hij heeft dan sinds negen jaar epilepsie en praat enorm veel, "…onafgebroken woordenstroom." (blz. 51; r. 14-15). Hij zag zijn epilepsie als "…een kleine venijnige elf (die) op de rand van (zijn) hypofyse zit en zich schaterend op de dijen slaat." (blz. 46; r.9-11). Hij is blij met zijn ziekte. Hij heeft een opmerkelijk visie op ziektes van mensen. Hij brengt de ziekte in verband met de persoonlijkheid, sterker nog: de ziekte is de oorzaak van de persoonlijkheid. Zijn stelling: "De ziekte blijkt steeds onderuit gehaald te worden door iets dat hij juist nodig had om zijn meest kwetsbare plek te beschermen. Hegels list van het leven is de blauwdruk van de biografie van de ziekte." (blz. 51; r.7-11). De Waeterlinck: is een professor filosofie waar Marie Deniet colleges bij volgt. Hij begeleidt Marie bij het schrijven van haar scriptie. Hij ziet zichzelf als een "…reddeloze hegeliaan en verstokt negentiende-eeuwer…" (blz. 97; r.36). Het is een rustige man. Carmens Brandt: is een bekend filosofisch schrijver en tevens ook priester, qua uiterlijk een oude, kleine lelijke man met bochel. Zijn priesterschap is echter een formaliteit geworden. Hij beoefent zijn functie al geruime tijd niet meer. Hij heeft slechte tafelmanieren. Zo schrokt hij de bokkenpootjes bij de koffie op en bij het etentje met Marie werkt hij het eten op een onfatsoenlijke manier naar binnen. De man is in eerste instantie star en komt niet zo aardig over. hij is echter wel gepassioneerd door mijn hobby, de filosofie. Hij analyseert Maries karakter dan ook uitgebreid, waarbij hij zijn analyse ondersteunt met citaten van allerlei filosofen. Hij raakt verliefd op Marie. Door zijn liefde voor haar laat de priester zich van een gevoeligere en uiterst open kant zien. Zo uit hij zijn lichamelijke behoeften waarin hij zich laat voorzien door prostituees. Hugo: is astronoom en een jeugdvriend van de astronoom. Ze waren buurjongens. Hij is uit zijn gevoelens niet direct zichtbaar; zijn gelaatsuitdrukkingen vertellen minder dan bij de gemiddelde mens het geval is. Hij werkt met zijn vrouw in Parijs. Ondanks zijn getrouwd zijn heeft hij toch een kortstondige relatie met Marie. Lucas Asbeek: is een kunstenaar. Hij is waar Marie al de tijd (onbewust) naar heeft gezocht. De man met o.a. het perfecte gezicht. Hij heeft in een depressie gezeten, waar Marie alles vanaf lijkt te weten. Ze analyseert Lucas. De analyses klinken als waarheid in Lucas' oren alleen begrijpt hij ze niet altijd. Hij vindt Marie net een orakel. Hij kan dit en hoe de rest van de relatie verloopt echter niet aan en verlaat Marie. Karakter - type
De zojuist genoemde hoofdpersonen zijn allemaal karakters. Hun karaktereigenschappen komen uitgebreid aan bod. Maar er komen ook types in het verhaal voor. Zo zijn de leden van het groepje, dat bevriend is met prof. De Waeterlinck en in de pauzes van de colleges met de professor praatten, voorbeelden van types. Uitgezonderd Lászlo Kovács, die toch meer uitgediept wordt dan de andere van het groepje. De psychiater zou ook als een type beschouwd kunnen worden, doordat van hem alleen bekend is dat hij goed kan luisteren en in de chaos die in Maries hoofd heerste, orde heeft kunnen brengen, of hierin een grote bijdrage heeft geleverd. Hij komt in geen dialoog, danwel monoloog voor. Ook niet in het laatste hoofdstuk waar hij voor hoofdpersonage Marie Deniet toch een uitermate belangrijke rol heeft gespeeld. Je zou dus van hem ook kunnen zeggen dat hij nog niet eens een flat karakter, type genoemd kan worden. Thematiek Abstracte motieven
Het schrijversschap. Marie Deniet wil schrijven maar zit met de angst vanuit een onwetendheid te schrijven. Haar schrijversschap komt meerder malen naar voren in de kandidaatsscriptie, het essay voor Carmens Brandt, het writersblock. Filosofie. Dit komt naar voren in de filosofische analyses die vooral Marie van de mannen maakt, maar ook in de visies van de mannen op Marie. Verschillende filosofen als Derrida, Foucalt, Sartre, Kierkegaard en Kafka worden daarbij gebruikt. Vooral Carmens Brandt gebruikt bij de analyse van Marie citaten van verschillende filosofen. Worsteling met het leven. Miel van Eysden, de astroloog, vertelt over zijn worsteling in het leven, zoals hij dat ervaart, gezien vanuit een astrologisch perspectief, sterke waarde hechtend aan symboliek en met name aan numerologie. Hij is ontevreden met zijn leven. “Het is mijn leven, maar ik consumeer het niet.” (blz. 30; r.6) zijn zijn woorden. Marie Deniet worstelt ook met het leven. Ten eerste in relatie met het schrijversschap, wat door haar ook als een worsteling ervaren wordt. Maar ook in het algemeen. Ze was op zoek naar het eeuwige, de liefde met Lucas. Dit wordt duidelijk gemaakt in de zoektocht naar het in eerste instantie onbekende. Die onbekende drang, die uiteindelijk dus in de vorm van Lucas Asbeek bleek verklaard te worden, bracht problemen met zich mee als onzekerheid ook over de eigen persoonlijkheid. Marie had niet duidelijk voor haar wat ze wilde. De worsteling met het leven komt vooral naar voren in de relatie met Lucas Asbeek en de sessies met psychiater Daalmeyer. Daar uit zij haar verdriet over hoe haar leven tot dan toe is verlopen, waardoor die worsteling duidelijker wordt. Zoektocht. Wederom Miel van Eysden is bezig met een zoektocht: de zoektocht naar de betekenis van het leven, die hij vaak zoekt in Frankrijk. De zoektocht van de astroloog gaat ook over de liefde. Hij analyseert het kosmisch brandmerk van de mensen die hij tegenkomt, in de hoop iemand te vinden waarbij het thema overeenkomt met dat van hem. Hij zoekt een lotgeval. Maries zocht naar het allerlaatste wat ze nog niet begreep, het allerlaatste wat een eind moest maken aan de angst vanuit de onwetendheid te schrijven, het laatste waarmee het geheel kon worden bekroond, de liefde, die ze zou vinden in Lucas Asbeek. Het was ook een zoektocht naar het onbekende waar ze al jaren vruchteloos naar op zoek was (blz. 68; r.14-17) en haar zoektocht naar ‘de wetten’, de wetten van het leven. Het zoeken komt ook terug in het perfecte mannengezicht, een mannengezicht dat je na een keer kijken kende en dat na de vijftig niet meer vernaderde. Marius, haar maatschappijleraar van de middelbare school, was de eerste waarin zij dit gezicht dacht te herkennen. Lucas Asbeek bleek het perfecte mannengezicht te hebben. Liefde is uiteraard een veel terugkomende zaak. De liefde wordt als fakkel in de duisternis gebruikt. Het leidt Marie naar de alwetendheid, want de leifde was immers het laatste waar zij niet alles vanaf wist. Marie wil alles van die liefde weten, waardoor de liefde min of meer centraal staat in haar zoektocht. Dit heeft de astroloog, Miel van Eysden met Marie gemeen. Zijn zoektocht gaat ook over de liefde. Hij analyseert het kosmisch brandmerk van de mensen die hij tegenkomt, in de hoop iemand te vinden waarbij het thema overeenkomt met dat van hem. Hij zoekt een lotgeval. Het liefdesmotief is terug te vinden in de omgang met de andere mannen in het boek. Voornamelijk die, waarnaar de hoofdstukken vernoemd zijn. In ‘de epilepticus´ is de liefde te vinden in het feit dat Daniël Marie probeerde te kussen. Met deze kus probeerde hij een relatie te ontvlammen, maar de vonk sprong van één kant en dat was niet die van Marie. De spanning die de liefde met zich meebrengt is ook bij de omgang met De Waeterlinck duidelijk voelbaar. Marie probeert zijn aandacht te trekken door op te vallen d.m.v. zich vrouwelijker kleden en met name in de pauze in de collegezaal te blijven. De liefde stopt niet. Nu zijn het twee leden van het vriendengroepje van De Waeterlinck, dat ook hoorcolleges van de professor volgde, die vielen voor Marie. Ten eerste was dat duidelijk Lászlo Kovács. Hij drong zijn liefde zelfs op. Maar ook Aäron Mendes da Costa viel als een blok voor Marie. Zeg maar nee dan krijg je er twee, zou een motto hier kunnen zijn. De liefde komt ook tot uiting in de relatie met Carmens Brandt. Ook zijn rikketik slaat op hol. Hij is in geen jaren zo verliefd geweest. Marie en hij corresponderen een tijd en gaan twee keer uit eten, waarbij na de tweede keer Camens’ hartstocht wordt beloond met een bedscène. Een kortstondige relatie is het geval als Hugo, de fysicus, in het oog komt. Marie en hij raken aan de praat over hun wederzijdse wijlen vriend, Miel van Eysden, de astroloog, wat niet alleen bij verbale uitwisseling blijft. De relatie wordt verbroken, door de vrouw die in Parijs staat te wachten op haar overspelige man, Hugo. Uiteraard weet zij niet van dit overspel. De liefde komt na Hugo tot een climax als Marie de ware, het antwoord op haar raadsel gevonden meent te hebben. Lucas Asbeek is de man die zij al die tijd onbewust gezocht heeft. Hij laat haar de liefde ervaren, waarvan zij in het begin niet genoeg van af dacht te weten. Maar het begon allemaal met haar maatschappijleraar, Marius. Hij was haar eerste liefde in de reeks van oudere mannen. De liefde komt ook tot uiting in de liefde voor het schrijven. Al van kinds af aan voelde ze een drang om te gaan schrijven. Het leren komt terug in het willen leren over en van het leven door Marie Deniet, maar ook door de studie die ze volgt, de hoorcolleges, de kandidaatsscriptie. Ziekte is een motto dat in het hoofdstuk van de epilepticus wordt aangehaald. Daniël Daalmeyer vertelt er over zijn ziekte. In ditzelfde hoofdstuk is de vader-zoon-relatie even aan de orde, maar waar echter niet diep op ingegaan wordt. Persoonlijkheidanalyses worden er door het hele verhaal door gemaakt. De mannen van Marie maar vooral natuurlijk door Marie van de mannen. Dit komt dus door het hele boek door terug. Leidmotieven
Bij de astroloog komt de numerologie vaak terug in de vorm van het getal 33. Zo vertrok de astroloog in de herfst van 1983 voorgoed naar Frankrijk, waarbij hij bij zijn keuze gesteund werd door het nummer 33 dat hem al vanaf zijn jeugd achtervolgde en dat hij vond op de lipstick die hij voor de deur van Marie zag liggen de dag dat hij afscheid van haar kwam nemen. Eten komt af en toe terug in combinatie met liefde. Marie had in haar middelbare schooltijd een relatie met Marius, de maatschappijleraar. Hij nam haar vaak mee uit eten. Ook Carmens nam haar mee uit eten en ook Daniël Daalmeyer kwam met het idee samen te eten. Alleen was het etentje bij Daniël niet zo chique, ze aten pizza bij hem thuis. Thema
Het thema van De Wetten is de zin van het leven. Marie leert over deze zin door naar de mannen die ze tegenkomt te luisteren en van ze te leren. Zij hebben een verschillende kijk op het leven. Er wordt door hen gekeken vanuit de astronomie, filosofie, theologie en fysica. Titelverklaring De Wetten slaat op de wetten die voor het leven gelden. De levenswetten zoals die ervaren worden door de mannen in de hoofdstukken. De mannen hebben over het leven ieder een eigen opvatting, visie, een wet, die voor hen geldt. De Wetten slaat dus op een algemeenheid, de wetten die in leven gelden, maar kan ook iets enger opgevat worden als de visies die de mannen op het leven hebben. Evaluatie Eindoordeel over De Wetten

Ik vond het een erg mooi boek om te lezen. Er wordt veel ingegaan op hoe mensen het leven zien en wat hun gedachten daarbij zijn. Ik vond de analyses van vooral Marie erg prettig om te lezen. Het boek vind ik vooral mooi door de manier waarop Maries ontikkeling, worsteling wordt neergezet. Oordeel over de verdiepingsopdracht
Ik vond de opdrachten goed te doen, alleen blijft het lastig om de verschillende motieven te benoemen. Motieven en thema vind ik niet de makkelijkste om uit elkaar te houden. Over de beschrijvingsopdracht: Het boek is niet zomaar samen te vatten. Het zijn vooral de gedachten en gevoelens die Marie beschrijft en om die samen te vatten, moet je zelf in de huid van een psycholoog of psychiater gaan zitten. Dit is immers wat psychologen en psychiaters ook doen: beknopt formuleren wat er in de behandelende cliënt omgaat. Het vereist dus enige mensenkennis en analytisch vermogen, inzicht op het gebied van mensen om dit boek samen te kunnen vatten. Ik heb mijn best gedaan. Geraadpleegde secundaire literatuur J.W. Niesing, over De Wetten van Connie Palmen, Apeldoorn 1992, Reeks: Over & Uit

REACTIES

R.

R.

Hey emil,

k heb net me eigen boekverslag van de wetten af en ging kijken wat anderen er van hadden gemaakt. mijn complimenten voor je werkstuk! ben je ook psychologie gaan studeren oid? t lijkt mij iig leuke studie

groet Rianne (5VWO)

20 jaar geleden

|.

|.

HeY goed verslag tan-Q voor t op opsturen heb er veel aan gehad :)

18 jaar geleden

E.

E.

Als ik jou was zou ik mijn taalgebruik in de samenvatting nog even laten nakijken.

9 jaar geleden

R.

R.

Hoi Emil, mooi en nuttige analyse! Dank je. Wel 1 klein dingetje: de priester heet Clemens, niet Carmens.

6 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "De wetten door Connie Palmen"