Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Gijsbrecht van Amstel door Joost van den Vondel

Beoordeling 6.9
Foto van een scholier
Boekcover Gijsbrecht van Amstel
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 4e klas vwo | 3954 woorden
  • 9 februari 2003
  • 95 keer beoordeeld
Cijfer 6.9
95 keer beoordeeld

Boekcover Gijsbrecht van Amstel
Shadow

Nederlands beroemdste toneelstuk, dat eindelijk weer wordt opgevoerd op Nieuwjaarsdag.

Uitvoerig ingeleid en toegelicht, en aangevuld met fragmenten uit verschillende legendarische toneelopvoeringen, waaronder de huidige door 'Het Toneel Speelt'.

Nederlands beroemdste toneelstuk, dat eindelijk weer wordt opgevoerd op Nieuwjaarsdag.

Uitvoerig ingeleid en toegelicht, en aangevuld met fragmenten uit verschillende legendaris…

Nederlands beroemdste toneelstuk, dat eindelijk weer wordt opgevoerd op Nieuwjaarsdag.

Uitvoerig ingeleid en toegelicht, en aangevuld met fragmenten uit verschillende legendarische toneelopvoeringen, waaronder de huidige door 'Het Toneel Speelt'.

Gijsbrecht van Amstel door Joost van den Vondel
Shadow

Oefenen voor je mondelingen?

Komen je mondelingen er aan en wil je oefenen? Probeer onze Boekenquiz. We stellen je open vragen over de gelezen boeken.

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
1. Zakelijke gegevens De auteur. Joost van den Vondel (1578-1679) werd uit Brabantse ouders in Keulen geboren. Misschien waren zij om godsdienstige reden uit Antwerpen naar Keulen uitgeweken. In 1596 vinden wij het gezin te Amsterdam in de Warmoesstraat, waar heel wat Brabanders wonen (in 1585 had Parma Antwerpen veroverd: door de sluiting van de Schelde ging de stad snel achteruit). Vader Vondel drijft er een zaak in zijden goederen en kousen. Zoon Joost moet, als hij negen jaar is, in de zaak helpen; voortaan moet hij het doen met wat privélessen, o.a. van de knappe rekenmeester Willem Bartjens. Gelukkig heeft hij goede studiezin: tot op hoge leeftijd zal hij blijven studeren. Na zijn huwelijk met een vroeger buurmeisje, Maayken de Wolff, ook uit Antwerpen en ook in Keulen geboren, krijgt Joost aanzienlijk meer “eigen” tijd, doordat zijn vrouw hem in de winkel veel werk uit handen neemt. Het huwelijk vindt plaats in 1610. Vondel voelt zich thuis in de snel groeiende stad, die bruist van leven en vooruitgang: al snel is hij een volbloed Amsterdammer, wat uit zijn talrijke gedichten, gewijd aan de stad en aan gebeurtenissen die er plaatsvinden, blijkt. Hij is een graag geziene gast in ’t Saligh Roemers huys en komt ook een enkele maal op het Muiderslot, waar de dichter Hooft verblijft. Vondel is een typische Zuid-Nederlander : hij is minder gesloten dan velen in het Noorden en laat eerder zijn gevoel meespreken. Geboren in een vroom dorpsgezind gezin leeft hij hartstochtelijk mee met de Remonstranten, die tijdens de bekende twisten in de oorlogspauze met Spanje in de verdrukking komen; het calvinisme ligt hem niet en Maurits, die de Contra-Remonstranten steunt, acht hij een gevaar voor de nationale vrijheid. De veroordeling en onthoofding van Oldenbarnevelt vindt Vondel een gerechtelijke moord. Hij getuigt ervan in tal van hekeldichten, en in zijn Palamedes(1625), die hem een veroordeling bezorgt. De dichter verdedigt het gezag, maar wordt fel, waar de menselijke en inzonderheid de godsdienstige vrijheid in het gedrang komt. In tegenstelling tot zijn veroordeling van Maurits bejubelt hij Frederik Hendrik als de echte renaissancevorst, die vrijheid en rechten herstelt. De jaren tussen 1630 en 1640 zijn moeilijke jaren voor Vondel. Zware rampen treffen hem in zijn gezin: kort na elkaar sterven twee van zijn vier kinderen (Zoon Constantijn: Kinder-Lyck – Saartje: Uitvaert van mijn Dochterken) en in 1635 overlijdt zijn trouwe hulp, zij vrouw(Lyckclaegt aan het vrouwenkoor). Hij studeert veel, vindt troost in de bijbel, bij oude christelijke schrijvers en nieuwe en bij de klassieken. Hugo de Groot, die hij in 1631 ontmoet, heeft door zijn universele kijk op dingen grote invloed op hem. Omstreeks 1641 wordt Vondel katholiek. Wel verliest hij daardoor vrienden, maar het geloof van de Oude Kerk beantwoordt aan zijn behoeften van verering, pracht en mystiek. In 1643 doet hij de zaak over aan zijn zoon Joost jr., “kleen van geest, en los van hoofde”, volgens Vondels biograaf Geeraert Brandt. Dat loopt uit op een ramp. De zoon gaat door wanbeheer en los leven 13 jaar later failliet: tekort 40 mille, een reusachtig bedrag in die tijd. Joost Jr. wordt uitgezonden naar Indië, sterft onderweg, de vader neemt het op zich de schulden te betalen. Gelukkig heeft hij nog zijn dochter Anna, die hem trouw bijstaat en verzorgt. Tien jaren lang, van 1658 tot 1688, werkt hij als boekhouder op de Bank van Lening, een prachtige geste van het stadsbestuur van Amsterdam om hem te helpen; zijn voor de tijd hoge salaris mag hij na die jaren als pensioen houden. Tot op hoge leeftijd blijft hij actief. Na meer dan een halve eeuw gewijd te hebben aan zijn studie en kunst laat hij een omvangrijke oeuvre na. Een deel van zijn werk: 1. Elegieën, prachtige lyrische gedichten bij het overlijden van familieleden of van andere personen die hem zeer dierbaar waren. - Kinder-Lyck (bij de dood van zijn zoontje Constantijn in het jaar waarin hij geboren was, 1632) - Uitvaert van mijn Dochterken (bij de dood van zijn achtjarig dochtertje Saartje, 1633) - Vertroostinge aan Geeraerdt Vossius, Kanonik te Kantelberg, over zijn zoon Dionys (1633) 2. Gelegenheidsgedichten verbonden aan bijvoorbeeld historische gebeurtenissen - Geboortklock van Willem van Nassau (1636) - Verovering van Grol (1627) - Olyftack aan Gustaef Adolf (1632) 3. Gedichten op Amsterdam, o.a. Lof der Zeevaert (1623) 4. Hekeldichten, geschreven vooral naar aanleiding van de godsdiensttwisten, de terechtstelling van Oldenbarnevelt, de aanslag van Willem II op Amsterdam in 1650, op de corrupte regenten en de heerszuchtige predikanten. - Rommelpot vant Hane-kot (1627) - Het stockske van Joan van Oldenbarnevelt, Vader des Vaderlands - Geuse Vesper of Siecken-troost voor de Vierentwintigh - Roskam(1630) (tegen corrupte regenten, met als ideaal voorbeeld van goede regent burgemeester C.P. Hooft) - Harpoen(1630) (tegen heerszuchtige predikanten) 5. De prachtige reien uit zijn drama’s, in het bijzonder die uit Lucifer en de Gysbreght van Aemstel. 6. De Drama’s, 24 oorspronkelijke en acht vertalingen of navolgingen. Vondel ontleende zijn stof vooral aan de bijbel, verder aan de historie of aan de mythologie. Hij houdt zich in zijn drama’s aan de z.g.n. drie eenheden, die van tijd, van plaats en van handeling. Ze bevorderen de somberheid, omdat ze voorschrijven dat het stuk slechts betrekking mag hebben op één thema, één verwikkeling; binnen 24 uur moet de handeling aflopen en het stuk moet zoveel mogelijk op dezelfde plaats spelen, zodat weinig toneelveranderingen nodig zijn. Een paar stukken: - Pascha (1612), dat nog vele rederijkersinvloed openbaart - Palamedes of de vermoorde onnoselheit (1625), vooral gericht tegen Maurits en aansluitend bij hekeldichten - Gysbreght van Aemstel (1637), geschreven ter opening van de nieuwe schouwburg te Amsterdam op 26 december 1637. Door tegenwerking der calvinistische predikanten moest de opening enkele dagen (tot 3 januari 1638) uitgesteld worden. - Joseph in Dothan(1640) - Maria Stuart(1646) - De Leeuwendalers (1647) een “lantsspel” over de komende vrede, een pastorale, maar anders dan in Hooft’s Granida met nationale inhoud en nationaal naar de geest - Lucifer(1654) - Jeptha(1659) - Adam in Ballingschap(1664) 7. Verder schreef Vondel een groot godsdienstig leerdicht na zijn overgang tot de R.K. kerk: Altaergeheimenissen(1645) en een paar jaar later een uitvoerig geschrift over de poëzie: Aenleidinghe der Nederduytsche Dichtkunst(1650)
De titel. Gijsbrecht, naar Vondels Gysbreght van Aemstel, Em. Querido’s Uitgeverij B.V., Amsterdam/Antwerpen, 1998-1, 121 blz. (eerste druk 1637) Genre. Klassieke tragedie. 2. Eerste reactie De keuze. Net als bij Beatrijs lezen we dit boek klassikaal en moeten we er allemaal een verslag van maken. Ik heb er niet zelf voor gekozen, maar ik denk wel dat ik hiervoor zou kiezen. De inhoud. Ik vond het een grappig en leuk stuk. En lang niet zo saai als een klasgenoot had voorspeld. Ik vind Badeloch een goede rol hebben. In het begin deed ze mij denken aan de lerares van Harry Potter die hem sterrenkunde en waarzeggerij geeft. Het verraad van Vosmeer en de manier waarop Haarlem en Egmond de stad belegeren doen mij denken aan het paard van Troje. Ik was erg onder de indruk van dat verhaal en door het tweede bedrijf: ‘Het verraad’, kreeg ik zin om naar een Schouwburg te gaan en te vragen wanneer het stuk weer zou worden gespeeld. Ik vond het stuk dus de moeite waard. 3. Verdieping Samenvatting. Eerste bedrijf. Gijsbrecht bevindt zich, vergezeld van soldaten en burgers, buiten de Haarlemmerpoort, om zich ervan te overtuigen dat het vijandelijke leger van Kennemers en Waterlanders werkelijk is afgetrokken, nadat het Amsterdam een jaar lang belegerd heeft. In een lange monoloog richt hij zicht tot het publiek om het in te lichten over de situatie. Het heeft onschuldig moeten lijden voor de daden van anderen. Wel is ook hij betrokken geweest bij de samenzwering tegen Floris V, maar hij is de enige onder de samenzweerders geweest, die de graaf had willen laten veroordelen door een wettige rechtbank. En juist hem treft de wraak van Floris’ aanhangers; vooral het op Amsterdam afgunstige Haarlem probeert er voordeel uit te trekken, terwijl de graaf zelf de schuldige van alles is. Het is ermee begonnen, toen Floris, zich bij afwezigheid van haar man, vergreep aan Machteld van Velzen, nicht van Gijsbrecht; daarna trad hij tiranniek tegen de adel op. – Maar daar komt de abt van het Karthuizerklooster aan, die kan het best vertellen, waarom de vijanden plotseling vertrokken zijn. Het klooster, even buiten de stadspoort gelegen, heeft tot hoofdkwartier van de vijand gediend. Abt Willebrord weet te vertellen, dat er tussen de beide aanvoerders Willem van Egmond en Diederick van Haarlem hooglopende ruzie was ontstaan. De abt is er niet weinig trots op, dat hij het is geweest, die hen ervan heeft kunnen overtuigen, dat het ’t beste zou zijn, het beleg van Amsterdam op te breken, vooral ook omdat er geruchten liepen dat de belegerden een uitval zouden doen. Daar komt weer iemand op. Het is Arent, Gijsbrechts broer. Hij heeft met zijn krijgsvolk de vluchtende vijand nagejaagd. Wat Arent vertelt, stemt overeen met het verhaal van de abt. Arent heeft een gevangene meegebracht. Het is Vosmeer. Tegenover Gijsbrecht komt deze er eerlijk voor uit, dat hij “ van ’s vijands volck is, en waerdigh om te sterven.” Hij beklaagt zich er bitter over, dat men niet naar hem heeft willen luisteren. Hij had een mooi plan en als men dat had uitgevoerd, zouden Haarlemmers en Kennemers in één uur meer hebben bereikt dan nu in een heel jaar het geval is geweest. Hij verklaart zijn plan. In de kerstnacht had men de gracht op een ondiepe plaats moeten dempen met rijshout; daarna moet een bres in de muur geslagen worden om het een kleine groep dapperen mogelijk te maken de stad in te sluipen. Het bewijs? Daar ligt het Zeepaerd, de met rijshout geladen schip. Op zijn aftocht heeft men het schip niet mee kunnen nemen. Er was ruzie onder de aanvoerders ontstaan, juist over Vosmeers plan e het had niet veel gescheeld of deze was het slachtoffer geworden van de twist. Hij was al geboeid om ter dood gebracht te worden. Gelukkig maakte een vriend zijn touwen los. Hij was toen gevlucht en had zich in het riet verborgen. Daar was hij door Arents troepen ontdekt en gevangen genomen. Dit relaas sluit zo goed aan bij het verhaal van Willebrord, dat Gijsbrecht het zonder meer gelooft; bovendien is het zo vlak voor Kerstmis geen tijd om te straffen, hij schenkt Vosmeer de vrijheid. Gijsbrecht geeft Vosmeer de opdracht “het Zeepaerd” binnen de stad te brengen. “Zoo kunnen zij hier meê de vesten niet verraschen.” Tweede bedrijf. Het is avond. In de buurt van het Karthuizerklooster, lichten Egmond en Haarlem hun hoplieden in over “Vosmeers beleit.” Als de brand in de stad zal zijn uitgebroken, kan de grote aanval beginnen. Tot zo lang zullen zij onderdak in het klooster zoeken. Willebrord wil hen na hun aankloppen niet toelaten, maar als Haarlem dreigt het klooster in brand te steken, zwicht de abt. Egmond heeft zich intussen naar de gracht begeven, waar hij een ontmoeting heeft met Vosmeer, die naar de buitenkant is gezwommen en die hem heeft vertelt, dat het schip (dat vol met soldaten zit) de stad is binnengehaald, zonder dat de Amsterdammers argwaan hebben gekregen. De burgers zijn nu ter kerke gegeaan en hij, Vosmeer, zal de gracht weer oversteken om brand in het schip te stichten. De soldaten zullen dan de Haarlemmerpoort overmeesteren. Beide mannen scheiden en Egmond zegt: “God geeftm dat u en my dees aanslagh wel geluck.” Derde bedrijf. Dit verplaatst ons naar Gijsbrechts kasteel. Zijn vrouw Badeloch ontwaakt uit een angstige droom. In die droom verscheen haar overleden nicht Machteld van Velzen, indertijd onteerd door graaf Floris. Zij bezwoer Badeloch en allen die haar lief waren, de stad te verlaten, want “de vyand heeft de vesten aan / De stad die staet in brand, het is met haer gedaen.” Gijsbrecht, aan wie zij de droom vertelt, beschouwt het als een “louter ydelheid.” Nauwelijks heeft hij dat gezegd, of de huisgeestelijke, Broeder Peter, stormt binnen om te melden, dat Vosmeer de stad in de handen van de vijand heeft gespeeld. Gijsbrecht gaat ommiddelijk naar de Schreierstoren om de toestand te overzien. Als hij terugkomt, staan Arent en de bondgenoten gereed om hem te volgen in de strijd. Vierde bedrijf. Het eerste gedeelte ervan speelt in het Klaerissenklooster. De moeder-overste is Klaeris van Velzen, de dochter van nicht Machteld. In dit klooster heeft een oom van Gijsbrecht, Gozewijn, die bisschop van Utrecht geweest is, een toevlucht gevonden. Hij raadt Klaeris en de nonnen dringend aan te vluchten. Hem pas het niet te vluchten: hij hoopt dat God hem spoedig “in zijn’ troon en angenaeme rust” zal opnemen. Hij zal, gekleed in zijn bisschoppelijk gewaad, de vijand afwachten. Klaeris denkt niet aan vluchten. Samen met de nonnen zingt Gozewijn de lofzang van de oude Simeon. Op dat ogenblik treedt Gijsbrecht binnen. Hij is gekomen om de nonnen en oom Gozewijn in veiligheid te brengen, maar zij zijn allen bereid te sterven. Het is ook al te laat: de vijand staat voor de poort en Gijsbrecht haast zich om weg te komen en de vijand opnieuw te gaan bestrijden. Het tweede gedeelte van dit bedrijf speelt in de burcht, waar Badeloch in grote angst verkeert over het lot van haar man. Arent van Aemstel is door zijn broer gestuurd om de bewoners van het kasteel te beschermen. Hij geeft een uitvoerig verslag van de plundering van de Nieuwe Kerk, waarbij de vele mensen die daar waren binnengevlucht, zijn omgekomen. Ook een zuster, Kristijn van Aemstel, behoort tot de slachtoffers. Gijsbrecht heeft nog getracht de Dam te behouden, maar hij werd gedwongen terug te trekken. Badeloch geeft de hoop haar man terug te zien, op: “Och Gijsbrecht, lieve heer, / Ick reken hem al dood, en zie hem nimmer weer.” Vijfde bedrijf. Hij vertelt dat hij van de Dam naar het Raadhuis gevlucht is, maar toen ook dit door vijand overweldigt was, moest hij weer zien weg te komen. Als door een wonder heeft hij het gebouw langs een geheime gang kunnen verlaten. Hij heeft onderweg gezien, hoe het klooster in brand gestoken was en is met een “sleep van menschen arm en rijck” naar het kasteel gevlucht, de enige plek die nog niet in handen van de vijand is. Van wat er zich in het klooster heeft afgespeeld, komt de Bode vertellen. Hij kon er getuige van zijn, omdat hij zich in de wapenuitrusting van een der gesneuvelde vijanden gestoken had. Vooral Witte van Haemsteê heeft zich schandelijk gedragen: hij heeft bisschop Gozewijn doorstoken en Klaerisse verkracht, voordat hij haar op gruwelijke wijze vermoord heeft. De burcht is nu in groot gevaar; Arent zal met zijn mannen een uitval doen. De overmacht is te groot. Arent wordt dodelijk gewond binnengedragen en sterft als een held. Dan komt de Heer van Vooren de overgave eisen, maar Gijsbrecht wil er niet van weten: hij zal het kasteel tot zijn dood verdedigen. Daarvoor is het nodig, dat Badeloch met haar beide kinderen in veiligheid gebracht wordt. Aan de Ijkant kunnen ze het kasteel nog verlaten. Badeloch verzet zich heftig tegen dit plan, hoewel zij weet wat haar dochter en zoontje bij blijven te wachten staat. Zij houdt heel veel van haar kinderen maar ze zou ze voor Gijsbrecht opgeven. Haar verzet maakt Gijsbrecht radeloos. Hij wil een wanhopige uitval doen. Dan geeft Badeloch toe. Broer Peter zal nu het afscheidsgebed uitspreken. Terwijl hij bidt, verschijnt de aartsengel Rafaël om Gijsbrecht Gods plan mee te delen. Als God het anders gewild had, was het met de stad nooit zo ver gekomen. Maar eens zal de stad met groter glans uit haar as herrijzen! Gijsbrecht moet dit aanvaarden, zonder het te begrijpen. Als na drie eeuwen de schouwburg geopend zal worden, zullen Gijsbrechts daden ten tonele gebracht worden, voorspelt de engel nog. Gijsbrecht moet mijn zijn gezin uitwijken naar het vette land van Pruissen, waar hij een stad, Nieuw-Holland, zal stichten. De aartsengel zelf zal hun aftocht dekken. Dan buigt Gijsbrecht voor Gods wil. De kleine stoet vluchtelingen, waaronder Gijsbrecht met vrouw en kinderen, verlaat nu de burcht, al valt Gijsbrecht het afscheid heel zwaar: “Vaer wel, myn Aemsterland: verwacht een’ andren heer.”
Schrijfstijl. Het verhaal is makkelijk te lezen, er worden geen moeilijke woorden of uitdrukkingen gebruikt. Er zijn korte zinnen en er is ook niet veel beeldspraak. Het is deels op rijm geschreven en dat leest lekker makkelijk. Het was ook leuk om te lezen. Vertelwijze. Het is een toneelstuk dus de karakters, gedachten en dromen van elke persoon komen aan bod. Dat betekent dat het een auctoriaal verhaal is. De ruimte. Het speelt zich voornamelijk in Amsterdam af, deels buiten de gracht bij het klooster. Maar voornamelijk overal waar Gijsbrecht komt, daar speelt het verhaal zich ook af. Afwisselend in het kasteel, in de stad of in het klooster. Het verhaal speelt in de 14de eeuw, het jaar 1304, maar het is in 1637 geschreven. Het is een niet-chronologisch verhaal, want we beginnen middenin: Gijsbrecht denkt dat de Kennemers en Haarlemmers zijn gevlucht. Dan wordt verteld waarom hij zo blij is, de oorzaak en het verloop van de oorlog van het afgelopen jaar worden verteld(flashback). Dan wordt hij verraden door Vosmeer en vanaf daar loopt het weer chronologisch. Verhaalfiguren. Gijsbrecht is stoer, dapper en onverzettelijk. Hij is een held en zo wil hij ook sterven. Hij is aanvoerder, baas, raadsman en vader van Amsterdam, hij leeft voor die stad. Hij is getrouwd met Badeloch en hij heeft twee kinderen. Hij is trouw aan God, aan Amsterdam, aan Badeloch en aan zijn familie. Klaris is de dochter van Machteld (Gijsbrechts nicht, verkracht door graaf Floris, inmiddels overleden) en zij is non geworden na de dood van haar moeder. Ze is trouw aan God en Gijsbrecht en Gozewijn. Gozewijn is een oom van Gijsbrecht, een bisschop die uit zijn ambt is gezet vanwege de oorlog. Hij is nu in Amsterdam. Hij is trouw aan God en Gijsbrecht. Hij is dapper en oud. Abt Willebrord is de baas van het kartuizer klooster, dat onder bescherming staat van Egmond. Hij is trouw aan God en Gijsbrecht. Egmond is de leider van de Kennemers. Haarlem is de leider van de Haarlemmers. Egmond en hij vallen samen Gijsbrecht aan. Floris is een vermoordde graaf, wiens moord de aanleiding tot deze oorlog is. Hij is vermoord door familie van Gijsbrecht omdat hij Machteld had verkracht. Hij heeft twee zoons Haamstee en Willem die meevechten in de oorlog. Vosmeer is een spion van Haarlem en Egmond. Hij verraadt Gijsbrecht met een list. Hij is erg trots op zijn daden en goed in zijn werk. Hij is trouw aan Egmond. Hij is niet erg groot en toen hij bij Gijsbrecht werd gebracht was hij vies en stonk hij, verder is er over zijn uiterlijk niets bekend. Badeloch is de vrouw van Gijsbrecht, ze is nerveus en ze voorspelt haar man niet veel goeds. Ze is trouw aan hem en ze wil voor hem vechten. Ik zie haar als een knappe vrouw. Arend is een broer van Gijsbrecht. Hij is trouw aan Gijsbrecht en hij sterft in het gevecht als een held. Gijsbrecht hoefde maar met zijn vingers te knippen en Arend staat klaar. Kristijn is Gijsbrechts zus. Otto en Willem zijn broers van Gijsbrecht. Deken Peter is een vriend van Gijsbrecht en Badeloch. De situaties. Het verhaal bestaat uit vijf bedrijven en elk bedrijf draait om een situatie. Het eerste bedrijf en dus de eerste situatie is dat de vijanden zijn weggevlucht, althans dat denken Gijsbrecht, Abt Willebrord, Arend en met hun heel Amsterdam, behalve Badeloch. Ik vind het heel dom dat Gijsbrecht niet op zijn hoede is, een held is op zijn hoede, dat hoort zo. Hij is trouw aan God, hij vertrouwt God, maar ik denk dat hij zichzelf had moeten vertrouwen. Het tweede bedrijf draait om het verraad van Vosmeer tegenover Gijsbrecht. Hij is gevangen genomen door Arend, ik vind het heel mooi om te ‘zien’ hoe Arend tegen Gijsbrecht opkijkt, een soort heldenverering. Iets wat Gijsbrecht niet erg zal vinden, aangezien hij zichzelf als een held ziet. Het derde bedrijf heet: De Tijd. Het gaat erom dat in korte tijd veel kan veranderen. Het is namelijk een list, Vosmeer is een spion en de mannen van Haarlem en Egmond zijn de stad ingetrokken en zij vernielen alles. Ik vind het mooi om te ‘zien’ hoe Badeloch wanhopig probeert haar man tegen te houden, om hem te steunen, maar te weerhouden van de strijd. Je moet wel heel veel van iemand houden om zolang te treuren. Het vierde bedrijf draait om het geloof. Ik vind oom Gozewijn een van de meest indrukwekkende personages uit dit verhaal. Hij is zo bekend, de martelaar. Hij is bereid zichzelf op te geven voor Amsterdam, voor Gijsbrecht maar het belangrijkst: voor God. In het vijfde bedrijf sterft Arend. Hij sterft als een held op het slagveld. Zo had Gijsbrecht ook willen sterven, maar als zijn kasteel wordt belegerd, smeekt Badeloch hem om met haar te vluchten. Op dat punt twijfelt hij, totdat een engel tot hem komt en hem vertelt dat hij al een held is. Dat er over hem zal worden geschreven en dat hij in de geschiedenis zal komen te staan.
Thema. Het thema draait om de oorlog tussen de aanhangers van graaf Floris en die van Gijsbrecht. Omdat Floris een nicht van Gijsbrecht, Machteld, heeft verkracht, wordt hij vermoord door de familie van Aemstel. Gijsbrecht kiest voor zijn familie en heeft een jaar lang oorlog met de aanhangers van Floris. Uiteindelijk verliest hij Amsterdam, de stad waarvan hij hield en moet hij vluchten. Gijsbrecht worstelt met zichzelf, hij vraagt zich af of hij wel aan de eisen van een held voldoet. Hij wil ook heel graag als held sterven. Hij vlucht alleen als God hem dat vraagt. Het thema is trouw. Trouw aan God, trouw aan Amsterdam, trouw aan je leider, trouw aan je familie, trouw aan je echtgenoot, trouw aan je familie enzovoort. Motieven. Gijsbrecht gelooft in zijn stad, hij leeft voor zijn stad. Hij gaat op verkenning en hij gelooft pas dat Haarlem en Egmond zijn vertrokken als een afgezant Gods hem dat vertelt. Hij vertrouwt op god: God is groot en goed. Vosmeer is een goed motief: de onbekende (later bekende) verrader. Hij is een van de beste spionnen die er bestaat. Hij laat zich gevangen nemen door Arend en hangt een verhaaltje op van de verbannen persoon. Hij zorgt ervoor dat Gijsbrecht hem vertrouwt en hij verraad Van Aemstel waar die bij staat en zorgt ervoor dat de Kennemers en de Haarlemmers binnen de poort kunnen komen. Badeloch krijgt een droom waarin Machteld verschijnt: zij waarschuwt Badeloch dat Gijsbrecht wordt verraden. Maar Gijsbrecht ziet het als een gewone nachtmerrie, door de duivel gezonden. Hij neemt haar niet serieus. Hij houdt van Badeloch, maar zij leeft voor hem. Het verband tussen de titel en het thema. Gijsbrecht van Aemstel is de hoofdpersoon van het verhaal. Dat verklaart de titel. Van Aemstel heeft wat met Amsterdam te maken. De oorlog gaat om Amsterdam en Gijsbrecht houdt van de stad. Plaats in de literatuurgeschiedenis. Het werk is in 1638 in het begin van januari gepubliceerd. In ieder geval mocht het toen pas worden gespeeld. Joost van den Vondel is vooral bekend om zijn hekeldichten en hij schreef veel over gebeurtenissen. Hij schreef Gijsbrecht van Aemstel vanwege de opening van de schouwburg van Amsterdam. Het is niet te vergelijken met het werk van Joost van den Vondel, want hij heeft nog nooit eerder iets geschreven voor een opening. Het enige typerende is dat de held niet sterft en dat het geloof een belangrijke rol speelt (hij is in 1641 katholiek geworden). Het is een kenmerkende tragedie uit de renaissance, Gijsbrecht gaat door allerlei dramatische verwikkelingen en hij gaat eigenlijk ten onder. Hij verliest een groot deel van zijn familie, zijn stad en zijn trots. Het stuk bestaat uit vijf bedrijven en aan het begin zijn koren of reien gedrukt.

REACTIES

J.

J.

Wow, beter man! echt een heel goed uitreksel!!!!!!!
bedankt he?!!!
scheelt mij weer heel wat uurtjes zwoegen over dat stomme boek!!!!

20 jaar geleden

B.

B.

Stom boek? Stom boek? Mooi boek! Beetje lastig te lezen, dat wel.

10 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Gijsbrecht van Amstel door Joost van den Vondel"