Renate Maria Dorrestein wordt op 25 januari 1954 geboren in Amsterdam. Ze groeit op in Amstelveen in het gezin van een advocaat en een voormalige onderwijzeres, samen met een oudere zus en een zusje en broer die jonger zijn. 'Katholiek maar volstrekt niet orthodox', zo typeert ze het gezinsleven jaren later in een interview. Schrijven doet ze al op de lagere school: ieder jaar voltooit ze een 'jaarboek' waaruit ze voor moet lezen als het af is. In Amstelveen volgt ze het gymnasium aan het Keizer Karel College. In die jaren beweegt ze zich regelmatig langere tijd voort op krukken of in rolstoelen, omdat ze herhaaldelijk operaties moet ondergaan waarbij kraakbeen verwijderd wordt. Na het behalen van het gymnasiumdiploma besluit ze niet te gaan studeren, maar te gaan werken. Ze komt terecht bij uitgeverij Spaarnestad waar ze als 'proefkonijn' dient voor een nieuw op te zetten interne opleiding. Ze wordt verslaggever voor 'Panorama' (de eerste vrouw in de zestigjarige geschiedenis van het blad) en maakt in die hoedanigheid veel verre reizen. Zo is ze, 19 jaar oud, op Cyprus om daar de burgeroorlog te verslaan. In 1977 begint ze samen met Liesbeth Hendrikse een bureau dat in opdracht journalistieke produkties verzorgt. Twee jaar later vestigt ze zich dan zelfstandig tekstschrijfster en in 1981 is ze korte tijd hoofdredacteur van het tijdschrift 'Mensen van Nu'. In datzelfde jaar vindt een dramatische gebeurtenis plaats: haar jongere zusje maakt op 20-jarige leeftijd een eind aan haar leven. In 1982 treedt Dorrestein toe tot de redactie van 'Opzij' waaraan ze tot 1987 verbonden blijft. Naast dat redacteurschap schrijft ze columns voor 'Viva', 'De Tijd' en 'Bzzlletin'. In 1985 richt ze samen met onder anderen Elly de Waard en Anja Meulenbelt de Anna Bijns Stichting op die sinds 1986 de Anna Bijns-prijs toekent, bestemd voor een auteur die 'de vrouwelijke stem in de letteren' opvallend en aansprekend doet klinken. Als 'writer-in-residence' is Dorrestein in de periode 1986-1987 een klein jaar verbonden aan de universiteit van Michigan. Na terugkeer besluit ze zich geheel aan het schrijven te gaan wijden, een bezigheid waarvoor ze zich enkele keren terugtrekt op de Schotse eilanden. Latere jaren worden sterk bepaald door haar ziekte ME (myalgische encephalomyelitis), ook vaak aangeduid als chronisch vermoeidheidssyndroom. De vele verschijnselen verbonden met deze ziekte (o.a. uitputting bij geringe inspanning, concentratieverlies, spierzwakte) beperkten haar lange tijd in haar mogelijkheden. In 1991, na anderhalf jaar stilzwijgen over de ziekte, spreekt ze over haar leven als ME-patiënt in een radioprogramma, waardoor er veel aandacht komt voor de ziekte die vaak niet als zodanig erkend wordt. Tot meer publiciteit rond ME draagt ook het boek bij dat Dorrestein schrijft over haar leven met deze ziekte: 'Heden ik' (1993). Na het verschijnen daarvan richt ze het ME-fonds op dat onderzoek naar de ziekte moet stimuleren. Dorrestein komt de ziekte voor een groot deel te boven en meldt in 2001 in een interview in de Volkskrant weer negentig procent van haar vroegere energie terug te hebben. Hoofdlijnen van het werk 'Al mijn boeken hebben in feite maar één thema: de dood van mijn zusje en het schuldgevoel daarover.' Aldus vatte Renate Dorrestein in 1988 haar schrijverschap tot op dat moment samen. In datzelfde jaar verscheen het boek waarin ze voor het eerst openlijk schreef over de zelfmoord van haar zusje en over de schuldgevoelens die dat voor haar met zich meebracht. In eerdere boeken waren weliswaar verwijzingen naar het gebeurde te vinden (mensen die van rotsen of balkons springen, Akelei in 'Vreemde streken' die aan boulimia lijdt en zelfmoord wil plegen, Topaas in 'Noorderzon' die zich schuldig voelt aan een verkeersongeluk met dodelijke afloop) maar pas in 'Het perpetuum mobile van de liefde', een mengeling van essay, fictie en autobiografisch verhaal, kon Dorrestein de zin 'Mijn zusje is van een flatgebouw gesprongen' zonder omwegen opschrijven. 'Het perpetuum mobile van de liefde' is veel feller van toon dan haar eerdere boeken waarin spannende verhalen vol bizarre gebeurtenissen en ironische opmerkingen hand in hand gaan met een duidelijk maatschappelijk engagement en daardoor verwantschap vertonen met het werk van een schrijfster als Fay Weldon. Kern van dat engagement zijn Dorresteins 'nooit bedarende woede over het feit dat mannen en vrouwen niet dezelfde soort levens kunnen leiden' en de verontwaardiging over 'het noodlot dat mij indeelde bij nou net dat geslacht waaraan toevallig geen voordelen toevallen'. Dorrestein trekt ten strijde tegen ideeën over vastliggende rolverdelingen tussen mannen en vrouwen en de systematische ontkenning van de manier waarop vrouwen de werkelijkheid ervaren. In haar columns (verzameld in 'Korte metten') en artikelen zet ze haar standpunten uiteen en pakt ze alle feministische thema's aan, in haar romans kiest ze voor vlot leesbare, spannende en fantasierijke verhalen vol bizarre gebeurtenissen waarbij de scheidslijn tussen verbeelding en werkelijkheid moeilijk te trekken is. Voor het schrijven van die romans formuleerde ze eens 'De Wetten van Dorrestein' die als volgt luiden: 1: Een aantal kwinkslagen, 2: Een aantal stoten onder de gordel, 3: Minimaal één zin waarin ik iets verstandigs zeg, 4: Een einde waarin ik het voorgaande geheel op z'n kop zet. Zo is 'Buitenstaanders', de roman waarmee ze in 1983 debuteerde, een uitbundig en origineel boek over een gezin dat met de auto strandt en belandt in een huis met wel erg bizarre bewoners. Wat werkelijkheid en wat verbeelding is, valt in deze groteske geschiedenis moeilijk aan te geven. Voor de hoofdpersonen in het boek, en ook in andere boeken van Dorrestein, is de werkelijkheid van minder belang dan fantasie, verlangen en verbeelding. Kenmerkend daarvoor is dat het meisje Sterre in 'Buitenstaanders' haar zusjes voorhoudt dat de werkelijkheid pas bestaat als je je er iets van aantrekt. 'De werkelijkheid,' zegt een Dorrestein-personage in een van haar boeken, 'daar is al voldoende van. Vertel me liever een goed verhaal.' Met die wetenschap is het niet verwonderlijk dat de figuur van Alice uit Lewis Carrolls 'Alice in Wonderland' en de vraag of wat Alice ervaart droom is of realiteit, Dorrestein altijd hebben geïntrigeerd. In 'Haar kop eraf!' (1988) verdiept Dorrestein zich verder in de figuur van Alice en stelt ze dit eigenwijze, ondernemende en nieuwsgierige meisje voor als 'ideale heldin voor hedendaagse feministes'. De romans van Dorrestein zijn wel eens in verband gebracht met het genre van de 'Gothic Novel' dat vooral aan het eind van de achttiende eeuw zeer geliefd was. De verklaring daarvoor ligt in de voorliefde van de auteur voor het fantastische, gruwelijke en gewelddadige. Moord, verkrachting en mishandeling -steeds met een zekere grimmige luchtigheid beschreven- zijn bepaald niet zeldzaam, evenmin als onbekende eilanden en geheimzinnige kastelen. In 'Het hemelse gerecht' (waarin de opdracht voorin luidt: 'Voor alle trouweloze mannen') nemen twee zussen drastische maatregelen wanneer de minnaar die zij reeds jaren deelden, plotseling meedeelt hen te willen verlaten. Ze sluiten hem op zolder op en voorzien hem alleen nog maar van water. In 'Ontaarde moeders' spelen verkrachting, geweld binnen het huwelijk en tussen ouders en kinderen een rol. Zoals vaker gaat Dorresteins sympathie in deze roman uit naar het kind dat het slachtoffer van de gebeurtenissen dreigt te worden. Een heel aparte plaats in het oeuvre van Dorrestein word ingenomen door 'Heden ik'. In dit autobiografische boek schrijft ze over haar leven als ME-patiënt en over het gevecht dat zij moet leveren nu ze als gevolg van de ziekte verder moet leven met 'een lichaam van karnemelkse pap'. 'Heden ik' beschrijft de plotselinge omslag in haar leefpatroon, de gang langs artsen en hulpverleners, het onbegrip van de weliswaar goedwillende omgeving, het gebrek aan medische erkenning (volgens Dorrestein mede ingegeven door het feit dat ME vooral een vrouwenziekte is) de woede, het verdriet en de gelatenheid waaraan ze ten prooi is en de strijdlust die, op goede dagen, toch ook weer aanwezig is. Die lange, sombere weg van aanvaarden en haar leven opnieuw inrichten, sloot Dorrestein af met het schrijven van 'mijn somberste boek': de roman 'Een sterke man'. Hierin verzamelt een tiental kunstenaars zich in een kasteel op het Ierse platteland op uitnodiging van een mecenas die echter met zijn manipulaties van mensen en groepsprocessen gebeurtenissen op gang brengt die tot een fatale afloop leiden. De setting van het verhaal (tien mensen op een afgelegen locatie) doet denken aan 'Tien kleine negertjes' van Agatha Christie. Dorrestein speelt met dit gegeven een uitgekiend spel. Incest, moord en doodslag binnen de familie, onwaarschijnlijke gebeurtenissen en laconieke humor zijn in het nadien verschenen 'Verborgen gebreken' (1996), dat in Schotland is gesitueerd, ook weer volop aanwezig. Gruwelijke gebeurtenissen binnen gezinsverband spelen ook een belangrijke rol in 'Een hart van steen' (1998), over een gezin waarvan de ouders hun kinderen, op één na, en zichzelf ombrengen, en in 'Zonder genade' (2001) over het verdriet van Franka en Phinus, 'al veertien jaar een hecht paar', na het overlijden van hun (stief)zoon Jem, die als hij voor het eerst met een vriendinnetje uit is, in een disco wordt doodgeschoten. Verdriet dat leidt tot vervreemding en met name bij Phinus tot (niet geheel onterechte) schuldgevoelens. Toen 'Buitenstaanders' in 1983 verscheen, reageerde de literaire kritiek met veel enthousiasme. Na het verschijnen van 'Noorderzon' in 1986 waren er echter ook veel negatieve recensies waarin de opvatting doorklonk dat alle spanning, humor en spectaculaire gebeurtenissen diepgang en serieuze behandeling van een thema in de weg stonden. Dorresteins laatste romans konden weer op meer waardering rekenen: 'Een sterke man' werd genomineerd voor de Libris Literatuur Prijs, 'Verborgen gebreken' voor de Gouden Uil en 'Een hart van steen' voor de Trouw Publieksprijs. Voor haar gehele werk kreeg ze in 1993 de Annie Romein-prijs van het blad 'Opzij'. Een erkenning van haar kwaliteiten als auteur en haar populariteit bij een breed publiek, vormde ook het feit dat zij werd gevraagd het Boekenweekgeschenk ('Want dit is mijn lichaam') te schrijven voor de Boekenweek van 1997. De Boekenweek had in dat jaar religie als thema en Dorrestein sloot daar met haar novelle op aan. In interviews liet ze zich vanaf het eind van de jaren negentig ook kennen als een gelovig mens, kracht vindend in het katholicisme. Satire, spanning en vaart zijn de kenmerken die Dorresteins boeken voor het brede publiek aantrekkelijk maken. De diverse titels worden regelmatig herdrukt en ook op middelbare scholen grif gelezen. Een handleiding voor beginnende schrijvers, aan de hand van haar eigen ervaringen, schreef ze met 'Het geheim van de schrijver' (2000). De tekst werd gedurende twee dagen voorgepubliceerd op internet en was gratis te downloaden, een publiciteitsstunt die de verkoop niet bleek te schaden. De Amerikaanse vertaling van 'Een hart van steen' (1998) zorgde voor een doorbraak in de Verenigde Staten. Het bedrag waarvoor de vertaalrechten werden verkocht, was in Nederland nieuws voor de kranten. Bibliografie
Primaire bibliografie
1976 'Voorleesboek voor planten' (non-fictie). Ploegsma. 1976 'Wie mooi wil zijn : raadgevingen uit vervlogen tijden' (non-fictie). In samenwerking met Marjan Pennings. Ploegsma. 1983 'Buitenstaanders' (roman). Bert Bakker. 1984 'Vreemde streken' (roman). Contact. 1986 'Noorderzon' (roman). Contact. 1987 'Een nacht om te vliegeren' (roman). Contact. 1988 'Haar kop eraf! : Alice als ideale heldin voor hedendaagse feministes' (essay). Perdu. 1988 'Korte metten' (columns). Samengesteld door Liesbeth Hendrikse. Contact. 1988 'Het perpetuum mobile van de liefde' (autobiografisch essay). Contact. 1989 'Vóór alles een dame : een vrolijke geschiedenis in dagelijkse afleveringen' (roman en literaire almanak). Contact. In 1996 verscheen een aangepaste editie voor het jaar 1997. 1991 'Het Hemelse Gerecht' (roman). Contact. 1992 'Katten en de kunst van het boekenonderhoud = Cats and the art of book maintenance' (speciale uitgave ter gelegenheid van de Vijfde Internationale Feministische Boekenbeurs. Drukkerij Virginia. 1992 'Ontaarde moeders' (roman). Contact. 1993 'Heden ik' (autobiografie). Contact. 1993 'Levensrampen' (verhaal). Designatori; Omnia Current (gelegenheidsuitgave). 1994 'Een sterke man' (roman). Contact. 1996 'Verborgen gebreken' (roman). Contact. 1997 'Het tiende inzicht' (verhaal). Édition Richard. 1997 'Want dit is mijn lichaam' (novelle). CPNB. Uitgegeven ter gelegenheid van de Boekenweek 1997. 1998 'Een hart van steen' (roman). Contact. 1999 'Voor liefde: klik op F (verhaal). Brokaat. 2000 'Peter Martens : 1937-1992' (fotoboek met tekst van Renate Dorrestein). DUO/DUO. 2000 'Het geheim van de schrijver' (handleiding). Contact. 2001 'Zonder genade' (roman). Contact. Secundaire bibliografie (selectie) Hieronder vindt u gegevens van boeken en tijdschriftartikelen OVER het werk van de auteur. Raadpleeg de cd LiteRom in de openbare bibliotheek voor interviews en besprekingen van afzonderlijke titels die zijn verschenen in dag- en weekbladen. * Austin, Liddie. ''Moeders van nu doen het niet beter' : Renate Dorrestein neemt afscheid van haar illusies'. In: Opzij 26 (1998) 2, p. 38-43. * Besseling, Nard. 'Renate Dorrestein : de essentie van het niet-begrijpen'. In: Jonas 27 (1996-1997), p. 6-9. * Blink, Inge van den. 'Renate Dorrestein'. In: Blink, Inge van den. 'Tussen twee vuren : vrouwen over de keuze carrière en/of moederschap'. Kwadraat, 1999, p. 35-52. * Dekker, Pythia. '"Als men probeert mijn kop eraf te slaan, groeien er vanzelf drie nieuwe aan" : Renate Dorrestein gedijt op tegenstand als ware het pokon'. In: Furore 9 (1991) juli-augustus, p. 12-17. * Dorrestein, Renate. 'Heimwee naar mezelf : Renate Dorrestein in gesprek met zichzelf over haar ziekte'. In: Opzij 19 (1991) 10, p. 58-63. * Dorrestein, Renate. 'Kopje thee'. In: 'Op eigen hand : notities van vrouwen over zichzelf'. Contact, 1989, p. 16-25. * Dorrestein, Renate. 'Opzij, opzij, voor de barbarij'. In: 'Wie weegt de woorden : de auteur en haar werk'. Feministische Uitgeverij Sara, 1985, p. 38-54. * Gruyter, Joke de. 'Renate Dorrestein : "Ik heb wel iets van een erge missionaris" : negen columns per maand'. In: Diekerhof, Els, Mirjam Elias en Marjan Sax. 'Voor zover plaats aan de perstafel : vrouwen in de dagbladjournalistiek, vroeger en nu'. Meulenhoff, 1986, p. 180-182. * Heemskerk, Jan. 'Playboy interview: Renate Dorrestein'. In: Playboy (1989) 5, p. 31-46. * Heijst, Annelies van. 'Leesbaar lichaam : verhalen van lijden bij Blaman en Dorrestein'. Kok Agora, 1993. * Heijst, Annelies van. 'Het verdeelde lichaam in Renate Dorresteins roman "Het perpetuum mobile van de liefde"'. In: 'Het verdeelde lichaam : ervaring en verbeelding van lichamelijkheid in een gefragmenteerde cultuur'. Gooi & Sticht, 1994, p. 127-150. * Huizing, Everhard, Tonny van Winssen. '"Ik heb de feeën zien dansen" : Diepzee interviewt Renate Dorrestein'. In: Diepzee 6 (1988-1989) 1, p. 28-31. * Koning, Roelie. 'De fratsen van een pythia, over het literaire werk van Renate Dorrestein'. In: Rekenschap 41 (1994) 4, p. 238-245. * Kooiman, Margreet en Matthé ten Wolde. 'Diepzee interviewt Renate Dorrestein'. In: Diepzee 14 (1996-1997) 3, p. 20-22. * Koorn, Ingrid. 'Renate Dorrestein'. In: 'Uitgelezen 18'. Biblion Uitgeverij, 2002, p. 9-19. * Kralt, P. 'Renate Dorrestein, Verborgen gebreken'. Walvaboek, 1997. * Linden, Frénk van der. ''Lijden loutert niet. Je wordt er alleen maar een zeikerd van' : Renate Dorrestein. In: Linden, Frénk van der. 'Tot op het bot : gesprekken over ziel & zaligheid'. Veen, 1999, p. 378-388. * Lockhorn, Elisabeth. 'Renate Dorrestein: 'Een mens kan veel meer liefde aan dan hij krijgt'.' In: Marie Claire (1992) 6, p. 18-19, 21-22, 23. * Lockhorn, Elisabeth. ''Tarot is een onderdeel van mijn leven' : Renate Dorrestein'. In: Marie Claire (1996) 4, p. 32-34, 36-37. * Lockhorn, Elisabeth. 'Renate Dorrestein: "Wij vrouwen moeten vaker koersen op de piloot van het verstand"'. In: Lockhorn, Elisabeth. 'Geletterde vrouwen : interviews'. Anthos, 1996, p. 128-142. * Niesing, J.W. 'Renate Dorrestein, Het hemelse gerecht'. Auctor, 1991. * Peene, Bert. 'Renate Dorrestein'. In: 'Kritisch Lexicon van de Moderne Nederlandstalige literatuur', mei 1989. * Peppelenbos, Coen. 'En altijd maar weer eten : over leven en werk van Renate Dorrestein'. In: Diepzee 14 (1996-1997) 3, p. 18-19. * Prager-Stein, Jessica. ''Alsof een mens maar door één motor gedreven wordtà' : Jessica Prager-Stein interviewt Renate Dorrestein'. In: Fier 1 (1998) 1, p. 4-7. * 'Renate Dorrestein' (speciaal nummer van Bzzlletin 18 (1989) 166/167). * Sergen, Karel. 'Feministe Renate Dorrestein schrijft familieromans : een gesprek'. In: Kreatief 32 (1998) 2, p. 42-49. * Schouten, R. 'Annie Romein-prijs voor Renate Dorrestein, humor in dienst van engagement'. In: Opzij 21 (1993) 12, p. 10-17. * Visser, Arjan. ''Wat zou ik graag een fris setje vrienden hebben'. In: 'Over smalle wegen'. Teh Have, 1998, p. 160-167. * Wester, Rudi. '"Als ik een man was, was ik vast een etter" : Renate Dorrestein over haar nieuwe boek'. In: Opzij 16 (1988) 11, p. 14-17. * Winssen, Tonny van. 'Vleugels om niet te vallen'. In: Diepzee 6 (1988-1989) 1, p. 31-35. Website Renate Dorrestein A De schrijfster gebruikt 1 hoofdthema dat in elk van haar werk terug te vinden is: 'Al mijn boeken hebben in feite maar één thema: de dood van mijn zusje en het schuldgevoel daarover.' Voor dit boek gebruikte Renate nog meer thema’s namelijk: Incest, moord en doodslag binnen de familie, onwaarschijnlijke gebeurtenissen en laconieke humor zijn in het nadien verschenen 'Verborgen gebreken' (1996), dat in Schotland is gesitueerd daarin zijn de thema’s weer volop aanwezig. B de schrijver zich pas gaan toewijden aan het schrijverschap nadat haar zusje zelfmoord heeft gepleegd. Ze schrijft veel over de hierboven genoemde thema’s. C er worden verschillende thema’s aan de orde gesteld. Zie A E Evaluatie Informatiefè je leert hoe mensen kunen kunen omgaan met hun gevoelens ze verbergen het meestal of ze uitten het niet dit boek laat dit heel goed zien. Herkenningè uit het boek blijkt dat de moeder van Chris wordt beschreven als iemand die haast geen aandacht geeft aan haar kinderen ze weet geen eens waar ze mee bezig zijn, dit herken ik wel de meeste ouders maakt het niet uit war hun dochter of zooons mee bezig zijn dat hoor je heel vaak. Schokkendè het schokte mij heel erg dat een jongen van zestien nog incest pleegt bij zijn zusje en zijn broertje. En dat hij ook flikflooit met zijn moeder. Zoiets heb ik nog nooit gehoord. Het verbaast mij ook dat de moeder geeen argwaan heeft dat haar zoon elke nacht bij zijn zusje in bed slaapt. Niet – emotioneelè Er wordt niet in gehuild of in gelachen er komen haast geen gevoelens naar voren in het boek.
De vertelster geeft nergens een directe beschrijving van Christine. Zij vertelt wat andere personages van haar vinden, daarnaast geeft ze Christines gedachten en gevoelens weer. De meningen van de andere personages zijn vaak eenzijdig, terwijl Christines eigen gedachten dikwijls onwerkelijk en haar gevoelens verward zijn. Je moet dus als lezer een eigen visie bedenken bij wat christine eigenlijk denkt, je moet je meer inleven in haar wereld. Christine is een meisje van tien jaar. Haar voornaamste karaktertrek is opstandigheid . Ze verzet zich tegen alles en iedereen. Ze hangt haar barbiepop op, het naakte lichaam rood bekrast met viltstift (p. 14), ze bewerkt het gezicht van een klasgenootje met een roestige spijker (p. 14), ze gooit een tegel door de ruit van haar klaslokaal (p. 27), ze werpt de zonnebril van Jaap, haar vriendelijke stiefvader, uit het autoraam (p. 31). Het lijken willekeurige, zinloze daden van verzet. In wezen is het natuurlijk een verzet tegen haar zestienjarige broer Waldo en tegen wat hij met haar uitspookt. Eigenlijk is er maar één verzetsdaad juist gericht: de duw die ze Waldo geeft, waardoor hij van de walkant valt en zijn hoofd te pletter slaat tegen de stenen. Het is echter niet alleen verzet tegen Waldo, er speelt meer mee. Waldo is haar moeders (Sonja’s) lieveling, hij is de enige van haar kinderen in wie ze zichzelf herkent (p. 18). Bijna al haar aandacht gaat naar hem uit en Christine voelt zich daardoor tekort gedaan. Ze wil aandacht en krijgt die niet of nauwelijks. Daarom is ze zo trots als ze merkt dat Agnes om haar geeft; of, beter, als ze denkt dat Agnes veel om haar geeft. Ze heeft onder Agnes' bed een geweer gevonden en meent dat Agnes haar met dat wapen wil beschermen. Van dankbaarheid krullen haar tenen. Agnes is, onmiskenbaar, net zoals een goede klimboom, een bewijs dat God bestaat. Hoe vaak maak je het nou mee dat iemand speciaal voor jou met een geweer rondloopt? Dat Agnes haar zo de moeite waard vindt! Sodemieters, als Sonja dat hoort. (p. 174) Zelfs haar broer Waldo is ze dankbaar voor de aandacht die ze van hem krijgt. Als ze opzit, in de nacht nadat ze van Agnes gehoord heeft dat Waldo nog leeft, bedenkt ze dat ze nooit om zijn aandacht hoeft te bedelen, dat hij er is, altijd, en dat dat het enige is wat van belang is (p. 172). Ze voelt zich dan ook schuldig om de duw, ze is dolgelukkig als Agnes vertelt dat Waldo op Skye is. Christines gevoelens zijn verward en tegenstrijdig : ze haat Waldo en is hem dankbaar, ze neemt wraak en voelt zich schuldig; geen wonder dat het meisje nauwelijks weet wat ze doet. Overigens berusten die gevoelens op bedrog en misverstand: Waldo zegt dat zij op hem rekenen kan, hij zal nooit vertellen wat er 's nachts op haar kamer gebeurt (een verachtelijke omkering van de rollen, alsof Christine schuldig is aan wat hij haar aandoet); Agnes heeft in de krant gelezen dat Waldo op Skye is, maar dat is wat zijn moeder, aan de journalist verteld heeft. Christines opstandigheid uit zich in een houding van bravoure . Ze wil flink zijn, een soort kerel. Waarschijnlijk zit dat in haar, is het een karaktertrek die ze met de geboorte heeft meegekregen, maar de vernederingen die ze moet ondergaan, versterken deze eigenschap. De bravoure is een afweermiddel tegen verdriet en wanhoop. Ze laat zich Chris noemen. Ze bemoedert en beschermt Tommie. Als ze denkt dat Agnes in nood is, voelt ze zich Space Man; ze wil de oude vrouw beschermen tegen de inspecteur van Island Rentals, in wie ze een deurwaarder ziet. Chrisis een personage met een gecompliceerd karakter, eigenschappen die met elkaar verbonden zijn als de schakels van een ketting, maar die ook tegenstrijdig zijn, als de polen van een magneet. De vriendelijke Jaap komt haar naïviteit en agressiviteit beter uit. Haar moeder had gezegd dat met zijn komst alles anders zou worden. Dat had Chris geloofd. Maar alles was bij het oude gebleven en 'het enige dat ze nu nog kon doen was hem boos maken net zo kwaad als ze zelf was.' (p. 35). Chris' drang tot beschermt, een wezenlijke trek van haar bravoure, blijkt vooral uit haar houding tegenover de vierjarige Tommie . Het ventje trekt voortdurend met haar op. Als hij hulp nodig heeft, roept hij haar en niet iemand anders. Zelfs als Waldo bij hem in bed kruipt, roept hij niet om zijn moeder, maar om Chris. 2. het doel van de hoofdpersoon is om haar gevoelens die ze heeft over incest te uitten ze wacht net zolang totdat Waldo en zij alleen zijn en duwt dan Waldo van de kant af. Verder wil ze graag meer aandacht van haar moeder. Dus ze loopt weg ze wil eigenlijk dat haar moeder meer aandacht aan haar besteedt en ze dus ook een gezellig gezin krijgen. 3. Waldo is eenzijdig negatief getekend, aan hem deugt werkelijk niets. Het ergst is natuurlijk wat hij met zijn zusje uitspookt, 's nachts, in bed. Wat dat is, wordt nergens beschreven, alleen Chris' reacties worden weergegeven. Als ze weet dat het weer zover is: Dan leek het net alsof er een olifant op haar ging staan. Haar knieën knikten en de lucht werd uit haar longen geperst. (p. 9) Sonja , de moeder is oppervlakkig en naïef. Ze vereert Waldo. Ze vindt Christine een lastig kind. Ze beveelt haar dochter Tommie te gaan zoeken. Chris komt dan zwijgend overeind. Sloffend en met gebogen schouders zette ze zich in beweging. Sonja dacht geërgerd: alsof ze een olifant met zich meetorst - ik moet wat aan haar houding doen. (p. 15) Maar als Chris en Tommie weg zijn, is ze oprecht bezorgd. Dan bedenkt ze dat Chris stoer en flink is en zich in de gevaarlijke wereld wel zal handhaven (p. 194). Toch tamelijk naïef gedacht. Als de kinderen terug zijn, wil ze niet eens weten waar ze al die tijd zijn geweest. Ze leeft bij het moment. Het toppunt van naïviteit is wel wat ze van Waldo's nachtelijk gedrag denkt: De smurfen, noemt Waldo de kleintjes altijd vol zestienjarige verachting, de larven. Maar ondanks al zijn bravoure is hij dol op ze: Sonja weet best dat hij, zo groot als hij is, soms nog gezellig bij Christine in bed kruipt. En ze ziet hem de laatste tijd ook steeds vaker met Tommie bij zich op schoot, hij krijgt een kleur als ze hem betrapt, want het is natuurlijk niet cool om je kleine broertje lekker te knuffelen (p. 195) Chris' gevoelens berusten op bedrog en misverstand, het lijkt wel of niemand in het gezin weet wat er gebeurt met Christine en Tommie. Ik bedoel je laat je zoon van zestien toch niet in het bed van zijn zusje kruipen of wel???????? De vertelster geeft dat mooi aan met het motief van de olifant: Sonja denkt: het is alsof Chris een olifant met zich meetorst, de lezer weet al vanaf de eerste pagina dat zij dat inderdaad doet. Agnes
Agnes Stam is zeventig jaar. Door een ongeluk in haar jeugd (ze viel met haar oog in het handvat van een liggende fiets), heeft ze een glazen oog. Ze was onderwijzeres, maar is nu met pensioen. Ze is altijd ongetrouwd gebleven. Ieder jaar in augustus brengt ze haar vakantie door op Mull, één van de eilanden ten noorden van Schotland. Ze doet dat nu al vijftig jaar. Vijftig jaar geleden kocht haar broer Robert daar namelijk een oud huis, dat zij en haar broers in de loop van de jaren hebben opgeknapt. Dit jaar heeft ze de as bij zich van Robert, die ze moet uitstrooien over zee. Al haar broers zijn nu overleden; zij is de enige van het gezin die over is. De lezer leert Agnes voornamelijk via haar eigen gedachten en herinneringen kennen. Slechts een enkele keer is er tegen perspectief : de Flynts vertellen haar dat de familie haar 'gekke tante Agnes' noemt, en dat Robert vond dat ze 'al zo weinig' had (p. 154). Maar de Flynts zijn op dat moment kwaad op Agnes en hun mededelingen zijn dus niet helemaal betrouwbaar. Al met al is het beeld dat de lezer van Agnes krijgt subjectief. De vertelster geeft nergens een directe beschrijving van haar karakter. Vier aspecten komen het gehele boek door steeds weer aan de orde: haar verhouding tot haar broers, haar achterdocht ten opzichte van de rest van de familie, haar gehechtheid aan het eiland en de manier waarop zij haar leeftijd ervaart. Een sensatie van eindeloze vertraging terwijl ze valt, valt, in lome zekerheid rekenend op de uitgestrekte armen die haar levenslang hebben opgevangen. (p. 111) Die bescherming heeft ook haar keerzijde. Inspecteur Miller van Scotland Yard is geweest; ze heeft hem niet over de kinderen verteld en ze begrijpt dat ze zich daarmee in de nesten heeft gewerkt. Ze hebben me altijd te veel beschermd, denkt ze, en nu ik er alleen voor sta, nu weet ik niet wat te doen. (p. 128) Overigens moeten we ons Agnes ook weer niet als te hulpeloos voorstellen. Dat blijkt bijvoorbeeld uit haar overwegingen, als ze Chris in elkaar ziet krimpen. Ze vermoedt dat het meisje thuis geslagen wordt. Ze denkt: Het is waar dat ze zich in de nesten heeft gewerkt door zich over deze twee te ontfermen, maar ze is oud en wijs genoeg om zich er ook weer uit te werken, op de een of andere manier. In elk geval is ze geen klein kind dat is overgeleverd aan andermans wrede grillen. (p. 129) Er is nog een andere keerzijde aan die intieme band tussen zus en broers. Agnes zit overal met haar neus bovenop (p. 107). Ze wist alles van hen: dat Frank gruwde van zijn al te zorgzame vrouw, dat Justus vreemd ging. De titel van de roman wordt met deze intimiteit in verband gebracht. Elke familie heeft haar geheimen en haar verborgen gebreken. Intimiteit heeft een prijs. (p 110) 4. het personage dat op een karakter lijkt is christine omdat je toch wel wat over haar gevoelens komt te weten maar ze maakt eigenlijk geen geestelijke groei door dat lees je niet en dat kun je ook niet opmaken uit het boek. Agnes is ook een hoofdpersonage van haar weet je veel als terugdenkt aan haar broers die allemaal dood zijn. 5. het personage dat een type is is Sonja ze houdt niet van Christine en ze weet eigenlijk niet hoe het met haar kinderen gaat. Over jaap kom je ook niet veel te weten en over Waldo en Tommie ook niet genoeg. H. Tijd
1. Er treden in het verhaal vertragingen op als Agnes vanaf de boot naar huis rijdt en ontdekt dat ze twee verstekelingen mee heeft. Ze laat ze binnen en vertelt hun dat zij vroeger het huis heeft opgebouwd samen met haar broers. (p. 54 ) De broers boden Agnes veiligheid. Zij vingen haar op toen ze, als kind, niet uit het boomhuis durfde te springen. Dat gebaar heeft voor haar een figuurlijke betekenis gekregen: 'Er waren altijd armen die haar opvingen.' (p. 58). Als ze in
de winkel van Tobermory flauwvalt, ervaart ze dat zo. 2. Het effect van vertragingen en of versnellingen duiden op een belangrijke
gebeurtenis bij vertragen en een minder belangrijke gebeurtnis bij versnellen. 3. ‘Agnes ziet de zwarte oogjes uitpuilen van schrik. Haar mond word kurkdroog. Ze hoort in de verte, in een ander tijdperk, iemand roepen: ‘Pas op!’ Robert, het was Robert die dat riep, tegen haar andere broers. Robert die zijn hele spaarvarken had omgekeerd om een pop met echte haren voor haar te kopen toen ze uit het ziekenhuis was ontslagen. Haar kapotte oog was genezen, de wereld was weer wijd en die en groots. Bij haar thuiskomst had Justus haar onder het slaken van vreugdekreten in de tuin in de lucht gegooid en opgevangen. ‘Pas op!’ Frank die zijn fiets in het grind had neergesmeten om haar tegemoet te rennen. Benjamin die over het voorwiel struikelde in zijn haast deel uit te maken van de feestvreugde. ‘Er is taart, Aggie,’riep hij terwijl hij in z’n val tegen Justus aan smakte. ‘Pas op!’ schreeuwde Robert toen Justus eveneens omviel. En Agnes kraaide van plezier toen ze voelde hoe Robert haar uit de lucht greep, en toen ze samen omver rolden lachte ze nog steeds. Robert stort, haar tegen zich aanklemmend, met zijn volle gewicht boven op haar, en met een gekraak alsof haar schedel werd versplinterd, boorde het handvat van Franks stuur zich in haar oogkas.’ Hier wordt verteld hoe Agnes aan haar galzen oog is gekomen ze den kt daar aan en je beleeft het als lezer ook omdat het scenisch is verteld en heel gedetailleerd. Ook vind je een flashback op pagina 132 tot en met 137 daar kom je erachter dat Agnes verliefd was op haar broer Robert. Ik heb Blz. 136 en 137 als bijlage gedaan voor de flashback
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
M.
M.
hej
je verslag staat goed in zicht hoor! dat wist je vast niet maar hij staat bij uitstekend weet je wel boven elk verslag dat je opend. leuk joh!
liefs myrna
21 jaar geleden
AntwoordenM.
M.
Goed gedaan hoor. PERFECT!!!
Heb hierdoor een goed cijfer gehaald ik had een 8.7
21 jaar geleden
AntwoordenM.
M.
goed werk man, ik kan dit zeker goed gebruiken, bedankt!
doeg
19 jaar geleden
Antwoorden