1963 Kijk ns’ in de la, kinderboek 1965 Het huis, hiernaast novelle; in 1966 ingepast in Een leeg huis
1965 Terugkeer, novelle
1966 Een leeg huis, roman
1968 De trapeze, kinderverhalen met gedichten van Mies Bouhuys
1970 De dag, dat mijn zuster trouwde, novelle
1970 De hutkoffer, televisiespel
1974 Meneer Frits en andere verhalen uit de vijftiger jaren
1975 Daniël de Barrios, televisiespel
1975 Je mag van geluk spreken, verhalen
1982 Verzamelde verhalen 1951-1981
1983 De val, roman
1986 De glazen brug, Boekenweekgeschenk
1991 De zon is maar een zeepbel, droomverslagen
1994 De verdwenen bladzij, verhalenbundel voor kinderen
1997 Nagelaten dagen, roman
1998 Door het land, roman C. Samenvatting In 1940 brak er oorlog uit, de joodse familie Minco vlucht uit Breda. Als het na een paar dagen weer rustig is gaan ze weer terug naar hun huis. Tijdens de oorlogsjaren worden Marga en haar zus Bettie vaak uitgescholden en geslagen omdat ze joods zijn. Vader is optimistisch en gelooft, dat de Duitsers hun niets zullen doen. In het eerste oorlogsjaar wordt Marga ziek en moet naar een kuuroord in Utrecht. Haar ouders verhuizen dan naar Amersfoort, waar zij gaan inwonen bij hun zoon Dave en zijn vrouw Lotte. Als Marga weer beter is mag ze naar huis om daar nog een tijdje uit te rusten. Marga zit in haar kamer en ziet vanuit het raam haar vader aankomen, ze ziet dat hij een pakje in zijn hand hield. In het pakje zitten gele sterren die de joden op hun jas moeten naaien, dat hadden de Duitsers bepaald. Op een dag moeten vader en Dave zich laten keuren, zoals alle joodse mannen in Amersfoort. Als ze goedgekeurd worden moeten ze werken in een Duits werkkamp. Vader weet van tevoren dat hij niet goed gekeurd zal worden, want hij heeft een huiduitslag.. Dave is wel gezond, maar hij neemt een drankje in zodat hij beroerd en ziek wordt en ook wordt afgekeurd. Na een paar dagen was Dave van de nadelige uitwerking van het bruine drankje hersteld. Op een dag kwam mevrouw Zwagers thee drinken, ze was er mee begonnen om het hele gezin te laten fotograferen. Moeder is het er mee eens en vindt het een goed idee ze wil ook met het gezin op de foto. Marga heeft er weinig zin in, maar toch gaan ze met z’n allen naar fotograaf Smelting. Er brak een drukke tijd aan voor meneer Smelting, veel mensen gingen op de foto. Op een middag ging moeder naar mevrouw Zwager op visite om de foto’s te laten zien. Maar nog geen half uur later kwam ze met een ontdaan gezicht terug. De hele familie Zwagers is ondergedoken. Dat is de eerste keer dat familie Minco hoort dat er mensen zijn ondergedoken. Op een morgen kwam er een telegram uit Amsterdam, Bettie en haar man Hans zijn opgepakt door een overvalwagen die voorbij kwam rijden. Toen Marga van een wandeling thuis kwam lagen er drie gele enveloppen in de brievenbus. De namen stonden er voluit op en ook de geboortedatums. Het waren oproepen, ze moeten zich melden. Het lijkt Dave wel allemaal avontuurlijk, hij wil wel iets van de wereld zien. Ze kochten rugzakken en voeren hun kleding met bont en flanel, ze stopten ook overal doosjes met vitaminen. Op de oproep stond ook nog dat ze kampeerbekers moesten meenemen, dat gingen Dave en Marga in de stad kopen. Op weg naar huis kwamen ze meneer Zaagmeier tegen, zijn zoon had ook een oproep gehad, hij ging proberen om er wat aan te doen. Meneer Zaagmeier nam ze mee naar een kennis van hem, om negen uur s’avonds zouden ze weer op hem gaan. Lotte stond in de voortuin te wachten, de dokter is geweest. Hij heeft een attest achtergelaten, zodat zij zich niet hoeven te melden, ze moeten alleen voorzichtig zijn. Ze hoefden niet meer naar de kennis van meneer Zaagmeier, want Dave kreek ook een attest. Lotte mag bij hen blijven om hen te verzorgen, hun ouders moesten naar Amsterdam verhuizen omdat ze boven de vijftig waren. Twee mannen in zwarte leren jassen kwamen om de koffers en de kamer te verzegelen. Toen de mannen weg waren bekeken ze de zegels.Marga vond het een klein kunstje om de zegels los te maken en nog iets in de koffer te doen. Bij het afscheid had vader zo’n onverwoestbaar optimisme en moeder dacht aan Bettie. Toen hun ouders weg waren stonden Lotte en Marga in de gang en bekeken het zegel dat over de deurpost geplakt was. Lotte spleet met haat nagel op de kier van de deur doormidden, ze hadden het gevoel of ze een vreemde kamer betraden. Ze gingen de kamer uit en lieten het gescheurde zegel zitten. Dave en Marga blijven zo veel mogelijk in bed. Op een dag vraagt een buurmeisje of ze Marga’s racket mag lenen, ze klom over de schutting en sprong in de tuin. Het meisje ging mee naar de slaapkamer en snuffelde tussen Marga’s spullen. Ze nam het racket mee en kreeg allemaal spulletjes van Marga cadeau. Op een middag kreeg Marga het idee om haar ouders te bezoeken, ze heeft er genoeg van om de hele dag in bed te blijven liggen. Ze kleedt zich aan en haalt de ster van haar jas. Haar ouders hadden het goed getroffen, ze wonen op kamers in de Sarphatisstraat. Ze waren alleen heel erg bezorgd over Bettie, want ze hadden niets meer van haar gehoord. Marga onderneemt de gevaarlijke en spannende reis, ze had wel moeite om het huis te vinden. Haar ouders waren heel erg blij als ze haar terugzien. Een week nadat Marga’s ouders in het huis waren ingetrokken, bleek de familie aan wie het huis behoorde plotseling verdwenen te zijn. Vader, moeder en Marga verbergen zich in het souterrain, van waaruit ze alle voeten kunnen zien. Na een paar minuten zagen ze grote, zwarte laarzen verschijnen, die een hard, klikkend geluid maakten. Het Joodse rusthuis naast hen wordt leeggehaald. Na een kerkdienst in de ‘sjoel’, vroeg een kennis van vader of ze een eind mee wilden lopen naar huis. Ze praten over onderduiken, vader wil liever nog even wachten. Op een vrijdag in de namiddag ging Marga wat boodschappen doen in de Weersperstraat. Marga ging boterkoek halen voor tante Kaatje. Tante Kaatje zou komen eten, vader zou haar uit het oudliedengesticht gaan halen. Ze was al in de tachtig en de tweelingzus van Marga’s overgrootmoeder, dus ze kon niet meer alleen over straat. Marga werd op straat aangehouden door een dikke man, hij vroeg hoe ze heette. Hij zocht een meisje van haar leeftijd, en wilde Marga meenemen. Marga liet haar persoonsbewijs zien en mocht gaan. Toen Marga thuis kwam hoorde ze dat tante Kaatje weg was, het hele gesticht is leeggehaald. Als Marga in de Lepelstraat loopt, ziet ze een overvalwagen aankomen. Alle huizen worden leeggehaald. Een soldaat wil Marga meenemen, maar ze zegt dat ze niet in de Lepelstraat woont. Marga laat haar persoonsbewijs zien, ze mocht weer gaan nadat ze bij de commandant zijn geweest. De volgende dag liep Marga weer door de Lepelstraat, maar die is helemaal uitgestorven. De winkel van de slager, waar ze de vorige dag vlees moest halen was leeg. Er was een plank voor de deur getimmerd zodat er niemand naar binnen kon. Als Marga op een avond aan het tennissen is, slaat ze de bal over de schutting en komt in een geul terecht. Ze bedenkt zich dat ze zich daar goed zouden kunnen verstoppen. Als ze op een avond thee drinken, wordt er even voor negenen aangebeld. Het blijken Duitsers te zijn, ze waren meteen binnen. Vader en moeder worden meegenomen, Marga vlucht door het tuindeurtje weg en via de geul komt ze op straat terecht. Ze rent snel naar de Weteringschans, waar Dave en Lotte sinds enkele dagen ondergedoken zaten. Om nog minder op te vallen bleken ze alledrie hun haar. Mevrouw K. bij wie Dave een kamer had gehuurd onder zijn valse naam, werd achterdochtig. Het lijkt haar beter dat ze vertrekken. Dave weet nog een adres in Utrecht en ze besluiten daar heen te gaan. Die nacht denkt Marga aan Seideravond, de eerste twee avonden van het paasfeest, waarop de uittocht uit Egypte symbolisch gevierd wordt. Ze denkt ook aan het eten van ‘het ongezuurde brood en het bittere kruid’. Voor het vertrek had Lotte voorgesteld nog eens naar de bioscoop te gaan. Daarna gaan ze voor de veiligheid uit elkaar en apart door de controle, zodat ze niet opvallen. Als Marga al in de trein zit, heeft ze Dave en Lotte nog niet gezien, ze zit de hele reis in spanning. Als Marga bij het adres in Utrecht aankomt, heeft Dave al gebeld. Lotte is bij de controle aangehouden en Dave zou bij haar blijven. In Utrecht was geen plek meer voor Marga, dus ging ze weer naar Amsterdam. Ze belde een kennis op, Wout stond haar aan het Amstelstation op te wachten. De volgende ochtend wordt ze opgehaald door oom Hannes, hij was een oude man met een rood verweerd gezicht vol kleine groefjes. Op de boerderij van oom Hannes zijn al veel onderduikers en daarom wordt ze bij een ander gezin gebracht. Ze hebben alleen geen bed voor Marga, dus ze sliep bij de vrouw. De man sliep bij de jongens. Marga hielp op de boerderij in het huishouden en ze had het erg naar haar zin. Het belangrijkste is dat ze daar veilig is. Aan de waterkant zat Rinus, de buurman te vissen. Op die middag ging Marga roeien, in het café bij het station had ze met Wout afgesproken. Hij heeft voor Marga geïnformeerd en het enige wat hij kan zeggen is: ‘Ze zijn doorgestuurd’. Het bed dat oom Hannes had beloofd, kwam niet en de man ging het ook halen. Marga sliep slecht en het was benauwd op de lage vliering, waar nooit gelucht werd. Marga durfde zich nooit om te draaien in bed, ze was bang de vrouw aan te raken. Ze waste nooit en ze vond zich schoon omdat ze een keer in de week schone kleren aantrok. Marga’s geld raakte op en ze wilde het arme gezin niet meer tot last zijn. Wout weet een adres in Heemstede en geeft haar een persoonsbewijs met een nieuwe naam. Het was of ze aan haarzelf werd voorgesteld. In Heemstede komt ze in een laag huis aan een smalle vaart te wonen.
Kronieken zijn ook twee boeken in het oude testament, die de joodse historie bevatten. 2 Genre: het genre van het boek is een psychologische oorlogsnovelle. Het gaat over de Tweede Wereld oorlog en je ziet de oorlog door de ogen van Marga. Je ziet ongeveer wel wat ze denkt, dat is er psychologisch aan. Tijd 3. Is het verhaal in chronologische volgorde geschreven? Ja, het verhaal is in chronologische volorde geschreven. Alle gebeurtenissen volgen elkaar op. Het begint na de intocht van de Duitsers en het eindigt enkele weken na de bevrijding (epiloog). 4. Komen er terugverwijzingen in voor? (flashback) Ja, er komen flashbacks voor, het zijn herinneringen van voor de oorlog die Marga mee maakte als kind. 5. Hoe is de verhouding verteltijd-vertelde tijd? De verteltijd van het boek is 90 bladzijdes. ( dat lees je ongeveer in een uur) De vertelde tijd van het boek is ongeveer 5 jaar. Het verhaal speelt zich af in de Tweede Wereldoorlog. Het begint vlak na de bezetting in 1939 en eindigt kort na de bevrijding in 1945. 6. Zijn er in het boek verschillende tijdlagen aan te wijzen? Ja er zijn verschillende tijdlagen aanwezig. Niet elke gebeurtenis in die 5 jaar wordt verteld, bijvoorbeeld het tijdsverschil van het einde naar de epiloog van het boek, want dan is de oorlog ineens afgelopen. Er komen ook wel tijdsversnellingen voor, bijvoorbeeld dat Dave en Lotte ineens in Amsterdam zijn ondergedoken. Er komen ook vertragingen voor. Als Marga door de Lepelstraat loopt en aangehouden wordt, beschrijft ze die man. Dan krijg je niet echt een doorlopend verhaal Perspectief 7. Hoe is de verhouding van de verteller tot het werk: a. Is het verhaal in de ik-vorm gepresenteerd? Is het verhaal wellicht autobiografisch? Ja, het verhaal is in de ik-vorm gepresenteerd. De naam van het ik-figuur staat niet in het boek, als je het gelezen hebt begrijp je dat het de schrijfster zelf is, Marga Minco. In het verhaal lees je de gedachte van Marga, je kunt je er dan ook bij voorstellen hoe zij zich gevoeld heeft. Ja, het verhaal is autobiografisch, de gebeurtenissen komen ongeveer overeen als de schrijfster. b. Is er wellicht een personaal perspectief? Ja, er is een personaal perspectief, het verhaal wordt verteld door een ik-perspectief. De schrijfster is de hoofdpersoon van het boek. b. Is er wellicht een auctoraal perspectief? Ja, er is een auctoraal perspectief, want de schrijfster heeft het verhaal zelf meegemaakt. Ze wist dus hoe het verhaal afloopt en eindigt.
Vader was een vroom man, gesteld op een huishouding waarin de joodse wetten en rituele gebruiken gehandhaafd werden. Moeder was liberaler van opvattingen. Ze is een zorgzaam en bezorgt type. Vader had een onverwoestbaar optimisme dat aanstekelijk werkte. Hij gelooft dat de Duitser hun niets zullen doen en dat alles weer goed komt. Zij waren vrome joden die ondanks de oorlog de joodse tradities in ere houden. Dave
Dave is de broer van Marga. Hij is een dapper persoon, hij probeerde uit de handen van de Duitsers te blijven door een drankje in te nemen, zodat hij werd afgekeurd. Toen Lotte werd aangehouden, ging hij met haar mee, hij wist waarschijnlijk al wat er ging gebeuren, hij is dus ook een moedig persoon. Hij heeft donker haar, later is zijn haar blond om minder op te vallen. Lotte
Marga kan het goed met Lotte vinden, zij is dan ook de vrouw van Dave. Lotte en Dave proberen er alles aan te doen om uit de handen van de Duitsers te blijven, dat is uiteindelijk niet gelukt. Ze is net als moeder een zorgzaam type. Ze is ook wel een achtergrondfiguur, ze krijgt niet zo heel veel aandacht. Zij heeft net als Marga en Dave haar haar geblondeerd om minder op te vallen. Bettie
Bettie is de oudere zus van Marga. Bettie is heel belangrijk voor Marga. Ze is flink en gezond. Zij komt maar heel kort in het verhaal voor, want ze werd opgepakt door de Duitsers. Wout
Wout is een kennis uit Amsterdam. Marga had hem bij een joodse familie ontmoet, als ze in moeilijkheden zat kon ze hem bellen. Wout zorgde voor een onderduikadres en een persoonsbewijs met een nieuwe naam. Wout regelde dat ze naar Heemstede kon, waar ze volkomen veilig was. Wout was dus een goede jongen met een hart van goud, als hij Marga niet geholpen had, werd zij misschien ook opgepakt door de Duitsers. 9. Geef aan hoeverre we te maken hebben met flat characters, typen en round characters. Marga: Zij heeft een round character, want in de loop van het f verhaal wordt ze ouder en wijzer. Marga was in het begin wel wat optimistisch, later werd ze depresiever. De ouders van Marga: Vader heeft een flat character, omdat hij optimistisch is en blijft. Hij is een type. Van moeder staat het niet echt beschreven, ze is alleen zorgzaam en een bezorgd type. Dat is ze denk altijd geweest, dus ze heeft een flat character. Dave: Hij heeft een flat character, want hij was aan het begin moedig en later ook. Toen Lotte werd aangehouden, bleef hij bij haar. Hij is een type. Lotte: Lotte is net als moeder zorgzaam, ze is ook een bezorgd type, maar ze is wel altijd dapper geweest. Zij heeft ook een flat character. Bettie: Bettie is een type, want ze is altijd dapper geweest, en ze komt haast niet in het verhaal voor. Zij heeft ook een flat character. Wout: Hij heeft een flat character, hij heeft Marga altijd geholpen, hij is erg zorgzaam voor haar geweest. Hij is ook een type. Spanning 10. Hoe is de verhouding fantasie-werkelijkheid? Er is niet echt een verhouding tussen fantasie en werkelijkheid, omdat de schrijfster zelf de hoofdpersoon in het boek is. Marga beschrijft in haar boek wat er is gebeurd met haar familie in de oorlog. In dit boek krijg je een beeld van de oorlog. Het is geen fantasieverhaal die ze heeft verzonnen. Ze zal wel een paar kleine dingetjes hebben bedacht, om er een mooi begrijpend verhaal van de maken.
Dat Bettie werd opgepakt, later vader en moeder. Marga vlucht alleen naar haar broer en Lotte. Marga, Dave en Lotte gingen naar Utrecht, Lotte werd aangehouden en Dave ging met haar mee. Marga moest alleen verder en vroeg Wout om hulp, ze kwam bij vreemde mensen in huis terecht. Was de afloop te voorzien? Zo ja, vanaf welk moment? Ja, de afloop was wel een beetje te voorzien. Ik wist wel dat Marga de oorlog ging overleven, omdat ze dit boek geschreven heeft. Dat haar oom overleed, was ook al wel te voorzien. Hij werd ouder, zwakker en miste zijn broer. Weet je als lezer al dingen, waarvan de romanfiguren nog geen weet van hebben? Ik wist wel dat de familie Minco in het begin snel moesten onderduiken, voordat ze opgepakt worden. Vader bleef optimistisch en dat is hij altijd geweest. Als hij dat misschien niet is geweest hadden ze een ander onderduikadres gezocht. Want een paar straten verderop werden de huizen al leeggehaald. Misschien werden ze dan niet opgepakt, of later. Thema Wat is het thema van het werk? Het thema van het boek is: de problemen die en de angsten die de joden in de Tweede Wereldoorlog hebben gehad. De dingen die Marga heeft meegemaakt zullen een grote rol in haar leven hebben gespeeld.
Titel : Het Bittere kruid: Een kleine kroniek. Bron : Nieuwe Rotterdamse Courant. Publicatiedatum: 15-06-1957
Recensietitel: Een kleine kroniek. Het Bittere kruid, het prozadebuut van Marga Minco, dat deze jonge schrijfster “een kleine kroniek”noemt, vertelt zo eenvoudig mogelijk hoe een meisje uit een joods gezin uit Breda de bezetting ervaart, de reacties van haar ouders, zusters en broer, de geleidelijke verdwijning van hen allen naar Polen, haar eigen onderduiktijd en het ogenblik na de bevrijding wanner ze voor het eerst goed beseft, dat ze nu helemaal alleen is, vader, moeder, broer noch zuster zal terug komen. Er is geen pathos in dit verhaal, er wordt niet om medelijden gevraagd. Alle dramatiek is zorgvuldig achter de sobere woorden verborgen. Enkele dagen geleden lazen wij in de krant, dat marga Minco niet zo over haar ervaringen had moeten vertellen,niet zo vlak, niet zo gewoon.Daar kwam het kort geformuleerde oordeel van de recensent ongeveer op neer. Dit is het soort misverstand, waarbij men wanhopig zou worden. Niet alleen omdat de literaire betekenis van het “understatement” nu nog, na zoveel voorbeelden uit de wereldliteratuur, niet wordt erkend, maar sterker nog, omdat de recensent niet ziet hoe een jonge vrouw als Marga Minco, met deze ervaring achter zich, zo’n groot, haar nog benauwend onderwerpalleen maar met de kleinst mogelijke woorden kan behandelen. Om haar stem niet te doen overslaan forceert zij zich tot discretie. Daarom is haar “Kleine kroniek”, waaruit de tranen zijn geweerd, zo aangrijpend, van het eerste tot het laatste woord zo geladen, dat de lezer die de dreun van de holderdebolder-proza niet nodig heeft, het drama van de joden onder de Duitse bezetting weer pijnlijk duidelijk voor zich ziet, door de ogen van een jonge schrijfster, die heeft begrepen dat fluisteren daarover beter kan zijn dan schreeuwen. Eenvoud, een sobere behandeling van deze materie, is lang niet altijd het zelfde als volstrekte argeloosheid van de kant van de schrijver. Marga Minco is een natuurtalent. Wellicht heeft zij daarom spontaan de juiste benadering gevonden van deze stof, die haar persoonlijk zo sterk aangaat. Het is ook heel goed mogelijk, dat zij heel bewust heeft begrepen hoe zij hier met de eenvoudigste middelen een maximum aan effect kon bereiken. Schrijven is altijd: overtuigen, waarmaken, de lezers winnen voor de auteur in zich zelf, in dit geval op verstikkende manier, voelt als de waarheid. Elke schrijver is tenslotte, gedeeltelijk onbewust, geobsedeerd door een ding: het moet geweten worden. Dit is zeker bij Marga Minco, die de last van haar verleden had af te wentelen. Op een werkelijk bevrijdende manier kon dit echter alleen gebeuren, wanneer wat gezegd diende te worden aan de meest doeltreffende vormgeving ondergeschikt werd gemaakt. Marga Minco heeft dit bereikt door in haar kroniek het kind te laten spreken, soms met alle kinderlijke naïviteit, en door de verschrikkelijke achtergronden weg te laten, of ten hoogste te suggereren, waardoor zij juist met een verpletterende kracht voortdurend aanwezig zijn. Door zonder nadruk de onschuld van een kind te stellen tegenover de schuld van de “volwassenen”, de misdadigheid van een systeem, bereikt zij wat meer intuïtief dan bewust haar doel moet zijn geweest: zich van haar obsessie te verlossen en haar lezers in het geweten te treffen, als immers wordt aanvaard, dat niemand ooit zonder schuld is. Hoe persoonlik deze kroniek ook is, toch heeft ze een algemene betekenis, omdat de ervaringen van Marga Minco samenvallen met die van een belangrijk deel van de Joodse gemeenschap. De kroniek begint wanneer het Joodse gezin na een evacuatie van enkele dagen naar huis terugkeert. Het vereenzelvigt zich met de overige Nederlanders, die de bezetting over zich heen laten gaan. Als een voor hen lopende Duitse soldaat de weg vraagt en dan de hakken tegen elkaar slaande salueert en doorloopt, concludeert de vader:”Zie je wel, ze doen ons niets” En terwijl we voorbij het hekje van de buurman liepen mompelde hij nog eens “Ze doen ons niets”. De herhaling is al voldoende om te beseffen, dat hij het niet gelooft en het wanhopig wil blijven geloven, precies als zovele Joden, die niet konden aannemen, dat zij van nu af aan geen mensen waren als andere mensen. Stap voor stap wordt beschreven hoe de greep van de Duitsers op Joodse Nederlanders vaster wordt, maar steeds op dezelfde indirecte manier, door de beschrijving van de uiterlijke reacties, zoals wanneer de vader thuis komt met een pakje. De kinderen zijn nieuwsgierig. Voor welke verrassing heeft hij gezorgd? “Ik volgde hem naar binnen. Daar legde hij het op tafel, terwijl iedereen er nieuwsgierig naar keek. Er zat een touwtje omheen, waarvan hij eerst geduldig de knopen lospeuterde. Daarna vouwde hij het papier open. Het waren de sterren” “Ik heb er voor allemaal wat meegebracht”, zei hij.”Dan kunnen jullie ze op al je jassen naaien.”Mijn moeder nam er een uit het pakje en bekeek die aandachtig. “Ik zal eens zien of ik gele zij in huis heb”, zei ze. “’t is oranje”, zei ik, “je moet er oranje garen voor gebruiken” “Het lijkt mij beter”, zei Lotte, de vrouw van mijn broer, “om garen in de kleur van je mantel te nemen”. Geen woord over de vernedering, de dreiging van deze sterren. Maar men moet wel een eersterangs imbeciel zijn om de beklemming juist van zo’n ogenschijnlijk nuchter relaas niet te ondergaan. Bovendien, zo was het. Niemand wordt onmiddellijk uit zijn dagelijkse. Levensgewoonten gestoten. De tragiek was onderhuids, er werd nauwelijks over gesproken, al drong zelfs tot het meisje wel iets van de angst van de ouders door, toen vele leden van de Joodse gemeente besloten een gezinsfoto te laten maken. Je wist niet wat er kon gebeuren. “Nu nog even lachen”, zei de fotograaf. Ze glimlachten tegelijkertijd. “Dank U”, zei hij. “Wie volgt”. Slechts een enkele keer veroorlooft Marga Minco zich op directe manier iets van haar ontroering te doen raden, zoals na de deportatie van Bettie, haar in Amsterdam wonende zusje, als ze zich herinnert hoe het zusje als jong kind in het water viel. “Ik stond sprakeloos en onbeweeglijk naar haar arm te kijken, die alleen zichtbaar bleef doordat ze zich aan een graspol had vastgegrepen…Lang bleef ik die boven het water uitstekende arm voor me zien. Het was een heel andere arm geworden dan zij in werkelijkheid had.“Haar vader, die Bettie vroeger uit het water had gered, vertelt van de overvalwagen die was komen voorrijden om zijn dochter mee te nemen. “Nu had het geen zin dat ze haar arm uit die auto stak”, overdenkt het meisje. “Als ze het deed, was het omdat er binnen geen plaats meer was, want er was niemand die haar van buitenaf haar hand zou reiken.”. De ouders blijven zich, als zovelen van hen illusie maken, nog wanneer zij zelf naar Amsterdam moeten verhuizen, naar het Judenviertel. Over Bettie wordt gezegd: “Ze is zo flink en gezond, zij zal zich er best doorheen slaan”. Na het vertrek van haar ouders krijgen het meisje en haar broer een oproep van de Duitsers. Zij maken hun rugzakken klaar en gaan kampeerbekers kopen. Een buurmeisje komt har tennisracket lenen en stelt voor het voorlopig maar te houden,met nog een tasje en wat andere dingen. “Je kunt die voorlopig toch niet gebruiken”zegt ze.Als zij dank zij een dokter nog niet weg hoeven vertrekt het meisje naar Amsterdam, waar zij bij haar ouders in de Sarphatistraat in het souterrain de laarzen ziet van de mannen, die een rusthuis naast hen leeghalen. Ze zien even de schoentjes van een buurmeisje, dat naar de wachtende overvalwagen toeloopt.”Wat wordt ze al groot”, zegt de moeder, “haar schoenen zijn al weer te klein geworden”. Het meisje is later getuige en bijna slachtoffer wanneer de Lepelstraat waar ze toevallig is, wordt leeggehaald. Ze ziet een jongetje naar beneden komen, een rugzak in de ene, een boterham met stroop in de andere hand. Later komt ze in een spookachtig lege straat terug. Op een open deur, die in de wind heen en weer sloeg,zag ze nog net het bordje van de nachtveiligheidsdienst. Veiligheid was er niet meer. Als haar ouders worden weggehaald weet het meisje te vluchten. Eerst zal ze naar Utrecht gaan, met haar broer en zijn vrouw.Haar broer komt even in de treincoupé, zet haar tas naast haar neer en verdwijnt. In Utrecht hoort ze op haar vluchtadres dat haar broer had gebeld. Zijn vrouw was op het station bij de controle aangehouden.”Hij zou zich bij haar voegen”, zegt haar gastheer haar, “zodra hij getelefoneerd had”. Het hier komische-deftige woordje “voegen”krijgt tegelijk iets onzegbaar navrants, als we ons rekenschap geven van dit drama, de vrouw die gepakt is , de man die haar volgt. Het is waarschijnlijk overbodig om nog meer bewijs te leveren voor de trefzekerheid, waarmee Marga Minco uitsluitend door de beschrijving van uiterlijke waarnemingen, in de keuze van precies de juiste details alles over de innerlijke betekenis van deze gebeurtenissen, deze angst en dit verdriet op de lezer, die enigszins gevoelig is voor deze ingetogenheid, weet over te brengen. Als het meisje op verschillende onderduikadressen terechtkomt, eerst bij eenvoudige boeren-wanneer zij daar haar haar bleekt zegt de toekijkende boerin: “Je kunt beter van jezelf blond zijn”- dan op een definitief adres, schijnendeze sobere notities, deze krampachtig volgehouden reserve, steeds meer symbool voor de innerlijke eenzaamheid en verslagenheid van dit meisje, dat alles is kwijtgeraakt en zich zelf vogelvrij weet. Er zij dan nog twee hoogtepunten, die beide kenmerkend zijn voor de werkwijze van Marga Minco. Wanneer haar verteld wordt, dat haar ouders zijn doorgestuurd, staat zij zich zelf geen directe reactie, geen tranen toe. Terwijl ze luistert valt haar oog op een spelend meisje dat haar tol achterna holt, die al door een vrachtauto is verpletterd. Dat is alles. Na de bevrijding als alle hoop is opgegeven, slaat zij de ontreddering en de nu definitieve eenzaamheid niet in zich zelf gade, maar neemt deze waarin de figuur van haar oom, haar vaders broer, die met rust was gelaten, omdat hij met een niet joodse vrouw was getrouwd. Zij zoekt de oom op en ziet hem bij de tramhalte wachten. “Hoe wist u dat ik komen zou”, vroeg ik hem. “Ik sta iedere dag bij de halte te wachten”. Zei hij.”Ik kijk of je vader terugkomt”. “U heeft toch ook bericht gehad van het Rode Kruis?”Vroeg ik. “Ja”, zei hij, dat kunnen ze nu wel zeggen, maar ik geloof het niet. “Je kunt immers nooit weten “Later zegt hij, de Jood tegen zijn Joodse nichtje:”Praat er maar niet met tante over, ze begrijpt het toch niet”.Dit is de enige suggestie, en hoe indirect nog, over de hulpeloze eenzaamheid van de Joden tegenover de anderen, die het toch, nooit, helemaal zullen begrijpen. Heel stil en sober eindigt Marga Minco deze over het verdriet alleen maar fluisterende kroniek. Naar de invloed van een dergelijk verhaal kan men niet meer gissen. Al te veel illusies mag men zich daarover niet maken. Marga Minco zal echter met haar ook als literaire prestatie indrukwekkende debuut stellig medegevoel wekken en naar we hopen de onrust die leidt tot de vraag hoe voorkomen kan worden, dat mensen ooit zo weer uit de menselijke gemeenschap worden uitgestoten. LiteRom Marga Minco-Het Parool Pubicatiedatum 07-01-1967 Schrijver: Marga Minco
Bron: Het Parool
Publicatiedatum: 07-01-1967
Recensent: Eva Hoornik
Recensietitel: Marga Minco: “Je moet kiezen tussen feiten en gevoelens, uit oogpunt van taalhygiëne. Marga Minco,s Het Bittere kruid, dat in 1957 bij Daamen verscheen, betekende voor de schrijfster, eigenlijk direct al, grote bekendheid. Van deze oorlogsherinneringen verscheen onlangs het honderdduizendste exemplaar en het boekje werd vertaald in het Duits, Engels Zweeds en Noors. *In 1957 verscheen uw eerste boek, Het Bittere kruid, Maar wanneer werd er voor het eerst iets van U gepubliceerd? Een jaar voor de oorlog werkte ik als verslaggeefster aan de Bredasche Courant, en schreef ik af en toe cursiefjes. In 1940 publiceerde het Algemeen Handelsblad een kinderverhaal van me. Na de oorlog ben ik mee gaan werken aan Mandril, een aan humor gewijd tijdschrift dat maar kort bestaan heeft. Ik schreef er korte verhalen in. Tussen uw tweede boek De andere kant en in 1961 een met twee verhalen uitgebreide pocketeditie. Ik weet dat het in deze tijd wat ongewoon is om lang te wachten met het schrijven van een nieuw boek, vooral als het vorige veel succes heeft gehad. Maar die haast om te publiceren heb ik niet. Een boek moet zijn tijd hebben. Over een leeg huis heb ik ongeveer vier jaar gedaan, maar dat betekent helemaal niet dat ik er constant aan heb zitten werken. In die tijd heb ik ook een kinderboek’ Kijk eens in de la’ geschreven dat bij de Bezige Bij verscheen en voor Polak en van Gennip stelde ik een bundel Moderne Joodse verhalen samen. *Uw stijl is ontzettend sober, u gebruikt nooit een woord te veel. Hoe is uw werkwijze ? Ik schrap, schrap en schrap, en ik ben alsmaar aan het herschrijven. Ik wil wat ik te zeggen heb zo beknopt mogelijk doen. Als je de feiten op de juiste manier weergeeft, moeten ze het werk kunnen doen. Je moet kiezen tussen feiten en gevoelens, uit een oogpunt van taalhygiëne Het is een proces van selecteren en comprimeren. Ik probeer een verhaal tot op zijn essenties af te ronden. *Naar mijn mening is het beste wat u schreef altijd autobiografisch. Is dat juist? Ja, dat is best mogelijk In Het Bittere kruid ben ik inderdaad zuiver autobiografisch. Het is echter wel zo dat ik het beste kan schrijven over dingen die ik zelf heb meegemaakt of heb gezien. *Het Bittere kruid had enorm veel succes. Had u dat verwacht? Helemaal niet. Wat ik vooral leuk vind is dat zoveel jongeren het boek lezen. Bij lezingen op middelbare scholen merk ik hoe weinig ze van de bezettingstijd weten, terwijl blijkt dat ze er toch veel belangstelling voor hebben. *Is er verschil in werkwijze tussen uw eerste en laatste boek? Nee, niet veel. Alleen het schrijven van Het Bittere kruid ging veel vlugger. Jaren heb ik er mee rond gelopen, voor ik eraan begon. Eerst moest er een distantie groeien. Toen ik aan Een leeg huis begon had ik er geen idee van hoe het verhaal zou eindigen. Het ontwikkelde zich al schrijvende. Met Het Bittere kruid was dat natuurlijk anders; ik kende de afloop. *U hebt door uw publikaties het stempel van joodse schrijfster gekregen. Ach ja, in ons land stoppen ze altijd graag in vakjes. Je kunt niet zomaar schrijfster zijn. Er hoort een etiketje bij. En hoewel ik nooit behoefte zal hebben in mijn boeken te getuigen of te moraliseren, zal ik toch ook weer niet na kunnen laten over de joden te schrijven en over de problemen die door de oorlog zijn ontstaan. Zoals bijvoorbeeld de herleving van het anti-semitisme. Wel zal ik er natuurlijk altijd op mijn eigen manier over schrijven, zijdelings. En dan plakken ze er maar een etiketje op. *Voelt u zich verwant met een bepaalde schrijver/schrijfster? Verwant niet, maar wel aangetrokken tot bepaalde schrijvers. Bijvoorbeeld Elsschot. Zijn woordeconomie heeft mij bijzonder veel gedaan. Een grote bewondering heb ik voor Hermans.Zijn laatste boek Nooit meer slapen vind ik het beste wat er in Nederland geschreven is. Tien jaar geleden, toen ik met Het Bittere kruid bezig was, was ik gefascineerd door de Italiaanse schrijver Eelio Vittorini. Maar er zijn meer schrijvers: Nabokov, Butor en een jongere als LeClezio. Herlezen doe ik veel Russen: Tsjechow, Toergenjew, Gogol en Ljeskow. F. Een lijst van geraadpleegde werken. Biografie: Ik heb de informatie van de biografie uit de bibliotheek. Geschreven door: A. Middeldorp in oktober 1981 uit het boekje ‘Kritisch lit. lex.’, blz 5.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
J.
J.
hey naomi,
ik vind je boekverslag echt goed. ik heb er veel aangehad. als ik ff niet meer wist hoe het ging kon ik ff kijken. bedankt he!!!
doei doei JD
22 jaar geleden
AntwoordenH.
H.
ik heb veel aan je verslag van het bittere kruid gehad, thanxxxxxxxxxxxxxxxx
groetjes hoi
21 jaar geleden
AntwoordenH.
H.
Mooi geschreven
19 jaar geleden
AntwoordenF.
F.
hay naomie
goed verslag!
ik doe nu ook 3vmbo
en ik heb de informatie voor mijn verslag uit joun verslag gehaald en ik had een 9 goed he!
thanx dat je hem er op hebt gezet!!!
trouwens goed boekie he het bittere kruid!!!
naja ik ga stoppe!!!
-x- fenna
19 jaar geleden
AntwoordenA.
A.
het is een mooi verslag want ik had er een 7.8 voor. dankjewel.
kusje arno
19 jaar geleden
AntwoordenH.
H.
Beetje lange samenvatting..
wel goed voor de rest!
12 jaar geleden
AntwoordenR.
R.
het is echt een goed verslag!!
12 jaar geleden
Antwoorden