Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

De val door Marga Minco

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
Boekcover De val
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 6e klas vwo | 3528 woorden
  • 5 april 2001
  • 82 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
82 keer beoordeeld

Boekcover De val
Shadow
Frieda Borgstein woont in een bejaardentehuis. Ze is 84 jaar oud. De gebeurtenis die haar leven heeft beheerst is het wegvoeren van haar man en kinderen tijdens de oorlog. Zelf was zij juist boven in huis toen de Duitsers kwamen. Waarom werd het huis niet verder doorzocht en waarom hebben ze haar niet meegenomen?
Frieda Borgstein woont in een bejaardentehuis. Ze is 84 jaar oud. De gebeurtenis die haar leven heeft beheerst is het wegvoeren van haar man en kinderen tijdens de oorlog. Zelf was…
Frieda Borgstein woont in een bejaardentehuis. Ze is 84 jaar oud. De gebeurtenis die haar leven heeft beheerst is het wegvoeren van haar man en kinderen tijdens de oorlog. Zelf was zij juist boven in huis toen de Duitsers kwamen. Waarom werd het huis niet verder doorzocht en waarom hebben ze haar niet meegenomen?
De val door Marga Minco
Shadow
Aantal pagina’s 93
Uitgeverij Bakker, Amsterdam
Jaar van uitgave 1e druk: 1983; gelezen (15e) druk: 1991
Inhoudsbeschrijving: Het boek verhaalt over Frieda Borgstein. In het begin van het boek was ze gauw jarig en omdat ze al in geen veertig jaar haar verjaardag had gevierd, vond ze het leuk om haar vijfentachtigste verjaardag wel te gaan vieren. Ze had het plan al voorgesteld aan Rena van Straten, de directrice. Deze was verbaasd, maar vond het wel een goed idee. Ze zou op die dag gebak gaan halen voor haar verjaardag. Het stormde buiten erg, maar Frieda was vastbesloten te gaan. Toen ze een stukje van het bejaardentehuis verwijderd was, zag ze een auto van gemeentewerken. Ze kwam dichterbij en zag de grondverwarmingsput. Frieda dacht dat ze nog gemakkelijk langs de put zou kunnen lopen, maar de wind onderschepte haar en ze viel in de put. Verstrijen, de gemeentewerker, was op dat moment even weg om zijn maat Baltus op te halen, die aardig lang op het toilet bleef. Onderweg hoorde hij een zwakke kreet uit de richting van de put. Verstrijen, overtuigd dat het geluid uit de put kwam, rende terug en probeerde Frieda nog te redden. Maar het had al geen zin meer. Frieda Borgman was overleden. In het begin van het boek lopen eigenlijk twee verhaallijnen door elkaar. Het ene verhaal begint met twee man-nen die voor de gemeente werken. Ze zijn al vroeg op pad in een Volkswagenbus (donderdag). De ene man heet Baltus en de andere Verstrijen. Ze stoppen bij een soort café‚ dat "de salamander" heet. Carla werkt daar. Ze drinken een kop koffie als een jongen van de stadspost binnen komt, hij vraagt of hij mee kan rijden naar de Uiterwaardenstraat. Hij was zelf op de brommer en het was nogal koud. Dan springt het verhaal over naar Frieda Borgstein, een oude vrouw in een bejaardentehuis. Ze heeft de oorlog van zeer nabij meegemaakt en is waar-schijnlijk een jodin. Er lag sneeuw buiten en Gerrie, de vrouw die Frieda kwam wekken vertelde dat iedereen die dag binnen zou blijven omdat het zo koud was. Frieda denkt ondertussen steeds weer terug aan de oorlog, haar man Jacob en haar twee kinderen: Leo en Olga. Ze stonden ’s nachts klaar in de gang om opgehaald te worden en naar een onderduikadres gebracht te worden. Op dat moment vielen de Duitsers binnen om hen mee te nemen. Frieda zelf, was net boven om een vest te halen voor een van de kinderen, Olga, toen ze beneden lawaai hoorde en daarna niets meer. Ze zou de volgende dag 85 jaar worden en ze wilde het hele tehuis trakteren op een gebakje. Aan de Uiterwaar-denstraat stonden een aantal gebouwen die aangesloten waren op de stadsverwarming. Deze gebouwen hebben een put met een afsluitkraan. De buizen onder de grond hebben een temperatuur van 150 graden Celsius. In dat bepaalde jaargetijde stijgt het grondwater snel, en moet het water geregeld met een dompelpomp wegge-pompt worden omdat anders de kranen zouden kunnen springen. Dat moesten Baltus en Verstrijen vandaag doen. De putten bevonden zich aan de overkant van het tehuis. Frieda wilde persé naar buiten om naar de bank, de kapper en naar de bakker te gaan om gebakjes te kopen. Baltus had de hekken die om de put stonden, weggehaald, omdat hij dacht dat er toch niemand langs zou lopen. Baltus ging naar het toilet en Verstrijen moest de put in de gaten houden. Frieda verliet het tehuis, maar toen ze wilde oversteken gebeurde er iets raars, ze werd als het ware door de wind naar de over kant gebracht, het waaide erg hard en Frieda was al een oude vrouw. Ze kon er niets tegen doen. Verstrijen was ondertussen bij de put weggegaan omdat het wachten op Baltus hem te lang duurde. Hij ging hem halen van het toilet. De wind sleurde Frieda naar de stoep tussen het busje en een muur in. Ze liep in de stoomwolken van de put en dacht dat ze nog makkelijk aan de put voorbij zou kunnen lopen, maar de wind onderschepte haar weer en ze kon niets meer zien. Voordat ze het wist lag ze in een put met kokend water. Verstrijen heeft nog geprobeerd haar er uit te vissen, maar het was al te laat. Frieda was dood en Verstrijen had ernstige brandwonden. Het verhaal gaat dan eigenlijk verder met Ben Abels, hij had na het ongeluk iemand gezien die hij kende. Het bleek Hein Kessels te zijn. Ze maakten een afspraak om met elkaar te praten in een café‚ op het Gouverneurs-plein. Kessels deed zijn verhaal. Hij vertelde dat hij Jacob erg mocht, hij kende hem via z'n vader. In de oorlog zat hij in een verzetsgroepje en toen hij hoorde dat er groepen waren die mensen naar Zwitserland brachten dacht hij meteen aan Jacob Borgstein. Hij had het heel goed voorbereid, en alles uit zijn hoofd geleerd. Op 21 april 1942 fietste hij ’s nachts naar de Zuidkade om de familie Borgstein op te halen. Hij stond voor hun huis, stapte af en hoorde een auto achter zich stoppen. Vervolgens sprong hij weer op z’n fiets alsof hij op het verkeerde adres was, maar Jacob had de deur al open gedaan. Kessels werd zelf ook door de Duitsers meegeno-men, hij heeft in drie kampen gezeten en in Oraniënburg werd hij bevrijdt. Hij wilde niet met Frieda praten, die confrontatie durfde hij niet aan, hij wilde de zaak vergeten... maar vergeten kon hij niet. Thema en motieven: In het begin van het boek staat het motto van het verhaal in het Engels: "I imagine, sometimes, that if a film could be made of one's life, every other frame would be death. It goes so fast we're not aware of it. Destruction and resurrection in alternate beats of being, but speed makes it seem continuous. But you see, kid, with ordinary consciousness you can't even begin to know what's happening." -Saul Bellow (The Dean's December) Het motto vrij vertaald in het Nederlands ziet er als volgt uit: “Ik stel me soms voor dat als er een film van iemands leven zou kunnen worden gemaakt, dat alles wat je niet ziet, de dood voorstelt. (Het raamwerk om het beeld zelf, wat je door de snel-heid niet ziet.) Het gaat zo snel dat we er niet bewust van zijn. Ondergang en verrijzenis in afwisselend tempo van het bestaan, maar de snelheid maakt het dat het onafgebroken schijnt. Maar je ziet, jochie, met het gewone bewustzijn kun je niet eens beginnen te begrijpen wat er aan de hand is.” Het motto geeft aan dat het onmogelijk is om iemands leven te begrijpen. Als er iets in je le-ven gebeurt, dan hoeft dat geen reden te hebben. Het kan ook toeval zijn. Dit toeval speelt een grote rol in het boek. Een film bestaat uit beelden en een kader eromheen. Doordat een film snel wordt afgespeeld zie je dat kader niet en weet je dus niet wat er gebeurt. Het leven is dus onberekenbaar omdat je niet kan overzien wat er gaat gebeuren, zoals wanneer je dood gaat. Alles in het leven wordt bepaald door het toeval. Dit versterkt het centrale thema, toeval, wat mij verreweg het beste thema lijkt. Het verhaal laat duidelijk blijken dat toeval het leven leidt, want je ziet dat de mensen door omstandigheden andere dingen doen dan normaal. De grote rol die toeval in dit verhaal speelt, waar je toch gemakkelijk overheen leest, wordt je pas echt goed duidelijk als aan het einde Kessels je erop wijst hoe toevallig het was dat Frieda net boven was. "Hoe kwam het eigenlijk dat ze niet in de gang stond?" "Ze was even naar boven gegaan om een vest te halen." Kessels knikte heftig. "Dat bedoel ik nou, wat het toeval met je doet, de absurde dingen, die geen mens van je wil aannemen. Ik moet ook zeggen dat ik een minuut of zes eerder dan we afgesproken hadden aan de deur kwam. Ik had hard ge-fietst." "Dus omdat u zes minuten eerder kwam...?" "Ja, maar dat is ook niet zeker." Kessels had zijn schouders opgehaald en hem hulpeloos aangekeken. In het boek komen motieven voor die het thema van het boek ondersteunen. Deze motieven hebben alle te maken met de samenloop van omstandigheden. Die twee bouwvakkers bijvoorbeeld zetten geen hekje rondom de put in tegenstelling tot an-dere dagen. Gewoonlijk is het hekje zetten het eerste wat ze doen. Natuurlijk is er nog het feit dat Hein Kessels, die Frieda en haar familie naar Zwitserland zou brengen, iets eerder langs hun huis kwam, waardoor ze opgepakt werden. Of dat de Duitsers hem misschien niet waren gevolgd als hij gewoon zes minuten later naar Borgsteins huis was gegaan. Als Hein niet zo snel gefietst had, hadden de Duitsers misschien geen argwaan gekregen. Toen Frieda in de put viel zag Hein dat toevallig gebeuren. Hein kwam op zijn beurt weer aan de praat met Abels. “Het moest er een keer van komen. Maar dat nu juist zíj de aanleiding zou worden - noem het de macht van het toeval. Als Rietmeier niet met griep had gelegen, was hij als vertegenwoordiger van de provincie meegegaan naar het tehuis.” Baltus was naar de wc en gaf Verstrijen de opdracht de put in de gaten te houden. Toen Ver-strijen vond dat Baltus wel erg lang op de wc zat, ging hij achter Baltus aan om hem te halen. Precies als er niemand meer is om de put in de gaten te houden valt Frieda in de put. Wat vind ik van het boek: Ik vind het wel een apart onderwerp omdat het iets is wat je over het algemeen nooit in boe-ken tegenkomt. Het aspect toeval is iets dat ik in deze vorm nog nooit ben tegengekomen in een roman. Dat vind ik dan ook erg leuk aan het onderwerp: het is eens iets anders. Tevens is het verhaal eromheen zo werkelijk beschreven en herkenbaar omdat het gewoon een stukje "normaal" leven is zonder van die grote problemen zoals je vaak in literatuur tegen-komt. Een verhaal als dit spreekt iedereen aan, het zou met iedereen kunnen gebeuren, terwijl de probleemverhalen niet iedereen treffen. Toeval leidt bij iedereen het leven en vaak kun je jezelf wel dingen verwijten terwijl het ge-woon toeval is waardoor iets fout gaat. Wat ik ook wel erg apart vind aan het verhaal, is dat het zich in zo'n kort tijdsbestek afspeelt: het duurt niet eens een hele dag en daarom is het zo gedetailleerd. Hierdoor lijkt het veel op een normale dag zoals je het ook meemaakt. Veel verhalen staan niet zo bij simpele dingen in het leven stil, waardoor het minder werkelijk voor je is. In dit verhaal zaten veel herkenbare dingen uit het dagelijks leven. Hierdoor waren de perso-nages ook zeer goed te begrijpen: Frieda ziet het allemaal wel zitten en heeft erg veel zelfver-trouwen. Het einde is dan dus wel zielig omdat Frieda zich zo verheugt op het vieren van haar verjaardag en ze het gevoel heeft dat ze het nog wel een tijdje zal volhouden. Wel vind ik het goed in het verhaal passen: alles leidt tot dit eind. Het verhaal is zo opgebouwd dat je eerst een passage over Frieda krijgt en daarna een over die twee arbeiders die met die put bezig zijn. In het begin snap je er niets van wat dat met elkaar te maken heeft, tot het einde van het verhaal. Dan krijg je pas het verband te zien. Dit houd je wel aan het lezen doordat je wil weten wat er gaat gebeuren, het is niet zo voorspelbaar. Het zijn korte scènes die elkaar voortdurend afwisselen, waardoor je het gevoel krijgt dat het op hetzelfde moment gebeurt. Op zich vond ik het zeer vreemd dat het hele boek nog niet eens één dag bevat, maar achteraf denk ik dat het zeker niet te uitvoerig beschreven was. Er werden redelijk wat details om-schreven waardoor je een goed beeld kon schetsen van de gebeurtenissen en omstandigheden. Het boek is dan weliswaar kort, maar krachtig. Literair gezien bevat het boek best veel in ver-houding tot de omvang van het verhaal. Zo staat er een motto in het boek dat vrij moeilijk te vertalen en te verklaren was. De thematische laag was best duidelijk eruit te halen. Zo was het zeer duidelijk dat die eerste val en eigenlijk ook de tweede van zeer grote invloed zijn op haar leven. Ook het gegeven dat het toeval in dit verhaal een grote rol speelt, is erg duidelijk en zelfs letterlijk beschreven. Het boek leest erg gemakkelijk. Het taalgebruik is niet al te moeilijk en er worden in het al-gemeen “lekkere” vlotte zinnen gebruikt. Het boek is jammer genoeg geen heuse thriller; de spanning staat voortdurend op een laag pitje. Omdat het verhaal redelijk kort is hindert dit niet zozeer. Voordat het verhaal echt gaat vervelen ben je er al doorheen. Zoals ik al eerder heb vermeld vond ik het thema van het boek wel leuk. Door pure toeval vonden er diverse gebeurtenissen plaats. Wel waren deze “toevallige” gebeurtenissen vrij voorspelbaar. Dit vond ik erg jammer. Ik vond het jammer dat ik me niet kon relativeren aan de onderwerpen die in het boek ter sprake kwamen. Over de oorlog bijvoorbeeld weet ik heel weinig. De ontwikkeling van de personages was redelijk, maar echt veel kon er uiteraard niet worden verteld. Het boek telde immers slechts 92 pagina’s. Als ik alle plus- en minpunten tegen elkaar afweeg, dan kan ik dit boek becijferen met een kleine 7. Verdiepingsopdracht 10: Hieronder zijn mijn 10 toetsopgaven. Daarna volgen mijn antwoorden op deze vragen. Vragen: 1. Wat was voor Marga Minco de aanleiding om dit boek te gaan schrijven? 2. Verklaar de titel van het boek. 3. Vertel zo kort mogelijk iets over de tijd van het verhaal. 4. Doe dit ook voor de ruimte. 5. Beschrijf in minimaal 100 woorden de hoofdpersoon van het boek. 6. Beschrijf zeer kort de rol in het verhaal van minstens vijf bijpersonen. 7. In welk perspectief is het verhaal geschreven? 8. Onder welk genre kan je deze roman indelen? 9. Vertel wat over de schrijfster van het boek. 10. Welke boeken heeft Marga Minco allemaal geschreven? Mijn antwoorden: 1. De aanleiding voor het schrijven van dit boek kwam voort uit een krantenberichtje de za-kelijke weergave van een gruwelijk ongeval, dat een 93-jarige vrouw uit Arnhem over-kwam. Eigenlijk was Marga Minco van plan een verhaal van twaalf tot vijftien pagina's te schrijven, maar toen puntje bij paaltje kwam, had ze meer dan genoeg gegevens voor een heel boek. Dit boek is tevens haar eerste, na een literaire afwezigheid van negentien jaar. 2. Tijdens de Tweede Wereldoorlog is Frieda Borgstein gevallen van de trap. Op dat mo-ment waren haar man en kinderen samen met Hein Kessels net gevangen genomen. Door deze val miste ze toevallig de vluchtauto, die zonder haar wegging. Haar hele leven ver-anderde toen, omdat ze haar man en kinderen nooit meer zou zien. De tweede val betekent het einde van haar leven. Twee werklieden vergeten door toevalligheden een hekje om een geopende put te zetten en Frieda Borgstein valt door een inschattingsfout in de put, wat haar dood wordt. 3. Het verhaal speelt zich af in het jaar 1983. Alles vindt ongeveer in één dag plaats. Het verhaal is chronologisch verteld, ook al komen er flashbacks en terugwijzingen in het boek voor. Een voorbeeld van een flashback staat op bladzijde 28/29. Dit gaat over het eerste jaar van haar huwelijk en over haar cijferfanatisme. Ze vond voldoening in de moeilijkste calculaties. 4. Het verhaal speelt zich voornamelijk af in het bejaardentehuis. Er komt wel contrast in het boek voor. Bijvoorbeeld het gure rotweer dat een tegenstelling is van de gezellige, rustige sfeer in het tehuis. Ook komen er parallellen in voor. Het gure weer loopt parallel met het gruwelijke ongeval van Frieda Borgstein. 5. De hoofdpersoon in dit boek is Frieda Borgstein. Ze is een oude eigenwijze vrouw, die toen haar familie opgepakt werd, toevallig boven was. Zo blijft ze dus de rest van haar le-ven alleen en eenzaam achter. Ze heeft een hartstocht voor het maken van berekeningen. Dit komt doordat ze vroeger veel boekhoudcursussen gevolgd heeft. Zij denkt steeds aan vroeger en heeft altijd een foto van haar man, Jacob, bij zich. Soms krijg je het idee dat ze een beetje dement wordt. Ze is geen feestvierend persoon, want ze heeft veertig jaar lang haar verjaardag niet meer gevierd. Maar omdat ze op die dag vijfentachtig werd, vond ze het leuk om het nu wel eens te doen. 6. Ben Abels werkte voor de oorlog op het makelaarskantoor van Jacob Borgstein. Dat was de man van Frieda. Tegenwoordig werkt Ben in het bejaardentehuis waar Frieda woont. Hij is de enige die Frieda begrijpt en haar serieus neemt. Na de dood van Frieda komt hij erachter waarom zij niet meegenomen is. Bien Hijmans is het hoofd van de huishouding in het bejaardentehuis waar Frieda woont. Baltus is een onverschillig en niet-nadenkend persoon. Hij werkt samen met Verstrijen voor de gemeentewerken. Hij vindt het niet nodig om hekken rondom de put te zetten. Verstrijen is jonger dan Baltus. Qua gedrag is Verstrijen precies het tegenovergestelde van zijn collega. Rena van Straten is de directrice van het bejaardentehuis. 7. In het boek is er sprake van een objectief (auctoriale) perspectief. Je kent de gedachten van de personages. Het verhaal wordt verteld door een persoon buiten het verhaal, de auctoriale verteller. 8. De val is een sociale roman. 9. Marga Minco werd geboren op 31 maart 1920 in het Brabantse Ginneken. Zij was de jongste in een Orthodox-joods gezin met drie kinderen. Toen Marga Minco geboren werd was haar broer Dave vijf jaar en haar zus Bettie één jaar. De voornaam Marga is voortge-komen uit haar onderduiktijd. Haar geboortenaam is Sara, dit verandert al snel in Selma. Als Marga vijf jaar oud is verhuist Marga met haar familie naar Breda, waar haar vader een belangrijke positie in de joodse gemeente kreeg. Daar ging Marga Minco naar de lage-re school. Na de lagere school bezocht Marga de Nutsschool voor meisjes, waar bleek dat ze veel hield van lezen en schrijven. Na een paar verhalen geschreven te hebben werd ze in 1938 aangenomen bij de Bredase Courant als journalist. Daar werkt ze tot het moment dat de directie verplicht wordt joodse personeelsleden te ontslaan. Behalve haar werk als journaliste schreef ze voor deze krant ook stukjes onder de naam Hus. In 1941 verhuisde samen met haar ouders naar Amersfoort. Kort daarna ging ze op een joodse lagere school in Amsterdam tekenlessen geven. In de oorlog werden haar orthodox-joodse ouders om-gebracht door de Duitsers. Marga overleefde de oorlog door steeds op verschillende plaat-sen onder te duiken. In 1946 trouwde ze met Bert Voeten. Hij was een beginnend en als journalist werkzaam bij een andere krant. Ze was zo gewend geraakt aan haar onderduik-naam "Marga" dat ze die maar als echte naam hield. Na de oorlog werkt Minco voor een aantal kranten en tijdschriften waaronder het sarcastische blad "Mandril". Vlak voor de herdenkingsdagen van mei 1957 wordt Het bittere kruid gepubliceerd. De roman wekt veel emoties op bij de mensen en er zijn inmiddels al meer dan 400.000 exemplaren van het boek verkocht. Na De andere kant dat in 1959 uitkomt en waarin de oorlog niet zo'n grote rol speelt als in Het bittere kruid, publiceert Marga Minco in 1967 Een leeg huis. Het gaat over twee jonge vrouwen van joodse afkomst die allebei als enige van hun fami-lie de oorlog hebben overleefd. Dit zou ook terug blijven komen in haar volgende romans, bijvoorbeeld in De val waarin Frieda Borgstein ook als enige van de familie de oorlog overleeft. Hoewel ze na Een leeg huis nog wel kinderboeken schrijft is het uitkomen van De val in 1983toch wel een verrassing. Als Boekenweekgeschenk schrijft Marga Minco in 1986 De glazen brug. De hoofdpersoon in het boek is Stella, die tijdens de oorlog haar vrienden en familieleden is kwijtgeraakt. Zelf overleefde ze doordat ze, ondergedoken in Zeeuws-Vlaanderen, een andere identiteit kreeg. Aan deze voorbeelden zie je hoe teke-nend haar eigen verleden is geweest voor de onderwerpen in haar boeken, zo zijn immers ook haar ouders omgekomen in de oorlog. Zo zegt ze: "Door te schrijven over mijn leven, heb ik aan mijn leven een bepaalde vorm gegeven. Ik houd mij nu aan die vorm. Ik zie mezelf door de ogen van de schrijver die ik ben geworden." Naast romans houdt Marga Minco zich ook bezig met het schrijven van novellen, korte verhalen, televisiespelen en kinderboeken. In 1994 verschenen de beste jeugdverhalen van Marga Minco onder de titel De verdwenen bladzij. Haar nieuwste roman Nagelaten dagen is onlangs in 1997 uitge-komen. 10. 1955 De verdwenen ambtsketen - televisiespel voor kinderen
1957 Het bittere kruid. - een kleine roman

1959 De andere kant - Verhalen
1963 Kijk 'ns in de la - kinderboek
1965 Het huis hiernaast novelle - in 1966 ingepast in Een leeg huis
1965 Terugkeer - novelle
1966 Een leeg huis - roman
1968 De trapeze kinderverhalen
1970 De dag, dat mijn zuster trouwde - novelle
1970 De hutkoffer - televisiespel
1974 Meneer Frits en andere verhalen uit de vijftiger jaren
1975 Daniël de Barrios - televisiespel
1975 Je mag van geluk spreken - verhalen
1982 Verzamelde verhalen 1951-1981
1983 De val - roman
1986 De glazen brug - Boekenweekgeschenk
1991 De zon is maar een zeepbel - droomverslagen
1994 De verdwenen bladzij - verhalenbundel voor kinderen
1997 Nagelaten dagen - roman

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "De val door Marga Minco"