Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Kinderjaren door Jona Oberski

Beoordeling 6.7
Foto van een scholier
Boekcover Kinderjaren
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 4e klas vwo | 2295 woorden
  • 8 maart 2001
  • 91 keer beoordeeld
Cijfer 6.7
91 keer beoordeeld

Boekcover Kinderjaren
Shadow

De novelle Kinderjaren is het debuut van Jona Oberski.

Het boek geeft een indringend beeld van de belevingswereld van een joods jongetje tijdens de tweede wereldoorlog en de periode direct na de bevrijding. Oberski is erin geslaagd van het begin tot het eind een wereld te beschrijven zoals een kind die zou zien. Daarmee heeft hij voor een vorm gekozen, waaraan het …

De novelle Kinderjaren is het debuut van Jona Oberski.

Het boek geeft een indringend beeld van de belevingswereld van een joods jongetje tijdens de tweede wereldoorlog en de per…

De novelle Kinderjaren is het debuut van Jona Oberski.

Het boek geeft een indringend beeld van de belevingswereld van een joods jongetje tijdens de tweede wereldoorlog en de periode direct na de bevrijding. Oberski is erin geslaagd van het begin tot het eind een wereld te beschrijven zoals een kind die zou zien. Daarmee heeft hij voor een vorm gekozen, waaraan het boek een grote kracht ontleent.

Kinderjaren door Jona Oberski
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Uitgever: BZZTôH
Plaats van uitgave: ‘s-Gravenhage
Jaartal van uitgave: 1989
Jaar van eerste druk: 1978
Genre: Het genre van dit boek, een novelle, is oorlog. Korte levensloop van de schrijver: Jona Oberski is een Amsterdamse fysicus en auteur die is geboren op 20 maart in 1938 en zijn debuut maakte met de novelle “Kinderjaren”. Zijn ouders waren uit Duitsland naar Nederland gevluchte joden. Jona was enig kind. Als kleuter (2 jaar) werd hij met zijn ouders - via kamp “Westerbork” - naar het concentratiekamp Bergen-Belsen gedeporteerd. Zijn ouders hebben dit concentratiekamp niet overleefd. Jona kwam als zevenjarig kind na de Tweede Wereldoorlog terug in Amsterdam. Hier werd hij opgenomen in een pleeggezin. Jona haalde zijn diploma gymnasium-B en ging daarna wis- en natuurkunde studeren aan de Universiteit van Amsterdam (van 1956 tot 1964). Vanaf 1962 werkt hij op het Nationaal Instituut voor Kernfysica en Hogere Energiefysica in Amsterdam. In 1976-1977 volgde hij een poëzieworkshop bij de dichteres Judith Herzberg. Zij moedigde hem aan om ook proza te gaan schrijven. Hij schreef toen in een week of zes “Kinderjaren”. Omdat zijn volgende werken dateren uit 1995 en 1997, werd Jona daarvóór niet echt beschouwd als een echte schrijver. Na het lezen van “Kinderjaren” krijg je sterk de indruk dat dit een autobiografie is. Hij zegt hier zelf over: “Voor ik het opschreef heb ik het nooit zo verteld, het is denk ik een manier om al die verschrikkelijke herinneringen van je af te zetten.” Hij ontkende pas toen zijn debuut verfilmd werd (in 1992/1993), dat het autobiografisch was. Korte beschrijving van het soort werk en van de ontwikkeling die er eventueel in te ontdekken is: Tot nu toe heeft Jona Oberski twee keer een novelle geschreven en één roman. Behalve proza heeft hij ook poëzie geschreven, maar hij heeft deze gedichten nooit gepubliceerd. Op zijn vakgebied heeft hij wetenschappelijk werk gepubliceerd, bijvoorbeeld zijn proefschrift over elementaire deeltjes. Korte karakterisering van de literair-historische stroming waartoe de schrijver behoort: Zijn eerste novelle, “Kinderjaren”, behoort tot de verzetsliteratuur. Van de andere twee boeken van Jona Oberski is niet te vinden tot welke literair-historische stroming deze behoren. Wel is bekend dat het nog een novelle is en een roman. Representatieve lijst van ander werk: • “De ongenode gast” Jaar van uitgave: 1995
Het is een novelle en een publicatie van het eerste hoofdstuk van “De eigenaar van niemandsland”. • “De eigenaar van niemandsland” Jaar van uitgave: 1997

Het is een roman. Korte samenvatting van de inhoud: Het boek gaat over de belevingswereld van een klein Joods jongetje tijdens de Tweede Wereldoorlog en de periode direct na de bevrijding. In het begin van het boek is het jongetje 2 à 3 jaar. Dan wordt hij samen met zijn moeder naar het concentratiekamp “Westerbork” gebracht, maar het blijkt een vergissing te zijn. Ze zijn nog niet aan de beurt, dus gaan ze met een week weer naar huis. De ouders van het jongetje gaan heel lief en gezellig met hun kind om, in een omgeving die steeds moeilijker wordt voor Joodse mensen. De eerste keer dat het kind, de ik-figuur van het boek, iets merkt van Jodenhaat, is als het zoontje van de kruidenier hem in de zandbak plaagt en zijn jas (met ster) een Jodenjas noemt. Na een tijdje moet het hele gezin naar “Westerbork”. Ze denken dat ze van daaruit naar Palestina zullen gaan, hoewel ze dit maar half geloven. Het is hun enige houvast. Van “Westerbork” worden ze per trein naar het concentratiekamp “Bergen-Belsen” vervoerd. In “Westerbork” waren vader, moeder en kind nog samen, maar hier zien ze vader nooit. De kinderen mogen met een stelletje om beurten mee gamellen (=eetketeltjes) ‘schoonmaken’. Dit houdt in dat ze de aardappelrestjes uit de pan schrapen en opeten. Dit is een buitenkansje, want er is weinig eten. De ik-figuur begrijpt er de eerste keer niks van. Hij is nog te klein en denkt alleen dat hij er niet bij kan om te helpen. Zijn moeder was eerst boos op hem, omdat hij niks had gegeten, maar zorgt dan dat hij het de volgende keer begrijpt. Pas als vader jarig is, kunnen ze een ontmoeting met hem regelen. De ik-figuur eet slecht en zijn moeder probeert hem steeds te pushen om meer te gaan eten, behalve de laatste tijd voor deze ontmoeting met vader. Deze krijgt een ‘verjaardagstaart’ van opgespaarde brood- en aardappelresten. De ik-figuur herkent zijn vader nauwelijks meer, zo erg is deze veranderd. De volgende keer dat hij zijn vader ziet, is deze doodziek en sterft. De grotere kinderen halen dan nog een griezelige grap met hem uit. Om erbij te horen wordt hij opgesloten in het ‘ketelhuis’, wat later het ‘knekelhuis’ blijkt te zijn. Hier liggen alle doden, ook losse armen en benen. De ik-figuur kan zijn vader gelukkig niet vinden tussen alle doden. Vlak voor de bevrijding worden alle Joden in een stilstaande trein gezet. De ik-figuur zijn moeder wil hem, als hij wakker wordt uit zijn slaap, laten geloven dat de trein al twee weken naar Palestina aan het rijden is, maar hij weet dat dit niet waar is. Zijn moeder is op dat moment al ziek. Als blijkt dat de moffen gevangen genomen worden, heeft zij hier al geen belangstelling meer voor. Tante Trude, die ook in de trein zit, zorgt verder voor de ik-figuur. Toen de trein werkelijk aan het rijden was, stopte deze in het plaatsje Tröbitz. Hier sterft de moeder van de ik-figuur. Hierbij is hij zelf niet aanwezig. Als hem verteld wordt dat zijn moeder dood is, wordt de ik-figuur ernstig ziek met hoge koorts. Hij overleeft het nog maar net. Als ze met de auto van de Canadezen naar Amsterdam mee terug rijden, laat tante Trude hem uiteindelijk bij meneer Paul en zijn vrouw achter. Deze man is een vroegere collega van zijn vader geweest. Meneer Paul en zijn vrouw worden zijn pleegouders. Hij is dan bijna acht jaar. Aan het eind van het verhaal zegt hij dat ze heel wat met hem te stellen hebben gehad. Opbouw en uiterlijke kenmerken: Het boek is opgebouwd uit vijf hoofdstukken zonder titels, maar die zelf weer een onderverdeling hebben in subhoofdstukken met wel titels. Verder is er geen voor- of nawoord. Wel is er voorafgaande aan het verhaal een motto. Er staan geen illustraties in het boek en er zijn ook geen bepaalde stukken tekst geaccentueerd op een of andere manier. Alleen de titels van de subhoofdstukken zijn cursief gedrukt en iets groter dan de rest. Personages: De hoofdpersoon is de ik-figuur die de oorlog als kind voor een groot deel met zijn ouders meemaakt en vertelt over wat er in de concentratiekampen gebeurt. Zijn karakter is net zoals die van de meeste andere kinderen, een goed karakter. Hij is een Joods jongetje dat nog maar weinig weet over de wereld, alles vraagt aan zijn ouders, bij de rest (andere kinderen in het concentratiekamp) wil horen en slecht eet. Je ‘ziet’ dat er een heleboel dingen langs hem heen gaan en zich om een heleboel dingen helemaal niet druk maakt. Hij is erg gehecht aan zijn ouders. Aan het begin van de oorlog is hij twee à drie jaar en als de oorlog is afgelopen is hij bijna acht jaar. Zijn ouders heeft hij dan verloren. Bijpersonen zijn: De ouders van de ik-figuur. Met z’n drieën vormen ze heel hecht gezin. Ze vonden het heel belangrijk dat ze bij elkaar konden blijven in “Westerbork”. In “Bergen-Belsen” werden ze gescheiden van de vader, die daar later ook overlijdt. De moeder overlijdt na de bevrijding. Vader en moeder waren beiden erg zorgzame types voor hun zoontje. Ze waren erg lief voor hem en wezen hem op gevaar. Tante Trude is degene die de ik-figuur verzorgt na het overlijden van zijn moeder. Meneer Paul en zijn vrouw zijn degenen bij wie tante Trude de ik-figuur achterlaat als ze met de auto van de Canadezen in Amsterdam zijn gekomen. Deze mensen worden de pleegouders van de ik-figuur. Meneer Paul was vroeger een collega van zijn vader. Het feit dat meneer Paul en zijn vrouw de opvoeding van de ik-figuur verder op zich nemen, bewijst wel dat zij ook zorgzame types zijn. Tijd: Dit boek is in chronologische volgorde geschreven en er zijn bijna geen flashbacks. Hieraan is duidelijk te merken dat het verhaal door een kind verteld wordt. De kinderjaren van de Joodse kleuter zijn beschreven van ongeveer 3- tot ongeveer 8-jarige leeftijd en speelt tijdens de Tweede Wereldoorlog en de periode direct na de bevrijding. Het jongetje leeft van dag tot dag en kijkt niet ver voor- of achteruit. Later schrijft de inmiddels volwassen Jona hierover door een terugblik in de tijd. Ruimte: Samen met zijn ouders woont de ik-figuur in een huis. Op en dag worden ze opgehaald en naar het concentratiekamp “Westerbork” gevoerd. Het grootste gedeelte van het verhaal speelt zich echter af in het volgende concentratiekamp, “Bergen-Belsen”, waar ze per trein vanuit “Westerbork” naar toe worden gebracht. De ruimte waar ze dan moeten slapen e.d., een barak, wordt niet zo duidelijk beschreven, een kind maakt zich daar niet zo druk om. Je krijgt wel een idee van het concentratiekamp als hij op een gegeven moment naar z’n moeder toe moet en zo tussen de barakken doorloopt en verdwaalt. Aan het eind van het verhaal worden ze per trein weer naar Mokum gebracht. Omdat ze in een concentratiekamp zitten en niet weten wat zich daarbuiten allemaal afspeelt, is er natuurlijk voortdurend spanning aanwezig. Ook komt dat doordat ze doorgaans geen contact met de vader hebben. Maar er gebeuren dingen in het boek die voor volwassenen heel spannend zijn, maar die door een kind worden verteld en dat kind begrijpt lang niet alles. Het kind maakt bijvoorbeeld een ‘lange neus’ naar een Duitse soldaat die, als hij dat zou merken, hem en zijn moeder misschien zou neerschieten. Verteller en perspectief: De verteller van het verhaal is een kind, die in een ik-perspectief verteld. Je kent de gedachten en gevoelens van de hoofdpersoon, de ik-figuur. Hij vertelt hoe hij zijn omgeving ervaart. Dit zorgt ervoor dat, zoals al eerder vermeld, er dingen gebeuren die voor volwassenen heel spannend zijn, maar die door een kind worden verteld en dat kind begrijpt lang niet alles. Het wordt dus ook ‘gewoon’ verteld, zonder enige vorm van spanning. Interpretatie: Thema: De Joodse kampervaring in de Tweede Wereldoorlog, gezien vanuit het oogpunt van een klein Joods jongetje. Motieven: • Slechte omstandigheden in de kampen • De verhouding tussen de ik-figuur (het kleine jongetje) en zijn ouders • De hoop dat ze naar Palestina gaan • 2e Wereldoorlog • De dood van de ouders van de hoofdpersoon • Het verliezen van onschuld gedurende de ‘kinderjaren’ van het jongetje • Noodlot
Titelverklaring: De novelle “Kinderjaren” is geschreven door Jona Oberski, die waarschijnlijk de ik-figuur was (zie stukje tekst blz. 102: “Aan mijn pleegouders die heel wat met me hadden uit te staan.”) en in zijn ‘kinderjaren’ de oorlog meemaakte. Motto: gras, in een blauwe theepot, apart, tussen het groeiend uitbloeiend, doorlevend gras gezet. Dit motto is afkomstig uit: ‘Beemdgras en zachte dravik’, van Judith Herberg. Ik denk dat dit een beschrijving van een concentratiekamp is; gras met een omheining tussen het andere gras gezet. Stilistische gegevens: Er werden niet al te moeilijke woorden gebruikt en de zinnen waren niet te lang, het is geschreven in een soort kindertaal. Soms gebruikt hij wel uitdrukkingen die niet helemaal bij kinderen passen, bijvoorbeeld: ‘Er zat een donker gat in de tijd’. Doordat het door een kind wordt verteld komen er weinig of geen beschrijvingen/dialogen, stijlfiguren en taaleigenaardigheden in voor. Waardering: Eigen mening: Doordat het verhaal door een kind wordt verteld, zijn er geen moeilijke woorden gebruikt en zijn de zinnen niet te lang. Dat vond ik wel fijn, maar aan de andere kant is het ook wel weer jammer dat er geen enkele vorm van interpretatie van de zaken in de oorlog in staan. Het kind vertelt het verhaal natuurlijk zo, zoals hij alles ziet en het dringt niet echt tot hem door wat voor een gruwelijke dingen er allemaal gebeuren in deze Tweede Wereldoorlog. Daardoor zijn veel spannende dingen verzacht. Het verhaal is erg goed opgebouwd, omdat het in chronologische volgorde is geschreven. Je merkt dat het kind in de loop van het verhaal ouder wordt, hij merkt meer op. Ik vind het een goed thema, omdat de mensen van tegenwoordig ook moeten weten hoe het in de Tweede Wereldoorlog was in de concentratiekampen. Wat het betekende voor de kleine kinderen in zo’n kamp. Mening van recensenten: “My first choice is A Childhood by Jona Oberski. Belsen from the viewpoint of a small boy, Duth/Jewish. A terrible perspective. The tone of voice never veers away from simple, terse description, but contains a world of bewilderment and agony. Shattering.” Harold Pinter “This is not the book of the year, but the book of this damned century.” Alan Sillitoe “Childhood is a book which will shock every reader with a heart.” Isaac Bashevis Singer “Uber dieses Buch sollte man nicht schreiben müssen. Man soll es lesen, man soll versuchen, die sanften Ungeheuerlichkeiten aufzunehmen. ‘Beurteilen’ lässt es sich nicht.” Die Zeit “Oberski - hat mit seinem Erstling ein eingreifendes und, angesichts der menschlichen Grenzsituation, erstaunlich warmherziges Buch geschrieben.” Wolfgang Minaty “Het zou een schande zijn als dit kleine meesterwerkje onopgemerkt voorbij zou drijven op de grote stroom.” Aad Nuis “Vier jaar na het uitbrengen van de eerste druk lees ik Kinderjaren, en ik kan het alleen maar met Nuis eens zijn: het is een verpletterend mooi boekje.” Frits Abrahams “Nog opvallender is een prachtige novelle van de Joodse schrijver Jona Oberski (40) over zijn vroegere jeugd in het concentratiekamp.” (…) “Kinderjaren verdient grote aandacht.” Wam de Moor * Leuk om te weten is misschien dat “Kinderjaren” in zestien landen is vertaald en dat er over de hele wereld ruim 200.000 boeken van zijn verkocht. (cijfer van 1994)

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Kinderjaren door Jona Oberski"