Ondertitel: Een kleine kroniek
Marga Minco
1957. Plaats (waar) en tijd (wanneer) Het verhaal speelt zich in de volgende steden af: Breda, Amersfoort, Amsterdam, Utrecht, Zeist en op het platteland buiten Amsterdam. Het verhaal speelt zich vanaf het begin van de Tweede Wereldoorlog tot een paar weken na de bevrijding af. De gebeurtenissen die beschreven worden duren dus ongeveer 5 jaar. Samenvatting Marga woont met haar familie in Breda. Marga en haar broer en zusje hadden het in hun jeugd vaak moeilijk, ze werden uitgescholden door de kinderen uit de buurt en vele dingen werden hen ontnomen. Ze moeten vlug wegtrekken uit de stad, omdat die door de Duitsers wordt aangevallen. Na het gevecht keren ze naar de stad terug en ontdekken dat overal Duitsers zijn. Die beginnen de Joden daar te onderdrukken door o.a. razzia's te houden. Vader denkt dat het bij hun zo'n vaart niet zal lopen en besluit daarom om maar niet onder te duiken maar af te wachten. Ze woonden in Amersfoort toen vader met de Jodensterren thuis kwam. Later kregen vader en Dave een oproep. Vader werd afgekeurd wegens een huid aandoening en Dave wegens een ziekte die hij zelf opgewekt had met een drankje. Mevrouw Zwagers was de eerste die begon met foto's te laten maken van haar eigen hele gezin. Nadat de familie van Marga dit ook gedaan gehad en moeder de foto's aan mevrouw Zwagers wilde laten zien, hoorde ze dat ze ondergedoken waren. Weer later moesten vader en moeder in een Joodse ghetto gaan wonen, omdat ze boven de 50 jaar oud geworden waren. Dave, Lotte en Marga bleven achter in het huis, Dave en Marga hadden van de dokter een attest gekregen en Lotte mocht ook blijven om hen te verzorgen. Na verloop van tijd besloot Dave om achter pa en ma aan te gaan. Ze gingen dus met z'n allen met de trein naar Amsterdam. Als vader met een kennis praat over onderduiken dan zegt hij, dat hij nog even wil wachten ("misschien zal het niet nodig zijn."). Dat gaat goed maar na een poosje worden pa en ma opgepakt. Marga ziet gelukkig kans te ontsnappen via het tuindeurtje en een geheime geul die ze ontdekt had en te rennen naar het onderduikadres waar haar broer Dave en z'n vrouw Lotte woonden. Ze besluiten om naar Utrecht te gaan. Maar Dave en Lotte worden opgepakt en Marga moet alleen verder reizen naar Utrecht. Eenmaal in Utrecht aangekomen komt ze erachter dat er geen plaats meer voor haar is. Daarom gaat ze weer terug naar Amsterdam. Ze kwam eerst bij een boerderij waar ook geen plaats meer was (even buiten Amsterdam). Daarna bij een andere boerderij waar ze een poos (tegen betaling) kon blijven. Haar geld raakte op en daarom moest ze ergens anders heen. Hiermee hielp een jongen haar, die Wout heette. Ze ging naar Heemstede. Op dit adres bleef ze tot na de oorlog. Kort na de bevrijding ging ze naar haar oom en tante die toen in Zeist woonden. Deze oom kon maar niet geloven dat z'n broer dood was en hij ging ook iedere keer weer naar de tramhalte om hem op te wachten. Hij heeft jaren een kostuum met een paar schoenen voor hem bewaard. En op een gegeven moment krijgt Marga te horen dat deze oom is overleden (na de oorlog dus).
Op 10 februari 1941 vaardigde Rijkscommissaris Seyss-Inquart een verordening uit waarin werd bepaald dat 'degene die geheel of gedeeltelijk van joodsche bloede zijn en hun verblijf hebben in het bezette Nederlandsche gebied" zich moesten aanmelden. Dit betekende dat iedereen met tenminste één joodse voorouder zich moest vervoegen bij het gemeentehuis (in Amsterdam bij de Joodsche Raad voor Amsterdam). Als men zich had aangemeld, werd een zogenaamd 'Bewijs van Aanmelding' verstrekt. Wie denkt dat dit bewijs gratis werd overhandigd, heeft het mis. De Nederlandse overheid verdiende geld aan deze maatregel, want men moest één gulden leges betalen. De helft van dit bedrag kwam in de kas van de gemeente, de andere helft werd overgemaakt naar de Rijksinspectie van de bevolkingsregisters, een Nederlandse ambtelijke dienst verantwoordelijk voor de persoonsregistratie. Om de betreffende persoon later nog eens te herinneren aan deze discriminerende maatregel, werd een speciale kwitantie ontworpen. Middels een standaardtekst verklaarde de burgemeester van de woonplaats dat hij één gulden had ontvangen 'wegens leges, verschuldigd voor de uitreiking van 1 aanmeldingsbewijs ingevolge de verordening 6/1941 betreffende den aanmeldingsplicht voor personen van geheel of gedeeltelijk joodschen bloede'. Door dit soort maatregelen en provocaties van nationaal-socialisten nam de spanning toe. Regelmatig kwam het tot ongeregeldheden waarbij zelfs dodelijke slachtoffers vielen. Als vergelding voor relletjes in Amsterdam werd op 22 en 23 februari 1941 de eerste razzia in Amsterdam gehouden. 400 joodse mannen werden opgepakt en gedeporteerd naar het concentratiekamp Mauthausen in Oostenrijk. In reactie hierop brak de februaristaking uit. Dit was de eerste grote demonstratie tegen de Duitse bezetter. Ondertussen werden in 1941 steeds meer anti-joodse maatregelen afgekondigd. Zo werden bijvoorbeeld in maart de bedrijven van joodse eigenaren onder toezicht van een zogenaamde 'Verwalter' geplaatst. Hiermee ging de zeggenschap over het eigen bedrijf feitelijk verloren. In april moesten de joden hun radiotoestel inleveren. En vanaf begin juni mochten joden niet meer in badplaatsen, plantsoenen e.d. komen. Dit zijn slechts enkele voorbeelden van de vele besluiten die afgekondigd werden. HET PERSOONSBEWIJS
Ondertussen waren de voorbereidingen voor de deportatie van de Nederlandse joden in een eindstadium gekomen. Op 26 juni 1942 kreeg de Joodschen Raad van Amsterdam van de bezetter te horen dat de joden gedeporteerd zouden worden en dat zij daarbij een rol diende te spelen. De Joodschen Raad zou de selectie moeten doen. In juli 1942 werd het kamp Westerbork door de Duitsers ingericht als Polizeiliches Durchgangslager. In 1939 was dit kamp door de Nederlandse overheid opgericht om gevluchte Duitse joden onderdak te geven. Het Centraal Vluchtelingenkamp Westerbork was aanvankelijk berekend op 1800 inwoners. De Duitsers maakten dankbaar gebruik van deze voorziening. Zij gaven opdracht het kamp uit te breiden met nog 24 grote barakken voor in totaal 7200 personen. Hierdoor kwam de capaciteit van het kamp op 9000. De overige voorzieningen, b.v. bedden, waren echter volstrekt ontoereikend voor dit aantal. Bovendien lag er geen spoorweg naar het kamp. In de eerste periode moesten de gevangen dan ook 5 kilometer vanuit Hooghalen lopen. De Duitsers gaven opdracht aan de Nederlandse Spoorwegen om een aftakking te maken. Vanaf 2 november 1942 stopten de treinen in het kamp. EERSTE RAZZIA
Op 11 juli 1942 protesteerden de Nederlandse kerken tegen de aangekondigde deportatie van de joden. Desondanks werd drie dagen later de eerste grote razzia gehouden op joden in Amsterdam-centrum en -zuid. De opgepakte joden werden direct overgebracht naar het Westerbork. Op 16 juli vertrok de eerste trein met Nederlandse joden vanuit het Drentse kamp naar Auschwitz. De 'Endlösung der Judenfrage' in ons land was feitelijk begonnen. WESTERBORK
In Westerbork ging het leven zo goed en zo kwaad als het ging door. De families woonden in barakken bij elkaar en mannen en vrouwen deden er alles aan om een baantje te krijgen in de diverse werkplaatsen, de ziekenbarak en zelfs onder strikte bewaking buiten het kamp op boerderijen. Veel werd er in de werkplaatsen niet geproduceerd. Het werk was meer een afleiding voor de permanente dreiging om op transport te gaan dan een serieuze economische activiteit. Wie werk had, wist bovendien dat de kans om op transport gesteld te worden veel kleiner was. Binnen het kamp werd betaald met speciaal kampgeld. Dit werd verstrekt in ruil voor het geld dat de gevangenen meebrachten als zij het kamp binnenkwamen. Hiermee kon onder andere worden betaald in de kampwinkel en in het restaurant. Ondanks deze voorzieningen was het leven in Westerbork ronduit moeilijk. Het kamp was een belangrijk deel van de tijd overbevolkt. Zo waren er op 3 oktober 1942 veertienduizend gevangen aanwezig en op het hoogtepunt zelfs zeventienduizend. Er ontstond dan ook een steeds groter gebrek aan voedsel, drinken en andere essentiële goederen. Bovendien leefden de bewoners continu in angst om op de transportlijst te worden geplaatst. De razzia's en deportaties naar Westerbork duurden tot oktober 1943. Bij de laatste grote razzia in Amsterdam werden 10.000 personen opgepakt. Hieronder bevonden zich de voorzitters van de Joodschen Raad van Amsterdam. In Westerbork werden de deportaties voorbereid door de joodse Orde Dienst. De Duitsers hadden dit sluw aangepakt: het waren de joden zelf die de transportlijsten samenstelden. De transporten naar de concentratie- en vernietigingskampen werden uitgevoerd met veewagons. In iedere wagon werden tussen de vijftig en zeventig personen vervoerd. Zieken, gehandicapten, ouderen, kinderen werden in de overvolle goederenwagons geperst. Zes jaar voor het begin van de deportaties was er in Amsterdam nog een proces gevoerd over de vraag of er 14 of 15 koeien in zulke wagons vervoerd mochten worden. De rechter veroordeelde een veehandelaar omdat hij één koe teveel in de wagon had geladen voor een ritje van Zutphen naar Amsterdam. Tijdens de bezetting liet de Nederlandse overheid zich echter weinig of niets gelegen liggen aan het lot van de joden, die op elkaar gepropt twee tot vijf dagen onderweg waren naar kampen in Oost-Europa. Van de ruim 100.000 Nederlandse joden die via Westerbork zijn gedeporteerd, is meer dan de helft naar Auschwitz overgebracht. Op 3 september 1944 vertrok de laatste van de in totaal 65 treinen vanuit Westerbork naar dit vernietigingskamp. Van de 60.026 gedeporteerden naar Auschwitz hebben slechts 1052 het overleefd. Naast Auschwitz vertrokken er ook treinen naar kampen als Sobibor - 19 treinen met ruim 34.000 joden, waarvan er slechts 19 het overleefden - en Theresienstadt - 9 treinen met bijna 5000 personen, waarvan er nog geen 2000 de oorlog overleefden. Bij de bevrijding op 12 april 1945 bevonden zich nog zo'n 900 gevangenen in Westerbork. Van de 140.000 Joodse Nederlanders zijn er ongeveer 110.000 door de nazi's vermoord. Genre We hebben in dit boek te maken met psychologische roman. Dit omdat we erg goed meemaken hoe Marga's denken over de oorlog veranderd. In het begin denkt ze dat het allemaal wel zal meevallen, en is ze zelfs trots op haar jodenster. Later zweert ze het joodse geloof af, omdat dit haar en haar familie zo in problemen heeft gebracht. Dit zegt dus wat over haar karakter, die in de loop van het boek behoorlijk veranderd is. Daarom, omdat die verandering zo goed te volgen is, ben ik van mening dat het hier om een psychologische roman gaat. Waardeoordeel Ik vond dit echt een heel mooi boek om te lezen. Ik vind het heel knap van de schrijfster om zo'n mooi indringend beeld over de jodenvervolging te geven is een boekje met slechts 90 bladzijde. Dat vind ik heel knap. Het boek geeft een heel goed beeld wat een meisje als Marga allemaal moet doorstaan, en wiens gehele familie na de oorlog niet meer terug komt. Dit lijkt mij verschrikkelijk, iedereen natuurlijk. De stijl waarin het boek geschreven is past ook goed bij het boek. Het is vrij somber geschreven, zoals de oorlog ook was. Oorlog is niet om te lachen, vandaar dat er ook geen humor in het boek zit, maar dat vind ik dan ook begrijpelijk. Origineel is het boek niet, want er zijn al zoveel boeken over de Tweede Wereldoorlog. Maar dat maakt mij niet uit, omdat zolang het maar mooie boeken zijn die erover verschijnen. Door dit alles vond ik het een mooi boek om te lezen, en vind ik het dus duidelijk literatuur.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
K.
K.
`Bedankt man ik heb er een 9.5 voor gekregen en jij?
Groetjes Tim
19 jaar geleden
Antwoorden