Het bittere kruid door Marga Minco

Beoordeling 6.7
Foto van een scholier
Boekcover Het bittere kruid
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • Klas onbekend | 2907 woorden
  • 10 april 1999
  • 84 keer beoordeeld
Cijfer 6.7
84 keer beoordeeld

Boekcover Het bittere kruid
Shadow

In 'Het bittere kruid' schrijft Marga Minco (1920) over de Jodenvervolging tijdens de bezettingstijd. In korte hoofdstukken realiseert zij de sfeer van toenemende onzekerheid en angst. Zelfs als de bezetter toeslaat, blijft er nog een spoor van hoop om aan het lot te ontkomen. Met kleine middelen roept de schrijfster een sfeer op van dreiging, ongegronde hoop …

In 'Het bittere kruid' schrijft Marga Minco (1920) over de Jodenvervolging tijdens de bezettingstijd. In korte hoofdstukken realiseert zij de sfeer van toenemende onzekerhe…

In 'Het bittere kruid' schrijft Marga Minco (1920) over de Jodenvervolging tijdens de bezettingstijd. In korte hoofdstukken realiseert zij de sfeer van toenemende onzekerheid en angst. Zelfs als de bezetter toeslaat, blijft er nog een spoor van hoop om aan het lot te ontkomen. Met kleine middelen roept de schrijfster een sfeer op van dreiging, ongegronde hoop en verwachting, die precies weergeeft wat in die jaren in de harten van de vervolgden leefde. Sober omslag, duidelijke druk.

Het bittere kruid door Marga Minco
Shadow

Oefenen voor je mondelingen?

Komen je mondelingen er aan en wil je oefenen? Probeer onze Boekenquiz. We stellen je open vragen over de gelezen boeken.

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Titelbeschrijving Het bittere kruid
Ondertitel: Een kleine kroniek
Marga Minco
1957. Plaats (waar) en tijd (wanneer) Het verhaal speelt zich in de volgende steden af: Breda, Amersfoort, Amsterdam, Utrecht, Zeist en op het platteland buiten Amsterdam. Het verhaal speelt zich vanaf het begin van de Tweede Wereldoorlog tot een paar weken na de bevrijding af. De gebeurtenissen die beschreven worden duren dus ongeveer 5 jaar. Samenvatting Marga woont met haar familie in Breda. Marga en haar broer en zusje hadden het in hun jeugd vaak moeilijk, ze werden uitgescholden door de kinderen uit de buurt en vele dingen werden hen ontnomen. Ze moeten vlug wegtrekken uit de stad, omdat die door de Duitsers wordt aangevallen. Na het gevecht keren ze naar de stad terug en ontdekken dat overal Duitsers zijn. Die beginnen de Joden daar te onderdrukken door o.a. razzia's te houden. Vader denkt dat het bij hun zo'n vaart niet zal lopen en besluit daarom om maar niet onder te duiken maar af te wachten. Ze woonden in Amersfoort toen vader met de Jodensterren thuis kwam. Later kregen vader en Dave een oproep. Vader werd afgekeurd wegens een huid aandoening en Dave wegens een ziekte die hij zelf opgewekt had met een drankje. Mevrouw Zwagers was de eerste die begon met foto's te laten maken van haar eigen hele gezin. Nadat de familie van Marga dit ook gedaan gehad en moeder de foto's aan mevrouw Zwagers wilde laten zien, hoorde ze dat ze ondergedoken waren. Weer later moesten vader en moeder in een Joodse ghetto gaan wonen, omdat ze boven de 50 jaar oud geworden waren. Dave, Lotte en Marga bleven achter in het huis, Dave en Marga hadden van de dokter een attest gekregen en Lotte mocht ook blijven om hen te verzorgen. Na verloop van tijd besloot Dave om achter pa en ma aan te gaan. Ze gingen dus met z'n allen met de trein naar Amsterdam. Als vader met een kennis praat over onderduiken dan zegt hij, dat hij nog even wil wachten ("misschien zal het niet nodig zijn."). Dat gaat goed maar na een poosje worden pa en ma opgepakt. Marga ziet gelukkig kans te ontsnappen via het tuindeurtje en een geheime geul die ze ontdekt had en te rennen naar het onderduikadres waar haar broer Dave en z'n vrouw Lotte woonden. Ze besluiten om naar Utrecht te gaan. Maar Dave en Lotte worden opgepakt en Marga moet alleen verder reizen naar Utrecht. Eenmaal in Utrecht aangekomen komt ze erachter dat er geen plaats meer voor haar is. Daarom gaat ze weer terug naar Amsterdam. Ze kwam eerst bij een boerderij waar ook geen plaats meer was (even buiten Amsterdam). Daarna bij een andere boerderij waar ze een poos (tegen betaling) kon blijven. Haar geld raakte op en daarom moest ze ergens anders heen. Hiermee hielp een jongen haar, die Wout heette. Ze ging naar Heemstede. Op dit adres bleef ze tot na de oorlog. Kort na de bevrijding ging ze naar haar oom en tante die toen in Zeist woonden. Deze oom kon maar niet geloven dat z'n broer dood was en hij ging ook iedere keer weer naar de tramhalte om hem op te wachten. Hij heeft jaren een kostuum met een paar schoenen voor hem bewaard. En op een gegeven moment krijgt Marga te horen dat deze oom is overleden (na de oorlog dus).
Figuren Ik-figuur (Marga Minco): Joods; ongeveer 14 jaar oud; ze heeft een broer Dave (vrouw Lotte); ze heeft een zus Bettie; donker haar, wordt later gebleekt; probeert zich net als haar broer en zus af te zetten tegen het joodse geloof, omdat ze al vroeg te maken krijgt met jodenhaat; wil niet in confrontatie komen met Jodenhaters, ze wil de groep ontwijken; is niet zo optimistisch als vader en oom; ze voelt zich schuldig voor het inde steek laten van vader en moeder; heeft lef, want ze gaat met de trein naar vader en moeder. Thema's Het thema van het verhaal is oorlogsproblemen. Aan het begin ziet ze al de narigheid van de oorlog nog niet in, ze vindt het zelfs wel leuk. Ze denkt net als haar vader dat het allemaal zo'n vaart wel niet zal lopen. Op een dag komt har vader thuis met jodensterren. Deze moeten van de Duitsers kleding worden aangebracht, zodat duidelijk was dat ze joods waren. Marga is trots op haar gele jodenster, hoewel deze ster laat zien dat ze volgens de Duitsers geen gewoon mensen zijn, maar joods. Een soort scheiding van rassen. Zo van, die horen er niet bij. Dit heeft dus een racistische betekenis. Later komt ze er toch wel achter dat het voor haar erg moeilijk is om over straat te lopen. Ze kan zelfs niet normaal naar haar ouders toe. Zo wordt ze steeds van het ene onderduikadres naar het andere gestuurd. Dit om aan de Duitsers te ontkomen, die de joden naar concentratiekampen sturen. Ze moet hierdoor steeds een metamorfose ondergaan zodat ze zo min mogelijk op een joods persoon lijkt. Al deze problemen en hindernissen omdat ze joods is. Steeds vaker komt ze voor zaken alleen te staan omdat ze zonder ouders is. Maar uiteindelijk is daar de bevrijding…….. Bijzonderheden Ik heb niets kunnen herkennen in het boek wat mij verwonderde of verbaasde, of dat ik afvroeg, waarom doet ze dat. Titelverklaring Het eten van bitter kruid is een Joods gebruik. Het wordt een keer per jaar op een bepaald tijdstip gegeten. Het is ontleend aan de bijbel waarin staat, dat de Joden (Israëlieten) na de bevrijding uit Egypte deze bevrijding moest herdenken door onder andere bitter kruid moesten eten (Exodus 12:8, pascha-feest). De smaak van dit kruid blijft heel lang in je mond achter. Maar in dit boek heeft deze titel een dubbele betekenis. Er wordt mee bedoeld dat oorlogservaringen heel lang (net zoals bij het eten van bitter kruid) bij de Joden aan hun geest zal blijven knagen, ze zullen een lange tijd nodig hebben om het te verwerken. Motto + voorwoord 'Er rijdt door mijn hoofd een trein vol joden, ik leg het verleden als een wissel om...' -Bert Voeten Marga Minco, de schrijfster en ook de ik-persoon in het verhaal, is joods en maakt mee hoe haar familie in de Tweede Wereldoorlog naar onbekende bestemmingen gestuurd wordt en ze moet proberen om alle erge dingen die ze toen heeft meegemaakt te vergeten. Opdracht:
"Aan de nagedachtenis van mijn ouders Dave en Lotte Bettie en Hans" Vertelwijze Het verhaal wordt verteld vanuit het perspectief van de verteller als ik-figuur. In dit geval vanuit Marga. Zij vertelt haar belevenissen van de oorlog en wat zij allemaal moest meemaken tijdens de Tweede Wereldoorlog. Voorbeeld: "Ik mocht nu veel gaan lopen en ik had achter het huis een landweggetje ontdekt, dat op een bos uitkwam" Chronologie Met "Een kleine kroniek" wordt bedoeld dat dit verhaal een kort gedeelte uit de geschiedenis (kroniek=een geschiedenis verhaal in chronologische volgorde) beschrijft. De hoofdstukken en de tijd verlopen dus chronologisch. Aan het einde wordt een 'grote sprong' gemaakt van het lopen naar een nieuw onderduikadres naar een gebeurtenis na de bevrijding. Dit is dus een hiaat. De totale tijd waarin dit boek zich afspeelt, begint bij de bezetting tot een paar jaar na de oorlog. Tijdsbehandeling De tijd waarbinnen het verhaal zich afspeelt is vijf jaar. Vanaf de bezetting van de Duitsers in Nederland(mei 1940), tot enkele weken na de bevrijding(mei 1945) Vijf jaar dus. Werkelijkheid In 1940 woonden er ruim 160.000 joden in ons land. Hieronder bevonden zich zo'n 22.000 vluchtelingen uit Duitsland. Op een totale bevolking van ruim negen miljoen maakte dit Nederland tot een land met een groot aantal joodse medeburgers. Desondanks speelde het anti-semitisme geen rol van betekenis in de Nederlandse politiek. Zelfs de nationaal-socialistische NSB was aanvankelijk niet anti-semitisch. Vanaf 1935 radicaliseerde de NSB en nam ze een anti-joodse houding aan. In 1940 speelde de partij van Mussert echter geen rol meer in de nationale politiek. Bij de verkiezingen in 1937 en 1939 behaalde de NSB niet meer dan vier procent van de stemmen. Met de Duitse inval kreeg Nederland ook het 'jodenprobleem' opgedrongen. Vrij snel na de capitulatie op 15 mei 1940 werden de eerste anti-joodse maatregelen uitgevaardigd. Zo mochten vanaf 1 juli 1940 geen joden meer lid zijn van de Luchtbeschermingsdienst. In snel tempo werd een systeem opgebouwd om het mogelijk te maken de joden op te pakken en te deporteren. De bezetter trof in Nederland een goed georganiseerde persoonsregistratie aan, waardoor het relatief eenvoudig werd om systematisch mensen op te sporen en op te pakken. Het systeem werd bovendien nog met veel ijver geperfectioneerd door het fanatieke hoofd van de Rijksinspectie van de Bevolkingsregisters, J.L. Lentz. VERPLICHTE AANMELDING
Op 10 februari 1941 vaardigde Rijkscommissaris Seyss-Inquart een verordening uit waarin werd bepaald dat 'degene die geheel of gedeeltelijk van joodsche bloede zijn en hun verblijf hebben in het bezette Nederlandsche gebied" zich moesten aanmelden. Dit betekende dat iedereen met tenminste één joodse voorouder zich moest vervoegen bij het gemeentehuis (in Amsterdam bij de Joodsche Raad voor Amsterdam). Als men zich had aangemeld, werd een zogenaamd 'Bewijs van Aanmelding' verstrekt. Wie denkt dat dit bewijs gratis werd overhandigd, heeft het mis. De Nederlandse overheid verdiende geld aan deze maatregel, want men moest één gulden leges betalen. De helft van dit bedrag kwam in de kas van de gemeente, de andere helft werd overgemaakt naar de Rijksinspectie van de bevolkingsregisters, een Nederlandse ambtelijke dienst verantwoordelijk voor de persoonsregistratie. Om de betreffende persoon later nog eens te herinneren aan deze discriminerende maatregel, werd een speciale kwitantie ontworpen. Middels een standaardtekst verklaarde de burgemeester van de woonplaats dat hij één gulden had ontvangen 'wegens leges, verschuldigd voor de uitreiking van 1 aanmeldingsbewijs ingevolge de verordening 6/1941 betreffende den aanmeldingsplicht voor personen van geheel of gedeeltelijk joodschen bloede'. Door dit soort maatregelen en provocaties van nationaal-socialisten nam de spanning toe. Regelmatig kwam het tot ongeregeldheden waarbij zelfs dodelijke slachtoffers vielen. Als vergelding voor relletjes in Amsterdam werd op 22 en 23 februari 1941 de eerste razzia in Amsterdam gehouden. 400 joodse mannen werden opgepakt en gedeporteerd naar het concentratiekamp Mauthausen in Oostenrijk. In reactie hierop brak de februaristaking uit. Dit was de eerste grote demonstratie tegen de Duitse bezetter. Ondertussen werden in 1941 steeds meer anti-joodse maatregelen afgekondigd. Zo werden bijvoorbeeld in maart de bedrijven van joodse eigenaren onder toezicht van een zogenaamde 'Verwalter' geplaatst. Hiermee ging de zeggenschap over het eigen bedrijf feitelijk verloren. In april moesten de joden hun radiotoestel inleveren. En vanaf begin juni mochten joden niet meer in badplaatsen, plantsoenen e.d. komen. Dit zijn slechts enkele voorbeelden van de vele besluiten die afgekondigd werden. HET PERSOONSBEWIJS

Ook een andere zeer belangrijke maatregel stamt uit 1941: de invoering van het Persoonsbewijs. In april 1941 werd begonnen met de uitreiking van dit legitimatiebewijs. Alle ingezetenen ouder dan 14 jaar moesten zich hiermee kunnen legitimeren op straat. joden kregen twee grote J's op het Persoonsbewijs gestempeld. Hierdoor werd het voor deze bevolkingsgroep onmogelijk om bij controles haar achtergrond te verloochenen. Eind 1941 begint de feitelijke deportatie als alle buitenlandse joden - waarvan de meeste Duitse vluchtelingen waren - zich moesten melden voor 'vrijwillige emigratie'. En begin 1942 werd de eerste groep Nederlandse joden uit Amsterdam overgebracht naar speciale joodse werkkampen. Om de deportatie te vergemakkelijken besloten de bezettingsautoriteiten begin 1942 dat alle joden uit een groot aantal gemeenten naar de Amsterdamse jodenwijk moesten verhuizen. Op 17 januari waren de joden uit Zaandam als eerste aan de beurt. Na 3 mei van dat jaar moesten de joden een gele jodenster op hun kleding dragen als zij zich op de openbare weg bevonden. Ook voor deze discriminerende stukjes stof moest worden betaald en de aanschaf ging bovendien van het kledingrantsoen af. DEPORTATIE
Ondertussen waren de voorbereidingen voor de deportatie van de Nederlandse joden in een eindstadium gekomen. Op 26 juni 1942 kreeg de Joodschen Raad van Amsterdam van de bezetter te horen dat de joden gedeporteerd zouden worden en dat zij daarbij een rol diende te spelen. De Joodschen Raad zou de selectie moeten doen. In juli 1942 werd het kamp Westerbork door de Duitsers ingericht als Polizeiliches Durchgangslager. In 1939 was dit kamp door de Nederlandse overheid opgericht om gevluchte Duitse joden onderdak te geven. Het Centraal Vluchtelingenkamp Westerbork was aanvankelijk berekend op 1800 inwoners. De Duitsers maakten dankbaar gebruik van deze voorziening. Zij gaven opdracht het kamp uit te breiden met nog 24 grote barakken voor in totaal 7200 personen. Hierdoor kwam de capaciteit van het kamp op 9000. De overige voorzieningen, b.v. bedden, waren echter volstrekt ontoereikend voor dit aantal. Bovendien lag er geen spoorweg naar het kamp. In de eerste periode moesten de gevangen dan ook 5 kilometer vanuit Hooghalen lopen. De Duitsers gaven opdracht aan de Nederlandse Spoorwegen om een aftakking te maken. Vanaf 2 november 1942 stopten de treinen in het kamp. EERSTE RAZZIA
Op 11 juli 1942 protesteerden de Nederlandse kerken tegen de aangekondigde deportatie van de joden. Desondanks werd drie dagen later de eerste grote razzia gehouden op joden in Amsterdam-centrum en -zuid. De opgepakte joden werden direct overgebracht naar het Westerbork. Op 16 juli vertrok de eerste trein met Nederlandse joden vanuit het Drentse kamp naar Auschwitz. De 'Endlösung der Judenfrage' in ons land was feitelijk begonnen. WESTERBORK
In Westerbork ging het leven zo goed en zo kwaad als het ging door. De families woonden in barakken bij elkaar en mannen en vrouwen deden er alles aan om een baantje te krijgen in de diverse werkplaatsen, de ziekenbarak en zelfs onder strikte bewaking buiten het kamp op boerderijen. Veel werd er in de werkplaatsen niet geproduceerd. Het werk was meer een afleiding voor de permanente dreiging om op transport te gaan dan een serieuze economische activiteit. Wie werk had, wist bovendien dat de kans om op transport gesteld te worden veel kleiner was. Binnen het kamp werd betaald met speciaal kampgeld. Dit werd verstrekt in ruil voor het geld dat de gevangenen meebrachten als zij het kamp binnenkwamen. Hiermee kon onder andere worden betaald in de kampwinkel en in het restaurant. Ondanks deze voorzieningen was het leven in Westerbork ronduit moeilijk. Het kamp was een belangrijk deel van de tijd overbevolkt. Zo waren er op 3 oktober 1942 veertienduizend gevangen aanwezig en op het hoogtepunt zelfs zeventienduizend. Er ontstond dan ook een steeds groter gebrek aan voedsel, drinken en andere essentiële goederen. Bovendien leefden de bewoners continu in angst om op de transportlijst te worden geplaatst. De razzia's en deportaties naar Westerbork duurden tot oktober 1943. Bij de laatste grote razzia in Amsterdam werden 10.000 personen opgepakt. Hieronder bevonden zich de voorzitters van de Joodschen Raad van Amsterdam. In Westerbork werden de deportaties voorbereid door de joodse Orde Dienst. De Duitsers hadden dit sluw aangepakt: het waren de joden zelf die de transportlijsten samenstelden. De transporten naar de concentratie- en vernietigingskampen werden uitgevoerd met veewagons. In iedere wagon werden tussen de vijftig en zeventig personen vervoerd. Zieken, gehandicapten, ouderen, kinderen werden in de overvolle goederenwagons geperst. Zes jaar voor het begin van de deportaties was er in Amsterdam nog een proces gevoerd over de vraag of er 14 of 15 koeien in zulke wagons vervoerd mochten worden. De rechter veroordeelde een veehandelaar omdat hij één koe teveel in de wagon had geladen voor een ritje van Zutphen naar Amsterdam. Tijdens de bezetting liet de Nederlandse overheid zich echter weinig of niets gelegen liggen aan het lot van de joden, die op elkaar gepropt twee tot vijf dagen onderweg waren naar kampen in Oost-Europa. Van de ruim 100.000 Nederlandse joden die via Westerbork zijn gedeporteerd, is meer dan de helft naar Auschwitz overgebracht. Op 3 september 1944 vertrok de laatste van de in totaal 65 treinen vanuit Westerbork naar dit vernietigingskamp. Van de 60.026 gedeporteerden naar Auschwitz hebben slechts 1052 het overleefd. Naast Auschwitz vertrokken er ook treinen naar kampen als Sobibor - 19 treinen met ruim 34.000 joden, waarvan er slechts 19 het overleefden - en Theresienstadt - 9 treinen met bijna 5000 personen, waarvan er nog geen 2000 de oorlog overleefden. Bij de bevrijding op 12 april 1945 bevonden zich nog zo'n 900 gevangenen in Westerbork. Van de 140.000 Joodse Nederlanders zijn er ongeveer 110.000 door de nazi's vermoord. Genre We hebben in dit boek te maken met psychologische roman. Dit omdat we erg goed meemaken hoe Marga's denken over de oorlog veranderd. In het begin denkt ze dat het allemaal wel zal meevallen, en is ze zelfs trots op haar jodenster. Later zweert ze het joodse geloof af, omdat dit haar en haar familie zo in problemen heeft gebracht. Dit zegt dus wat over haar karakter, die in de loop van het boek behoorlijk veranderd is. Daarom, omdat die verandering zo goed te volgen is, ben ik van mening dat het hier om een psychologische roman gaat. Waardeoordeel Ik vond dit echt een heel mooi boek om te lezen. Ik vind het heel knap van de schrijfster om zo'n mooi indringend beeld over de jodenvervolging te geven is een boekje met slechts 90 bladzijde. Dat vind ik heel knap. Het boek geeft een heel goed beeld wat een meisje als Marga allemaal moet doorstaan, en wiens gehele familie na de oorlog niet meer terug komt. Dit lijkt mij verschrikkelijk, iedereen natuurlijk. De stijl waarin het boek geschreven is past ook goed bij het boek. Het is vrij somber geschreven, zoals de oorlog ook was. Oorlog is niet om te lachen, vandaar dat er ook geen humor in het boek zit, maar dat vind ik dan ook begrijpelijk. Origineel is het boek niet, want er zijn al zoveel boeken over de Tweede Wereldoorlog. Maar dat maakt mij niet uit, omdat zolang het maar mooie boeken zijn die erover verschijnen. Door dit alles vond ik het een mooi boek om te lezen, en vind ik het dus duidelijk literatuur.

REACTIES

K.

K.

`Bedankt man ik heb er een 9.5 voor gekregen en jij?
Groetjes Tim

19 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Het bittere kruid door Marga Minco"