WILLEM FREDERIK HERMANS
I
Willem Frederik Hermans
de donkere kamer van damokles
G.A. Van Oorschot
Amsterdam
1971 Tiende opnieuw herziene druk
410 bladzijden
(1e druk november 1958)
Roman
II
Ik heb dit boek gekozen omdat mijn vader het me een aantal maanden ervoor had aanbevolen. Toen hij dat had gedaan, had ik de eerste 20 of 30 bladzijden gelezen, maar daarna was ik het vergeten. Mijn moeder had het in de zomer '99 ook gelezen en ik had het weer opgezocht toen wij op school een blaadje hadden gekregen over onze boekenlijst. Toen ik was begonnen duurde het maar een paar dagen voor ik het ook daadwerkelijk uit had gelezen.
Toen ik het uit had gelezen vond ik het einde erg sneu. Osewoudt moest boeten voor de geallieerden terwijl hij juist in het verzet had gezeten, of dacht dat hij in het verzet zat. Toen ik voor dit verslag een samenvatting zocht op het internet zag ik dat bij de meesten werd beaamd dat Dorbeck helemaal niet meer bestond en dat Osewoudt dus hetzelfde probleem had als zijn moeder; Dorbeck was in Osewoudt zijn hoofd een geheel eigen leven gaan leiden. Ik vond het een interessant en leuk boek met eenvoudig taalgebruik.
Henri Osewoudt, de hij-figuur (en soms ik-figuur), woont in Voorschoten. Zijn moeder heeft in een vlaag van waanzin haar man vermoord. Henri werd daarna opgevoed door zijn oom Bert Nauta in Amsterdam; had tijdens de middelbare schooltijd nauwelijks contact met anderen; trouwde op 18-jarige leeftijd nicht Ria en zette toen de sigarenzaak van zijn vader in Voorschoten voort. Zijn moeder, die hij nu verzorgt, en Moorlag (een theologiestudent) wonen bij hem in. De oorlog breekt uit (1940). Henri moet een filmpje ontwikkelen voor luitenant Dorbeck, die hij op de dag van de capitulatie heeft ontmoet en die op hem lijkt. Nederland geeft zich over. Henri begraaft Dorbecks uniform in de tuin. Hij ontwikkelt films voor Dorbeck (bestemd voor E. Jagtman), maar ziet slechts zwarte vlekken. Hij is bang dat Dorbeck erg boos zal zijn over deze mislukking. Met een Leica schiet Henri enkele foto's van Duitse verdedigingswerken en oorlogsvoertuigen. Samen met Zéwüster schiet hij in opdracht van Dorbeck twee mannen in Haarlem neer. De familie Jagtman, die woont in het huis waar Osewoudt zijn ontwikkelde foto's moest brengen, komt om het leven (er stort een brandend vliegtuig op het huis).
Jaren later (in 1944) hoort Henri weer iets van Dorbeck: een brief met het verzoek de paar foto's die wel waren gelukt naar postbus 234 in Den Haag te sturen. Hij ziet dat een heilsoldate de brief uit de bus haalt. Henri wordt opgebeld door Elly Sprenkelbach Meijer (een Engelse agente); ze heeft een van de opgestuurde foto's als kenmerk dat zij Dorbeck zou kennen. Henri brengt haar naar oom Bart wanneer hij hoort dat hij niet met haar naar huis kan omdat zijn moeder en vrouw zijn opgepakt door de moffen. Henri haalt in Leiden valse persoonsbewijzen voor hemzelf en Elly, laat zijn haar zwart verven door Marianne Sondaar (de ondergedoken Joodse studente Mirjam Zettenbaum) en duikt onder. Marianne gaat, op verzoek van Henri Osewoudt, met Elly's persoonsbewijs naar oom Bart; Elly is verdwenen. Henri voert een twistgesprek met zijn oom. In opdracht van Dorbeck ruimt Henri samen met een leidster van de Jeugdstorm in Lunteren Lagendaal, een agent van de Gestapo, en zijn vrouw uit de weg. Het meisje van de Jeugdstorm wordt gepakt als zij samen met Osewoudt en het zoontje in de trein zit. In Amsterdam gaat Henri met Marianne naar de bioscoop; op het doek verschijnt een oproep tot zijn aanhouding. Hij vlucht, maar wordt opgepakt en komt na verhoor en marteling in Den Haag in het ziekenhuis terecht. Gemaskerde mannen 'ontvoeren' hem naar Leiden. Bij Labare ontmoet hij Marianne weer. Die avond vallen de Duitsers het huis van Labare, waar verscheidene mensen onderduiken, binnen. Osewoudt geeft zich in eerste instantie over in de hoop dat Marianne gespaard wordt. Hij ontsnapt door in de singel te springen maar wordt even later toch gepakt. Ebernuss, een van de Duitse kommandant, beweert hem goed gezind te zijn, maar wil met een compromis zijn eigen huid redden wanneer de Duitsers zijn verslagen. Marianne is in verwachting en wordt door Ebernuss gered uit Duitse handen. Ebernuss wil als tegenprestatie te weten komen of Dorbeck bestaat en waar hij dan zou zijn. Uiteindelijk gaat Osewoudt met Ebernuss naar een pand met mensen uit het verzet. Ebernuss wil overlopen. Hij krijgt giftige kristalletjes van Dorbeck en vergiftigt daarmee Ebernuss. In een leegstaand huis fotografeert Henri zichzelf en Dorbeck in de spiegel met zijn Leica. Dorbeck vertelt dat Ria samenwoont met de zoon van de drogist, een vuile fascist. In verpleegstersuniform bezoekt Henri Marianne in de kraamkliniek; maar hij mag haar niet zien. Hij mag het kind wel zien, maar dat is dood. Henri rijdt met een Duitser mee naar Voorschoten, doodt Ria en arriveert met de hulp van enkele onbekende mensen in Breda. Hij meldt zich bij het hoofdkwartier van de Nederlandse strijdkrachten, wordt gearresteerd en naar Engeland gebracht, later naar het kamp Achtste Exloërmond (voor oorlogsmisdadigers). Henri wordt aangezien voor landverrader. Selderhorst behandelt zijn zaak. Niemand kan aantonen dat Henri een verzetsheld is: Dorbeck is onvindbaar, Jagtman en Moorlag, die ook in het verzet zat, zijn dood, Marianne is in Israël, onbereikbaar temidden van enkele extremisten. De Leica wordt gevonden, maar de foto met Dorbeck staat er niet meer op. Alles wat hem vrij zou kunnen pleiten is niet vindbaar, stuk, dood of ontkent wat Osewoudt zou hebben meegemaakt. Wanneer Henri helemaal gek wegrent wordt hij ter plaatse neergeschoten.
Thema is het op geheel eigen wijze ervaren/beleven van de werkelijkheid en het verkeerd beoordelen van de anderen, omdat het niet mogelijk is die anderen te kennen. Of: onachterhaalbaarheid van de waarheid.
Belangrijke elementen in de roman zijn:
· Oorlog (WO II)
· Chaos en verwarring
· Dubbelgangersmotief (Henri / Dorbeck = Jagtman?)
· Verraad, moord en geweld (Henri's moeder, Ria e.a.)
· Foto's (die moeten bewijzen dat Henri een verzetsheld was)
· Minderwaardigheidscomplex (Henri: klein, hoge stem enz.)
· Zoeken naar eigen identiteit / queeste (Henri: verzetsheld of verrader? slachtoffer of psychopaat?)
· toeval (foto's bijvoorbeeld)
· Oedipuscomplex (moederliefde en vaderhaat)
De wijze waarop Osewoudt met Dorbeck in contact komt is vaak erg geheimzinnig. De moeder van Osewoudt lijdt aan een geestelijke afwijking; ook van Osewoudt weten we dat hij graag dagdroomt. Hij is er zelfs op een gegeven moment zeker van dat een palingvrouwtje zijn uit de gevangenis ontsnapte moeder is. Het is wel erg toevallig dat er uiteindelijk niets of niemand meer is die het bestaan van Dorbeck kan aantonen.
Damokles was een gunsteling van de tiran Dionysios. Deze liet hem een dag koning zijn, doch boven zijn troon was een puntig zwaard opgehangen aan een paardenhaar. Vandaar de uitdrukking 'het zwaard van Damokles hangt hem boven het hoofd': een aldoor dreigend gevaar temidden van geluk of voorspoed. In de roman is dat zwaard een foto, die moet aantonen dat Osewoudt onschuldig is. Een foto wordt ontwikkeld en afgedrukt in een zogenaamde 'donkere kamer'.
De donkere kamer (vergelijk foto's) verwijst naar onzekerheid, dreiging, isolement; Damokles (vergelijk het zwaard van Damokles!) wijst op de voortdurende dreiging. Ieder mens is als het ware in zijn 'donkere kamer' opgesloten. (Damokles, hoveling van de tiran Dionysios, mocht in weelde leven, maar kreeg tevens een zwaard aan een paardenhaar boven zijn hoofd om hem te laten beseffen in welke gevaren iemand als hij leefde).
Over de schrijver;
Willem Frederik Hermans: geboren in 1921 te Amsterdam; studeerde na de gymnasiumopleiding fysische geografie in Amsterdam; promoveerde in 1955; was lector in Groningen; ging in 1973 in Parijs wonen, later in Brussel; is een verwoed fotograaf.
Hermans schreef detectives onder het pseudoniem Fjodor Klondyke; andere pseudoniemen: o.a. Pater Anastase Prudhomme s.j., Prof. Dr. Zomerplaag en Age Bijkaart. In 1977 ontving hij de Prijs der Nederlandsche Letteren in Brussel.
Andere werken: o.a. Het behouden huis, Herinneringen van een engelbewaarder (1971), Conserve (1947) en Ik heb altijd gelijk (1951).
Essays: o.a. Mandarijnen op zwavelzuur (1964) en Boze brieven van Bijkaart (1977).
Fotoboek: Koningin Eenoog (1986).
IV
Ik vond de donkere kamer van damokles een boeiend, makkelijk te lezen en vermakelijk verhaal. Ik vond het einde wel erg open, dat vond ik erg jammer. Ik heb nog geen andere boeken gelezen die hier op lijken. Ik vond het thema wel degelijk lastig en doordacht, hoewel ik in eerste instantie niet door had hoe alles zat. Het taalgebruik vond ik wel wat eenvoudig, de schrijver had wel wat ingewikkelder woorden mogen gebruiken. Ik zou een ander wel aanraden dit boek te lezen, vooral als je nog in de vierde zit, het is immers een interessant, niet te moeilijk boek dat de meesten wel zal boeien.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden