Twee recensies van internet
Een fascinerend boek, niet alleen vanwege het mooi vertelde verhaal zelf en het onderwerp (een traumatisch en onbegrijpelijk voorval aan het eind van WOII, dat ook volstrekt absurdistische oorzaken blijkt te hebben), maar ook vanwege alle intrigerende raadsels en toespelingen die in het verhaal verborgen zitten. Meteen na De aanslag las ik ook het boekje van Frans de Rover (over De aanslag van Harry Mulisch), en zo werd ik attent gemaakt op allerlei motieven die ik niet had gezien. Wat mijn pret nog weer vergrootte, temeer ook omdat De Rover het raadsel niet oplost maar alleen maar verrijkt. Op eigen houtje doorpuzzelend zag ik nog meer moois. Om een voorbeeld te noemen: de hoofdpersoon heet Anton Steenwijk, zijn initialen zijn dus a.s. wat klinkt als 'as'. Bij 'as' denk je aan vernietiging en verkoold worden door vuur, en precies die connotaties zitten dan in de naam van Anton Steenwijk, en spelen ook een grote rol in het mooie slot van deze roman. Vernietiging en vergankelijkheid is door WOII-deel van zijn wezen: dát is m.i. de symboliek van zijn intialen. Een ander mooi motief is hoe verzetsstrijdster Truus Koster, die Anton pal na (of eigenlijk tijdens) de vernietiging van zijn familie ontmoet in een duistere gevangenis, uitgroeit tot een soort substituut moeder of substituut geliefde in Antons hoofd. Nooit heeft hij haar gezicht gezien, en toch is zijn in zijn onbewuste bijna een godin geworden die hem helpt in zijn tocht vanuit het donker in het licht. Een glimp van licht in hermetisch duister, even vaag waargenomen als een moeder door het kind in de wieg, maar even wezenlijk. Ook zijn er allerlei toespelingen op alchemie, het onbewuste, de droom: toespelingen die volgens mij vooral suggereren dat het bij belangrijke gebeurtenissen (ook het traumatisch voorval van Anton) niet gaat om 'de objectieve werkelijkheid', maar om de vorm die deze werkelijkheid krijgt dankzij fantasie en kunstzinnige verbeeldingskracht. Een verbeeldingskracht die voor Mulisch bijna een soort alchemie is, waarbij de werkelijkheid een soort vormloze oerstof is die tot een rijkgeschakeerd weefsel wordt getransformeerd. Ik heb dit boek tijden lang vermeden omdat ik uit recensies had begrepen dat alle raadsels uiteindelijk worden verklaard, en dat het boek (evenals diverse andere boeken van Mulisch) dus een soort cryptogram zou zijn dat je kunt oplossen. Dat is dus gelukkig niet zo: het is een mooi verhaal met allerlei raadselachtige elementen, en hoe meer je in die raadselachtige elementen duikt, hoe dieper het raadsel wordt. Daarmee is het ook een inspirerende illustratie van wat eigenzinnige verbeeldingskracht vermag. Wel wat wrang dat ik daar nu pas achter kom, maar beter laat dan nooit. Het is duidelijk: ik moet die man gaan herontdekken, en ga dus meer van hem lezen.
(Stijde, 2016)
Veel romans van Harry Mulisch beginnen met een ijzersterk eerste hoofdstuk. Denk aan de vermakelijke vriendschap tussen Harry en Hein Donner in 'De ontdekking van de hemel', of aan het idiote interview met de beroemde schrijver die veel van Mulisch heeft, in 'Siegfried'. De lezer schurkt zich in haar leesstoel en begrijpt dat zij de hele nacht verder moet lezen. En dan komt me er toch een flauwekul, een reeks symbolen en cymbalen, holle opschepperij en pretentieuze praatjes, dat je aan het eind alweer vergeten bent met wat voor schitterend hoofdstuk het boek begon. Hield Mulisch het maar bij zijn novellen! 'De aanslag' (1982) begint met een spannend, goedgeschreven en aangrijpend hoofdstuk over een avond in januari 1945 in een villawijk van Haarlem. De familie Steenwijk -vader, moeder, twee zonen- begint net een potje Mens-erger-je-niet als er buiten zes schoten vallen. Door hun raam zien ze dat er iemand van zijn fiets is geschoten en dat buren het lijk voor het huis van de Steenwijks sjouwen. Peter, de oudste zoon, rent naar buiten en staat even later met het pistool van de neergeschoten politieman in de huiskamer van die buren. De Duitsers komen. Ze vermoorden als represaille de ouders en de broer van Anton Steenwijk en steken hun huis in de brand. De twaalfjarige Anton brengt een nacht door in de cel waar ook de vrouwelijke helft van het paar aanslagplegers gevangenzit. Hij spreekt daar met haar over de aanslag, maar kan haar in het donker van de cel niet zien. Zij wordt geëxecuteerd. Anton wordt naar Amsterdam gebracht, door een Duitser. Die Duitser heet Schulz -misschien om Vestdijk te pesten (zie 'Het kanon' van 14 mei 2005, over 'Pastorale 1943'). Anton gaat bij zijn oom en tante wonen. Natuurlijk had na de bevrijding in mei 1945 alles direct opgehelderd kunnen worden. Toen kon men immers de mannelijke aanslagpleger die ontsnapt was, de buren die het lijk versleepten, en de inwoners van de drie andere villa's ondervragen, misschien zelfs de Duitsers die de moord op drie onschuldige mensen op hun geweten hadden. Maar dat gebeurt niet. Het lijkt alsof het Anton en ook zijn oom, de broer van zijn vermoorde moeder, niet interesseert. Onwaarschijnlijk? Zulke dingen gebeurden. En bovendien: het geeft aan de schrijver Harry Mulisch de gelegenheid om in vier hoofdstukken, die spelen in 1952, 1956, 1966 en 1981 de ouder wordende Anton Steenkamp zelf langzaam de vragen aangaande de ware toedracht en de schuld van het drama te laten beantwoorden. In elk van die vier hoofdstukken ontmoet Anton een van de medespelers in het drama die een draadje van de knoop losmaakt: een buurvrouw, de zoon van de neergeschoten politieman, de andere aanslagpleger, en ten slotte de dochter van de buren die het lijk verplaatsten. De laatste antwoordt op de vraag: ,,Waarom versleepten jullie het lijk niet naar het andere buurhuis?'': ,,Omdat daar drie joodse onderduikers zaten''. Dat getal 3 lijkt even te wijzen op de rekensom: 5 doden bij die buren is erger dan 3 doden bij de familie Steenwijk, maar de echte rekensom, die toen nog niet gemaakt hoefde te worden maar nu wel, was natuurlijk: drie zekere doden is erger dan een aantal onzekere doden. Aan het eind van het boek weten wij en Anton de waarheid. Veel moeilijker is het vraagstuk van de schuld. Bij Vestdijk was in 'Pastorale 1943' het liquideren van een Nederlandse verrader nog een heldendaad. Hier komt de vraag naar voren: had het verzet geen rekening moeten houden met de consequenties van hun aanslag? De aanslagpleegster zei in januari 1945 in hun cel tegen de 12-jarige Anton: ,,Wie het gedaan heeft, heeft het gedaan, en niet iemand anders.'' Zesendertig jaar en 170 bladzijden later zegt Anton tegen zijn dochter: ,,Iedereen heeft gedaan wat hij heeft gedaan en niet iets anders.'' Ik kan wel gaan zeuren over kleine Mulischiana als de terugkerende dobbelsteen, die bijna een zelf-parodie op 's schrijvers verslaafdheid aan symbolen lijkt, op de initialen AS (Archibald Strohalm, Anton Steenwijk, AanSlag) die vaak als as aan het eind van hoofdstukken neerdwarrelt, op de verafgoding van de Nederlandse hogere stand enerzijds en de Nederlandse communisten anderzijds, alsof die twee samen het Hollandse volk vormen. Maar liever zeg ik dat 'De aanslag' het beste Nederlandse boek is over de naweeën van de Duitse bezetting. Het eerste hoofdstuk blijft vanwege zijn gewelddadige inhoud de lezer het meeste bij, maar dat wil niet zeggen dat de volgende hoofdstukken minder goed geschreven en minder spannend zijn. Gerard Kornelis van het Reve beschreef, autobiografisch en zogenaamd on-literair, in 'De ondergang van de familie Boslowits', nauwkeurig hoe een Amsterdamse jongen de Jodenvervolging registreerde. Simon Vestdijk beschreef, met behulp van eigen ervaringen en fantasie, in 'Pastorale 1943' eerlijk hoe onbeholpen het verzet werkte. Die twee boeken spelen alleen in de jaren van de Duitse bezetting. Harry Mulisch heeft in 'De aanslag' laten zien hoe de Tweede Wereldoorlog in Nederland nog een halve eeuw na de bevrijding voortduurde.
Veel romans van Harry Mulisch beginnen met een ijzersterk eerste hoofdstuk. Denk aan de vermakelijke vriendschap tussen Harry en Hein Donner in 'De ontdekking van de hemel', of aan het idiote interview met de beroemde schrijver die veel van Mulisch heeft, in 'Siegfried'. De lezer schurkt zich in haar leesstoel en begrijpt dat zij de hele nacht verder moet lezen. En dan komt me er toch een flauwekul, een reeks symbolen en cymbalen, holle opschepperij en pretentieuze praatjes, dat je aan het eind alweer vergeten bent met wat voor schitterend hoofdstuk het boek begon. Hield Mulisch het maar bij zijn novellen! 'De aanslag' (1982) begint met een spannend, goedgeschreven en aangrijpend hoofdstuk over een avond in januari 1945 in een villawijk van Haarlem. De familie Steenwijk -vader, moeder, twee zonen- begint net een potje Mens-erger-je-niet als er buiten zes schoten vallen. Door hun raam zien ze dat er iemand van zijn fiets is geschoten en dat buren het lijk voor het huis van de Steenwijks sjouwen. Peter, de oudste zoon, rent naar buiten en staat even later met het pistool van de neergeschoten politieman in de huiskamer van die buren. De Duitsers komen. Ze vermoorden als represaille de ouders en de broer van Anton Steenwijk en steken hun huis in de brand. De twaalfjarige Anton brengt een nacht door in de cel waar ook de vrouwelijke helft van het paar aanslagplegers gevangenzit. Hij spreekt daar met haar over de aanslag, maar kan haar in het donker van de cel niet zien. Zij wordt geëxecuteerd. Anton wordt naar Amsterdam gebracht, door een Duitser. Die Duitser heet Schulz -misschien om Vestdijk te pesten (zie 'Het kanon' van 14 mei 2005, over 'Pastorale 1943'). Anton gaat bij zijn oom en tante wonen. Natuurlijk had na de bevrijding in mei 1945 alles direct opgehelderd kunnen worden. Toen kon men immers de mannelijke aanslagpleger die ontsnapt was, de buren die het lijk versleepten, en de inwoners van de drie andere villa's ondervragen, misschien zelfs de Duitsers die de moord op drie onschuldige mensen op hun geweten hadden. Maar dat gebeurt niet. Het lijkt alsof het Anton en ook zijn oom, de broer van zijn vermoorde moeder, niet interesseert. Onwaarschijnlijk? Zulke dingen gebeurden. En bovendien: het geeft aan de schrijver Harry Mulisch de gelegenheid om in vier hoofdstukken, die spelen in 1952, 1956, 1966 en 1981 de ouder wordende Anton Steenkamp zelf langzaam de vragen aangaande de ware toedracht en de schuld van het drama te laten beantwoorden. In elk van die vier hoofdstukken ontmoet Anton een van de medespelers in het drama die een draadje van de knoop losmaakt: een buurvrouw, de zoon van de neergeschoten politieman, de andere aanslagpleger, en ten slotte de dochter van de buren die het lijk verplaatsten. De laatste antwoordt op de vraag: ,,Waarom versleepten jullie het lijk niet naar het andere buurhuis?'': ,,Omdat daar drie joodse onderduikers zaten''. Dat getal 3 lijkt even te wijzen op de rekensom: 5 doden bij die buren is erger dan 3 doden bij de familie Steenwijk, maar de echte rekensom, die toen nog niet gemaakt hoefde te worden maar nu wel, was natuurlijk: drie zekere doden is erger dan een aantal onzekere doden. Aan het eind van het boek weten wij en Anton de waarheid. Veel moeilijker is het vraagstuk van de schuld. Bij Vestdijk was in 'Pastorale 1943' het liquideren van een Nederlandse verrader nog een heldendaad. Hier komt de vraag naar voren: had het verzet geen rekening moeten houden met de consequenties van hun aanslag? De aanslagpleegster zei in januari 1945 in hun cel tegen de 12-jarige Anton: ,,Wie het gedaan heeft, heeft het gedaan, en niet iemand anders.'' Zesendertig jaar en 170 bladzijden later zegt Anton tegen zijn dochter: ,,Iedereen heeft gedaan wat hij heeft gedaan en niet iets anders.'' Ik kan wel gaan zeuren over kleine Mulischiana als de terugkerende dobbelsteen, die bijna een zelf-parodie op 's schrijvers verslaafdheid aan symbolen lijkt, op de initialen AS (Archibald Strohalm, Anton Steenwijk, AanSlag) die vaak als as aan het eind van hoofdstukken neerdwarrelt, op de verafgoding van de Nederlandse hogere stand enerzijds en de Nederlandse communisten anderzijds, alsof die twee samen het Hollandse volk vormen. Maar liever zeg ik dat 'De aanslag' het beste Nederlandse boek is over de naweeën van de Duitse bezetting. Het eerste hoofdstuk blijft vanwege zijn gewelddadige inhoud de lezer het meeste bij, maar dat wil niet zeggen dat de volgende hoofdstukken minder goed geschreven en minder spannend zijn. Gerard Kornelis van het Reve beschreef, autobiografisch en zogenaamd on-literair, in 'De ondergang van de familie Boslowits', nauwkeurig hoe een Amsterdamse jongen de Jodenvervolging registreerde. Simon Vestdijk beschreef, met behulp van eigen ervaringen en fantasie, in 'Pastorale 1943' eerlijk hoe onbeholpen het verzet werkte. Die twee boeken spelen alleen in de jaren van de Duitse bezetting. Harry Mulisch heeft in 'De aanslag' laten zien hoe de Tweede Wereldoorlog in Nederland nog een halve eeuw na de bevrijding voortduurde.
(Corstius, 2005)
Mijn waardering
De titel slaat op de aanslag die gepleegd is op Fake Ploeg. De aanslag die Anton Steenwijk zijn hele leven tekent. Het was een interessant boek, in de zin dat het niet zo heel spannend was, maar de vragen die werden opgeroepen moesten beantwoordt worden. Het verhaal is geschreven in een personaal perspectief. Ik als lezer ervaar veelal zoals Anton ervaart, maar er zijn ook momenten waarop Antons leven even wordt verteld en dan staat de verteller ver van verhaal weg. Sommige scènes zijn uitgebreid beschreven in meerdere pagina’s, en soms worden meerdere jaren in een paar zinnen omschreven.
Het verhaal speelt zich af in en na de tweede wereldoorlog. Het bijzondere is dat, ondanks dat het een oorlogsroman is, het niet perse voelde als een oorlogsroman. Het boek bespreekt voornamelijk Anton die langzamerhand steeds meer te weten komt over die ene nacht in januari 45’. Een terugkerend motief is die van de dobbelsteen. Steeds als de dobbelsteen terugkomt verandert Anton zijn lot. De eerste keer net voor de aanslag wordt gepleegd, de tweede keer wanneer hij in zijn huis in Toscane zit. De dobbelsteen staat ook voor het toeval. Zo is het toeval dat de aanslag juist in hun straat plaatsvindt. Toevallig komt hij in dezelfde cel als de pleegster van de aanslag. Juist die pleegster die voor Anton onbewust het lichtpuntje in het duister wordt de rest van zijn leven. Hij hoort Cor toevallig op die begrafenis spreken over de aanslag. Dat hij tijdens de demonstratie zijn vroegere buurmeisje tegen het lijf loopt. Andere motieven zijn de oorlog, en hoe men toen leefde.
Anton probeert, in plaats van meteen te achterhalen wat er die nacht gebeurd is, heel hard te vergeten wat er echt gebeurde. Hij wil het achter hem laten. Hij had de keuze alles te weten te komen, zoals een aantal keer wordt benoemd. (nalezen in de naoorlogse werken) Hij is arts in anesthesie: het proces om de waarneming van pijn en andere negatieve gevoelens te blokkeren. Terwijl die gebeurtenis hem juist heeft gebracht waar hij zich dan bevindt. Terugkerende elementen zijn de cryptogrammen, de puzzels van het verleden, ravage. De tegenstellingen: licht-donker, dag-nacht, liefde-haat, goed-kwaad, schuld-onschuld.
Als de puzzels van het verleden aan het eind van het boek opgelost zijn, lijkt het schuldvraagstuk lastiger en minder zwart/wit dan eerst.
Cor Takes lijkt in een zekere zin de tegenpool van Anton te zijn. Takes leeft nog in de oorlog. Misschien is dat om de reden die Anton zelf noemt. De oorlog is voor Takes zijn geliefde Truus Coster. De herinnering aan de oorlog houdt Truus levend. Anton Steenwijk komt ook steeds vrij toevallig de mensen tegen die hem een stap verder kunnen helpen om het moment waarop zijn leven gevormd werd duidelijker te krijgen. Huize Steenwijk had de naam Buitenrust, wat Anton juist meer deed denken aan iets dat buiten rust was, zoals buitengewoon, niet gewoon, maar extreem ongewoon is. Anton lijkt niet in rust te zijn.
- Dobbelstenen: bepalen Anton zijn lot
- Stenen: dobbelstenen, de steen die Fake wierp, hij ontmoet zijn vrouw bij Stone of scone.
- AS: Anton Steenwijk, het huis dat afbrandde en as achterliet. De ontmoeting met Fake eindigt met as en roet in de kamer.
- Kruidnagel: wat zijn moeder haar kiespijn moest verlichten, en later ook zijn eigen. Het leggen van een link tussen de eerste en laatste episode.
- Spiegel: Fake gooit een spiegel stuk, om niet naar het verleden te kijken.
In elk van die vier hoofdstukken ontmoet Anton een van de medespelers in het drama die een draadje van de knoop losmaakt: een buurvrouw, de zoon van de neergeschoten politieman, de andere aanslagpleger, en ten slotte de dochter van de buren die het lijk verplaatsten. De laatste antwoordt op de vraag: ‘Waarom versleepten jullie het lijk niet naar het andere buurhuis?’: ‘Omdat daar drie joodse onderduikers zaten’.
Klexos: Your life is written in indelible ink. There's no going back to erase the past, tweak your mistakes, or fill in missed opportunities. When the moment’s over, your fate is sealed. But if you look closer, you notice the ink never really dries on any our experiences. They can change their meaning the longer you look at them.
Het boek was interessant, de vragen moesten opgelost worden. Wat mij aansprak was de vergane tijd. Hoe Anton zijn hele leven gevormd en getekend is door de oorlog. Het lijkt een verspilling.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden