Samenvatting
In het begin van het boek zijn het twee losse verhaallijnen; in deze samenvatting beschrijf ik ze afzonderlijk, maar in het boek lees je de stukjes door elkaar.
Pontus Beg is de politiecommissaris van Michailopol. Hij is 53 jaar, is nooit getrouwd en hij heeft geen kinderen. Pontus is niet tevreden met zijn leven; buiten de maandelijkse vrijpartij met zijn huishoudster, heeft hij niet veel contact met vrienden of dierbaren in zijn leven. Doordat hij een oude Rabbijn op joodse wijze moet begraven, komt hij er achter dat hij van Joodse afkomst is. Hij wordt bevriend met de laatste Rabbijn van de hele stad en leert van hem veel over het leven en wat het jodendom inhoud. Op een dag komt er een groep verwilderde vluchtelingen in Michailpol en Pontus laat ze oppakken. Ze zijn ernstig uitgehongerd en ze hebben een menselijk hoofd in hun bagage. Hij wil er achterkomen wat hun verhaal is, maar niemand wil het vertellen. De jongen in hun gezelschap vertelt het meeste over de reis. Uiteindelijk helpt Pontus de jongen en regelt hij dat deze naar Israël kan.
Said Mirza, meestal 'de jongen' genoemd, wordt er door zijn familie opuit gestuurd om naar een nieuw land te gaan, een beter leven te zoeken. Hij steekt de grens over samen met een groep vluchtelingen in een vrachtauto, daarna lopen ze recht de woestijn in. Ze hebben geen eten en er is nergens een teken van leven, een voor een sterven er mensen van dorst, honger of vermoeidheid. Iemand vermoordt de Ethiopiër die ook in hun gezelschap is en vanaf dat moment gaat alles goed; ze vinden een dorp waar eten is, volgen van daaruit een bandenspoor en zo komen aan in Michailpol. Daar worden ze opgepakt door de politie en verhoord over het hoofd wat in hun bagage is gevonden. De vrouw bevalt van een gezonde zoon maar sterft zelf en de jongen gaat naar Israël met hulp van Pontus Beg.
Verhaaltechnische aspecten
Het boek speelt zich af in twee fictionele Oost-Europese landen, eentje waar er een vreselijke dictatuur heerst en eentje waar het leven wel zo'n beetje zijn gangetje gaat.
Er wordt niet letterlijk vermeld rond wel jaar dit verhaal zich afspeelt, maar door de context en dergelijke zou ik denken rond 1990-2000. Er is wel enige mate van technologie, maar van smartphones en dergelijke is nog niet echt sprake. Het verhaal in totaal duurt ongeveer negen maanden; de verschillende delen in het boek heten 'Najaar', 'Winter' en 'Voorjaar'.
De manier waarop dit boek vertelt wordt, de vertelwijze, past bij die van een alwetende verteller. Er wordt niet vanuit een ik-persoon gesproken, en de verteller heeft bijna altijd meer informatie dan de lezer op dat moment. (En ook dan de personages.)
In dit boek zijn redelijk veel personages, ik zal hen nu benoemen en kort beschrijven.
- Pontus Beg; de politiecommissaris van Michailopol en ongeveer 53 jaar oud. Hij heeft weinig sociaal contact, behalve met zijn periodieke prostituee, de huishoudster, Zita. Hij gaat op onderzoek uit naar zijn afkomst bij een rabbijn en komt er zo achter dat hij een Joodse achtergrond heeft. Hierdoor krijgt hij meer compassie voor de vluchtelingen.
- De lange man; heeft geen hele sprekende rol in het verhaal, houdt zich een beetje op de achtergrond. Hij raakt na een tijdje achter, en alleen de Zwarte helpt hem. Hij geeft hem eten en zorgt dat hij weer aan kan sluiten bij de groep (die overigens niet blij is dat dit gebeurt).
- De Zwarte; van dit karakter is niet veel bekend, omdat hij niet dezelfde taal spreekt als de rest van de personages. Hij kan alleen met zijn groepsgenoten communiceren door te wijzen en gebaren te maken. Hij wordt door de anderen als een outsider gezien. Uiteindelijk word hij vermoordt omdat hij ervan verdacht wordt magische krachten te bezitten.
- De stroper; dit personage heeft de best conditie en uithoudingsvermogen van de groep, en houdt de beproeving ook het langste vol. Hij loopt altijd voorop om iets te vangen en voor eten te zorgen. Hij doet niet mee aan de strijd van de andere groepsleden om macht.
- De vrouw; Samira Uygun, maar meestal wordt er naar haar gerefereerd als 'de vrouw'. Zij is het slachtoffer van de seksuele frustratie van Vitaly en de man uit Asjchabad. Uiteindelijk wordt ze zwanger van een van hen, en baart in het ziekenhuis een gezonde zoon.
- De man uit Asjchabad; vroeger was deze man een rijk en machtig inwoner van zijn thuisland, tot op een dag hij een medische kwaal kreeg (jeuk) waarvoor hij ver zou moeten reizen. Zo is hij bij de vluchtelingen geraakt en heeft hij de toch met hen gemaakt.
- Vitaly; Vitaly is de meest dominante uit de groep en heeft heel vaak ruzie met anderen uit de groep. Hij is een drugsverslaafde, maar hij kickt gedwongen af tijdens de reis, om te simpele reden dat er niets te krijgen is in de woestenij waarin ze zich verkeren. Hij draagt het afgehakte hoofd van de Zwarte, nadat deze vermoord is.
- De jongen; de jongen is het jongste lid van de groep, maar misschien ook wel de slimste en de sterkste. Als Pontus de jongen gaat ondervragen, dan is hij opstandig en wil hij geen antwoorden geven. Pontus en de jongen krijgen desondanks een band en hij krijgt de papieren van het pasgeboren kind van de vrouw. Hij ontvangt dan ook zijn naam, Saïd Mirza.
Een paar terugkerende elementen in het verhaal (motieven) zijn onder andere het Joodse geloof, waar Pontus Beg veel onderzoek en tijd in steekt. Pontus is ook een heel eenzame man, en gedurende het verhaal komt daar niet heel veel verandering in. Een ander motief is de reis die de vluchtelingen maken op zoek naar een beter leven en een beter land. Ook is racisme een belangrijk motief, omdat gedurende de hele reis er een grote haat wordt gekoesterd tegen de Zwarte, puur om zijn huidskleur.
Het boekverslag gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden