Structuuranalytische verwerking
‘Mevrouw Verona daalt de heuvel af’ door Dimitri Verhulst
Een boek hoeft niet lang te zijn om goed te zijn. Dat ontdekte ik bij het lezen van ‘Mevrouw Verona daalt de heuvel af’ geschreven door Dimitri Verhulst. Het plot is zeer eenvoudig, maar toch slaagt Verhulst erin een fantastisch boek te schrijven. De haast poëtische zinnen, het perfecte evenwicht tussen ernst en humor en het centrale onderwerp, liefde voor het leven, zorgde ervoor dat ik aangenaam verrast werd door dit klein, maar fijn boekje (110 bladzijden).
De dikte van het boekje en de eenvoud van het plot intrigeerden mij en ik was benieuwd hoe Dimitri Verhulst mij deze keer zou verrassen. Ik was vooral nieuwsgierig hoe Verhulst het thema liefde zou aanpakken. Een thema dat ik toch niet direct met hem relateer. Het boek steeg mijn verwachtingen te boven en bewijst dat Dimitri Verhulst niet enkel kan roepen en schreeuwen.
Het verhaal situeert zich, net als in ‘De helaasheid der dingen’ binnen het dorpsgebeuren. Mevrouw Verona en haar man, meneer Pottenbakker, wonen op de top van een van de drie heuvels die het fictieve dorpje Oucwègne, een Waals gehucht, omringen. Hoewel ze nooit echt volledig integreerden in het platvloerse dorpsgebeuren, vonden ze er toch de rust die ze verlangden. De inmiddels 82-jarige Verona, die haar man overleefde, besluit voor een laatste keer de heuvel af te dalen om zich bij haar veel te vroeg gestorven man te voegen.
Het verhaal is ontroerend en sleept je mee. Mevrouw Verona daalt de heuvel af, terwijl haar herinneringen aan het banale dorpje worden beschreven. Het zijn herinneringen over de gelukkige momenten met haar grote liefde, meneer Pottenbakker, aan wie ze haar hele leven trouw bleef. Zelfs na de dood van haar grote geliefde blijft ze hem trouw, ondanks de vele aanbidders. Blz 93: “’Als ze niet oplet groeit ze straks nog dicht daar vanonder.’ En niemand die eraan dacht dat het misschien datgene was wat Mevrouw Verona gelukkiger had kunnen maken, te mogen dichtgroeien daar vanonder, om er te bewaren wat er ooit was ingegaan.” Ook aan haar lievelingsdier, de hond, blijft ze trouw. Een groot deel van haar leven stond in het teken van honden, die steeds haar gezelschap uitverkozen hadden. Meneer Pottenbakker had net dezelfde gave.
De schrijfstijl van het verhaal was voor mij een heel nieuwe ervaring. De zinnen worden steeds zorgvuldig geformuleerd en kunnen bijna poëzie genoemd worden. Dimitri Verhulst laat ons de gepaste gevoelens ervaren door de creaties van zijn woordenschat. Zijn woorden vullen de eenvoud van de plot aan, wat voor een bijzonder effect zorgt. De zinnen zijn niet altijd even gemakkelijk en de woordenschat bevindt zich op een hoog niveau, maar dat weerhield me er niet van om verder te lezen. Het moet niet altijd even gemakkelijk zijn.
Dimitri Verhulst zorgde ook voor veel symboliek in zijn verhaal. Mevrouw Verona en Meneer Pottenbakker hebben een trouwe, maar ook symbolische relatie. Ze hechten belang aan elkaars principes en waarden, maar ook aan die van zichzelf. Meneer Pottenbakker had bijvoorbeeld nog één verlangen voor hij stierf. Eigenlijk was het meer een opdracht, een laatste daad waardoor Mevrouw Verona altijd aan hem zou blijven denken. Toen hij wist dat hij ging sterven begon hij zoveel mogelijk hout te verzamelen, zodat hij Mevrouw Verona altijd zou kunnen verwarmen, ook al was hij er zelf niet meer. De dag waarop Mevrouw Verona de laatste houtblok van haar man op het haardvuur gooit is ook de dag waarom ze één laatste keer de heuvel afdaalt om zich met hem te verenigen. Het verhaal zit vol met symboliek en dat maakt het ook ingrijpend.
‘Mevrouw Verona daalt de heuvel af’ zal mij bijblijven als een verhaal over liefde, als een verhaal over de liefdevolle band tussen twee mensen en over hoe die zomaar uit elkaar gerukt kan worden, maar toch nog altijd blijft bestaan. Dimitri Verhulst slaagde erin om over een eenvoudig plot een fenomenaal verhaal te schrijven. Ik sluit mijn structuur-analytische verwerking af met een hoofdstukje uit het boek dat ik bijzonder mooi vond. (zie volgende pagina)
Ik zou willen dat je niet wacht als mijn moment daar is.
Je mag me nog even onderstoppen, maar ook niets
meer dan dat.
En als je tijdens dat mij onderstoppen ook nog
heel lief lacht
zal ik jouw geveinsd geluk jou voor die keer toch
wel vergeven.
Ga niet naast bed de wisselvallige intervallen van mijn
al rotte adem tellen. Houd mijn hand niet vast
die als een want zal worden neergelegd en waarin eens
mijn hand gezeten en naar die van jou gegrepen had.
Luister niet hoe het in mijn bast beestachtig bonkt
en reutelt,
hoe de kanker daar snel nog even aan mijn botten
sleutelt
en kijk niet in mijn ogen die gebroken in hun kassen
zich aanpassen aan het aardedonker
van wat geen nacht zal zijn.
Laat mij achter in die kamer. Alleen.
Want wij twee mogen enkel leven zijn.
Wees zo goed deze banaliteit te negeren en ga,
naar beneden, de tuin in.
Hang er je jurken aan de wasdraad en ik zal kijken
Door het raam hoe zij mij salueren in de wind.
Bak bijvoorbeeld ajuinen, en laat ze enorm bruinen
in de boter, zodat ik ze ruiken kan tot boven
en denken: ‘Mijn god, wat kookt zij goed!’
Maar als ik de macht nog in mijn benen heb,
en daar hoop ik op,
zal ik me vastklampen aan de trapleuning
die ik eigenlijk nog eens vernissen moest,
en zeggen: ‘ik ben al naar boven, schat,
tot straks.’
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden