Feitelijke gegevens
- 26e druk, 1989
- 159 pagina's
- Uitgeverij: Ambo|Anthos
Flaptekst
Het zogenaamd moderne en liberale Montanelli Lyceum, waar kinderen 'ontzettend creatief' moeten zijn en leraren het veel te goed bedoelen, staat centraal in deze angstaanjagend herkenbare roman. Wanneer een zwakbegaafde jongen voor de ogen van de verteller verdrinkt, wordt hij van school gestuurd. Zijn hieropvolgende aanklacht tegen een omgeving waarin geld de maatstaf van alle dingen is geworden is tragisch, omdat hij ondanks zijn kritiek toch duidelijk het product blijft van het door hem gehate milieu.
Eerste zin
Het verhaal dat ik wil vertellen gaat over de zwakbegaafde jongen. Hij heette Jan Wildschut, wat precies de goede naam is voor iemand van wie het hoofd niet helemaal in orde is.Samenvatting
In ‘Red ons, Maria Montanelli’, staat het Montanelli-lyceum centraal en de komst van een zwakbegaafde jongen. Het Montanelli-lyceum, opgezet en bedacht door Maria Montanelli in de sloppenwijken van Napels, hanteert een bijzonder onderwijssysteem waarbij kinderen vooral creatief en verantwoordelijk moeten zijn en een ‘persoonlijk leerplan’ krijgen toegewezen. De verteller van dit verhaal die rond de zestien zal zijn, verzet zich tegen dit systeem, tegen de leraren, tegen de buurt waarin hij is opgegroeid en ook tegen de zwakbegaafde jongen. Al vroeg in het boek wordt duidelijk dat de zwakbegaafde jongen sterft. De zestienjarige jongen vertelt vervolgens hoe dit tot stand is gekomen.
Al bij de binnenkomst van de zwakbegaafde jongen, Jan Wildschut, ziet de verteller dat hij niet helemaal ‘normaal’ is. Tijdens Engels wordt hem meteen de hand boven het hoofd gehouden, omdat hij geen commentaar krijgt wanneer hij in ‘onherkenbaar’ Engels aan het voorlezen is. Wat overigens nog erger is dan het “voorleesterreur” dat elke les plaatsvindt, zijn de sandalen die de docent, Vermaas, aanheeft.
Daarnaast wordt duidelijk dat de moeder en vader van de ik-persoon geen goede relatie hebben. Ze slapen al heel lang niet meer bij elkaar, in tegenstelling tot de ouders van Erik, zijn beste vriend. Zijn vader slaapt twee keer in de week bij een weduwe, waarmee hij een buitenechtelijke relatie heeft. Ook is zijn moeder (ernstig) ziek en verzet zich hierdoor niet tegen haar man.
De verteller is altijd verlegen geweest totdat hij daarmee besloot te ‘stoppen’. Nu gebruikt hij een flinke dosis humor waardoor hij een populaire jongen is bij klasgenoten. Echter, wat minder populair is hij bij de leraren die hem erg brutaal vinden. In zijn schoolrapporten krijgt hij altijd veel kritiek op zijn negatieve houding. Zijn ouders en leraren besluiten hem daarom naar een psycholoog te sturen. Hij heeft een goed gesprek met deze psycholoog, maar wanneer hij 10 dagen later teruggaat voor de volgende afspraak blijkt hij te zijn overleden. Daarna gaat hij nooit meer naar een psycholoog.
Jan Wildschut wordt ondertussen nog steeds voor alles beschermd. Niemand ziet dat hij in werkelijkheid slimmer is dan hij zich voordoet. Hij laat kinderen struikelen terwijl docenten niet kijken en wanneer je iets normaals tegen hem zegt, begint hij ineens te krijsen omdat hij toch bij voorbaat niet de schuld krijgt. De verteller heeft soms een beetje medelijden met de jongen, bijvoorbeeld op het moment dat hij voor de eerste keer, door de docent geschiedenis, de klas uit wordt gestuurd. Maar op de meeste momenten wil hij Jan er flinks van langs geven.
Leerlingen kunnen voor de werkweek een keuze maken uit drie activiteiten: het maken van een poppenfilm, een tocht met roeiboten of een fietstocht door de provincie. Zowel de verteller als Erik als Gerard, ook een goede vriend, kiezen voor dat laatste. Jan, de zwakbegaafde jongen, kiest hier ook voor.
Uit het verhaal van de verteller blijkt dat het thuis niet zo goed gaat. Zijn moeder is overleden en zijn vader wil dat hij de weduwe ontmoet. Hij voelt dit echter als verraad jegens zijn moeder. Ze eten steeds vaker in restaurants, omdat zijn vader niet kan koken.
Tijdens de werkweek verraad Jan de 3 jongens en Menno, die stiekem naar de bioscoop zijn gegaan. De jongens willen wraak nemen. De volgende dag fietsen ze vooruit. Wanneer ze bij een stalen brug aankomen, boven een hele brede rivier, besluit Menno op de reling te klimmen. Erik en de verteller volgen. Dan komt Jan in zijn eentje aanfietsen, die ook, op een houterige manier, erop klimt en gaat staan. Op het moment dat de groep komt aanfietsen, inclusief de leraren, doet Jan ineens een rare stap naar achteren en valt het water in. Niemand komt in actie, waardoor hij verdrinkt.
De jongens krijgen de schuld, maar om de reputatie van de school niet te schaden worden ze pas na een half jaar van school gestuurd. De verteller wordt op geen een andere school aangenomen, omdat ze zogenaamd ‘te vol’ zitten.
De zestienjarige jongen krijgt een droom waarin Maria Montanelli langskomt op het Montanelli-lyceum, om te zien hoe erg het ervoor staat. Ook zij ergert zich aan de leraren en het gehele schoolsysteem. Ze stuurt de landmacht op de school af om de hele school, inclusief leraren en leerlingen, van de kaart te vegen.
Na enkele maanden woont zijn vader bij de weduwe. Ongeveer een keer in de week komt hij langs om een paar honderd gulden af te leveren. De verteller denkt nog steeds aan het Montanelli-lyceum en wil daarom graag weg. Hij wil een nieuw leven beginnen zodat hij eindelijk rust heeft.
Dit verslag gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden