Deze woorden moet je kennen als je naar de middelbare gaat
Voor het eerst naar de middelbare school gaan, kan best spannend zijn. Je komt op een plek met allemaal nieuwe mensen, loopt voortaan in een ander gebouw en krijgt te maken met nieuwe docenten. Om enigszins grip te krijgen op die overweldigende situatie, is het handig om van tevoren al een aantal termen te kennen. Want wat houdt het hebben van een P.O. nu eigenlijk in? En wat is een mentor?
Hieronder een lijst met dertien begrippen en afkortingen die je moet kennen voordat je naar de middelbare school gaat.
1. Leerlingenraad – De leerlingenraad bestaat, zoals de naam het al zegt, uit leerlingen van de school, die opkomen voor jouw belangen. Zij staan vaak in direct contact met het schoolbestuur. Als je iets te melden hebt over de school, kan je aankloppen bij de leerlingenraad.
2. Telaatbriefje – Waar je op de basisschool nog wel eens te laat kon komen, gaat dat op de middelbare school toch net even anders. Als je te laat komt, dan kan de docent je een telaatbriefje laten halen. Dit houdt in dat er een officiële aantekening komt van het feit dat jij te laat bent geweest. Als dit meerdere malen gebeurt, kunnen er consequenties volgen, bijvoorbeeld dat je je moet melden bij de conciërges om 08.00 uur. Hoe vaak je te laat kan komen en wat de gevolgen dan zijn, verschilt per school. Ik adviseer je om niet zelf uit te zoeken hoe dat zit bij jouw school, want de gevolgen zijn sowieso niet leuk.
3. S.O./P.O/M.O – Heel simpel: een S.O. is een schriftelijke overhoring. Denk dan aan een doorsnee toets op papier. Een P.O. is een praktische opdracht, bijvoorbeeld een poster of presentatie. Een M.O. is een mondelinge overhoring, waarin je cijfer wordt bepaald aan de hand van een gesprek, waarin vaak open vragen worden gesteld.
4. Rooster – Je rooster is ontzettend belangrijk. Het geeft voor een lange periode aan welke lessen je hebt, in welk lokaal je ze volgt, wie de docent is, en wanneer je de les hebt. Een rooster kan gedurende het jaar veranderen.
5. Mentor – Volgens het woordenboek: 'onderwijskracht die leerlingen begeleidt bij zaken die niet direct met het vakonderwijs te maken hebben, maar meer algemeen met de studie of school'. Of, in mijn woorden: één van je docenten met wie je meestal wekelijks een contactuurtje hebt om te praten over van alles en nog wat.
6. Toetsweek – Een toetsweek is, zoals de naam het al verklapt, een week waarin intensief toetsen worden afgenomen. Deze toetsen hebben vaak veel invloed op het gemiddelde cijfer dat je staat voor een vak, ze tellen zwaar mee. Je volgt dan geen reguliere lessen en kampt waarschijnlijk met een chronisch slaaptekort.
7. S.E./C.E. – Hoewel het in de brugklas nog jaren duurt voordat je hiermee in aanraking komt, is het toch fijn om te weten wat een S.E. en C.E. is. Een S.E. is een schoolexamen. Dat wordt afgenomen in de bovenbouw. Elke school bepaalt zelf hoe ze dit doen, in tegenstelling tot een C.E.. Een C.E., oftewel een centraal examen, is een toets die je in mei in de gymzaal tijdens je examenperiode maakt. Deze toetsen zijn voor iedereen, afhankelijk van niveau, hetzelfde.
8. O.B./M.B./B.B.– Onderbouw, middenbouw, en bovenbouw. Moeilijker, makkelijker, sneller of goedkoper kunnen we het niet maken.
9. Kernvakken – De kernvakken, Nederlands, wiskunde en Engels, zijn vakken die net even een tikkeltje belangrijker zijn dan de andere vakken. Je volgt meestal meer lessen voor deze vakken, en tekorten voor kernvakken tellen zwaarder mee. Ook moet je voor je examen minimaal een 5,5 staan voor deze vakken. Het is dus belangrijk om ze goed bij te houden.
10. Docent – ‘Duh, dit is toch hartstikke logisch?’, vraag je je wellicht af. Klopt, eigenlijk wel, het gaat er meer om dat je in je oren knoopt dat je een docent ten allen tijde, wat je ook doet, geen juf of meester noemt. Ze zullen het je niet in dank afnemen als je dat wel doet. Nee grapje, zo serieus is het ook weer niet, maar toch: watch yourself.
11. Leerwegen – Aan het eind van de tweed klas kiest elke vmbo’er een leerweg. Een leerweg is een opleidingsrichting, en focust (meer) op bepaalde vakken. Het heeft veel overeenkomsten met een profielkeuze. De vier leerwegen zijn: de theoretische leerweg, de gemengde leerweg, de kaderberoepsgerichte leerweg en de basisberoepsgerichte leerweg. Elke leerling kiest aanvankelijk van zijn/haar interesses en doelen de leerweg die het beste bij hem of haar past.
12. Tussenuur – Als je een gat ziet in je rooster of als een docent om de één of andere reden niet present is, heb je een tussenuur. Dit houdt simpelweg in dat je even geen lessen hebt. Of anders gezegd: het ultieme moment om naar de supermarkt te gaan en chips in te slaan.
13. LAKS – Het LAKS staat voor het Landelijk Aktie Komitee Scholieren. Het LAKS bestaat louter uit scholieren, en kan je eigenlijk beschouwen als de grotere broer van jouw leerlingenraad. Deze instantie komt op voor de belangen van scholieren, organiseert verschillende activiteiten en informeert scholieren, maar dan op een wat grotere schaal. Allemaal leuk en aardig, maar 99,99% van de scholieren richt zich vooral tot het LAKS om te klagen over een examen. We blijven toch Nederlanders…
1 seconde geleden