Adolf Daens

Beoordeling 5.3
Foto van een scholier
  • Biografie door een scholier
  • 3e klas aso | 961 woorden
  • 7 april 2012
  • 108 keer beoordeeld
Cijfer 5.3
108 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Adolf Daens (1839-1907)

1. Voornaamste verdiensten

Adolf Daens heeft voornamelijk gewerkt op 3 vlakken :
1)
het lot van de “kleine man” in de schijnwerpers zetten binnen de behoudsgezinde katholieke zuil, in het verlengde van de encykliek “rerum novarum”.
2)
De vlaamsgezindheid van de politieke partijen stimuleren: hij sprak bijvoorbeeld Nederlands in de Kamer van volksvertengenwoordigers (als een van eersten), en schreef een wetsvoorstel ter vernederlandsing van de Gentse universiteit.
3)
Schrijver van het manifest van de Christene Volkspartij.
Kenmerken: anti-conformist, tegendraads, verzet zich tegen autoriteit


2. Biografie

Adolf Daens werd geboren in Aalst op 18 december 1839. Hij volgde zijn humaniora in een jezuïtencollege en in 1859 treedt hij de Jezuïtenorde toe als nieuweling. Zeer snel wordt hij leerkracht in een aantal scholen. Na spanningen verlaat hij deze Jezuïtenorde in 1871 en wordt twee jaar later gewijd tot priester in Gent. Adolf Daens was bijzonder getroffen door het lot van de arbeiders in de fabrieken. Als uitvloeisel hiervan komt hij in de Christene Volkspartij terecht in 1893. Deze was geïnspireerd door de beroemde 'Rerum Novarum'-encykliek (1891 – nieuw standpunt van de paus Leo XIII i.v.m. de ontwikkeling van de arbeidersklasse). Daens ontpopt zich meer en meer tot een Vlaamse radicaal: als één van de eersten spreekt hij Nederlands in de Kamer van volksvertegenwoordigers en hij is één van de mede-auteurs van het wetsvoorstel voor de vernederlandsing van de Rijksuniversiteit van Gent in 1905. In 1906 werd hij niet meer herverkozen als volksvertegenwoordiger, na een lastercampagne van de behoudsgezinde katholieke prominenten, die hem o.a. zijn bereidheid tot samenwerking met de socialisten en de liberalen verweten.
Daens sterft op 14 juni 1907 in zijn geboortestad.


3. Situering van de historische context

Dat de Industriële Revolutie gezorgd had voor een vlucht van het platteland naar de steden, weten we al. Maar wat er daar gebeurde, weten we wat minder. De mensen waren op zoek naar werk, op zoek naar een beter leven. Werk werd wel gevonden, een beter leven niet. De arbeiders in de fabrieken moesten hard werken. Opgesloten in kleine ruimtes, soms 13 uur aan een stuk zonder het daglicht te zien. Ze kregen dan ook geen vakantie. Kinderarbeid. Het was koud, de mensen leden honger.
Het ultraliberalisme was in optocht. Het duurde niet lang voor de arbeiders in opstand kwamen tegen deze wantoestanden. In België was er in 1839 al sprake van oproer: de Gentse katoenspinners lieten van zich horen. Veel meer dan nutteloos was deze opstand eigenlijk niet.

Het is in onstuimige tijden dat Daens het licht ziet. België's onafhankelijkheid is pas net erkend door de internationale gemeenschap (dankzij het 'Tractaat van de 24 artikelen' dat te Londen ondergetekend werd, in 1839). Het unionisme (= de unie van katholieken en liberalen tegen de Nederlandse koning Willem I) zwakt vanaf dat moment af en er ontstaan verschillende bewegingen.
In 1846 kwam er een eind aan het unionisme. De Liberale partij werd opgericht en van 1847 tot 1852 leidde Charles Rogier die. De volgende jaren werden de gematigde liberalen – die een antiklerikaal maar niet noodzakelijk anti-godsdienstig beleid aanprezen – langzaam opzijgeschoven door jongere en radicalere partijgenoten. Zij hadden geloof in de kracht van de opkomende wetenschap.
Als gevolg van de liberale dreiging werd in 1884 een Katholieke partij opgesteld op nationaal vlak, onder de benaming 'Fédération des Cercles catholiques et des Associations conservatrices'. Deze streefde naar een bundeling van katholieke krachten tegen het anti-godsdienstige liberalisme, maar organisatie ontbrak.
In april 1877 werd de eerste Vlaamse socialistische partij gesticht in Mechelen ; hij kreeg de naam 'Vlaamsche Socialistische Arbeiderspartij'. Deze zette zich in voor verbetering van de werkomstandigheden voor de arbeiders.

De eerste vergadering van de Christene Volkspartij vindt plaats in Okegem (nabij Ninove, waarvan alle stichters afkomstig waren, behalve Pieter Daens) op 15 april 1893. De Roelanders (dat zijn de christen-democraten uit Ninove) vroegen dat de broer van Pieter – Adolf – Daens het programma van de partij neerschreef. Hun programma vertoonde duidelijke overeenkomsten met dat van de socialistische partij, vooral het sociaal aspect en de strijd voor algemeen stemrecht en evenredige vertegenwoordiging. Maar er waren fundamentele verschillen: de daensisten waren duidelijk christenen en Vlaamsgezind. De Christen-democraten zetten zich in voor sociale wantoestanden, en hiervan wou de radicale Katholieke Partij, die op dat moment de macht had, niets van weten. Daarom werd de alliantie van de 'Christene Volkspartij' met de 'Katholieke Partij' afgestaan.

In 1893 werd het algemeen stemrecht ingevoerd. Of beter: het algemeen mannelijk stemrecht, want vrouwen hadden nog geen stemrecht. Vanaf dan was elke man ouder dan 25 verplicht te stemmen. Maar of deze invoering echt 100% democratisch was, is minder zeker ; zo waren sommige mannen bevoorrecht (hun stem telde voor méér dan die van de anderen): gezinshoofden, cijnsbetalers (> census- of betalingskiesrecht, burger die meer betaalt voor zijn belastingen), universitairen (beschikten over een diploma van hoger onderwijs).

Het sociale gevoel dat naar voor wordt gezet door de Christen-democraten vond veel weerklank bij de Aalstenaars . Terwijl de vlasindustrie rond het jaar 1850 werd stopgezet, was Aalst nog steeds een belangrijke bron van inkomen voor ons land. Voornamelijk door zijn textielindustrie, die een hoogtepunt kende van 1890 tot 1914. Daarnaast telde de regio fabrieken waar garens, linnen, katoen en schoenen werden verwerkt.
Hoewel de industrie duidelijk in de lift zat, coëxisteerde de landbouw in de regio rond Aalst. Ze werd namelijk bekend door het verwerken van hop. Maar deze werkzaamheid boekte stilaan minder succes en in 1870 werd de hopmarkt vrij verklaard.
De komst van de trein naar Aalst was dan ook een opkikker voor de economie. Gent-Brussel, Aat-Dendermonde, Aalst-Burst, Aalst-Londerzeel... al deze lijnen gingen vanaf 1856 langs het station van Aalst.
Een ander belangrijk vervoersmiddel was de boot. Het ondernemen van de werken voor de kanalisatie van de Dender in het midden van de 19de eeuw deed mee aan het uitgroeien van de Aalstse economie.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.