Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Economie

Beoordeling 4.8
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • Klas onbekend | 572 woorden
  • 1 juli 2001
  • 184 keer beoordeeld
Cijfer 4.8
184 keer beoordeeld

Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS): verzamelt gegevens over productie en inkomen Directe ruil: goederen worden geruild tegen goederen Indirecte ruil: er worden ruilmiddelen gebruikt om te ruilen Ruilmiddelen: goederen die iedereen wil hebben Arbeidsverdeling: mensen verdelen de arbeid (de één dit beroep, de ander dat). Niet langer boeren met vee én groente én graan. Specialisatie: mensen leggen zich toe op datgene waar ze goed (het best) in zijn
Kapitaalgoederen: gebouwen, kassen, pootgoed, bankrekening Geldkapitaal: geld. Ook wel: kapitaal. Investeren: de aanschaf van kapitaalgoederen Vermogen: geld Eigen vermogen: geld dat door de eigenaar in het bedrijf is gestoken en waar het bedrijf permanent over kan beschikken. Ook wel: permanent vermogen. Vreemd vermogen: geleend geld Productiefactoren: iets wat je nodig hebt om te produceren, in de vorm van: arbeid, kapitaal(goederen) en natuur Arbeid: arbeid verricht door mensen die in het bedrijf werken Kapitaal: - in de betekenis van (geld)kapitaal - in de betekenis van kapitaalgoederen
Natuur: bijvoorbeeld grond Ondernemersactiviteit: de leiding van een bedrijf en wat daarbij komt kijken Productiewaarde: de waarde die owrdt toegevoegd aan de grond- en hulpstoffen. Ook wel toegevoegde waarde. Productie- of toegevoegde waarde = omzet - grond en hulpstoffen. Afzet: aantal verkochte producten Omzet: totale opbrengst uit je verkopen. De omzet verkrijg je door afzet x gemiddelde verkoopprijs. Factordiensten: diensten geleverd voor het bedrijf, bijv. arbeid (niet door de ondernemer zelf), rente bank, pacht buurman) Factorinkomens: inkomens die ontstaan door beloningen voor geleverde factordiensten Administratie: ook wel
boekhouding, hierin worden door een bedrijf de financiële gegevens bijgehouden Balans: momentopname van de bezittingen van een bedrijf en van de manier waarop de bezittingen zijn betaald. Het bedrag moet links en rechts hetzelfde zijn. Activa: de bezittingen van een bedrijf, staat links op de balans. Bij de activa staan: 1. Vaste kapitaalgoederen (de grond, gebouwen en machines). Kenmerk: ze worden langer dan een jaar gebruikt. 2. Vlottende kapitaalgoederen (bijv. pootgoed, debiteuren). Kenmerk: het geld dat in de vlottende kapitaalgoederen is gestoken komt binnen een jaar weer vrij. 3. Liquide middelen (geld in de kas of op een lopende rekening bij een bank (rekening courant)). Kenmerk: het zijn betaalmiddelen die meteen kunnen worden uitgegeven. Passiva: de manier waarop men aan de bezittingen (activa) is gekomen. Bij de passiva staan: 1. Eigen vermogen 2. Lang vreemd vermogen (schulden die pas na jaren weer moeten worden afgelost) 3. Kort vreemd vermogen (schulden die binnen een jaar weer moeten worden afgelost), bijvoorbeeld leveranciers die nog betaald moeten worden. Resultatenrekening: hierop staan alle opbrengsten en kosten over een bepaald tijdvak, je kunt eraan zien of een bedrijf winst of verlies heeft gemaakt Opbrengsten: de omzet (+ eventueel negatief saldo), staat rechts op de resultatenrekening
Kosten: alle uitgaven (+ eventueel positief saldo), staat links op de resultatenrekening Winst: als men na omzet - kosten een positief getal krijgt Verlies: als men na omzet - kosten een negatief getal krijgt Bedrijfskolom: al de bedrijven waarin de opeenvolgende productiestadia worden doorlopen, van oerproducent tot degene die het kant en klare eindproduct verkoopt Bedrijfstak: een sector bedrijven Binnenlands inkomen: de productiewaarde van de bedrijven en de productie van de overheid samen. Ook wel: binnenlands product Nationaal inkomen: het binnenlands inkomen plus de inkomens die zijn verdiend in het buitenland min de inkomens die zijn betaald aan het buitenland. Ook wel: nationaal product Officieel circuit: productie van ondernemingen en de overheid, waarvan de belastingsdienst op de hoogte is
Officieuze circuit: productie van ondernemingen en de overheid, waarvan de belastingsdienst niet op de hoogte is (zwarte circuit)

REACTIES

J.

J.

Heej Martine,

Ik heb heel veel aan je samenvatting gehad, alleen komt er nog een van hoodstuk 2 en 3? Hint hint...

Groetjes Jenske

22 jaar geleden

V.

V.

lieve martine
ik vind je verslag erg mooi en ik kon hem erg goed gebruiken. als je nog meer verslagen maakt of hebt gemaakt wil je die dan naar mij toe sturen

Vincent

21 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.