NLT H3 De bodem leeft antwoorden

Beoordeling 7.1
Foto van een scholier
  • Antwoorden door een scholier
  • 4e klas vwo | 1195 woorden
  • 6 januari 2012
  • 138 keer beoordeeld
Cijfer 7.1
138 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Antwoorden hoofdstuk 3

Opdracht 1
a. Moedermateriaal: geologisch materiaal waaruit de bodem is gevormd (van http://www.bodemdata.nl). Het oorspronkelijke materiaal voordat bodemvorming plaats vond.
b. Bovengrond van mineraal of moerig materiaal, aan het oppervlak ontstaan, relatief donker gekleurd; de organische stof is geheel of gedeeltelijk biologisch omgezet (van http://www.bodemdata.nl). De bovenste laag moet de conclusie zijn. Donker gekleurd door organisch koolstof.
c. Uitspoelingshorizont(
http://www.bodemdata.nl). Bleek van kleur door uitspoeling.

Vraag 2
a. Meer koolstofdioxide in de atmosfeer betekent een toename van het (versterkte) broeikaseffect.
b. Het snel weglopen van water in de bodem naar het grondwater zou een vermindering van de kans op een overstroming betekenen.

Vraag 3
a. Potwormen, nematoden, mijten, springstaarten (zie figuur 3 bodemvoedselweb).
b. Zure grond: meer schimmels als bacteriën en dus zijn in een zure grond ook niet veel bacteriëneters aanwezig.
c. Altijd voldoende stikstofaanvoer in een bruikbare vorm voor de plant.
d. Afbraak plantaardig materiaal.

Opdracht 4.1
a. Eind van de winter: meeste wormen zijn als eitjes aanwezig en wachten op het voorjaar.
b. Mollen eten wormen.
c. De massa van het leven onder de grond is ongeveer hetzelfde als de massa van de grazende koeien boven de grond.
d. Geen pigment dus geen bescherming tegen zonlicht: onder de grond dus nooit aan het oppervlak.

e. Pigment op zijn kop: komt met zijn kop als eerste naar buiten.
f. Leven in heel diepe gangen, ze kunnen heel groot worden, ze gaan op zoek naar bladeren die ze in hun gangen trekken. Ze brengen organisch materiaal de grond in. Ze maken de organische stof kleiner. Hun poepjes, of aggregaten hebben een gunstig effect op de structuur van de grond. De gangen hebben een gunstig effect op waterdoorlaatbaarheid en beluchting.
g. 500 tot 1000 wormen.
h. Zuid-Duitsland in het zwarte woud.

Opdracht 4.2
a. Teken dat er een vruchtbare bodem is. Er is voldoende organische stof voor de regenworm om te leven.
b. 30 cm x 30 cm heeft een oppervlak van 0,09 m3. 25 regenwormen per 0,09 m3 betekent dat er in een m3 25/0,09 = 278 regenwormen zitten.
c. De laag die een kruimelstructuur heeft, de laag die door de wortels wordt gebruikt.

Opdracht 4.3
a. fauna: dierlijk, flora: plantaardig
b. Voornamelijk rond plantenwortels.
c. Aggregaten zijn verbonden bodemdeeltjes. Een bodem die alleen bestaat uit los materiaal zal sneller samenklinken dan een bodem die structuur heeft: in kruimels is verdeeld.

Opdracht 5.1
De natuurlijke omgeving bestaat uit veel verschillende ecosystemen. De natuurlijke omgeving voorziet de mens van eten en andere levensbehoeften. Veel verschillende ecosystemen maken dat alle natuurlijke processen goed verlopen. Wanneer deze ecosystemen ophouden met bestaan door vermindering van biodiversiteit dan zullen de natuurlijke voorraden kleiner en kleiner worden. Ook het opbouwen van nieuwe natuurlijke voorraden kan in gevaar komen

Opdracht 5.2

a. Ruim 10.000 plantensoorten.
b. Ongeveer 25.000 diersoorten (waarvan bijna 18.000 insectensoorten).
c. Op de rode lijsten staan soorten die worden bedreigd in hun voortbestaan. Of: met uitsterven worden bedreigd.
d. Ruim 20% van de vlindersoorten (dagvlinders).

Opdracht 5.3
Bacteriën zijn schoonmakers, opruimers. Vermindering van biodiversiteit betekent een vermindering van opruimers.

Vraag 6
a. Deze structuurverbetering op korte termijn betekent een structuur achteruitgang op de lange termijn omdat door grondbewerking de hoeveelheid organische stof afneemt. Organische stof is gunstig voor bodemstructuur.
b. Meer leven betekent: betere vermenging door woelen en graven. Meer regenwormen: betere waterdoorlaatbaarheid en beluchting. Vorming aggregaten door bodemdieren en schimmels. Deze hebben ook een gunstig effect op de structuur.

Opdracht 7.1

a. Vastleggen van koolstofdioxide in plantaardig materiaal, bij afsterven plant: koolstof in de bodem.
b. Op dezelfde wijze als in vraag a alleen veel langer geleden.
c. Het aardoppervlak wordt opgewarmd door zonlicht en aardwarmte, maar het broeikaseffect zorgt dat deze warmte beter wordt vastgehouden. Zonder broeikaseffect zou de temperatuur op Aarde volgens bepaalde theoretische modellen gemiddeld -18°C zijn, nu is dat 15°C.
d. Nederland heeft een jaarlijkse uitstoot van 206 Mton koolstofdioxide equivalenten. Er worden koolstofdioxide equivalenten gebruikt omdat de bijdrage van de andere broeikasgassen hier ook in zijn verwerkt. Deze zijn omgerekend naar de hoeveelheid koolstofdioxide die hetzelfde effect zouden hebben. Volgens het Kyotoprotocol moet Nederland deze verminderen met 6%. Dit betekent een vermindering met 12 Mton koolstofdioxide equivalenten per jaar.
e. De landbouw is verantwoordelijk voor een jaarlijkse uitstoot van 7Mton koolstofdioxide. Deze uitstoot is voornamelijk afkomstig van het verwarmen van broeikassen.
f. Distikstofoxide, water, methaan, cfk’s.
g.1. minder (diepe) grondbewerking
2. toevoegen van compost
3. toepassen van wisselteelt
4. afwisselen grasland/akkerbouwland
5. inwerken van oogstresten
6. gebruik van slib en dierlijke mest
7. minder intensieve landbouw.
h. Ontwatering, drainage, drooglegging. Organische stof in de veengrond komt als het water weg is in contact met zuurstof en wordt afgebroken.
i. Wanneer veengronden worden ontwaterd (wat bij de meeste gebeurd) komt de aanwezige organische stof in contact met zuurstof. De organische stof verteert daardoor en verdwijnt als koolstofdioxide in de atmosfeer.
De geschatte koolstofdioxide emissie bedraagt voor Nederland circa 4.6 Mton koolstofdioxide per jaar.


Opdracht 7.2
a. Nederland telde in het jaar 2000 een oppervlakte aan landbouwgrond van 23260 hectare, dit is 2,3260.108 m2. (http://www.agriholland.nl/dossiers/landbouwgrond/home.html#grondgebruik)
b. Volume aan landbouwgrond is tot een diepte van 30 cm: 2,3260.108 x 0,3 m3 = 6,928.107 m3.
c. 1100 kg/m3 x 6,928.107 m3 = 7,6758.1010 kg grond.
d. Hier 1% van is 7,6758.108 kg organische stof
e. 3,8379.108 kg koolstof
f. Dit is een vermindering van koolstofdioxide in de atmosfeer van 1,4072.109 kg.
g. Dit is omgerekend 1,4 Mton koolstofdioxide.

Opdracht 7.3
De afgesproken vermindering uit het Kyoto akkoord is 12 Mton.
1,4/12 x100% is 12%

Opdracht 8
a. Besluit kwaliteit en gebruik overige organische meststoffen.
b. De nieuwe mestnormen voor de boomkwekerij zijn volgens hem heel sterk gestoeld op die in de akkerbouw. Ja, in theorie kan ik net uit de voeten met de nieuwe normen. Maar er hoeft in de praktijk maar wát tegen te zitten, en het wordt al moeilijker.
c. Schone compost gebruiken en hij heeft veel verschillende soorten bomen; niet alleen maar de soorten die een periode erg veel voeding nodig hebben.

d. Ja, maar niet als het met stalmest wordt gemengd.

Opdracht 9
a. Een voorbeeld: (van 23 maart 2008)
Projectmedewerker Bodembeheer
Algemene omschrijving
Het bodembeleid is al jaren volop in beweging. Bodemonderzoek en bodembeheer zijn steeds vaker een integraal onderdeel van locatie- en gebiedsontwikkeling. En daar spelen wij op in. Onze klanten zijn (semi)overheden, commerciële bedrijven en particulieren. We voeren projecten uit van het eerste onderzoek tot en met het begeleiden van de uiteindelijke bodemsanering. Daarnaast maken we bodemkwaliteitskaarten, bodembeheerplannen, bodembeleidsnota´s en voeren we studies uit op het raakvlak met ruimtelijke ordening.
Soort dienstverband
Vast, 40 uur/ week
Taken in hoofdlijnen
Klein- en grootschalige projecten aansturen binnen de planning, gestelde kwaliteitsnormen en budget
in de breedste zin van het woord onderzoeken organiseren, zoals het begeleiden van veldwerkzaamheden, het onderhouden van contacten met de laboratoria en opdrachtgevers en het verwerken van gegevens in rapportages samen met collega´s richting geven aan de ontwikkeling van het werkveld bodem.
De functie-eisen zijn

Minimaal een HBO opleiding bijvoorbeeld Milieukunde
affiniteit met het vakgebied bodem
minimaal 3 jaar werkervaring in een vergelijkbare functie.
Jij kunt:
Adequaat zaken oppakken en waarnodig mensen aansturen
kansen creëren en deze benutten
zowel zelfstandig als in teamverband werken
heldere en gestructureerde rapportages opstellen.
Jij bent:
Commercieel en ondernemend ingesteld
gedreven in jouw vak en initiatiefrijk
klantgericht en kwaliteitsbewust
creatief en praktisch ingesteld.
Geboden wordt
Een uitdagende en afwisselende functie
een informele en resultaatgerichte omgeving
ruimte voor initiatieven en doorgroeimogelijkheden
een marktconform arbeidsvoorwaardenpakket.
b. In de voorgaande vacature wordt milieukunde gevraagd. Bijna elke hbo heeft een opleiding Milieukunde.

REACTIES

M.

M.

Heel erg bedankt!! Dit had ik net nodig!! :D

9 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.