Woorden blok 7 lesje 12 & 13

Opdr:12
1 a dokter: arts
b doctor: een persoon die een proefschrift heeft geschreven
2 a egocentrische: zichzelf tot middelpunt maken van al zijn gedachten
b egoïstisch: uitsluitend aan zich zelf deken
3 a katheder: spreekgestoelte
b catheter: buisje voor aftappen lichaamsvocht
4 a confessioneel waarvan de leden een bepaalde godsdienst aanhangen
b conventioneel door de gewoonte
5 a antiquair: handelaar in antiek
b antiquaar: handelaar in oude boeken

6 a astrologie leer uit de stand van de sterren de toekomst voorspellen
b astronomie sterrenkunde
7 a doseren in gedeelten
b doceren les geven
8 a amper nauwelijks
b ampel breedvoerig
9 a debiteren vertellen
b debuteren voor de eerste keer
10 a kwaliteit de goede eigenschappen
b kwantiteit hoeveelheid
11 a unaniem eenstemmig
b anoniem ongenoemd
12 a mond-op-mond eerste hulp waarbij een bewusteloze via de mond lucht word binnen geblazen
b mond op mond mondeling overbrengen van reclame
13 a flora plantenwereld
b fauna dierenwereld
14 a moreel schoonheid
b moraal met goede en kwade kanten
15 a evolueren zich geleidelijk ontwikkelen
b evalueren nog eens bekijken

16 a functioneren zijn werk verrichten
b fungeren optreden
17 a materiaal bouwstof
b materieel nieuwe voertuigen
18 a fascistoïde min of meer fascistisch
b fascistisch nationalistische, autoritaire en onverdraagzaamheid
19 a psycholoog kenner van het menselijke ziel
b psychiater arts voor geesteszieken
20 a moraal lering
b moreel gevoel van zelfvertrouwen

Opdr. 13
1 Objectief: zonder eigen voorkeur of gevoel mee te laten spleen
Subjectief: eigen mening
2 Allochtoon: mensen uit een ander land afkomstig
Autochtoon: hier afkomstig
3 Micro: met het blote oog onzichtbaar
Macro: met het blote oog zichtbaar
4 Bruto: zonder aftrek van de belasting
Netto: met aftrek belasting
5 Collectieve: gezamenlijk

Individueel: persoonlijk
6 Abstract: vaag
Concreet: duidelijk omschreven
7 Commercieel: die winst wil maken
Ideëel: om een betere wereld te verkrijgen
8 Progressief: vooruitstrevend:
Conservatief: behoudend
9 Defensief: verdedigend
Offensief: aanval
10 Superieur: voortreffelijk
Inferieur: minderwaardig
11 Homogeen: gelijksoortig
Heterogeen: ongelijksoortig
12 Extravert: naar buiten gekeerd
Introvert: naar binnen gekeerd
13 Expert: deskundig
Leek: niet-deskundig
14 Intern: inwonend
Extern: uitwonend
15 Fysiek: lichamelijk
Psychisch: geestelijk
16 Passief: afwachtend
Actief: werkzaam
17 Gedetailleerd: tot in onderdelen gaand

Globaal: in grote lijnen
18 Inclusief: met
Exclusief: zonder
19 Rationeel: wat het verstand betreft
Emotioneel: wat het gevoel betreft
20 Labiel: wankel
Stabiel: stevig