werkwoorden
inviter
uitnodigen
appeler
bellen
prêter
lenen aan
bouger
bewegen
porter
dragen
décorer
versieren
se déguiser
zich verkleden
je ne sais pas
ik weet het niet
je comprends
ik begrijp het
finir
eindigen
tu connais
je kent
il a raison
hij heeft gelijk
mourir
sterven
devenir
worden
réussir
slagen
grandir
groeien
rougir
blozen
réfléchir
nadenken
choisir
kiezen
remplir
invullen
répéter
herhalen
rencontrer
ontmoeten
reconnaître
herkennen
Mannelijke woorden
le roi
de koning
les vêtements
de kleding
le secret
het geheim
le patron
de baas
l’appareil dentaire
de beugel
l’amour
de liefde
le fantôme
het spook
le rêve
de droom
le souvenir
de herinnering
le sourire
de glimlach
le physique
het uiterlijk
le caractère
het karakter
le/la même
dezelfde, hetzelfde
Vrouwelijke woorden
la chance
het geluk
la taille
de maat
les lunettes (de soleil)
de (zonne)bril
les oreilles
de oren
la fin
het einde
l’enfance
de kindertijd
la soirée
de avond
l’invitation
de uitnodiging
Bijvoeglijke naamwoorden
rigolo
grappig
cruel(le)
kwaadaardig
gros(se)
dik
ridicule
belachelijk
dégoûtante
vies, onsmakelijk
triste
verdrietig
prochain(e)
volgend(e)
célèbre
beroemd
difficile
moeilijk
timide
verlegen
(mal)honnête
(on)eerlijk
sévère
streng
paresseux(-se)
lui
dangereux(-se)
gevaarlijk
amoureux(-se)
verliefd
maigre
mager
roux, rousse
rood(harig)
frisé(e)
gekruld
marron
bruin
méchant(e)
gemeen
mauvais(e)
slecht
nouveau, nouvelle
nieuw
vieux, vieille
oud
cher(-ère)
duur
bon(ne)
lekker
mignon(ne)
knap
musclé(e)
gespierd
beau, belle
mooi
mi- long(ue)
halflang
Overige woorden
chaque
ieder, elk
pendant
tijdens
tard
laat
puis
vervolgens
car
want
pourtant
toch
tout le temps
de hele tijd
ensemble
samen
tant pis
pech, jammer dan
par hasard
per toeval
Nederlands/Frans
bellen
appeler
lenen aan
prêter
bewegen
bouger
dragen
porter
uitnodigen
inviter
ontmoeten
rencontrer
herhalen
répéter
de lengte, de maat
la taille
de kleding
les vêtements
de (zonne)bril
les lunettes (de soleil)
de oren
les oreilles
de glimlach
le sourire
het uiterlijk
la physique
de beugel
l’appareil dentaire
rood(harig)
roux, rousse
bruin
marron
gekruld
frisé(e)
mager
maigre
dik
gros(se)
knap
mignon(ne)
slecht
mauvais(e)
het einde
la fin
de droom
le rêve
de herinnering
le souvenir
de uitnodiging
l’invitation
het geluk
la chance
beroemd
célèbre
belachelijk
ridicule
verlegen
timide
(on)eerlijk
(mal)honnête
streng
sévère
gemeen
méchant(e)
lui
paresseux(-euse)
verliefd
amoureux(-euse)
(in)vullen
remplir
eindigen
finir
groeien
grandir
blozen
rougir
nadenken
réfléchir
kiezen
choisir
slagen
réussir
worden
devenir
tijdens
pendant
vervolgens
puis
elk(e), ieder(e)
chaque
wat
car
volgend(e)
prochain(e)
ik weet het niet
je ne sais pas
ik begrijp het
je comprends
Grammatica
Vergelijking
moins/aussi/plus
bijvoeglijk naamwoord
que/qu’
Het bvnw past zich aan aan het woord waar het bij hoort.
Qu’ komt voor woorden die beginnen met een klinker of een stomme H.
Onregelmatige werkwoorden
regelmatig
être
aller
avoir
faire
pouvoir
prendre
venir
je
-e
suis
vais
‘ai
fais
peux
prends
viens
tu
-es
es
vas
as
fais
peux
prends
viens
il/elle/on
-e
est
va
a
fait
peut
prend
vient
nous
-ons
sommes
allons
avons
faisons
pouvons
prenons
venons
vous
-ez
êtes
allez
avez
faites
pouvez
prenez
venez
ils/elles
-ent
sont
vont
ont
font
peuvent
prennent
viennent
vtdw
-é
été
allé(e)
eu
fait
pu
pris
venu(e)
regelmatig
-ir
je
-e
-is
tu
-es
-is
il/elle/on
-e
-it
nous
-ons
-issons
vous
-ez
-issez
ils/elles
De aantekening gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden