Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord, B.V. un grand magasin = een grote winkel. Er zijn mannelijke en vrouwelijke bijvoeglijke naamwoorden, die je ook in het meervoud kunt zetten door een -s toe te voegen aan het enkelvoud.
mannelijk e.v.: vrouwelijk e.v.:
grand (groot) grande
petit (klein) petite
français (Frans) française
gris (grijs) grise
jaune (geel) jaune (blijft één e)
rouge (rood) rouge (blijft een e)
Cher (duur) chère
Jeune (jong) Jeune (blijft een e)
Bon marché (goedkoop) Bon marché (verandert nooit, blijft een e)
j'ai une robe noire ik heb een zwarte jurk.
nous avons un ordinateur cher. Wij hebben een dure computer.
ta grand-mère est grande. jouw oma is groot.
il y a un éléphant gris. Er is een grijze olifant.
60 soixante x klinkt als ss
61 soixante et un
62 soixante-deux
63 soixante-trois
64 soixante-quatre
65 soixante-cinq
66 soixante-six
67 soixante-sept
68 soixante-huit
69 soixante-neuf
70 soixante-dix (60 + 10)
H5: bonusvraag
geef drie onveranderlijke woorden:
- orange
- marron
- bon marché
H5
na de volgende 4 ww's (die een bepaald gevoel uitdrukken), krijg je het bepaalde lidwoord (le, la, l', les), ook na de ontkenning!
aimer: houden van;
adorer: dol/gek zijn op;
détester: een hekel hebben aan;
préférer: de voorkeur geven aan, verkiezen, liever hebben.
H5: getallen
70 soixante-dix
71 soixante et un
72 soixante-douze
73 soixante-treize
74 soixante-quatorze
75 soixante-quinze
76 soixante-seize
77 soixante-dix-sept
78 soixante-dix-huit
79 soixante-dix-neuf
80 quatre-vingts (4 x 20)
DE TOEKOMENDE TIJD / LE FUTUR PROCHE
Deze tijd gebruik je als je wilt zeggen wat er nog gaat gebeuren op korte termijn, bv. morgen, of komend weekend. Je gebruikt dan een vorm van het ww. aller + een heel werkwoord (= infinitief)
Aller kun je vertalen met gaan of zullen .
ik ga (of : zal) nemen = je vais prendre
jij gaat nemen = tu vas prendre
hij gaat nemen = il va prendre
zij gaat nemen = elle va prendre
men gaat nemen = on va prendre
wij gaan nemen = nous allons prendre
jullie gaan nemen = vous allez prendre
zij gaan nemen = ils vont prendre
zij gaan nemen = elles vont prendre
Maak nu zelf de futur proche van
ik ga eten = je vais manger (of : ik zal eten)
jij gaat eten = tu vas manger
hij, zij, men gaat eten = il, elle, on va manger
wij gaan eten = nous allons manger
jullie gaan eten = vous allez manger (of: u gaat eten)
zij gaan eten = ils, elles vont manger
VERTALEN
Op school, is er een uitwisseling met een Nederlandse school.
Mathilde en Celine zijn (staan) op het schoolplein.
Zij wachten op de Nederlandse penvrienden.
M: Het is zover, de bus komt aan.
C: Nou, waar is ze, mijn penvriendin?
M: Hoe ziet ze eruit?
C: Ze heeft blond haar en blauwe ogen.
M: Hmm, dit wordt lachen!
Kijk die Nederlanders eens: ze hebben allemaal blond haar en blauwe ogen!
C: Oh, niet kijken. Er staat een jongen, met blond haar met een spijkerjack en een spijkerbroek. Ik weet niet hoe zijn ogen zijn. Oh, hij kijkt naar me.
M: Wie?
C: Nee! Draai je om! Wow, hij is schattig!
M: Niet gek die Nederlanders! We gaan ons niet vervelen deze week!
De ontkenning (la négation)
niet = ne (pv pas / n' (pv) pas
!!!!!!!!!!!! ZOEK EERST DE PV OP! !!!!!!!!!!!!!
Ik bezoek het kasteel niet. = Je ne visite pas le château.
Zij springt niet. = Elle ne saute pas.
Paul vergeet jouw boek niet. = Paul n'oublie pas ton livre.
Zijn leraar is niet aardig. = Son prof n'est pas sympa.
!!!!!!!!!!!!!! Let op! c'est wordt ce n'est pas! !!!!!!!!!!!!!!!!!
CE: DAT/HET.
N' krijg je v.e. een pv die met een klinker/stomme h begint, b.v. ww als aimer, habiter, entrer, écouter, arriver.
!!!!!!!!!!!!!!!!! il y a wordt: il n'y a pas (er is niet, er zijn niet) !!!!!!!!!!!!!!!
geen = ne... pas de/d'
FAIRE
faire = doen, maken
ik doe = je fais
jij doet = tu fais
hij, zij, men doet = il, elle, on fait
wij doen = nous faisons (ai = uh-klank)
u doet, jullie doen = vous faites
zij doen = ils font, elles font
Faire gecombineerd met
mannelijke sporten: du (de + le = du)
faire du sport = sporten
faire du ski = skiën
faire du patinage = schaatsen
faire du cheval = paardrijden (cheval = paard)
faire du tennis = tennissen
faire du basket = basketballen
faire du foot(ball) = voetballen
faire du baseball = honkballen
vrouwelijke sporten: de la
faire de la danse = dansen
faire de la gym = gymmen, turnen
faire de la natation = zwemmen (synoniem: nager, als er geen faire... is)
Sporten met een klinker/stomme h: de l'
faire de l'alpinisme = bergbeklimmen
faire de l'aérobic = aan aerobics doen
faire de l'équitation = paardrijden (synoniem faire du cheval)
au piguet = in de hoek
le chouchou de la maîtresse = het lievelingetje van de juf
le carnet = het rapport
Na: aimer (houden van), adorer (dol zijn op), détester (een hekel hebben aan), préférer (de voorkeur geven aan, verkiezen, liever hebben)
krijg je het bepaald lidwoord: le, la, l' of les (die bij het zn hoort).
J'aime le foot. > Ik houd van voetbal(len).
Je n'aime pas le foot. (na de ontkenning krijg je ook gewoon le, la, l', les)
Nous détestons le patinage. > Wij hebben een hekel aan schaatsen.
UITSPRAAK: PRÉFÉRER
È: ALS JE DE UITGANG NIET HOORT.
É: ALS JE DE UITGANG WEL HOORT.
Je préfère
tu préfères
il/elle/on préfère
nous préfèrons
vous préfèrez
ils/elles préfèrent
Je hebt dus alleen het streepje omhoog bij nous/vous/bvn.
De aantekening gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
M.
M.
moi
9 jaar geleden
Antwoorden