Basis grammatica

Beoordeling 6.6
Foto van een scholier
  • Aantekening door een scholier
  • 1e klas vwo | 2381 woorden
  • 15 november 2014
  • 27 keer beoordeeld
Cijfer 6.6
27 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord, B.V. un grand magasin = een grote winkel. Er zijn mannelijke en vrouwelijke bijvoeglijke naamwoorden, die je ook in het meervoud kunt zetten door een -s toe te voegen aan het enkelvoud.

mannelijk e.v.:                        vrouwelijk e.v.:
grand (groot)                            grande
petit (klein)                        petite
français (Frans)                française            
gris (grijs)                        grise
jaune (geel)                        jaune (blijft één e)
rouge (rood)                    rouge (blijft een e)
Cher (duur)                        chère
Jeune (jong)                              Jeune (blijft een e)
Bon marché (goedkoop)        Bon marché (verandert nooit, blijft een e)
j'ai une robe noire                ik heb een zwarte jurk.
nous avons un ordinateur cher.    Wij hebben een dure computer.
ta grand-mère est grande.   jouw oma is groot.
il y a un éléphant gris.             Er is een grijze olifant.

60 soixante                          x klinkt als ss
 61   soixante et un    
62     soixante-deux
63  soixante-trois
64 soixante-quatre
65 soixante-cinq
66 soixante-six
67 soixante-sept
68 soixante-huit
69 soixante-neuf
70 soixante-dix                   (60 + 10)

H5: bonusvraag
geef drie onveranderlijke woorden:
- orange
- marron
- bon marché

H5
na de volgende 4 ww's (die een bepaald gevoel uitdrukken), krijg je het bepaalde lidwoord (le, la, l', les), ook na de ontkenning!

aimer: houden van;
adorer: dol/gek zijn op;
détester: een hekel hebben aan;
préférer: de voorkeur geven aan, verkiezen, liever hebben.

H5: getallen
70                            soixante-dix
71                            soixante et un
72                    soixante-douze
73                            soixante-treize
74                            soixante-quatorze
75                            soixante-quinze
76                    soixante-seize
77                    soixante-dix-sept
78                            soixante-dix-huit
79                    soixante-dix-neuf
80                    quatre-vingts (4 x 20)

DE TOEKOMENDE TIJD  / LE FUTUR PROCHE
Deze tijd gebruik je als je wilt zeggen wat er nog gaat gebeuren op korte termijn, bv. morgen, of komend weekend. Je gebruikt dan een vorm van het ww.  aller + een heel werkwoord (= infinitief)
Aller kun je vertalen met gaan of zullen .
 
ik ga (of : zal) nemen  =  je vais prendre
jij gaat nemen = tu vas prendre
hij gaat nemen = il va prendre
zij gaat nemen = elle va prendre
men gaat nemen = on va prendre
wij gaan nemen = nous allons prendre
jullie gaan nemen = vous allez prendre
zij gaan nemen = ils vont prendre
zij gaan nemen = elles vont prendre
 
Maak nu zelf de futur proche van
ik ga eten = je vais manger   (of : ik zal eten)
jij gaat eten = tu vas manger
hij, zij, men gaat eten = il, elle, on va manger
wij gaan eten = nous allons manger
jullie gaan eten = vous allez manger  (of: u gaat eten)
zij gaan eten = ils, elles vont manger
 
VERTALEN
Op school, is er een uitwisseling met een Nederlandse school.
Mathilde en Celine zijn (staan) op het schoolplein.
Zij wachten op de Nederlandse penvrienden.

M: Het is zover, de bus komt aan.
C: Nou, waar is ze, mijn penvriendin?
M: Hoe ziet ze eruit?
C: Ze heeft blond haar en blauwe ogen.
M: Hmm, dit wordt lachen!
      Kijk die Nederlanders eens: ze hebben allemaal blond haar en blauwe ogen!
C: Oh, niet kijken. Er staat een jongen, met blond haar met een spijkerjack en een spijkerbroek. Ik weet niet hoe zijn ogen zijn. Oh, hij kijkt naar me.
M: Wie?
C: Nee! Draai je om! Wow, hij is schattig!
M: Niet gek die Nederlanders! We gaan ons niet vervelen deze week!

De ontkenning (la négation)

niet = ne (pv pas / n' (pv) pas

!!!!!!!!!!!! ZOEK EERST DE PV OP! !!!!!!!!!!!!!

Ik bezoek het kasteel niet. = Je ne visite pas le château.

Zij springt niet. = Elle ne saute pas.

Paul vergeet jouw boek niet. = Paul n'oublie pas ton livre.
 
Zijn leraar is niet aardig. = Son prof n'est pas sympa.

!!!!!!!!!!!!!! Let op! c'est wordt ce n'est pas! !!!!!!!!!!!!!!!!!

CE: DAT/HET.
N' krijg je v.e. een pv die met een klinker/stomme h begint, b.v. ww als aimer, habiter, entrer, écouter, arriver.

!!!!!!!!!!!!!!!!! il y a wordt: il n'y a pas (er is niet, er zijn niet) !!!!!!!!!!!!!!!
geen = ne... pas de/d'

FAIRE
faire = doen, maken

ik doe = je fais
jij doet = tu fais
hij, zij, men doet = il, elle, on fait
wij doen = nous faisons (ai = uh-klank)
u doet, jullie doen = vous faites
zij doen = ils font, elles font

Faire gecombineerd met 
mannelijke sporten: du (de + le = du)

faire du sport = sporten
faire du ski = skiën
faire du patinage = schaatsen
faire du cheval = paardrijden (cheval = paard)
faire du tennis = tennissen
faire du basket = basketballen
faire du foot(ball) = voetballen
faire du baseball = honkballen

vrouwelijke sporten: de la

faire de la danse = dansen
faire de la gym = gymmen, turnen
faire de la natation = zwemmen (synoniem:  nager, als er geen faire... is)

Sporten met een klinker/stomme h: de l'

faire de l'alpinisme = bergbeklimmen
faire de l'aérobic = aan aerobics doen
faire de l'équitation = paardrijden (synoniem faire du cheval)

au piguet = in de hoek
le chouchou de la maîtresse = het lievelingetje van de juf
le carnet = het rapport

Na: aimer (houden van), adorer (dol zijn op), détester (een hekel hebben aan), préférer (de voorkeur geven aan, verkiezen, liever hebben)
krijg je het bepaald lidwoord: le, la, l' of les (die bij het zn hoort).
J'aime le foot. > Ik houd van voetbal(len).
Je n'aime pas le foot. (na de ontkenning krijg je ook gewoon le, la, l', les)
Nous détestons le patinage. > Wij hebben een hekel aan schaatsen.
UITSPRAAK: PRÉFÉRER 
È: ALS JE DE UITGANG NIET HOORT.
É: ALS JE DE UITGANG WEL HOORT.
Je préfère
tu préfères
il/elle/on préfère
nous préfèrons  
vous préfèrez
ils/elles préfèrent
Je hebt dus alleen het streepje omhoog bij nous/vous/bvn.

De aantekening gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Leraar worden

Alles wat je moet weten over leraar worden

Na: aimer (houden van), adorer (dol zijn op), détester (een hekel hebben aan), préférer (de voorkeur geven aan, verkiezen, liever hebben)
krijg je het bepaald lidwoord: le, la, l' of les (die bij het zn hoort).
J'aime le foot. > Ik houd van voetbal(len).
Je n'aime pas le foot. (na de ontkenning krijg je ook gewoon le, la, l', les)
Nous détestons le patinage. > Wij hebben een hekel aan schaatsen.
UITSPRAAK: PRÉFÉRER 
È: ALS JE DE UITGANG NIET HOORT.
É: ALS JE DE UITGANG WEL HOORT.
Je préfère
tu préfères
il/elle/on préfère
nous préfèrons  
vous préfèrez
ils/elles préfèrent
Je hebt dus alleen het streepje omhoog bij nous/vous/bvn.

H8
DE PLAATS VAN HET BVN.
Regel: de Franse bvn's staan achter het zn.
Behalve die van het rijtje.
Deze staan ervòòr:
Grand -petit (groot - klein)
Beau - joli (mooi - mooi, leuk, aardig)
Gros - bon (dik - goed, lekker)
Haut - long (hoog - lang)
Jeune - vieux (jong - oud)
Meilleur - nouveau (beter - nieuw)
Autre - vaste - mauvais (ander - uitgestrekt - slecht)
Alle rangtelwoorden ook zoals premier (1e), troisième (3e), quatrième (4e) enz.

Nous Avons un jeune prof.    > Wij hebben een jonge leraar.
C'est un vieux pont. > Het is een oude brug.
Tu connais la fille blonde? > Ken jij het blonde meisje?
C'est une jolie fille. > Dat is een leuk/mooi/aardig meisje.
Elle est une grosse fille. > Dat is een dik meisje.
J'ai un chocolat chaud. > Ik heb een warme chocomel.

AFWIJKENDE VRW. VORMEN: (op manier van schrijven, niet qua plaats van vorm bij zn) dus deze zet je er ook .
bon - bonne
gros - grosse
long - longue
vieux - vieille
nouveau - nouvelle

nieuwe president: Françoisz Hollande

LE PASSé COMPOSÉ (DE VOLTOOIDE TEGENWOORDIGE TIJD)
gebruik: om te vertellen wat je gedaan hebt of wat er gebeurd is.
nodig: hulpwerkwoord avoir (hebben) of être (zijn).
De meeste Franse werkwoorden vervoeg je met avoir.
Wanneer gebruik je avoir/être? Vergelijk het met het Nederlands. !Meestal! !!!!!!!!!!!!!!!!Want ik ben geweest is in het Frans ik heb geweest!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!kun je het gewoon letterlijk vertalen:
gebruik je in het Ned. hebben > avoir.
bv. Ik heb gepraat - j'ai parlé.
zijn - > dan être.
bv. Ik ben aangekomen - je suis arrivé.

Het voltooid deelwoord v.d. regelmatige werkwoorden vind je door de -er te vervangen door een -é.

praten - parler                    GEpraat - parlé
meebrengen - apporter            meeGEbracht - apporté
kijken - regarder                GEkeken - regardé
vragen - demander                GEvraagd - demandé
OEFENING
spelen = jouer
Ik heb gespeeld = j'ai joué
jij hebt gespeeld = tu as joué
hij/zij/men heeft gespeeld, we hebben gespeeld = il/elle/on a joué
we hebben gespeeld = nous avons joué
u heeft gespeeld, jullie hebben gespeeld = vous avez joué.
zij hebben gespeeld = ils, elles ont joué.
VERGEET HET HULPWERKWOORD (AVOIR) NIET!!!!!

HET ENIGE WAT DUS VERANDERD IS AVOIR, HET HOOFDWERKWOORD DUS NIET, DAAR HEB JE MEESTAL - É.

De PASSÉ COMPOSÉ v.d. onregelmatige werkwoorden
hebben = avoir                    gehad = eu (klinkt als uu)
zijn = être                        geweest = été
doen, maken = faire                gedaan, gemaakt = fait
nemen = prendre                genomen = pris
gaan = aller                         gegaan = allé

wanneer kies je voor avoir/être? vergelijk het met het Nederlands (of vertaal met hetzelfde ww).
AVOIR
ik heb gehad - j'ai eu (uu)
jij hebt gehad - tu as eu (uu)
hij/zij/men heeft gehad, we hebben gehad -  il/elle/on a eu (uu)
we hebben gehad - nous avons eu (uu)
u heeft gehad, jullie hebben gehad - vous avez eu (uu) 
zij hebben gehad - ils, elles ont eu (uu)

ik heb niet gehad - je n'ai pas eu (uu)
NE VOOR HET HOOFDWERKWOORD EN PAS ER METEEN NA!!!!!!

ALLER LET OP! ALLER VERVOEG JE MET ÊTRE
DAN GELDT DE ÊTRE-REGEL
ik ben gegaan = je suis allé
Jij bent gegaan = tu est allé
Hij is gegaan = il est allé
Zij is gegaan = elle est allée
Men is gegaan = on est allé(s)
We zijn gegaan = nous sommes allés BIJ VROUWELIJK: NOUS SOMMES ALLÉES
u bent gegaan = vous êtes allé
Jullie zijn gegaan = vous êtes allés jullie = meervoud > -s
Zij zijn gegaan = ils sont allés
Zij zij gegaan = elles sont allées
MANNELIJK MEERVOUD KRIJGT S, VROUWELIJK ES
Ik ben niet gegaan = je ne suis pas allé.
EZELSBRUGGETJE: MMV EINDIGT OP -S
VMV EINDIGT OP -ES.
Elle = - ée
Elles = -ées
EZELSBRUGGETJE: 
gegaAn = allÉ
Geweest = ÉtÉ

HET WEER
Het is + weer: il fait ....
Wat voor weer is het?: quel temps fait-il?
Het is mooi weer.: il fait beau
Het is slecht weer.: il fait mauvais.
Het is twintig graden.: il fait vingt degrés.
Het is min vijf graden.: il fait moins cinq degrés.
De zon schijnt.: il fait du soleil./ le soleil brille.
Het is nog licht.: il fait encore jour.
Het is al donker.: il fait déjá noir.
Het is warm.: il fait chaud.
Het is koud.: il fait froid.
Het mist/is mistig.: il fait du brouillard. 
Speciale werkwoorden: 
(Regenen = pleuvoir). 
Het regent.: il pleut.
Het regent niet.: il ne pleut pas.
(Sneeuwen = neiger)
Het sneeuwt.: il neige.
Het sneeuwt niet.: il ne neige pas.
Het onweert.: il y a de l'orage (il y a = er is, er zijn).

Les ados = de adolescenten

REACTIES

M.

M.

moi

9 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.