Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoorcolleges Vroegmoderne tijd 1 (1500-1800)

Beoordeling 4.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 1e klas wo | 2477 woorden
  • 5 april 2003
  • 66 keer beoordeeld
Cijfer 4.9
66 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Colleges Vroegmoderne tijd (1500-1800) Colleges Vroegmoderne tijd (1500-1800) College 1: Algemene introductie 12 maart 2001 De naam `vroegmoderne tijd' is een betrekkelijk nieuwe historische aanduiding voor de periode tussen de middeleeuwen en de nieuwe tijd. Zowel het begin als het einde van deze periode is arbitrair; de ene historicus geeft de voorkeur om deze periode te laten beginnen bij de ontdekking van Amerika (1492) en de ander gebruikt liever de Reformatie (1517) als beginpunt. Deze periode was typisch Europees getint. Er deden zich in dit gebied van de wereld in deze periode ingrijpende veranderingen voor op deze gebieden: (handels) kapitalisme - economie staatsvorming - politiek reformatie - cultuur 1. De bevolking van Europa is tussen 1500 en 2000 verzevenvoudigt. Men leefde in kleine groepjes en grote steden waren er nauwelijks (zo'n 5% van het Europese vasteland leefde in 1500 in steden) Utrecht was met 20.000 inwoners de grootste stad van de Republiek. Er was nog veel natuur; tot laat in de 19e eeuw waren er nog beren en wolven op het Europese vasteland. Het was dus wel onveilig buiten de bewoonde gebieden. Er was daarnaast geen straatverlichting, en er kwam op grote schaal struikroverschap voor. Dat men in kleine gebiedjes woonde had als gevolg dat de samenleving agrarisch was. Men zorgde voor het eigen eten en handel was er weinig. Door de toenemende verstedelijking maakte deze zelfvoorziening plaats voor arbeidsverdeling en kwam de handel op gang. Zelfstandige boertjes trokken naar de stad en werden proletarier. Juist in de verstedelijkte gebieden kwam de renaissance op gang, mede door die grote trek van arbeidskrachten. In Amsterdam was een op de drie huwelijken een buitenlands huwelijk. Ook toen al was er sprake van arbeidsimmigratie en multiculturele samenleving. Aan het einde van de 15e eeuw gingen Spanjaarden en Portugezen op ontdekkingreis om op commerciele basis specerijen te krijgen. 2. Europa was een lappendeken van kleine staatjes. Afhankelijk van de manier hoe je telt waren er tussen de 250 en 1500 staatjes in Europa met een eigen leger en regering. Het leger was heel belangrijk. De uitgaven ervoor besloeg het leeuwendeel van de begroting en werd de grootste werkgever in Europa. Door de uitvinding van het vuurwapen veranderde de manier van oorlogsvoeren. Het leger werd een professionele organisatie op huurbasis (vooral schotten en Zwitsers) Om het leger te bekostigen werden er overal belastingen geheven. In het verstedelijkte Nederland gebeurde dat via lokale accijnzen (hieruit kwam federalisme voort) en in het landelijke Engeland gebeurde dat via grote bureaucratische instellingen (absolutisme) 3. Door de toenemende overheidsbemoeienis wilde de kerk ook machtiger worden. Ze hadden ook geld nodig om grote kerken te bouwen. De aflaathandel werd opgezet. Dit werd door Luther met succes aangekaart. Door de uitvinding van de boekdrukkunst konden zijn 500 geschriften, die in pakkende stijl geschreven waren het volk bereiken. Door hulp van verschillende vorsten kon de Reformatie ook politieke randvoorwaarden krijgen College 2: De rol van de hoge edelen in de staatsvorming tussen 1400 en 1600 in het Habsburgse Rijk 19 maart 2001 Er zijn enkele theorieen over staatsvorming. Zo zei Genet dat volgelingen en vorst het eens moeten worden over een politieke eenheid en verdeling van de middelen. Tijdgenoot Tilly onderscheidde drie modellen over de functie van de staat: 1. concentratie van dwang; vooral een agrarische samenleving, Rusland 2. concentratie van kapitaal; vooral handel en nijverheid, Holland 3. gekapitaliseerde dwang; mix tussen deze, Frankrijk De Engelse theoretici Elliot en Koeningsberger conceptueerden daarbij de samengestelde monarchie. Een vorst heeft meer gebieden, maar concentreert zich vooral op een gebied. In de late middeleeuwen hadden de Nederlanden nog geen naam. Deze naam gaven de Habsburgers aan dit gebied. Het centrum van Nederland lag volgens Blokmans e.a. vooral in de grote steden. De latere religieuze, politieke en economische spanningen die tot de val van de Nederlanden zouden leiden, kwamen uit die steden. Blokmans en ook hoogleraar Israel geven de stedelijke elite een belangrijke rol in de staatsvorming van ons land. De adel speelde volgens hen een bijrol in de periferie. Toch is de hoge adel altijd van belang geweest. Rond 1400 zetten de Brabantse steden de Groothertog onder druk. Ze maken hem eigenlijk ondergeschikt aan hun eigen wil. Maar wanneer Philips de Goede (een Bourgondier) in 1500 dit gebied onder beheer krijgt, herstelt hij de macht van de adel. Vooral de middenadel kreeg belangrijke functies aan het hof (het centrum van de macht) Het geslacht Croix maakte in dit apparaat een enorme carriere en dat geeft wrijving met de zoon van Philips, Karel de Stoute. Toch blijven de Croixs de Bourgondiers/ Habsburgers steunen in hun politiek. Ook als Karel sneuvelt en het huis via Maria de Rijke overgaat in het Habsburgse rijk en als er beroering ontstaat in de Nederlanden. Eigenlijk was er in die tijd een adelsrepubliek. De hoge edelen zijn ook in de Nederlanden van belang in het dienen van de Habsburgse vorst. Engelbrecht II van Nassau (een voorvader van Willem van Oranje) werd grootstadhouder van de lage landen en wilde de stedelijke elites neerslaan. Maria van Hongarije had te maken met invloeden uit de Geheime Raad, Raad van State, Hoge Raad en Raad van Financien (in deze raden zaten allemaal hoge edelmannen) In 1572 breekt er in de Nederlanden een oproer uit. Oranje, regenten en het volk keren zich tegen Philips, maar de Croix (vorst Aerdenhout) wandelt de middenweg tussen Willem en Philips. Deze houding was moeilijk vol te houden en bij de unie van Atrecht wordt besloten dat de lage adel (les geux) onderdrukt moet worden. De rol van de hoge adel neemt vanaf de unie steeds meer af. Vanaf 1632 hebben geslachten als Ligne, Aremberg en Croix formeel weinig te zeggen. De formule van de adelsrepubliek valt. Maar de rijkdom en informele invloed van de hoge adel blijft. Vooral in Belgie. College 3:
Economische bloei (1450-1620) De West-Europese handel was in deze periode in twee opzichten kleinschalig. Het was kleinschalig qua volume en qua afstand. Dat laatste had te maken met het feit dat het vervoer moeizaam, duur en gevaarlijk was. In 1595 is er een doorbraak in de vervoerstechnologie; het fluitschip wordt in Haarlem uitgevonden en de Nederlandse vloot groeit enorm. De internationale handel neemt in bepaalde gebieden, waaronder in de Nederlanden, een enorme vlucht. Dit had drie redenen: Er groeide in Europa enkele veelgevraagde producten niet (specerijen) Er was schaarste in primaire levensproducten (graan) Specialisatie tussen landen (wol uit het Engelse Devons) De producten die aanvankelijk vervoerd werden, waren kleine luxeproducten met een hoge winstmarge zoals zijde en specerijen. Het vervoer ging via verschillende manieren. Het kon over land (Marco Polo zijderoute) waarbij karavanen over land gaan. Een andere veel gebruikte route ging over zee, gecombineerd met het aandoen van handelsnederzettingen en lokale handel (Egypte werkte samen met Chinese handelscentra) De infrastuctuur en de contacten tussen landen werden beter. Pelgrim Ibn Battuta laat dat zien in zijn beschouwingen over reis; deze voerde door landen als Arabie, Egypte en China. Deze nauwere contacten had ook een groot nadeel, besmettelijke ziekten verspreidden zich razendsnel (de pest die eenderde van de Europese bevolking zou wegvagen kwam via Mongolie, Midden Oosten in Europa) Venetie was een belangrijke schakel tussen west en oost. Enerzijds was het een voorpost van het Byzantijnse Rijk en anderzijds een doorgeefluik voor het Europese vasteland. Het was een belangrijke handelspost en financieel centrum. Ze bezat ook enkele kolonies en beschikte over galeien als het belangrijkste vervoersmiddel. Deze werden in massaproductie op het Arsenaal vervaardigt. Zo kon er kostenreductie plaatsvinden en vernieuwen sneller worden doorgevoerd. In 1571 vond er en belangrijke slag plaats tussen de Ottomanen enerzijds en Venetie/ Spanje anderzijds. Het strijdpunt was de heerschappij over het westelijk gebied van de middellandse Zee en de strijd werd door Venetie gewonnen. Venetie kon door haar welvaart huurlegers betalen, hadden handelsvoorrechten in Egypte en regelmatig gingen er veerdiensten op en neer tussen de twee landen met specerijen. De Europese producten waren zo inferieur dat ze als ruilmiddel niet voldeden. De munten worden nu gebruikt in het betalingsverkeer. De handel in edelmetalen was een lucratieve (vb is het succes van Duitse handelaar Frugger) Niet alleen Venetie is een belangrijke stad. De Portugezen gaan op ontdekkingsreis en kwamen ook aan edelmetalen (Sahara) en specerijen (verre Oosten Macau). Via de kaap de Goede Hoop kunnen ze alsnog via een achterdeur aan de winstgevende specerijenhandel komen. De Portugezen vestigen zich in Lissabon maar ook in Antwerpen. In de laatstgenoemde stad kon er makkelijk aan edelmetalen komen die afkomstig waren uit het Duitse achterland. Daarnaast was er in Antwerpen een bloeiende lakenindustrie en zo werd Antwerpen tussen ?? en 1585 (Begin Nederlandse Opstand) de belangrijkste stapelmarkt van Europa. Brugge was daarvoor de belangrijkste handelsstad uit dit gebied. Door een overstroming kwam de stad aan zee te liggen. Hanzeschepen deden de stad aan aangezien het op een gunstige positie lag tussen Noord en Zuid. Het probleem was wel dat er nog geen uniforme geldstandaard was. Daartoe betaalde men internationaal met behulp van zogenaamde wisselbrieven waarbij de onderlinge handelsbalans gelijk moest blijven College 4 `Europese Expansie' Europa steekt qua macht relatief gezien niet veel uit boven de rest van de wereld in de periode van de Vroegmoderne tijd. China was een sterke natie en zou ook in staat zijn geweest om aan expansie te doen. Welbeschouwd zou je Europa als een schiereiland van Azie kunnen beschouwen. Portugal was een arme natie, maar zag toch kans om strategische handelsroutes naar Azie en Midden-Amerika te vinden en te bezetten. In 1494 werd er in het verdrag van Tordecillas de wereld tussen Spanje en Portugal verdeeld! Toch speelden er wel discussies of het zomaar kon om ergens naar toe te gaan, een vlaggetje neer te zetten en het land tot eigen bezit te verklaren. In religieuze motieven (kerstening) probeerde men een grond te vinden voor het veroveren van land. Vooral de Spanjaarden waren machtig en goed georganiseerd in de expansiedrift. Ze weten hun buitenlandse machtsmonopolie tussen 1500 en 1600 vol te houden. De andere landen als Nederland, Frankrijk en vooral Engeland proberen alleen maar strooptochten te houden tegen de Spaanse en Portugese schepen. Toch komen er aan het einde van de zestiende eeuw bewegingen tegen het Spaanse monopolie. In 1590 wordt er in Nederland risicokapitaal bijeengebracht om zelf op reis te gaan en handelsposten te stichten. Na spionage en lezen van reisverslagen om zelf de weg te vinden, gaan in 1596 Houtman en de Keizer op reis met vier schepen, gefinancieerd door koopmannen (met een aandelensysteem kon men de opbrengst na afloop delen). De staat mengt zich ook in de onderneming door de kanonnen te leveren. Het wordt een verschrikkelijke reis met grote risico's. Na een jaar varen, vergezeld met aanbevelingsbrieven van Prins Maurits, kwamen ze aan in Indie. Na deze vaart komen er steeds meer tochten naar het verre Oosten. De Nederlanders waren succesvol in hun handel. Er was wel enorm veel rivaliteit tussen de verschillende landen en daarin weer de verschillende bedrijven die handel probeerde te drijven met de Indiers. Aangezien de verkopers de prijs bepaalde ging daardoor de prijs omhoog. De Portugezen zaten daarnaast ook nog eens de Nederlanders dwars in verband met de tachtigjarige oorlog. Onder druk van Johan van Olderbarneveld wordt in 1602 de VOC opgericht om als een land handel te drijven met Azie. Dat hield in dat Nederlanders vanaf Kaap de Goede Hoop niet afzonderlijk meer handel mochten drijven. De macht, vestigingsplaatsen en opbrengst worden verdeeld over hele Holland. Het bestuur waren 17 belangrijke heren die naar orde van grote uit de vijf standplaatsen (ook wel kamers genoemd) kwamen. Het dagelijkse bestuur berust bij de secretaris. Amsterdam was verreweg de meest rijkste en grootste binnen deze kamers. Het kapitaal van de onderneming wordt opgebouwd uit permanente aandelen. De opbrengst werd niet helemaal verdeeld, maar bleef in de onderneming. In 1605 bouwt men in Ambon het fort Victoria om de specerijen op te slaan. In 1610 komt er een permanente gouverneur-generaal in Azie en worden er constant vertegenwoordigers ingezet om in te kopen. De VOC was sterk verweven met de staat. De staat bepaalde de octrooien en zette schepen in om te vechten tegen de Engelsen en de Portugezen. bepaalde Tot 1780 is de VOC zeer winstgevend geweest. Hoorcollege 5 `VOC' De handelsstand van een stad had voordeel bij de aanwezigheid van een kamer van de VOC. Zo kon ze bijdragen aan de bevoorrading van schepen (voor een reis vanuit Middelburg waren 50.000 broden nodig) In Amsterdam was het hoofdkantoor van de VOC dat enigszins de 25.000 werknemers (tijdens het hoogtepunt van de VOC, was toen het grootste bedrijf ter wereld) probeerde aan te sturen. Maar dat viel niet mee, het duurde anderhalf jaar voordat een schip terug was. Daarom werden er twee centra's gemaakt om de onderneming boekhoudkundig te controleren; een in Batavia en een in Amsterdam. Tussen de hoofdkwartieren was een grote mate van correspondentie. Al dachten de Nederlanders dat het handelscentrum in Amsterdam was, lag het zwaartepunt in Batavia. In Batavia had de eerste gouverneur-generaal Jan Pieterszoon Coen in 1620 zijn hoofdkwartier veroverd van de plaatselijke bevolking. Dit hoofdkwartier heeft tot 1950 gefunctioneerd. Vanuit dit hoofdkwartier werd een grootscheeps handelsnetwerk opgezet. Er kwamen handelsbetrekkingen tussen Aziatische landen en steden waar de VOC als tussenhandelaar zat (bijvoorbeeld kruidnagelen ruilen met zijde). Dit handelsnetwerk compenseerde alle verliezen van Nederland en zorgde voor de grote winsten van de VOC. In de handelscontacten moesten de kapiteins zich houden aan voorschriften hoe je moest handelen, de reis moest verslaan in de analen enz. Er waren allerlei controlemiddelen ingebouwd waardoor er slecht gefraudeerd kon worden (bij verlies van de lading moest de kapitein zelf de schuld terugbetalen). Toch kwam er wel fraude voor. Dit is te illustreren aan de hand van het volgende voorbeeld: Een predikant kwam aan in Indie en constateerde dat de compagnie vreemde, inheemse godsdiensten de ruimte gaf om te blijven bestaan en zelfs steunde. Hij schreef brieven naar Amsterdam om dit aan te kaarten en het bleek dat dit niet in de administratieboeken stond. Op deze manier ging de VOC om met het spanningsveld tussen plaatselijke omstandigheden en druk vanuit Nederland. Het is niet zo dat de VOC bepaalde gebieden overheerst heeft. Ze hadden wel onderdanen en vormden op die manier de unieke combinatie tussen een staat en een onderneming. Zo voerde de VOC ook oorlogen die betaald werden door plaatselijke vorsten en troonsopvolgers. De vorst had namelijk een harem en die zorgde voor veel kinderen, dit gaf problemen bij de troonopvolging waarbij de VOC in de strijd bemiddelde en meevocht en soms zelfs de macht van een gebied in handen kreeg. Hanzesteden hadden onderling afspraken gemaakt tav belastingvoordelen, overslagplaatsen en logeergelegenheden. Er werden vooral luxeproducten vervoerd. De steden lagen vooral in Oost-Nederland (Holland telde niet mee), Duitsland en Belgie. Het verdrag was echter meer symbolisch dan concreet; de strijd om de Molukken tussen Portugal en Spanje ging gewoon door. Het verdrag werd wel door de vorsten ondertekend en bevatte feitelijk de eerste vorm van internationaal recht. In octrooi stonden handelsvoorschriften waaronder dat men vreedzaam moest handeldrijven. Laatste doelstelling is niet altijd even goed gehouden. In Rijksarchief in den Haag is nog 1,2 kilometer archief over! Plaatsje heette Jacatarta, is nu het huidige Jakarta Ook werden er tempelhoertjes uitgenodigt op feesten

REACTIES

E.

E.

Opzich is het meervoud van centrum centra, niet centra's

11 jaar geleden

N.

N.

ik was de 7777e die dit "bekeek" c:

11 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.