Mens en Werk

Beoordeling 8.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 4171 woorden
  • 31 maart 2003
  • 67 keer beoordeeld
Cijfer 8.3
67 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoofdstuk 1: · Werk is elke lichamelijke of geestelijke inspanning die wordt verricht om iets tot stand te brengen. · Betaalde arbeid is arbeid die altijd iets voor anderen produceert of verricht en de ander daarvoor betaald. · Onbetaalde arbeid is arbeid die wordt verricht, maar daar geen inkomen voor verkrijgt. Bijvoorbeeld een huisman of een huisvrouw of vrijwilligerswerk. · Onder arbeid verstaan we alles bezigheden die economisch nut opleveren voor degene die haar verricht, voor zijn of haar naaste omgeving en of voor de samenleving als geheel. · Een functie is ieder objectief waarneembaar effect of gevolg van menselijke activiteiten, hetzij met betrekking tot de eigen groep, hetzij met de betrekking tot de samenleving als geheel. · Bij functies wordt onderscheidt gemaakt tussen materiële functies en immateriële functies. · De belangrijkste materiële functies zijn: - Het verdienen van een eigen inkomen en het kunnen voorzien van een eigen levensonderhoud en in dat van een gezin. - Het economisch belang · De belangrijkste immateriële functies zijn:; - de mogelijkheid tot verdere zelfontplooiing - het ontwikkelen van zelfrespect, het vergroten van het gevoel van eigenwaarde - het opdoen van sociale contacten - het verkrijgen van maatschappelijk aanzien · Een sociale status is het maatschappelijk aanzien wat een mens verkrijgt door het beroep wat die persoon uitoefent. · Een sociale positie wordt bepaald door de plaats die men inneemt in de sociale structuur
De maatschappelijke waardering wordt bepaald door factoren. Dit zijn verschillende factoren. Enerzijds hebben die te doen met het soort werk: · het onderscheid in hoofd- en handenarbeid · de verantwoordelijkheid die het werk eist · de afwisseling die het werk biedt · de mogelijkheden tot ontplooiing · de mogelijkheden tot het opdoen van sociale contacten. Anderzijds factoren die te maken hebben met de opbrengst van het werk: · het inkomen · de macht die dankzij de baan kan worden uitgeoefend · de sociale positie en de daardoor bepaalde status die daarmee samenhangt

Daarnaast zijn er nog andere factoren zoals: · de wet van vraag en aanbod · de traditie
Hoe ervaren mensen hun werk? · Op de eerste plaats spelen primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden een grote rol. Onder primaire arbeidsvoorwaarden verstaan we het loon en de arbeidstijd die hiervoor wordt geleverd. Onder secundaire arbeidsvoorwaarden verstaan we de extra’ tjes die bij het werk komen zoals bijvoorbeeld een auto van de zaak. · De arbeidsinhoud speelt ook een rol om wat voor soort werk gaat het?Is er sprake van ‘vervreemding’? De mensen kunnen dan niet meer zien wat het is wat ze maken want ze maken maar een gedeelte van het product Bijv. de veters van een schoen. · De arbeidsverhoudingen · De arbeidsomstandigheden (de fysieke en psychische eisen die aan de werknemer worden gesteld.) · De arbeidsorganisatie de manier waarop de verdeling van de arbeid over verschillende mensen in een bedrijf is georganiseerd Hoofdstuk 2 · de oude Grieken gaven arbeid een duidelijke plaats in hun maatschappijvisie. Plato vond dat werk was bedoeld voor vreemdelingen en slaven en verafschuwde betaalde arbeid. Aristoteles vond dat de arbeid de mens verlaagde. De belangrijkste deugd was vrijheid en wie moest werken kon niet vrij zijn. · In de middeleeuwen werkte alleen de onderlaag van het volk. De geestelijkheid en de adel leefde van de arbeid van horigen en lijfeigenen. In de middeleeuwen was er ook sprake van loonarbeid dat hield in het verkopen van arbeid in ruil voor loon, waarbij de arbeider zelf de zeggenschap verliest over het soort arbeid. Je kon nog beter bedelen dan leven met loonarbeid. · Thomas van Aquino had een nieuwe manier van denken over arbeid. Hij vond dat arbeid een middel was om mee te werken aan de opbouw van de christelijke samenleving. · Luther en Calvijn vonden dat de arbeid een straf was voor de zondeval en dat je moest werken om de zondeval goed te maken. Arbeid was een opdracht van God aan de mens · Thomas Moore vond dat de hogere klassen de lagere klassen niet meer mochten uitbuiten en iedereen aan een gelijk aantal arbeidsuren moest voldoen. Arbeid moet uitsluitend worden verricht voor zaken die voor de gehele gemeenschap nuttig zijn. · Claude Henri de Saint Simon vond dat arbeid de bron van alle deugden was. Mensen die niet in het arbeidsproces meedraaiden waren minderwaardig. · Marx zag arbeid als een wezenlijke activiteit voor de mens en de samenleving. Marx analyseerde arbeid tot het kapitalistische systeem die niet alleen leidt tot uitbuiting maar ook nog eens tot vervreemding. · Arbeidsethos is de waardering van het werk en hier zijn 3 opvattingen over: - Arbeid is een plicht (bijbel) . deze kan op verschillende manieren worden uitgelegd Bijvoorbeeld gedwongen arbeid bij werkloosheid in ruil voor een uitkering. - Arbeid kan geen plicht zijn. Wie wil werken zou dat moeten kunnen, wie niet wil werken moet er niet toe worden gedwongen. Natuurlijk moet iedereen wel een basisinkomen hebben: een minimumloon. Er zijn zinnige argumenten voor geen dwang met betrekkin tot arbeid: 1) Er is niet voldoende werk voor iedereen dus waarom dwingen? 2) Er zijn mensen die zich in hun werksituatie niet gelukkig voelen, die zich daar niet kunnen ontplooien, waarom niet met een klein inkomen hun de kans geven andere dingen te doen? - Arbeid is een recht: 1) iedereen moet de kans hebben zich in zijn eigen levensonderhoud te voorzien. Daarom moet iedereen kunnen werken. 2) Als je vindt dat werken een plicht is moet je iedereen de kans geven die plicht te vervullen. 3) Als je vindt dat arbeid ‘adelt’, dat je van werken als mens beter wordt, dat arbeid een dimensie toevoegt aan het mens zijn, dan moet iedereen de kan krijgen om te werken. Iedereen is immers gelijk! Hoofdstuk 3 We kunnen de 3 direct betrokkenen bij arbeid indelen in drie groepen: · de werknemers: vaak georganiseerd en vertegenwoordigt door de vakbonden · de werkgevers: vaak georganiseerd in en vertegenwoordigt door werkgeversorganisaties · de overheid
Deze 3 groeperingen noemen wij de sociale partners. Door de industrialisatie werd duidelijk dat werknemers een aantal gezamenlijke belangen hadden. De werknemers kenden niet meer de fabriekseigenaar maar alleen nog maar de ploegbaas en het werd de werknemers duidelijk dat ze een aantal gezamenlijke belangen hadden waar ze voortdurend voor zouden moeten knokken. Dat zijn belangen zoals op de volgende terreinen: · de arbeidsvoorwaarden: goed inkomen, gunstige werktijden · de arbeidsinhoud: bijvoorbeeld gunstige werktijden · de arbeidsverhoudingen: bijvoorbeeld reële medezeggenschap · de arbeidsomstandigheden: aangenaam werk, geen ongezond werk enz. · algemene belangen: sociale zekerheid
De vakbonden zijn belangenorganisaties van de werknemers. Zij zijn ontstaan in de 2e helft van de vorige eeuw. Vakbonden zijn belangenorganisaties van werknemers in een bepaalde bedrijfstak of van werknemers met een bepaald beroep. Een bedrijfstak zijn alle ondernemingen die zich op eenzelfde wijze met eenzelfde product bezig houden. Vakcentrales zijn overkoepelende organisaties die proberen het beleid van afzonderlijke aangesloten bonden te coördineren. Er zijn in Nederland 2 grote vakcentrales de FNV en de CNV. Een vakbond kan worden getypeerd als een belangenorganisatie. Je hebt collectieve belangenbehartiging en individuele belangenbehartiging (de kleine extra’tjes zoals kortingen) Vakbonden ontlenen hun belangrijkste middelen om hun doelen te realiseren aan het feit dat ze door de overheid zijn erkend als wettelijke vertegenwoordigers van alle werknemers.de belangrijkste middelen zijn: · het overleg en de onderhandelingen · de lobby · de gerechtelijke procedure · de prikactie · de staking · de bedrijfsbezetting CAO= overeenkomst tussen wekgevers en vakbonden betreffende loon en arbeidsvoorwaarden in een bepaalde bedrijfstak. 2 Overlegorganen: Stichting van de Arbeid en de SER. Centraal akkoord: verzameling van afspraken die voor alles bedrijven in ons land zouden moeten gelden
Ser is een overlegorgaan van de regering: de SER bestaat uit vertegenwoordigers van werknemers en werkgevers en uit een klein groep specialisten van die de regering vertegenwoordigen. De regering is verplicht de SER om advies te vragen bij belangrijke beslissingen op sociaal en economisch terrein.De SER mag ongevraagd adviezen uitbrengen en deze worden over het algemeen zeer serieus genomen. Harmonie denken: eventuele conflicten worden door overleg opgelost in een prettige sfeer, met als gedachte in het achterhoofd we hebben een gemeenschappelijk belang

Transactie denken: het zakelijke denken voor wat hoort wat. De basis ligt bij zaken doen en het wordt dan ook gewoon gezien als zaken doen er uit halen wat jij eruit wilt halen. Conflict denken: gaat ervan uit dat werkgevers en werknemers sowieso tegengestelde belangen hebben. Aan welke jurisprudentie moeten stakingen voldoen willen zij legaal zijn: · Ze moeten georganiseerd zijn door een vakbond · De vakbond moet alle wettelijke middelen hebben aangewend · De gevolgen van de staking mogen niet onevenredig groot zijn met het beoogde doel van de staking
Wanprestatie: deelneming van een werknemer aan een onwettige staking, de werknemer kan hiervoor worden ontslagen, of zelfs worden geëist dat hij de schade vergoedt. Bedrijfsbezettingen: het bedrijf wordt bezet zodat niemand meer naar binnen kan. De mate van succes van de werknemersbelangen in organisaties hangt af van: · het functioneren van de vakbonden zelf: - de organisatiegraad van de werknemers in een bepaalde bedrijfstak - de actiebereidheid van de leden - de eensgezinheid binnen de bonden · het politieke klimaat · de economische structuur van een land · de economische conjunctuur
Een ondernemingsraad is verplicht wanneer een bedrijf meer dna 35 werknemers telt. In deze raad zitten gekozen vertegenwoordigers van de werknemers in een bedrijf. Zij mogen meepraten over: · de overdracht van de zeggenschap over de onderneming en het aangaan of verbreken van duurzame samenwerking met andere ondernemingen · belangrijke inkrimping, uitbreiding of wijzingen in werkzaamheden van de onderneming · belangrijke wijziging in de organisatie van de onderneming, van de bevoegdheidsverdeling binnen de onderneming of van de plaats waar de onderneming haar werkzaamheden uitoefent. · Het doen van grote investeringen of het aantrekken van belangrijke kredieten Hoofdstuk 4 Het vrijemarktprincipe houdt in dat de staat zich zo min mogelijk bemoeit met de bedrijven en dat de bedrijven winst moeten maken om te blijven bestaan. De belangen van de werkgever in het vrijemarktprincipe: · continuering van het bedrijf · lage bedrijfskosten · werkwillige en bekwame en geschoolde werknemers · lage belastingen · geringe concurrentie
Werkgeversorganisaties zijn belangenorganisaties voor de werkgevers. De werkgevers persoonlijk zijn hier meestal niet bij persoonlijk aangesloten maar de ondernemingen. De organisatiegraad is hoog. De eerste werkgeversorganisaties ontstonden eind vorige eeuw als reactie op het succes van de werknemersorganisaties. Er bestaan 2 grote werkgeversorganisaties: het VNO en de NCW. Die werken steeds meer samen.Ze bestrijken de meest belangrijkste sectoren van de Nederlandse economie. De organisatiestructuur lijkt enigszins op die van de vakcentrales. Het doel van deze organisaties is het behartigen van de belangen van de werkgevers zowel collectief als individueel. Instrumenten van de Werkgevers: · overleg en onderhandeling · het doen en nalaten van investeringen · het ontslag · het vestigingsbeleid · de lobby · de gerechtelijke procedure. Waaraan hangt het succes vanaf van een werkgeversorganisatie?: · de mate van de organisatie en eensgezindheid van de werkgevers · het politieke klimaat · de economische structuur · de economische conjunctuur Hoofdstuk 5 3 Manieren waarop de overheid is betrokken bij een sociaal economisch proces: · de overheid is zelf werkgever · de overheid is regelgever en initiator van het economisch beleid · de overheid is overlegpartner van de werkgevers en werknemers
Belangrijke terreinen waarbij de overheid in een of meer van haar drie rollen actief is: · het werkgelegenheidsbeleid · de arbeidsomstandigheden · de arbeidsvoorwaarden · de sociale wetgeving · het emancipatiebeleid
Bij de overheid als werkgever rekent de overheid het tot haar taak goederen en diensten in het algemeen belang produceren. Dat betekent dat ze er zorg voor draagt aan dingen die je beter niet aan een vrije markt kunt overlaten. Zoals het besturen van het land, provincies en gemeenten. Het ‘openbaar bestuur’. De kosten worden betaald uit belastinggelden. De overheid hoeft geen winst te maken op haar activiteiten omdat de burger het betaald door belastinggelden. In deze visie zou de overheid nog slecht enkele kerntaken (taken die alleen door de overheid kunnen worden verricht) moeten vervullen. De overheid heeft veel mensen in dienst en is zelf de grootste werkgever. Je kunt je voorstellen dat er aan de salarissen van bijv. de ambtenaren veel geld uit de schatkist wordt getrokken. Trendvolgers worden ook door de overheid betaald en zijn mensen die werken in organisaties die grotendeels door de overheid worden gesubsidieerd. Bij de overheid als regelgever en initiator van het economisch beleid zal de overheid zich altijd bepaalde doelen stellen op sociaal economisch gebied. Deze doelen zouden bijvoorbeeld kunnen zijn: het verminderen van de werkloosheid, het verbeteren van de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven. Bij de overheid als overlegpartner zal de overheid zich met bepaalde doelen moeten beroepen op de sociale partners. De verschillende rol van de overheid bij het sociaal economisch proces levert soms grote problemen op. In de ene rol heeft de overheid soms andere belangen dan in de andere rol en dit levert dan een conflict op. Bijvoorbeeld als de overheid de lasten voor het bedrijfsleven wil verlichten om economische groei en groei van de werkgelegenheid te stimuleren, moet er ergens in de begroting worden besnoeid. Vaak komen de dan ambtenarensalarissen in aanmerking, omdat hun salarissen uit een groot deel van de rijksbegroting bestaat. De overheid moet zich met de werkgelegenheid van de mens bezighouden, maar hoeft niet iedereen een arbeidsplaats te garanderen. De overheid kan binnen het systeem van de gemengde economie wel verschillende maatregelen nemen om de werkgelegenheid te bevorderen namelijk: · de overheid kan besluiten bepaalde investeringen te gaan subsidiëren. · De overheid kan research plegen zodat er wetenschappers aan het werk worden gehouden en er misschien nieuwe ontdekkingen worden gedaan. · De overheid kan infrastructurele werken aanleggen en zo proberen nieuwe bedrijven naar ons land over te halen. · De overheid kan gunstige belastingsmaatregelen nemen voor het bedrijfsleven en loonmatiging en dit moet dan leiden tot hogere winsten · Andere mogelijkheden heeft de overheid op het gebied van scholing en omscholing te stimuleren of het werk van arbeidsbureaus stimuleren. Op het gebied van arbeidsomstandigheden heeft de overheid regels opgesteld. De arbeidsomstandighedenwet (de ARBO- wet) is er 1 van. Hierin staat de gezamenlijke verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers op het gebied van veiligheid, gezondheid en welzijn in het bedrijf. (harmoniedenken) De Wet op Ondernemingsraden (WOR) is het resultaat van jarenlange strijd van de vakbeweging voor verdere ‘democratisering’ van het bedrijfsleven. Wij verstaan dan onder democratisering: het streven naar een situatie waarin de zeggenschap over de productie en arbeidsomstandigheden zo gelijk mogelijk is verdeeld over alle betrokkenen. Belangrijke elementen van deze wet zijn: · de ondernemingsraad moet een overlegorgaan zijn waarin werkgevers en werknemers voor hun belangen in het bedrijf kunnen opkomen. · De ondernemingsraad moet medeverantwoordelijk zijn voor het functioneren van de onderneming. Het sociale zekerheidsstelsel bestaat uit 2 soorten regelingen : de sociale verzekeringen en de sociale voorzieningen. De sociale verzekeringen lijken op gewone verzekeringen wanneer er wat gebeurd wordt het vergoedt. Er zijn 2 soorten de volksverzekeringen en de werknemersverzekeringen. Volksverzekeringen: · De algemene kinderbijslagwet · De algemene ouderdomswet · De nabestaandenwet · De algemene wet bijzondere ziektekosten

De werknemersverzekeringen gelden voor de werknemers: · de nieuwe werkloosheidwet · de ziektewet · de algemene arbeidsongeschiktheidswet en de wet op arbeidsongeschiktheidsverzekering
De sociale voorzieningen zijn geen verzekeringen, die uitkeringen worden betaald uit belastinggelden. De belangrijkste sociale voorziening is de algemene bijstandwet. (uitkeringen) Economische zelfstandigheid is dat de vrouw niet meer afhankelijk is van het inkomen van haar echtgenoot, maar zelf een inkomen verdient waardoor ze zichzelf kan financieren. De overheid probeert nu ook de vrouw evenveel kansen te geven. Wanneer een vrouw solliciteert en zij evenveel kwaliteiten heeft als de man die solliciteert gaat de voorkeur naar de vrouw. De overheid kan de vrouw ook meer stimuleren door meer kinderopvang te regelen. Wij hebben drie economische systemen: de vrijemarkteconomie, de centraal geleide planeconomie en de gemengde economie. De gemengde economie is een poging van een combinatie van de andere twee zonder de nadelen ervan. De vrijemarkteconomie ook wel de kapitalistische economie genoemd, kenmerkt zich door het feit dat de overheid zich zo afzijdig mogelijk houdt. De wet van vraag en aanbod bepaald welke prijs er voor een product wordt betaald. De vrije markt corrigeert vaak de schaarste. Bijvoorbeeld wanneer er een tekort is aan hersenchirurgen zijnde salarissen extreem hoog en zullen er veel jongeren voor dit beroep kiezen waardoor er aan de vraag kan worden voldaan. De vrijemarkteconomie heeft voor en nadelen. Voordelen zijn: · Er is een grote keuzevrijheid van producenten en consumenten · Er is weinig bureaucratie · Wanner er volledige mededinging is worden vraag en aanbod goed op elkaar afgestemd. Nadelen: · het feit dat er geproduceerd wordt waar raag naar is kan nadelige gevolgen hebben voor het milieu · de zwakkeren in de samenleving kunnen op de vrije markt minder hun behoeften bevredigen
Vb. landen vrijemarkteconomie VS en Japan. In de centraal geleide planeconomie is kenmerkend de grote rol van de overheid. De overheid bepaalt welke behoeften eerst moeten worden bevredigd en tegen welke prijs. De overheid zorgt ervoor dat iedereen werk heeft en wie wat moet doen. De overheid bepaald ook de hoogte van de salarissen . Voorstanders van dit systeem: · omdat de overheid de plannen maakt kan sociaal economische ongelijkheid worden voorkomen. De overheid kan gelijkwaardigheid op dit punt realiseren. · De productie en de consumptie kunnen rationeel op elkaar worden afgestemd. · Werkeloosheid kan effectiever worden bestreden doordat de overheid alle regelmechanismen in handen heeft. Tegenstanders: · Er zal veel bureaucratie zijn · De planners zullen heel machtig zijn
In de gemengde economie is de rol van de overheid niet te groot en niet klein. De productie van de goederen geschiedt door de bedrijven en de overheid neemt alleen haar verantwoordelijkheid op enkele gebieden die in de vrijemarkteconomie zouden blijven liggen zoals de werkgelegenheid, sociale zekerheid enz. Voordelen van een gemengde economie zijn: · hoewel een vrije ondernemingswijze productie, toch sociale zekerheid voor iedereen · geen centrale ideologie hoeft voor iedereen te gelden
Nadelen: · de hoge kosten van bijv het sociale zekerheidsstelsel · de overheid speelt toch een grote rol
Het liberalisme gaat gepaard met het rationalistisch individualisme. Dit levert het beste resultaat voor de samenleving. De vrijheid om eigen verantwoordelijkheid te nemen. De liberalen trekken de volgende conclusies op de sociaal economische politiek: · de markteconomie moet blijven bestaan, evenals het systeem van vrije ondernemingswijze productie. · Concurrentie is een absolute voorwaarde · De rol van de overheid moet zoveel mogelijk worden teruggedrongen
De ideeën van de VVD zijn geïnspireerd door de ideeën zoals hierboven omschreven: · deregulering: overbodige regels moeten worden afgeschaft, ingewikkelde regels moeten eenvoudig worden gemaakt · decentralisatie van de centrale overheidstaken · meer ruimte voor particulier initiatief (vrijemarkteconomie) De ideeën van de centraak geleide economie liggen in de grondslag bij het socialisme. Marx ontwikkelde het Historisch materialisme, het verloop van de geschiedenis wordt bepaald door de productiekrachten (arbeidskrachten) en de productieverhoudingen(relaties tussen de bezitters van de productiemiddelen). De geschiedenis van iedere maatschappij in de geschiedenis is een klassenstrijd. De ideeën van de sociaal democraten zijn hierop gebaseerd: · de overheid moet ieder individu bestaanszekerheid en een redelijk levenspeil garanderen · in het economisch proces moeten zowel de overheid als de markt een grote rol spelen · overheidsplanning dient de nadelen van de markteconomie op te heffen
de PvdA heft in haar programma punten hiervan opgenomen zoals: · spreiding van macht, kennis en inkomen · meer planning op sociaal economisch gebied · selectieve groei · democratisering van allerlei instanties en bedrijven en daarmee decentralisatie
Een duurzame economie is een economie die ervoor zorgt dat er geen wissel op de toekomst wordt getrokken. Ecologische uitgangspunten zijn: · de economie moet niet verder groeien door uitputting va de grondstoffen · Er moet kleinschaliger worden geproduceerd omdat het milieuvriendelijker is en werkgelegenheid schept. Hoofdstuk 7 We hebben bepaalde kernproblemen met betrekking rondom de arbeid in de samenleving: · Hoe moet de arbeid verdeeld worden over de beschikbare krachten? · Welke sociale problemen roept deze verdeling op? · Wat moeten we aan met de verzorgingstaat? · Welke problemen roept de introductie van informatietechnologie op het terrein van arbeid op? Arbeidsverdeling betekent dat de mens slechts een gedeelte van het werk doet dat nodig is om alles voor zijn eigen levensonderhoud te produceren. Dit gebeurt op 2 manieren: · maatschappelijke arbeidsverdeling · technische arbeidsverdeling

Maatschappelijke arbeidsverdeling kan je opdelen in 4 sectoren: · primaire sector: de landbouw, veeteelt en visserij · secundaire sector: de industrie · tertiaire sector: commerciële dienstverlenende bedrijven · quartaire sector: de welzijnszorg
Technische arbeidsverdeling: · Klein gedeelte van een product maken de een zaagt de planken de ander schuurt ze de ander maakt de zitting enz. De factoren die tot deze manier van produceren hebben geleid zijn: - rationalisering: men probeert het product zo snel en best mogelijk te produceren voor een lage prijs - mechanisering of automatisering: vervangen van menselijke of dierlijke krachten het proces versnellen
De arbeidsmarkt is de plaats waar de werknemers hun arbeid aan de werkgevers aanbieden. Kenmerkend voor een arbeidsmarkt zijn de volgende aspecten: · vraag en aanbod van arbeid ontmoeten elkaar · arbeid wordt geruild tegen loon · aanbieders van de arbeid en vragers staan in een machtsverhouding tot elkaar. Geregistreerde werklozen zijn ingeschreven bij een arbeidsbureau en zijn mensen die niet of minder dan 12 uur per week werken en actief zoeken naar een baan voor meer dan 12 uur in de week. De beroepsbevolking zijn mensen die minstens 12 uur per week werken en ook mensen die minder dan 12 uur werken en actief zoeken naar een baan. Werkloosheid kan zich onderscheiden in 4 vormen: · conjuncturele werkloosheid: werkloosheid die wordt veroorzaakt op korte termijn door golfbewegingen in de economie · structurele werkloosheid: wordt op langere termijn veroorzaakt · seizoenswerkloosheid · frictiewerkloosheid (er is naar iets anders vraag) Bestrijding van de werkloosheid aan de aanbodzijde van de markt kan op verschillende manieren: · herverdeling van het beschikbare werk: - deeltijdarbeid - arbeidstijdverkorting - arbeidsduurverkorting - flexibilisering arbeidscontracten · stimuleren van scholing en omscholing · gerichte scholing en stimulering achterstandgroepen
Er zijn drie groepen met een ongelijke kans op de arbeidsmarkt: - vrouwen - laaggeschoolden - etnische minderheden
het arbeidsmarktbeleid is bedoeld om vraag en aanbod op de arbeidsmarkt beter op elkaar af te stemmen waardoor onvervulbare vacatures verdwijnen. Dit beleid kan worden gevoerd door: - het voeren van een doelgroepenbeleid en door positieve actie of discriminatie - het stimuleren van het opzetten van scholingsprogramma’s - het stimuleren van arbeidservaringprojecten - de beïnvloeding van school- en vakkenkeuze Hoofdstuk 8 De Post Industriële samenleving is opgekomen na de Industriële samenleving. Deze samenleving is een geautomatiseerde en een gecomputerariseerde samenleving. In deze samenleving vinden grote sociale veranderingen plaats waardoor de sociale structuur verandert. Dit houdt in dat het patroon van individuen en groepen in de samenleving verandert. Sociale klassen zijn maatschappelijke lagen. Sociale stratificatie is gelaagdheid in de samenleving waarop de arbeid is verdeeld ==> door de arbeidsverdeling ontstaan er meer arbeidsgroepen en categorieën, mensen die niet kunnen werken etc. Sociale ongelijkheid is de sociale positie en de sociale waardering die mensen hechten aan hen die, die positie bekleden==> met andere woorden verschillen in bezit, macht etc. Oorzaken voor sociale ongelijkheid zijn: · positie op de arbeidsmarkt en de daarmee samenhangende ongelijkheid qua inkomen · verschillen in vooropleiding kunnen leiden tot grote verschillen in werk en inkomen · de verschillen in salaris en de kansen op de arbeidsmarkt samen met de sekse · de minderheid van kansen voor de etnische minderheden · verschillende kansen die verschillende mensen uit verschillende milieus hebben
Het klimmen en dalen van mensen in de maatschappelijke ladder is sociale mobiliteit. Wanneer er voor iedereen goed en betaalbaar onderwijs is kan de sociale mobiliteit verhogen. Hoofdstuk 9 De verzorgingstaat is een staat waarin de overheid met handhaving van de parlementaire democratie en productie door particuliere bedrijven, de verantwoordelijkheid van het welzijn van de burger op zich neemt. De overheidsbemoeienis is toegenomen bij: · de wet en regelgeving==> sterk uitgebreid op het gebied van arbeidsrecht en sociale zekerheid · stijging overheidsuitgaven==> door bekostiging sociale zekerheidsstelsel · toename werknemers in dienst van de overheid · overheidsbemoeienis met betrekking tot de werkgelegenheid
ontwikkelingen die zorgden voor die bemoeienis zijn: · urbanisatie: slechte woon en leefomstandigheden · het ontstaan van poloralisatie in de samenleving · toenemende invloed van het bedrijfsleven · crisis in de jaren ’30 die zorgde voor werkloosheid · de 2e WO · 1948: de Universele Verklaring van de rechten van de Mens

Kenmerkende elementen van de verzorgingstaat: · het vrije ondernemersschap · overheidsverantwoordelijkheid voor collectieve welzijnsvoorzieningen · overheidsverantwoordelijkheid voor welvaartsontwikkelingen
Maatschappelijk Corporatisme: door de overheid geregelde samenwerking (SER) ’70 ontstaan bureaucratie==> mensen zochten steun==> afhankelijke van onpersoonlijk welzijnsinstellingen==> vermindering persoonlijke zorg==> versterking individualisme==>stagnatie economie==> onbetaalbare verzorgingstaat==> werkloosheid==>financieringstekort==>hogere premies==> afname solidariteit. Hoe denken verschillende partijen over de verzorgingsstaat? VVD: kosten te hoog, minder overheidsbemoeienis door dereguleren en privatiseren
CDA: afname zorg, onderlinge hulp, alleen wanneer nodig is bemoeienis, randvoorwaarden en persoonlijke verantwoordelijkheid
PvdA: nog steeds belangrijk, stelsel sociale zekerheid beschermen
D66: bemoeienis terugdringen, maar sociale ongelijkheid bestrijden
Groenlinks: verzorgingstaat moet intact blijven Hoofdstuk 10 Informatietechnologie: technologie ontstaan als gevolg van ontwikkelingen in de micro elektronica
4 sectoren van de arbeid: · primair: veebedrijven · secundair: taken in de industrie (robots) · tertiair: commerciële dienstverlening (telematica: mogelijkheid via de computer producten te bestellen) · quartair: informatiebestanden van de overheid aan elkaar koppelen
Belangrijke vragen die de informatisering van arbeid oproept: · Zal de werkgelegenheid in de informatietechnologie toe-/afnemen · Zal de kwaliteit van het werk toe-/afnemen · Zullen de arbeidsorganisaties en daardoor de arbeidsverhoudingen veranderen? Het ontwikkelen van nieuwe producten noemen we productinnovatie en dit zorgt voor veel werkgelegenheid. Het vervangen van mensen in het productieproces door machines en computers noemen we procesinnovatie. Dit zorgt voor afname van de werkgelegenheid. Voor bepaalde groepen in de samenleving kan informatisering een probleem opleveren bijvoorbeeld bij vrouwen of bij laaggeschoolden. Informatisering leidt tot taakverrijking of taakverarming. taakverrijking houdt meer taken voor de werknemer in. Taakverarming houdt afname van de taken in. Taakverbreding houdt in dat diverse klussen voortaan door dezelfde persoon gedaan kunnen worden. Taakversmalling houdt in dat een bepaald persoon zich moet bezighouden met een nog beperkter takenpakket.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.