Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Politieke besluitvorming

Beoordeling 7.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 4085 woorden
  • 7 december 2002
  • 41 keer beoordeeld
Cijfer 7.4
41 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
HFD 1 – INLEIDING Politiek in enge zin Als je bij politiek alleen aan ministers, kamerleden, debatten, belastingen, enz. denkt. Politiek in ruime zin
Politiek De gezaghebbende toedeling van waarden. Beleid Het kiezen van doelen en het inzetten van middelen in een bepaalde tijdsvolgorde. Proces van politieke besluitvorming De wijze waarop het beleid van de overheid tot stand komt
Politieke besluiten De inhoud van het overheidsbeleid. Staat Een groep mensen op een bepaald grondgebied die geregeerd worden door een soevereine macht. Soevereine macht De hoogste vorm van macht die geen verantwoording aan anderen verschuldigd is. Overheid De drager van de soevereine macht. Kerntaken Taken die de overheid op zich neemt, die niet goed tot stand zouden komen als dit niet door de overheid wordt geregeld. (fundamentele) belangentegenstellingen Tegenstellingen waarbij haast geen compromis gevonden kan worden. Algemeen belang Zorg, onderwijs, veiligheid, etc. HFD 2 – MODELLEN VOOR HET PROCES VAN POLITIEKE BESLUITVORMING Systeemmodel Een schematische voorstelling van zaken die probeert te verklaren via welke fases een bepaald proces altijd verloopt. Politiek systeem Het systeemmodel dat het proces van politieke besluitvorming structureel weergeeft. Invoer (input) De eisen en wensen die vanuit de samenleving naar voren worden gebracht. Uitvoer (output) Concrete besluiten. Bijv. wetten, koninklijke besluiten, algemene maatregelen van bestuur, enz. Terugkoppeling (feed-back) De wijze waarop op de uitvoer wordt gereageerd. Omzetting (conversie) Het vertalen van eisen, wensen en de steun van het volk, in politieke besluiten. Sluis- of poortwachters Individuen, belangenorganisaties, actiegroepen en politieke partijen die ervoor zorgen dat opvattingen op de een of andere manier aan de politici in Den Haag worden doorgegeven. Gezag De acceptatie van de burgers

Politieke agenda Aan de punten die op deze agenda staan wordt aandacht besteed bij besprekingen over het te voeren beleid. Agendavorming Wanneer politici bereid zijn om de eisen en wensen uit de samenleving serieus te nemen volgt agendavorming. Beleidsvoorbereiding Het verzamelen en analyseren van informatie en het formuleren van adviezen over het te voeren beleid. Beleidsbepaling Hier worden de verschillende doeleinden, normen, waarden en belangen tegen elkaar afgewogen en worden knopen doorgehakt. Beleidsevaluatie Het afvragen van regering en parlement of een genomen beslissing goed heeft gewerkt. Barrièremodel Een model waar vier hobbels moeten worden overwonnen voordat een wens uit de samenleving uiteindelijk in een concrete daad is omgezet. Omgeving v.h. politieke systeem De invloeden die onafhankelijk van het politieke systeem functioneren vormen samen de omgeving v.h. politieke systeem. Wanneer komt iets op de politieke agenda: - is er sprake van een situatie die door het publiek als onjuist of zelfs als verwerpelijk wordt ervaren? - komt die verkeerde situatie vaak voor of roept die hevige emoties op? - kan de verkeerde situatie worden veranderd? - komen de eisen langs de sluis- of poortwachters? - is er op de politieke agenda wel ruimte over om over de kwestie te praten? Kenmerken v.d. omgeving v.h. politieke systeem: - de kenmerken van de eigen samenleving. Demografische, ecologische, culturele, economische, technologische en sociale kenmerken. - de relaties met andere landen. Importeren en exporteren. Aansluiting internationale organisaties zoals de Benulux, EU, NAVO en de VN. Kritiek op de systeembenadering: - het besluitvormingsproces hoeft niet altijd strikt volgens deze fases te verlopen. - het model geeft ook geen enkel waardeoordeel over de manier waarop de overheid haar rol vervult. - het model laat niet zien dat er al een hele strijd geleverd kan zijn tijdens de invoerfase. - het model geeft niet aan wat er gebeurt wanneer de actiegroepen het recht van de overheid om te beslissen gaan bestrijden. - het model houdt geen rekening met de politieke cultuur in een land. HFD 3 – EEN TYPERING VAN HET NEDERLANDSE STAATSBESTEL Democratie Letterlijk: de burgers regeren
Volkssoevereiniteit Een regeringsvorm waarbij de macht van de regeerders uiteindelijk afkomstig is van de burgers. Democratisch centralisme Alles gebeurt in naam van het volk, maar niet noodzakelijk door het volk. Volksdemocratie Regering in het belang van het volk. Leidende rol voor de communistische partij. Democratisch centralisme. Westerse democratie Regering door het volk. Meerdere elkaar beconcurrerende partijen. Pluriformiteit. Grondwet (constitutie) De voornaamste wet in een land. Hierin wordt aangegeven wat de voornaamste staatsorganen zijn en welke principiële rechten en plichten de burgers en de staat tegenover elkaar hebben. Rechtstaat Een staat waarin alle burgers tegen de willekeur van de overheid beschermt worden. Grondrechten De rechten waarin individuele vrijheden van alle burgers tegenover de staat worden gewaarborgd. Legaliteitsbeginsel Het beginsel dat zegt dat alles op wetten moet berusten. Zonder wetgeving kan een burger nergens toe verplicht worden. Representatie-democratie Een democratie waarin de personen die gekozen worden, het land besturen en het beleid ontwikkelen namens de burgers. Indirecte democratie Het volk is niet rechtstreeks betrokken bij belangrijke overheidsbeslissingen maar slechts indirect via een gekozen volksvertegenwoordiging: het parlement. Referendum Een volksraadpleging. Het volk mag ja of nee zeggen op duidelijk geformuleerde vragen. Parlementaire democratie Een democratie waarin een volksvertegenwoordiging functioneert. Representativiteit Het overeenkomen van standpunten van de kiezers met de standpunten van de gekozen vertegenwoordigers. Sociale beweging Diverse actiegroepen die hetzelfde doel nastreven. Constitutionele monarchie Een land waarin een koning volgens de grondwet het staatshoofd is. Ministeriële verantwoordelijkheid De verantwoordelijkheid die de regering heeft tegenover het parlement over het doen en laten van het staatshoofd. Presidentieel stelsel Een stelsel waar zowel de volksvertegenwoordiging wordt als de president rechtstreeks wordt gekozen. Evenredige vertegenwoordiging Een systeem waarin het aantal parlementsleden evenredig is aan het aantal stemmen dat op die partij landelijk is uitgebracht. Districtenstelsel Een kiesstelsel waarin een land is opgedeeld in districten en elk district mag een aantal volksvertegenwoordigers afvaardigen. Meerderheidsstelsel Een stelsel waarin een absolute meerderheid nodig is om te mogen vertegenwoordigen. Beperkt districtenstelsel Een districtenstelsel waar binnen de districten een systeem van evenredige vertegenwoordiging bestaat. Verschillende manieren waarop democratie geïnterpreteerd kunnen worden zijn: ‘regeren door het volk’ en ‘regeren voor de bevolking’. Kenmerken van een staat: - het bestaan van grondrechten - de onafhankelijkheid van de rechtelijke macht - de openbaarheid van bestuur - het legaliteitsbeginsel - Representatie-democratie of indirecte democratie Oorzaken dat representatie en representativiteit niet samen vallen: - partijen vertegenwoordigen niet op alle beleidspunten van hun kiezers. - een deel van de burgers voelt zich niet vertegenwoordigd door de bestaande partijen. Voordelen en nadelen districtenstelsel: - de volksvertegenwoordigers hebben een duidelijke binding met hun district. - kleine partijen slagen er niet in om in het parlement te komen. - een partij kan in het parlement de meerderheid krijgen terwijl een andere partij meer stemmen heeft gekregen. HFD 4 – REGERING EN PARLEMENT Politieke actoren Mensen, groepen en organisaties die handelend optreden in de politiek. Staatshoofd Contrasigneren Het ondertekenen van wetten door het staatshoofd. Kabinet Alle ministers tezamen. Trias politica Machtenscheiding. Wetgevende, rechtsprekende en uitvoerende macht. Eerste Kamer 75 leden. Op een indirecte manier gekozen. Tweede Kamer 150 volksvertegenwoordigers. Rechtstreeks gekozen. wetgevende
Parlement / Staten generaal De Eerste en Tweede Kamer. Regering De ministers (en de koning). Uitvoerende macht. Recht v. amendement Het recht om wetsvoorstellen te wijzigen. Tweede Kamer. Recht v. initiatief Het recht om zelf wetsvoorstellen in te dienen. Tweede Kamer. Recht v. interpellatie Het recht om een lid van de regering tot verantwoording te roepen. Recht v. enquête Recht om een onderzoek in te stellen naar het gevoerde beleid op een bepaald terrein. Budgetrecht Het recht om een begroting te wijzigen of te verwerpen. Beide Kamers. Motie Een op schrift gestelde wens of uitspraak van een van de Kamers gericht aan de regering of een van de bewindslieden. Dualisme De verhouding tussen parlement en regering waarin ze elkaar kunnen controleren, corrigeren en tegenwerken. Monisme De verhouding tussen parlement en regering waarin er een duidelijk doorslaat in macht. Kader - of raamwet Een wet waarin slechts de grote lijnen worden geregeld. Algemene maatregelen van bestuur (amvb) Algemeen geldende wetten, die niet de goedkeuring van het parlement hoeven te hebben. Wetten in formele zin Wetten die in samenwerking met het parlement tot stand zijn gekomen. Regeerakkoord Een overeenkomst tussen de regering en de regeringspartijen waarin de grote lijnen van het beleid van de komende regeerperiode zijn vastgelegd. Vaste kamercommissies Specialisten van de verschillende fracties uit beide kamers. Coalitie Samenwerking tussen partijen om een meerderheidskabinet te vormen. Regeringspartijen Partijen die aan de coalitie deelnemen. Oppositiepartijen Partijen die niet aan de coalitie deelnemen. Censuskiesrecht Als een deel van de bevolking maar stemrecht krijgt. In 1917 is die afgeschaft. Rol staatshoofd als actor in de politieke besluitvorming: - wetten contrasigneren - het geheim van paleis Noordeinde - enige invloed in kabinetsformaties (het bepaalt immers wie de (in)formateur wordt en met welke opdracht deze moet gaan werken. Formele middelen Eerste Kamer Tweede Kamer Informele middelen leden. Budgetrecht X X Lobbyen bij ministers
Recht v. initiatief X Overleg met pressiegroepen
Recht v. amendement X Overleg met ambtenaren
Recht om vragen te stellen X X Inschakelen massamedia
Recht v. interpellatie X X Druk via partij
Recht v. enquête X X
Recht om moties in te dienen X X Ontwikkelingen waardoor de groei van de macht van het kabinet is toegenomen: - kader- of raamwetten door het parlement, die de regering dan verder invult. - de specifieke kennis van de ambtenaren in de departementen maakt de regering deskundiger. - steeds meer zaken worden geregeld in regeerakkoorden. - ministers kunnen dreigen met het terugtrekken van een wetsvoorstel of met aftreden wanneer de Kamer niet akkoord wenst te gaan met de voorstellen. Ontwikkeling waardoor de invloed van het parlement groeit: - het plaatsnemen van specialisten in de kamerfracties. - het vormen van vaste kamercommissies. - toekomstig beleid al bespreken, i.p.v. wachten tot compleet wetsvoorstel. HFD 5 – AMBTENAREN, ADVIESCOLLEGES EN PLANBUREAUS Overheidsbureaucratie Ambtenarenapparaat. Hiërarchische structuur Een systeem waarin iedere ambtenaar is verantwoording schuldig aan een hogere ambtenaar. De Vierde macht De ambtenaren. Verkokering Het langs elkaar heen werken van ambtenaren. Adviesorganen Niet-ambtelijke colleges die tot taak hebben het kabinet of individuele ministers te adviseren over het te voeren beleid. Raad van State Het hoogste adviescollege dat advies moet geven over de wetsvoorstellen, voorstellen tot algemeen bestuur en voorstellen tot goedkeuring van verdragen. De leden worden voor het leven benoemd. De voorzitter is het staatshoofd. Administratieve rechtspraak Rechtspraak over geschillen met overheidsbesturen. AROB-procedure Een procedure voor administratieve rechtspraak. Sociaal Economische Raad (SER) Een raad die adviseert over het sociaal-economisch beleid. Het bestaat vertegenwoordigers van werkgevers, vertegenwoordigers van werknemers en de overheid. Centraal Planbureau Een bureau dat vooral de ontwikkelingen op sociaal-economisch terrein bestudeert en op dit terrein prognoses probeert te stellen. Sociaal Cultureel Planbureau Hetzelfde als het Centraal Planbureau alleen op sociaal-cultureel niveau. Politieke organen Organen die de keuzes maken. Zij kunnen door het volk ter verantwoording worden geroepen. Kroonleden Leden van de overheid die in de SER zitten. Planbureaus Wetenschappelijke instellingen die kennis en inzichten moeten aanreiken ter onderbouwen van het te voeren overheidsbeleid. De ideale bureaucratie is er eentje met een hiërarchische structuur en waarin de ambtenaren geen eigen mening hebben, maar werking vanuit het standpunt van de hoogste ambtenaar. De ministers.
HFD 6 – INTERMEDIAIRS TUSSEN OVERHEID EN BURGER Communicatiefunctie Een functie van politieke partijen. Ze dragen bij aan de communicatie tussen de overheid en de burger, d.m.v. verkiezingscampagnes, het steunen of bekritiseren van het beleid, etc. Selectiefunctie Een functie van politieke partijen. Partijen kunnen zelf de plaats bepalen waar je op de lijst komt. Kadervorming Het proberen leden voor te bereiden op politiek werk door hen actief te maken in de afdelingen en bij te scholen via cursussen en congressen. Uit dit partijkader kan dan geselecteerd worden. Integratiefunctie Een functie van politieke partijen. Politieke partijen formuleren politieke programma’s op basis van de eigen ideologische uitgangspunten. Ze pikken dus wensen op, selecteren ze, passen ze in hun eigen ideeën en brengen ze over aan partijgenoten met politieke functies. Participatiefunctie Politieke partijen proberen mensen te interesseren voor deelname aan politieke processen. Daarom organiseren ze lezingen, meetings, congressen, etc. Mensen raken op die manier bij het politieke systeem betrokken. Articulatiefunctie Politieke partijen zijn vaak organen die publiekelijk eisen en wensen die in de samenleving leven naar voren brengen. Informatiefunctie De massamedia geven aan de burger informatie over het overheidsbeleid. Massamedia maken voor de burger de output in het politieke systeem zichtbaar. Opiniërende functie Massamedia worden gebruikt door politici om standpunten aan de burger door te geven en omgekeerd. Commentaarfunctie Massamedia leveren commentaar op ontwikkelingen in de politiek. Ze kunnen de mensen aan het denken zetten. Controlefunctie Massamedia hebben de mogelijkheid de politiek door deskundige specialisten te laten volgen. Door zelf op onderzoek uit te gaan controleren ze of politici de juiste informatie verschaffen. De controlefunctie van de massamedia dient, vanwege zijn verstrekkende gevolgen, dan ook heel zorgvuldig te worden uitgevoerd. Agendafunctie Een probleem in de samenleving waaraan veel aandacht wordt besteed komt meestal wel terecht op de politieke agenda. HFD 7 – MOGELIJKHEDEN VAN DE BURGER Actief kiesrecht Alle Nederlanders van 18 jaar of ouder kunnen hun stem uitbrengen
Passief kiesrecht Zij die dit hebben kunnen worden gekozen als lid van de tweede kamer. Politieke participatie Het beïnvloeden van de politieke besluitvorming d.m.v. electorale, conventionele of protest participatie. Electorale participatie De burger kan gaan stemmen. Conventionele vormen van participatie In de eerste plaats kunnen burger participeren door lid te zijn van een partij. Ook lid zijn van pressiegroepen en belangenorganisaties, deel nemen aan hoorzittingen, het benaderen van politici, is een vorm van conventionele participatie. Protestparticipatie Handtekeningenacties, demonstraties, boycotacties maakten duidelijk dat mensen wilden protesteren tegen bepaalde politieke besluiten. Er is sprake van een conflict. Burgerlijke ongehoorzaamheid De wet wordt overtreden. Nooit gepaard met geweld. Niet in eigen belang. Vormen van politiek protest: Vorm Voorbeelden
Legitiem protest Protest via rechter, demonstratie, verzoek aan politicus, bepaalde stakingen, petitie. Non-coöperatie Niet stemmen, boycot, afwezig blijven, sommige stakingen. Geweldloze directe actie Acties van Martin Luther King, vredeskampen. Burgerlijke ongehoorzaamheid Openlijk weigeren belasting te betalen voor defensiedoeleinden, uit idealisme openlijk materialen van het leger vernietigen. Geweldloze weerbaarheid Stelen van voedselbonnen voor onderduikers in de oorlog. Burgerlijk verzet Sabotage van spoorlijnen door het verzet in de Tweede Wereldoorlog. Gewapend verzet Guerrillastrijd. Rebellie Opstand van het leger tegen de machthebber. Revolutionair verzet Gewelddadige machtsovername. Goede redenen om te participeren in de politiek: - Als een mens niet deelneemt aan het besturen van de samenleving geeft hij eens stukje macht van zichzelf uit handen. - ieder mens weet zelf het best wat zijn eigen belangen zijn. - wanneer weinig mensen participeren wordt de politiek iets voor de ‘hoge heren’. Geringe participatie te wijten aan o.a.: - onwetendheid en onbekendheid. Je moet wat van de politiek afweten om erin geïnteresseerd te raken. - de dreiging die uitgaat van het meedoen aan politiek activiteiten. - het idee dat politiek toch nutteloos is. - gebrek aan stimulansen. Mensen hun direct belang is er niet mee gemoeid. - tevredenheid met de gang van zaken. Ze zijn tevreden met hun eigen situatie. Achtergrond variabelen die een rol spelen in de participatie: - de leeftijd. Oudere stemmen vaker terwijl jongeren vaker deel nemen aan conventionele activiteiten en protestacties.- de sekse. Mannen blijken nog
steeds actiever te zijn binnen de politieke partijen dan vrouwen.. Mannen en vrouwen nemen overigens in gelijke mate deel aan verkiezingen. - het sociaal milieu. Mensen uit een hoger niveau blijken meer zelfvertrouwen te hebben als het gaat om politieke acties. Mensen uit een lagere klasse moeten meer drempelvrees overwinnen. - het opleidingsniveau. Kennis van zaken is nodig om te kunnen meepraten. HFD 8 – PRESSIEGROEPEN Publiekrechtelijke organen Organisaties die met overheidsgezag bekleed zijn, zoals de SER. Pressiegroepen Groeperingen die geen partij of publiekrechtelijk orgaan zijn en die op basis van gemeenschappelijke belangen en/of uitgangspunten politieke invloed trachten uit te oefenen. Belangenorganisaties Organisaties die speciaal zijn opgericht om de belangen van bepaalde groepen mensen te behartigen. Vakbonden en werkgeversorganisaties zijn de bekendste voorbeelden. Ze zijn heel goed georganiseerd. Professionele bureaucratie. Actiegroepen Organisaties of groepen van burgers die zich gedurende een bepaalde tijd inzetten voor een bepaald belang. Is dit belang gerealiseerd dan houdt de groep op te bestaan. Sociale beweging Verscheidene groepen die eenzelfde doel nastreven. One-issue partijen Partij die opkomt voor slechts een belang (bijv. Unie 55+) Getuigenispartijen Partijen die hun zetels in het parlement vooral willen benutten om vanuit hun levensbeschouwelijke of ideologische principes politieke vraagstukken te becommentariëren. Hun getuigenis is belangrijker dan actieve deelname aan het bestuur. (bijv: SGP, GPV, RVP (kleine confessionele partijen)) Wettelijk gezag De macht die overheidsinstellingen hebben door middel van de wet. Macht Het vermogen om jouw wil aan anderen op te leggen, desnoods tegen de wil van die ander. Politieke macht Het vermogen om politieke besluitvorming effectief mede te bepalen. Charismatisch gezag De persoonlijkheid die vertrouwen en respect afdwingt bij mensen. Klassieke democratietheorie Een theorie die ervan uitgaat dat de macht in een democratische samenleving in handen is van politieke functionarissen die de macht hebben gekregen via verkiezingen. Pluralismetheorie Een theorie die ervan uitgaat dat de werkelijke macht gespreid is over de samenleving. Niemands macht is daarbij doorslaggevend. Ze machtsgroepen beconcurreren elkaar. De staat staat daarboven en is neutraal. Elitetheorie Een theorie die ervan uitgaat dat diegene die de sleutelposities inneemt op het sociaal-economisch terrein de macht hebben. De staat is in deze visie de beschermer van de belangen van de economische machthebbers. Vragen die een pressiegroep moet beantwoorden voordat het proces van beïnvloeding begint: - wat wordt beoogd met de actie? - op wie is de beïnvloeding gericht? - welke beïnvloedingsmogelijkheden heeft de pressiegroep? Kwalificaties om macht te hebben: - macht kan gebaseerd zijn op de wet. de macht van overheidsinstellingen is gebaseerd op de wet. De rechter kan gebruikt worden. - ‘Samen sterk’ is een bekend gezegde. Wanneer je met velen bent kun je soms macht uitoefenen. - ‘Kennis is macht’ is een ander gezegde. Wie op een bepaald terrein deskundig is kan anderen eenvoudiger overtuigen dan wie niets weet. - de mogelijkheid om geweld te gebruiken levert macht op. Men kan dreigen met wapens. Meestal is het mogen plegen van geweld een monopolie van de overheid. - charismatisch gezag. Op grond van een persoonlijkheid kan een individu ook macht bezitten. Zie Pim Fortuyn. - het bezetten van sleutelposities bij de overheid, maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven. HFD 9 – KNELPUNTEN IN DE BESLUITVORMING Referendum Volksraadpleging

Kiesdrempel Een minimaal aantal stemmen dat een partij moet behalen om daadwerkelijk in de Kamer te mogen plaatsnemen. Corrigerend wetgevingsreferendum Het ter goedkeuring voorleggen van een wetsvoorstel aan de burgers, voordat hij van kracht gaat. Pluriformiteit Veelvormigheid. Bezwaren op de structuur van onze democratie: - kiezers kunnen geen rechtstreekse invloed uitoefenen op het kiezen van een minister-president en op de vorming van het kabinet. - kiezers hebben geen mogelijkheid om tussen twee verkiezingen in uitspraken te doen over het te voeren beleid. - de invloed van het parlement op regering en ambtenarenapparaat is beperkt. - er kan een tegenstelling ontstaan tussen wat het parlement in een bepaald geval wil en wat grote groepen van de bevolking willen. - voor nieuwe situaties worden nieuwe termen bedacht. De politiek wordt hierdoor ontoegankelijker. - de afstand tussen kiezers en gekozenen is groot. Knelpunten die ons systeem minder efficiënt maken: - de bureaucratie zorgt altijd voor een vertragende werking. - het feit dat wetgeving altijd door twee Kamers behandeld moet worden werkt vertragend. - het beleid is erg ondoorzichtig geworden door het bestaan van zeer uitgebreide regelgeving. - de bewegingsvrijheid van de overheid is zeer klein geworden, door alle verdragen en internationale verplichtingen. Algemene bezwaren die niet samenhangen met het Nederlandse staatsrechtelijke orgaan: - soms is de samenleving over een bepaalde kwestie grondig verdeeld. Een compromis lijk in zo’n kwesties niet mogelijk. - bijna geen enkele politieke wens kans worden gerealiseerd zonder dat hij geld kost. - het beleid wordt vaak te veel in gesloten circuits gemaakt. Ideeën over verbeteringen: - referendum - het rechtstreeks kiezen van een formateur. - een gekozen burgemeester - parlement moet proberen zijn eigen mogelijkheden en bevoegdheden te vergroten. - invoering van een beperkt districtenstelsel. - afschaffing van de Eerste Kamer. - invoering van een hogere kiesdrempel kan versnippering in het parlement voorkomen. HFD 10 – POLITIEKE STROMINGEN Politieke cultuur Verschillende opvattingen, normen, waarden houdingen en verwachtingen ten opzichte van de politiek. Ontzuiling De splitsing naar andere politieke stromingen. Deconfessionalisering Losmaken van een religie. Democratisering Inspraak krijgen op allerlei niveaus. Emancipatie Vrijmaken en gelijkstellen van minderheden of minder gewaardeerde. Ideologieën Alomvattende maatschappijvisies. Normatieve uitspraken Uitspraken over hoed iets zou moeten behoren te zijn. Denkkader Iemand die bewust of onbewust steeds vanuit bepaalde uitgangspunten denkt zonder dat met een duidelijke maatschappijvisie te kunnen onderbouwen. Politieke stroming Een groepering van mensen met ongeveer dezelfde politieke opvattingen. Liberalisme Ideologie die zich kenmerkt door: individuele vrijheid, economische vrijheid (vrijmarkttheorie), politieke grondrechten, particulier initiatief. Zeer actief in: openbare orde, veiligheid, onderwijs. Partijen die zich liberaal noemen zijn: VVD, D66 (links-liberaal), Sociaal-democratische visie Visie die zich kenmerkt door: intensieve overheidsbemoeienis of sociaal-economisch terrein, de maakbaarheid van de samenleving, gelijkwaardigheid, democratisering. Partijen die zich sociaal-democratisch noemen: PVDA. Christen-democratische visie Visie die zich kenmerkt door: christelijk geloof als inspiratiebron, naastenliefde (solidariteit), verantwoordelijke samenleving, gespreide verantwoordelijkheid, subsidiariteitsbeginsel, rentmeesterschap, Subsidiariteitsbeginsel/ soevereiniteit binnen eigen kring Dat bijvoorbeeld Katholieke universiteiten dezelfde faciliteiten moeten krijgen als rijksuniversiteiten. Rentmeesterschap Een systeem waarin een rentmeester iemand is die het beheer over de bezittingen van zijn meester voert en die verantwoordelijkheid voor dat bezit draagt. Partijen: CDA, Communisme Ideologie die zich kenmerkt door: internationale solidariteit, klassenstrijd, gelijkwaardigheid. Partijen: CPN, PSP, PPR, EVP (werden in 1989 GroenLinks) Rechts-extremistische visie Visie die zich kenmerkt door: tegen de democratie, ongelijkwaardigheid, centraal leiderschap (Führer-principe), nationalisme, racisme. Partijen: CP, CD. Ecologische visie In deze visie staat het milieu centraal. Ecologische waarden, werking marktmechanisme moet worden beperkt, mentaliteitsveranderingen en overheidsregelingen moet zorgen voor milieuvriendelijkere productieprocessen. Partij: GroenLinks. Orthodox-christelijke visie Visie die zich beroepen op de bijbel als grondslag voor het politieke handelen. Partijen: SGP, GPV, RPF. Pragmatische visie Een visie waarin niet aan één ideologie gebonden wordt. Deze pragmatische visie gaat niet uit van vast omschreven uitgangspunten. Partij: D66. Partijnaam Ideologie, standpunten en omschrijving
Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD) Liberaal. Opgericht in 1948. Nauwe banden met werkgeversorganisatie VNO. Ideeën worden in massamedia vooral verwoord in De Telegraaf, Elsevier, AVRO en TROS. Democraten 66 (D66) Links-liberaal. Pragmatisme. Opgericht in 1966. Benadrukt belang van hervormingen van ons staatsbestel. Ideeën worden verwoord in NRC Handelsblad en HP/De Tijd. Partij van de Arbeid (PvdA) Sociaal-democratisch. Opgericht in 1946. Goed contacten met FNV en NOVIB. Haar ideeën worden gesteund door: de Volkskrant, Vrij Nederland en de VARA. Christen-Democratisch Appèl (CDA) Christen-democratisch. Opgericht in 1980 a.g.v. fusie tussen KVP, ARP,CHU. Trouw, KRO en NCRV zitten vaak op dezelfde golflengte. Communistische Partij Nederland (CPN) Communistisch. In 1986 verdween deze partij uit de tweede kamer. In 1989 deed ie weer mee samen met PSP, PPR, en EVP onder de naam GroenLinks. Centrum Partij (CP) Rechts-extremistisch. Onder leiding van Janmaat tot 1989. Belangrijkste actiepunt was het verwijderen van gastarbeiders en buitenlanders. Centrum Democraten (CD) Rechts-extremistisch. Onder leiding van Janmaat. Belangrijkste actiepunt het verwijderen van buitenlanders (niet-blanken). Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP) Orthodox-christelijke partij. Heel conservatief. Zij willen de samenleving inrichten naar de normen die ze in de bijbel meent te lezen. Gereformeerd Politiek Verbond (GPV) Orthodox-christelijke partij. Beetje progressief. Geestelijke vrijheid is een belangrijk uitgangspunt. Reformatorisch Politieke Federatie (RPF) Orthodox-christelijke partij. Sterke banden met de EO. Zij vinden dat de overheid zich niet te veel met de economie moet bemoeien. De verzorgingsstaat is in hun ogen te veel gegroeid. GroenLinks Ecologische partij. In 1989 opgericht a.g.v. een fusie tussen PSP, PPR, EVP en CPN. Algemeen Ouderen Verbond (AOV) One-issue partij. Kwam is 1994 in het parlement. Komt op voor ouderen. Unie 55+ One-issue partij. Kwam is 1994 in het parlement. Komt op voor ouderen. Socialistische Partij (SP) Deelbelangen partij. Kwam in 1994 in het parlement. Komt op voor sociaal zwakkeren. Belangrijke kenmerken van een politieke cultuur: - de politieke structuren en de omgangsregels van actoren die in deze structuren een rol vervullen. - het politieke proces. (Politieke interesse, politieke participatie, deelname aan verkiezingen) - de inhoud van het overheidsbeleid. De opvattingen over de inhoud van het overheidsbeleid. Uitspraken die deel uitmaken van een ideologie gaan over: - belangrijke waarden en normen die voor de hele samenleving zouden moeten gelden. - de gewenste sociaal-economische orde van een samenleving. - de gewenste machtsverdeling in een samenleving. Functies van ideologieën: - ideologieën proberen een verklaring te geven voor de werkelijkheid. - ideologieën bieden aan individuen en groepen een houvast voor hun handelen. - ideologieën legitimeren politiek handelen. D.m.v. een ideologie kan een politieke keuze worden verklaard. Criteria waarvan we politieke partijen van elkaar kunnen onderscheiden: - conservatief en progressief - links en rechts - confessioneel of niet-confessioneel - wel of niet gebaseerd op een ideologie - op basis van de verschillende ideologieën

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.