Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Basisboeknummers varierend van bb5 - bb95

Beoordeling 6.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 2458 woorden
  • 4 februari 2003
  • 104 keer beoordeeld
Cijfer 6.7
104 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Bb 5: Natuurlijke en menselijke factoren

Verklaren doe je in 2 factoren: natuurlijke en menselijke factoren. Als je wilt verklaren dat Japan last heeft van aardbevingen doe je dat met de natuurlijke factor. Als je wilt verklaren hoe het komt dat het verzorgingsniveau in de stad hoger is dan in een dorp doe je dat met een menselijke factor. Als je wilt verklaren waarom bepaalde gebieden minder ontwikkelt zijn dan andere doe je dat met allebei de factoren. Als je wilt verklaren waarom bepaalde gebieden minder ontwikkelt zijn dan andere dan doe je dat met de menselijke factor. Natuurlijke factoren hebben te maken met klimaat en bodem.

Bb 35: Ontstaan van Neerslag


Dampkring bevat water in 2 vormen: - ontzichtbaar:waterdamp -zichtbaar:water of ijs. Neerslag= water dat in vaste of vloeibare vorm uit de dampkring op aarde neerslaat. Hoe ontstaat neerslag? Antw. Door koeling van de lucht. In koude lucht kan minder waterdamp dan in warme. Hoe kan lucht kouder worden? Antw. Door stijging, bijvoorbeeld: tegen een gebergte. Loefzijde= windzijde; lucht stijgt->neerslag. Lijzijde= uit de wind; lucht daalt-> droog, gebied aan de lijzijde ligt in de regenschaduw.



Bb 50: Droge gebieden


-Twee soortene: woestijnen en steppen
-We noemen een gebied droog als er te weinig neerslag valt voor akkerbouw. Gevolg
daarvan: dun bevolkt.
-Grootste probleem: Hoe kom je aan water?
Antwoord: grondwater of water elders of door rivier of door pijpleiding.
-Plantengroei erg kwetsbaar. Vooral grensgebied steppe-woestijn.
Twee oorzaken verwoesting:
Menselijk oorzaak: overbeweiding
Natuurlijke oorzaak: ontbetrouwbare neerslag

Bb 52: Bossen zijn belangrijk

Niet echt een belangrijk basisboek, want je kan er geen samenvatting van maken. Als je logisch na denkt kan je het!

Bb 58: Endogene en exogene krachten


-De aardkorst varieert in dikte van 6 tot ongeveer 30 km. Vergeleken met de doorsnede van de aardbol is dat een dun schilletje.
-De steenschaal verandert voortdurend van vorm. Die veranderingen worden vooral veroorzaakt door natuurkrachten.

-De natuurkrachten werken van twee kanten. Van buitenaf wordt de aardkost veranderd door exogene krachten en van binnenuit door endogene krachten. (exo= buiten, endo=binnen, genesis= ontstaan)
-Van buitenaf zorgen het weer en de planten ervoor dat de harde steenschaal wordt vergruisd.(vergruizing is ook wel verwering) Vooral in de gebieden met veel relief wordt het losse verweringsmateriaal weggespoeld door regenwater. Daardoor worden gebergten langzaam maar zeker afgeslepen. Het afslijpen van de aardkost heet: erosie.
-Van binnenuit werkt de hitte. Als je een gat boort van 100 meter diep, dan is het op de bodem 3 graden warmer dan boven. Op 1000 meter is het dus al 30 graden warmer en op 10 km diepte 300 graden. Door de grote hitte wordt het gesteente vloeibaar.
-magma= gloeiend heet, vloeibaar gesteente.
-Vlak onder de aardkost stroomt magma traag in het rond. Door de kracht van de stroming komen er in de korst breuken. In een breukgebied schuiven stukken aardkorst langs elkaar. Dat heeft een aardbeving als gevolg.
-Het kan ook zo zijn dat er in een breukgebied een gat onstaat dat dwars door de aardkorst heen gaat. Door dat gat kan magma naar boven komen. Zodra er magma uit is gekomen, noemen we dat lava. De uitstromende lava kan door te strollen een berg vormen: een vulkaan.

Bb 60: Platen en breuken


Door de endogene krachten ontstaan in de aardkost breuken. De stukken aardkost tussen de breuken heten schollen of platen. Bij figuur 5.7 zie je de belangrijkste breuklijnen. Ze vormen de randen van de platen. De grootste plaat ligt onder de Stille en Grote Oceaan en het de Pacifische Plaat. Langs de plaatranden is de aardkorst voortdurend in beweging. Soms duiken ze onder elkaar en soms schuiven ze van elkaar weg. Dat uitelkaar schuiven gebeurt bijv. bij de Atlantische Oceaan. Daardoor drijven enerzijds Amerika en anderzijds Eurazie en Afrika elk jaar iets verder uit elkaar. De ruimte tussen de platen worden van onderaf opgevuld door lava.

Bb 61: Aardbevingen


Een goed voorbeeld van endogene krachten zijn aardbevingen. Een aardbeving begint ergens diep onder de aardkorst. Het diepste punt heet het hypocentrum. Het punt aan het aardoppervlak daar recht boven heet het epicentrum. Daar voel je de schokken het zwaarst. Geleerden van aardbevingen heten seismologen.

Schaal van richter= allereerste trilling dan staat die op 0. Als de trilling 10x zo zwaar is dan krijgt het het getal 1 en als hij weer 10x zo zwaar is krijgt die het getal 2 etc.
De 1,2,3 van de schaal van richter zijn zo licht dat je ze niet voelt. Bij 3 beginnen bewoners het pas te voelen. De zwaarste ooit gemeten was in Alaska(1964) en had 8.6 op de schaal van richter. Zwaarder kan vermoeidelijk niet.
Tsunami= het Japanse woord voor zeebeving. Dat is een aardbeving in de zee.

Bb 62: Vulkanisme

Bij vulkanisme komt materiaal uit de aarde door de opening van de aardkost naar buiten. Dat materiaal kan 3 vormen hebben: gasvorming, vloeibaar of vast. In de vloiebare vorm is het gloeiend heet, gesmolten gesteente. Zolang het nog in de aarde zit, heet het magma. Is het eenmaal naar boven gestroomd, het heet lava. Vulkanische as kan wel 30 km de lucht ingeslingerd worden en door de wind over grotere afstanden worden verspreid. Het uitgestroomde materiaal en uitgeworpen materiaal vormt rond het uitstroomgat (de krater) een berg: een vulkaan. Er zijn allemaal verschillende soorten. Een vulkaan kan meer dan 1000 jaar actief zijn, maar het heeft niet het eeuwige leven. Post-vulkanische verschijnslenen= een dode vulkaan die nog nooit is uitgebarsten en die dus nog kan uitbarsten.

Nog een stukje voor bij basisboek 61 over aardbevingen:

Kracht: Wat merk je ervan?

0,1,2 niets
3 lichte trilling, alsof er een vrachtauto door de straat rijdt
4 matig tot sterk, deuren rammelen, schilderijen slingeren
5 sterk, voorwerpen(vazen) vallen om, bomen bewegen
5.5 zeer sterk, schade aan gebouwen, schoorstene breken
6 vernielend, paniek, grote schade aan gebouwen
6.7 verwoestend,gebouwen zwaar beschadigd, gasleidingen breken waardoor branden ontstaan, viaducten storten in
7.3 vernietigend, veel gebouwen ingestort, scheuren in de aarde

8 catastrofaal, meeste gebouwen verwoest, rails buigen
8.5 zeer catastrofaal, hele steden verwoesten, rotsen scheuren.

Bb 70: bodemerosie door water

Bodemerosie= verdwijnen van de bovenste vruchtbare bodemlaag door wind en water. Door water meeste kans in: vochtige gebieden met veel reliëf. Kans klein, mits: beboste hellingen.
Oorzaak bodemerosie: de mens: ontbossing, hellingen, aanleg akkers.
Wat gebeurt er bij ontbossing? Toestand van ontbossing: wortels houden bomen vast, bladeren zorgen ervoor dat regen zachtjes neerkomt, regenwater stroomt af door de grond, regelmatige wateraanvoer in de rivier. Toestand na ontbossing: bodem ligt los, regen striemt neer, regenwater stroomt over de grond.
Onregelmatige wateraanvoer  overstromingen. Hoe voorkom je bodemerosie door water? –bossen laten staan of nieuwe bossen laten aanplanten -bij landbouw zorgen dat bodem zoveel mogelijk begroeid is. –terassen maken.

Bb 71: bodemerosie door wind

Bodemerosie= verdwijnen van de bovenste vruchtbare bodemlaag. Dat kan gebeuren doordat de bodem wegspoelt of wegwaait.
De kans dat de bodem door de wind wordt weggeblazen is het grootst in droge gebieden. De bodem is daar meestal stoffig en droog. Daarnaast is er door de droogte minder plantengroei. Bomen kunnen daar helemaal niet groeien, maar soms is er wel genoeg neerslgg voor gras. Zolang het maar heel blijft is het gevaar op verstuiving klein. Toch gaat het vaak kapot, er zijn 2 manieren waardoor het fout kan gaan. Manier1: overbeweiding. Dan laten mensen teveel vee op een stuk land grazen maar er valt net genoeg regen omdat gras mooi te houden en als ze er teveel vee op laten grazen is dat stuk gras(met teveel vee) veel sneller op dan dat het er weer is. Manier2: omploegen. Soms proberen de bewoners van zo’n grasgebied akkers te maken. Dat loopt meestal verkeerd af. Die akker is een beel van het jaar onbegroeid. De wind heeft dan vrij spel. Er ontstaan dan enorme stofstormen.Dat verkeerd gebruik komt vooral voor in gebieden met een onbetrouwebare neerslag. Gemiddeld valt er misschien net genoeg regen om vee te houden en zelfs om akkers aan te leggen. Maar er is wel enorm verschil tussen de jaren. Hoe is winderosie te verkomen? – het beste is om gras niet om te ploegen en om ervoor te zorgen dat er niet teveel vee op gaat weiden. –Als je in zo’n droog gebied toch akkers aanlegt, kun je proberen kracht van de wind te breken. Dat kan door het aanleggen van windsingels. Dat zijn rijen bomen waardoor de akkers een beetje beschut worden. Om die bomen te laten groeien heb je natuurlijk wel extra water nodig. Dat water krijg je door irrigatie.

Bb84: Veranderingen in bevolkingsaantal.

Veranderingen in bevolkingsaantal worden veroorzaakt door een combinatie van natuurlijke veranderingen en migratie. De natuurlijke veranderingen in het bevolkingsaantal wordt bepaald door geboorte en sterfte. Als er in een jaar meer mensen geboren worden dan er sterven, is er een geboorte-overschot. Geboorte-overschot= als er in een jaar meer mensen geboren worden dan er sterven. Sterfte-overschot= als er in een jaar meer mensen sterfen dan er geboren worden. Migratie= verhuizen. Migratie wordt bepaald door 2 dingen: immigratie en emigratie. Vestigingsoverschot= als er in een jaar in een land meer mensen binnenkomen dan er vertrekken. Vertrekoverschot= als er in een jaar in een land meer mensen vertrekken dan binnenkomen.


Bb88: Ontwikkelingspeil.
Ontwikkelingspeil= daar aan kan je zien hoe ver een land is ontwikkeld in kennis (scholen, unniversiteiten, ziekenhuizen etc.) Analfabeten= mensen ouder dan 15 jaar die niet kunnen lezen en schrijven. Het aantal artsen per inwoner is dan ook een veelgebruikte maat om het ontwikkelingspeil te meten. Als er in een gebied een hoog ontwikkelingspeil is dan is het gebied ook hoog ontwikkeld vergeleken met een gebied met een laag ontwikkelingspeil.

Bb89: Ontwikkelingslanden.

Ontwikkelingslanden= landen met een lagen ontwikkelingspeil. Landen met een hoog ontwikkelingspeil heten juist ontwikkelde landen. Je kunt in een groep ontwikkelde landen bepaalde types onderscheiden. Het meest bekende type is de NIL-> nieuw industriekand ook wel NIC-> newly industrialized country genoemd. Tot de nil’s horen bijv. Zuid-Korea, Taiwan, Singapore, ook wel de nieuwe tijgers! Ontwikkelingslanden hebben bepaalde kenmerken. Die je kunt verdelen in 2 groepen: 1e, de basiskenmerken armoede, honger en ziekte. 2e, slechte infrastructuur, snelle bevolkingsgroei etc.

Bb90: Armoede.

Kenmerk van ontwikkelingslanden is armoede. Als je bijv. derde wereldlanden met elkaar vergelijkt dan heb je altijd “rijke” en “arme” landen daar tussen zitten, dus om onderling vergelijkingen te maken heb je een maat nodig. Bijv. inkomen. Economen hebben het liever over het BBP(Bruto Binnenlands Product) per hoofd of over het BNP(Bruto Nationaal Product) per hoofd. Dat is een enorm groot geld bedrag dat alle inwoners van een land samen verdienen. Dat hele grote bedrag wordt gedeeld door alle inwoners. Dan is de uitkomst het gemiddelde per persoon. Dat gemiddelde per persoon het officieel het BBP per hoofd of het BNP oer hoofd. Omdat bijna elk land een eigen muntsoort heeft is het moeilijk om het met een ander land te vergelijken. Het BNP van Nederland is ongeveer: 29,478 (in 1995 tenminste!)

Bb 91: Honger.

Bij honger wordt een onderscheid gemaakt tussen 2 soorten. Bij de 1e krijgen de mensen weliswaar voldoende voedsel om hun maag te vullen, maar de kwaliteit van de voedingsmiddelen is niet goed. Dus het is bijv. eenzijdig voedsel of ze bevatten geen eiwitten en vitamines. We noemen dit: kwalitatieve honger.(ondervoeding) Het gevolg ervan is dat er mensen jonger sterven en ziek worden. En daarvan is weer het gevolg dat de mensen minder kunnen werken dan ze zouden willen en moeten. De 2e is kwantitatieve honger, dit is een toestand waarbij de hoeveelheid voedsel(kwantiteit) niet genoeg is om de maag te vullen en dan gaan er mensen dood van de honger. Hongersnood heeft ook vaakn een menselijk oorzaak, namelijk oorlog.

Bb 92: Ziekte.

De gezondheidstoestand in derde wereld landen is over het algemeen niet goed. Dat heeft te maken met de lage inkomens. Op 2 manieren speelt de armoede de ziekte in de kaart. Omdat mensen geen geld hebben, hebben ze geen zuiver water en van dat onzuivere water worden ze ziek. Ze hebben ook geen geld om het zuiverde te maken en dus ontbreekt dat allemaal in ontwikkelingslanden. Mensen doen meestal alles in de rivier, bijv. wassen, plassen, drinkwater etc. Daardoor is de kans op ziekte erg groot. Een andere manier waarop armoede ziekte bevordert, is slechte voeding. Bij de kwalitatieve honger spelen vooral de eiwittekorten een rol. Het zijn vooral kleine kinderen die lijden hebben aan een tekort aan eiwitten. Er zijn landen waar 10% van de kinderen onder de 5 jaar ernstig ziek zijn doordat het eten slecht van kwaliteit is.


Bb 93: Snelle bevolkingsgroei.

De bevolkingsgroei in derde wereld landen groeit sneller dan in de rijke landen. De geboortecijfers zijn er veel hoger dan bij ons. In de westerse landen ligt het geboortecijfer tussen 10 en 15 en bij de arme landen tussen de 25 en 35. Kijken we naar de sterftecijfers dan zien we veel minder verschil. In rijke landen is het nl ongeveer 10 en in arme landen ongeveer 12. Die hoge geboortecijfer hangen voor een groot deel samen met de armoede. Over het algemeen heeft men te weinig geld en te weinig kennis om geboortenbeperking toe te passen. Maar men wilt het ook niet beperken want elk kind is weer een werkkracht. In arme landen kennen ze voorzieningen zoals AOW en pensioen niet. Als je oud bent moet je kinderen hebben die je kunnen verzorgen. Dus hoe meer, hoe beter! Als de bevolking sneller groeit dan het BNP, wordt men per persoon zelfs armer.

Bb 95: Koloniale geschiedenis.

In 1492 ontdekte Columbus Amerika, in 1948 vond Vasco da Gama de zeeweg naar Indie. Binnen 6 jaar tijd bleek de wereld veel groter te zijn dan men dacht. Dat betekende een einde aan de middeleeuwen en een nieuwe tijd begon. In de nieuwe tijd zagen de kooplieden in de zeevarende Europese landen onmiddellijk hun kans schoon hun handel uit te breiden. Zij stichten op de nieuw ontdekte vreemde kusten handelsnederzettingen. Die overzeese gebieden noemde men kolonien. In de eerste paar eeuwen werden de kolonien alleen maar gebruikt als leveranciers van “exotische” artikelen. Ze leverden specerijen en andere dingen. Rond 1850 veranderde de functie van de kolonien. Dankzij de stoomboot kon men ze veel sneller bereiken. Ze konden ook veel meer dingen meenemen. Er ontstond een nieuwe industrie: de moderne industrie. Daardoor veranderde de functie van kolonien. Ze moesten gaan fungeren als: leverancier van grondstoffen van industrielanden& afzetmarkt voor de industrieproducten. Bij de grondstoffen moet je denken aan landbouwproducten zoals, tabak, cacao, thee etc. Je moet ook denken aan mijnbouwproducten als goud, zilver, aardolie etc. De inheemse bevolking van de kolonien was niet in staat zelfstandig voldoende van de gewenste grondstoffen te produceren. Het gevolg was dat enkele Europese landen stukken van Afrikaanse landen in bezit namen. Dan konden ze daar plantages stichten en mijnen aanleggen. Het koloniale tijdperk is verleden tijd. De kolonien maakten zich los van de Europese moederlanden en werden zelfstandig. Dat zelfstandig worden heet dekolonisatie. Voor de meeste ex-kolonien is het nog maar 50 jaar geleden dat het koloniale systeem werd afgeschraft. Een groot deel van de kolonien in Azie en Afrika heeft moeten wachten tot na de 2e wereldoorlog voordat ze kans kregen zelfstandige landen te worden.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.