Analyse ontwikkelingssamenwerking

Beoordeling 6.9
Foto van een scholier
  • Praktische opdracht door een scholier
  • 4e klas vwo | 4844 woorden
  • 2 maart 2012
  • 10 keer beoordeeld
Cijfer 6.9
10 keer beoordeeld

Ontwikkelingssamenwerking


Het landelijk budget voor ontwikkelingssamenwerking. Wat is dat eigenlijk? Hoelang bestaat het al? Laten we eerst eens kijken wat ontwikkelingssamenwerking nu precies is. Als we het woord splitsen krijgen we ontwikkeling en samenwerking. Ontwikkeling is dat iets groeit, groter en beter wordt. Samenwerking is iets bewerkstelligen door het samen te doen. Dus, ontwikkelingssamenwerking is het samenwerken om een land te laten groeien en beter te laten worden. Het landelijk budget voor ontwikkelingssamenwerking bestaat al sinds 1960. Sinds die tijd helpt Nederland ontwikkelingslanden om beter te ontwikkelen en een zelfstandig land te worden met een stabiele economie. Nederland geeft jaarlijks veel geld aan de ontwikkelingslanden. In de jaren 70 beloofde 40 rijke landen in een verdrag om 0,7% van het BNP af te staan aan ontwikkelingssamenwerking. Zodoende investeerde Nederland in 2010 4,7 miljard euro in de ontwikkelingslanden. Als je gaat narekenen kom je erachter dat dit bedrag veel meer was dan de 0,7% BNP die was afgesproken, maar dat kwam door de extra hulp die Nederland gaf om het milieu, de natuur en de waterkwaliteit te verbeteren. In 2010 kwam de regering met allerlei bezuinigingen en ook op ontwikkelingssamenwerking moest worden bezuinigd. Er is afgesproken dat vanaf dit jaar, 2012 dus, het percentage teruggaat van 0,8% naar 0,7% van het BNP. Per jaar levert dit dan een besparing van in totaal 1,9 miljard euro. Ontwikkelingssamenwerking heeft geen eigen ministerie (wel een eigen minister), maar het is ondergebracht bij het ministerie van Buitenlandse Zaken.


De ontwikkelingssamenwerking die Nederland geeft komt via een heleboel manieren op zijn plaats terecht. Wij noemen hier de belangrijkste vier:

• Bilaterale kanaal. Hierbij gaat het geld direct, van regering naar regering, naar het land waar Nederland een ‘relatie’ mee heeft. In 2008 werd er wereldwijd 135 miljard dollar hieraan besteed. Bijvoorbeeld Nederland en Benin.

• Via multilaterale kanalen. De organisaties krijgen dan subsidies van de overheid, waarmee ze het ontwikkelingsprogramma kunnen afwerken. In 2008 werd 13,4 miljard dollar verstrekt via multilaterale kanalen. Bijvoorbeeld Wereldbank.

• Niet gouvernementele organisaties (NGO). Dat zijn particuliere, onafhankelijke organisaties. Ze komen aan hun geld door middel van donaties van particulieren, bedrijven en maatschappelijke organisaties. Bijvoorbeeld Save Children International.

• Particuliere initiatieven. Deze vorm van hulp wordt ook wel doe-het-zelfontwikkelingshulp genoemd. Dit zijn organisaties, kleine groepen, die de mensen haast persoonlijk helpen. Ze gaan dan bijvoorbeeld met een groep vrijwilligers waterputten graven in een ontwikkelingsland.


Nederland is met 22 andere (rijke) landen aangesloten bij de OESO: de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling. De OESO houdt van alle landen bij hoeveel die landen aan ontwikkelingshulp doneren. Nederland staat al jaren in de top van de landen die veel aan ontwikkelingshulp geven.


Ondanks de slechte positie van de ontwikkelingslanden zijn er discussies in het bestuur van veel landen. De hulp zou niet effectief genoeg zijn. Critici zeggen: Hoe meer geld er in een land beschikbaar is, hoe sneller de prijzen in het binnenland stijgen door inflatie. Dat maakt de exportproducten duur. Daarom remt het de economische groei. Ten tweede zou de hulp niet op de plek terecht komen waar het wel zou moeten horen. Veel geld zou verdwijnen in de zakken en via bankrekeningen van de leiders van het land. En als laatste kritiekpunt zou het ontwikkelingsgeld aan de strijkstok blijven hangen. Dat het dus in Nederland wordt besteed aan een zo mooi mogelijk kantoor, of een zo luxe mogelijke auto. Ook komt het geld in een ontwikkelingsland vaak in verkeerde handen terecht.

Politiek-juridisch

We bekijken een linkse partij, een rechtse partij en een partij die in het midden zit. We hebben gekozen voor SP, VVD en SGP.

De SP is een socialistische partij. De kernwaarden voor deze partij zijn: menselijke waardigheid, gelijkwaardigheid en solidariteit. De partij is een links partij, wat betekent dat ze zijn voor veel overheidsbemoeienis en streven naar sociale gelijkheid (dus goede verdeling van de welvaart). De SP vindt dat wij af en toe wel een stapje terug kunnen doen en tevreden moeten zijn met wat wij hebben. Zij vinden dan ook dat het budget voor ontwikkelingssamenwerking verhoogd kan worden door zaken als militaire (vredes) operaties en de eerstejaars opvang van asielzoekers en schuldkwijtschelding niet langer ten laste te brengen van de ontwikkelingsbegroting. [Extra financiering kan bijvoorbeeld worden gezocht in de vorm van een Tobintax, een belasting op flitskapitaal.] De SP vindt dat de ontwikkelingssamenwerking meer moet worden geconcentreerd op de allerarmste landen. Ze willen dat Nederland dit doet door directe hulp te geven of door multilaterale hulp via VN.

De VVD (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) is een rechtste partij. De belangrijke programmapunten voor deze partij zijn o.a.: weinig overheidsbemoeienis en lage belastingen, de instroom van kansarme migranten naar Nederland stoppen en wil zo weinig mogelijk mensen afhankelijk laten zijn van uitkeringen en [ze willen] uitkeringsfraude hard aanpakken. De VVD wil vooral ontwikkeling in het bedrijfsleven en op economisch gebied. Men wil een systeem ontwikkelen waarin men zelf uit belastingopbrengsten zaken als zorg en onderwijs kan financieren. Alleen als de overheid financieel afhankelijk is van haar burgers, is er de noodzaak die burgers iets te zeggen te geven en te respecteren. De VVD ziet de overheid vaker als een hindernis voor deze ontwikkeling dan een ‘rots in de branding’. Door dit streven naar ontwikkeling op economisch gebied en vrijheid hiervoor in een land, vindt de VVD dat een ontwikkelingsland alle ruimte moet hebben om zich te ontwikkelen. In de eerste instantie houdt de VVD zich vooral bezig met deze economisch ontwikkeling in Nederland. Toen Mark Rutte in 2010 gekozen werd als minister-president is het BNP van 0,8% naar 0,7% gegaan, dus het percentage dat in 1970 door de VN is afgesproken. Als we kijken naar de meningen in de VVD zien we dat vrijheid centraal staat. In een opinieartikel in de Trouw geeft Stef Blok, fractievoorzitter van de VVD, aan dat mensen zelf de vrijheid moeten hebben om initiatief te nemen om iets aan ontwikkelingssamenwerking te doen. Hij vindt dat de linkse partijen insinueren dat Nederlanders geen tijd en geld hebben om aan ontwikkelingssamenwerking te besteden. Er wordt al vanaf de jaren ’60 veel belastinggeld in ontwikkelingssamenwerking gepompt, maar dit heeft tot nu toe nog niet veel resultaat, zo beweerd hij. Het is duidelijk, de burgers moeten dus de vrijheid hebben om zelf initiatief te kunnen nemen. Oftewel, een beschaafde samenleving laat haar burgers vrij om te kiezen, aldus Stef Blok.


De SGP (Staatkundig Gereformeerde Partij) is een conservatieve partij. Conservatief betekend letterlijk beschermen of in ongeschonden stand bewaren. De SGP is van mening dat het budget voor ontwikkelingssamenwerking niet omlaag moet. Zij vinden dat ontwikkelingslanden het hardst worden getroffen door de economische crisis en dat er, ondanks allerlei onvolkomenheden, toch succes is geboekt. Een voorbeeld hiervan is het terugdringen van moedersterfte en beter onderwijs voor mee mensen. Ook vanuit Bijbelse redenen vindt de SGP dat het ontwikkelingsbudget niet omlaag kan. Naastenliefde is heel erg belangrijk in de Bijbel. Ze realiseren zich wel dat er een aantal landen in de EU zich niet houden aan de afspraak 0,7% van het BNP naar ontwikkelingssamenwerking. Ze vinden dan ook dat er politieke druk uitgeoefend moet worden op deze landen om wel aan de afspraak te voldoen.



Conclusie

Er zitten dus duidelijk verschillen in de meningen van de partijen over ontwikkelingssamenwerking. Je kan zien dat iedere partij zijn mening met verschillende argumenten onderbouwd heeft. We hebben nu natuurlijk ‘maar’ die partijen bekeken. Over het algemeen zullen de linkse partijen het budget voor ontwikkelingssamenwerking niet omlaag willen hebben. Linkse partijen hebben namelijk onder andere als doel om de minder bedeelden in de samenleving gelijke kansen te geven en ze streven naar sociale gelijkheid. Dit kan je ook terugvoeren op ontwikkelingssamenwerking. Linkse partijen vinden dat de rijkere in de samenleving weleens een stapje terug kunnen doen en hun geld ook anders kunnen besteden. In tegenstelling tot de rechtse partijen, of laten we zeggen, in tegenstelling tot de VVD. Zij streven naar vrijheid, onafhankelijkheid en winstmaximalisatie. Ontwikkelingshulp? Prima. Maar mensen moeten hierop niet teveel inleveren, evenals de overheid niet. Als er bezuinigt moet worden, vindt de VVD dat het ontwikkelingsbudget naar beneden kan. Dat zag je ook toen Mark Rutte minister-president werd. Het ontwikkelingsbudget ging van 0,8% naar 0,7% van het BNP. Dit kunnen we doortrekken naar de vrij en vooral de onafhankelijkheid. Ontwikkelingslanden zijn grotendeels verantwoordelijk voor zichzelf. Ze moeten zelfstandig opkrabbelen uit hun positie, bijvoorbeeld door allerlei kleine bedrijfjes te starten. De liberalen willen niet dat hun eigen economie ten koste gaat van ontwikkelingssamenwerking. Ze leggen de prioriteit bij ontwikkelingssamenwerking vooral bij het opbouwen van een gezonde economie, en niet direct bij het bestrijden van de armoede. Ze stimuleren de vrijmarkteconomie, omdat deze volgens hen veel werkgelegenheid biedt en dus ook inkomen en welvaart biedt. De SGP wordt ook wel rechts gerekend, maar is meer conservatief. Zij bekijken alles vanuit het Bijbels oogpunt. Van daaruit zeggen zij dat het ontwikkelingsbudget niet omlaag moet, omdat we onze naasten moeten helpen.


Sociaaleconomisch


Laten we het eens van de sociaaleconomische kant bekijken. We gaan eens kijken welke groeperingen bij het geven van ontwikkelingssamenwerking betrokken zijn en welke belangen zij precies hierbij hebben. Even een verduidelijking; een belang is iets waaruit jij je voordeel kan trekken. Het kost je waarschijnlijk wel iets, maar je hoopt er meer voor terug te krijgen. Bijvoorbeeld, je stopt geld in een bedrijf. Als het bedrijf groeit en meer winst gaat maken, krijg jij hiervoor geld terug.


Welke groeperingen zijn bij ontwikkelingssamenwerking betrokken en welke belangen hebben zij?

We beginnen met de overheid. Waarom geeft de overheid überhaupt geld aan ontwikkelingslanden? Is dat echt omdat ze een goede daad willen doen? Nee, helaas niet alleen daarom. De overheid doet dit ook uit eigen belang. Als het land er op vooruit gaat, kan de overheid handel doen met dit land. Hoe welvarender het land wordt, des te meer dit land gaat produceren en waarschijnlijk ook meer verschillende dingen gaat produceren. Mensen krijgen de kans zich te ontwikkelen en zo wordt de eenzijdige export minder. Denk aan het voorbeeld hierboven. De overheid stopt geld in het ontwikkelingsland en hoopt dat (op lange termijn) het land groeit, zodat het in de wereld handel mee gaat draaien (duurzame ontwikkeling). De overheid wil ook een vriendelijk imago creëren naar buiten toe. Voor zowel andere landen, als wel voor de bevolking. Het kan zijn dat ze hierdoor betere contacten krijgen met andere landen, zodat ze hiermee handel kunnen drijven. En het is altijd fijn als je een positief beeld hebt tegenover de bevolking. Een positief beeld van de overheid kan meedragen aan de rust in het land. Een politiek-strategisch motief van de overheid is dat ze de democratie in een land willen bevorderen als deze er nog niet (optimaal) is. Een cultureel motief voor ontwikkelingssamenwerking kan het verspreiden van eigen taal en cultuur zijn. Alhoewel je dit motief niet direct op Nederland zou kunnen trekken. Frankrijk is hier een beter voorbeeld van. Het kan ook zijn dat de partijen die op dat moment een coalitie vormen, graag voor het milieu willen opkomen. Dit zul je dan waarschijnlijk ook terug zien in de ontwikkelingshulp. Dus de overheid kan ook ontwikkelingshulp geven vanuit ecologisch motief. Een ander motief is het ethisch-humanitair motief. Dit wordt vaak onderbouwd vanuit de mensenrechten, dat in 1948 is opgetekend in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Hierin staat onder andere dat mensen het recht hebben op onderdak, voedsel, onderwijs en een bescherm leven. Veel mensen in ontwikkelingslanden leven in mensonwaardige omstandigheden en hebben dit alles nog niet.


De bevolking speelt natuurlijk ook een rol in ontwikkelingssamenwerking. Want naast het feit dat er 0,7% van het BNP afgaat, zijn er ook andere manieren om aan ontwikkelingssamenwerking te doen. Als bedrijf, maar ook als particulier kan je aan ontwikkelingssamenwerking doen. Nederland doet mee aan het zogeheten bedrijfslevenprogramma’s. Het doel van deze programma’s is het stimuleren van werkgelegenheid in ontwikkelingslanden. Wat je de laatste tijd ook ziet in het bedrijfsleven, is het maatschappelijk verantwoord ondernemen, laten we het even afkorten tot mvo. Mvo is een breed begrip, maar het komt er in het kort op neer dat een bedrijf streeft naar een verantwoord evenwicht tussen de financiële aspecten van de bedrijfsvoering (winst) en sociale en ecologische aspecten (mens en milieu). Als particulier kun je natuurlijk geld doneren maar je kunt ook met een project meedoen. Bijvoorbeeld om een ziekenhuis te bouwen in een arm land. Je kunt ook je levensstijl veranderen door bijvoorbeeld alleen nog maar fair trade producten te kopen of door veel producten in de wereldwinkel te kopen. Je kan ook deelnemen aan een bepaalde organisatie die zich met ontwikkelingslanden bezig houdt, bijvoorbeeld Woord & Daad. Waarom zou de bevolking iets aan ontwikkelingssamenwerking willen doen? Vaak vanuit humanitair motief. Ze willen iets goed doen, een goede daad verrichten of vinden dat mensen in ontwikkelingslanden geen menswaardig bestaan leiden. Dit kan vanuit religieuze overtuigingen zijn (christelijk oogpunt: naastenliefde), of men vindt dat het moreel verplicht is. Ook het geeft mensen een goed gevoel om iets voor anderen te doen. Mensen hebben ook vaak een schuldgevoel tegenover de mensen die in mensonwaardige omstandigheden leven. Het kan ook zijn dat men de sociale ongelijkheidwil terugdringen op de wereld. Dus de inkomstenverdeling moet verbeterd worden. Burgers kunnen ook aan ontwikkelingssamenwerking doen vanuit ecologisch motief. Ze willen het milieu zo minder mogelijk belasten en vervuilen. Maar een rijk land kan makkelijk misbruik maken van een arm door bijvoorbeeld geld te geven als het arme land afval voor hen dumpt. Bovendien heeft een ontwikkelingsland niet veel geld om in het milieu te steken.


Een derde van het ontwikkelingsbudget gaat naar particuliere organisaties zoals het katholieke Cordaid, de protestante Interkerkelijke Coördinatie Commissie Ontwikkelingssamenwerking (ICCO), Oxfam Novib en Hivos. Deze particuliere organisaties geven hulp door gespecialiseerde mensen naar het land toe te sturen. De organisaties staan vaak dichter bij de mensen in ontwikkelingslanden. Door gespecialiseerder hulp te kunnen verlenen is deze vaak ook effectiever. Motief om hulp te verlenen kan gegrond zijn vanuit humanitaire motief. Denk aan het katholieke Cordaid en het protestantse ICCO. Zij zijn ontstaan vanuit de oude zuilen en dus het is waarschijnlijk dat hun motief ook Bijbelse gronden heeft zoals naastenliefde. Het kan ook zijn, en dat zie je ook bij de bevolking, dat mensen dit uit medelijden doen of vanuit schuldgevoel.


Conclusie

Je ziet het ethisch-humanitaire motief vaak terugkomen. Het motief vanuit een bepaald gevoel kun je ook wel zeggen. Mensen voelen medelijden, hebben een schuldgevoel, doen het vanuit religieuze overtuigingen of vinden dat niemand in zulke mensonwaardige omstandigheden kan en mag leven. Dit motief staat dan ook centraal in het Nederlandse ontwikkelingsbeleid. Naast dit motief heeft de overheid ook andere motieven, terwijl bij burgers en organisaties het vooral bij het humanitaire motief blijft.


Welke gevolgen heeft de globalisering gehad voor ontwikkelingslanden?

De globalisering heeft bijgedragen aan de totale mondiale welvaart. Bedrijven kunnen namelijk makkelijker investeren in regio’s waar ze de meeste winst denken te maken, bijvoorbeeld omdat de arbeidskosten daar lager zijn. Sommige ontwikkelingslanden gaan hierop vooruit. In zulke landen worden veel eenvoudige massaproducten voor de wereldmarkt zoals kleding en schoenen gemaakt. Met de opbrengsten hiervan kunnen bijvoorbeeld het onderwijs en de zorg verbeterd worden. Toch heeft voor veel ontwikkelingslanden de globalisering ook negatieve gevolgen. Westerse bedrijven willen liever niet investeren vanwege de corruptie, de politieke en juridische instabiliteit en het gebrek aan goed geschoold personeel. In ontwikkelingslanden komen steeds meer producten vanuit het Westen die hun eigen producten verdringen. Het gaat voor een deel hier om oneerlijke concurrentie. De ontwikkelingslanden kunnen dit weren door protectionisme toe te passen. Als je een hoge invoerbelasting heft op buitenlandse producten, maak je deze importproducten duurder dan je eigen producten. Het is moeilijk om als klein bedrijfje je hoofd boven water te houden in de internationale handel. De WTO (Wereldhandsorganisatie) is een organisatie waarbij de 142 aangesloten landen onderhandelen en overleggen over internationale handel. Een paar doelstellingen zijn: het bevorderen van internationale handel, tegengaan van protectionisme en het oplossen van handelsconflicten tussen landen. Door deze doelstellingen te maken is er hoop dat ontwikkelingslanden in economisch opzicht ook kunnen groeien. Dit is belangrijk zodat er een gezonde en stabiele economie in een land ontstaat.





Sociaal-cultureel


Hoe wordt ontwikkelingssamenwerking door Nederlanders gezien?

In Nederland denkt men heel verschillend over de ontwikkelingshulp. Een groot deel van de Nederlanders vindt dat Nederland geld moet geven, een ander groot deel vindt juist van niet. Uit een vrij recent onderzoek van de NCDO zijn de volgende resultaten gekomen. We leggen het onderzoek even uit:


In de Hoorn van Afrika vindt de ergste droogte in 60 jaar plaats, met een ernstige hongersnood als gevolg. De VN hebben een schatting gemaakt en denken dat er ongeveer 12,4 miljoen Noord-Afrikaners in levensgevaar zijn. In Nederland hebben de Samenwerkende Hulp Organisaties (SHO) giro 555 opengezet om zo het geld in te zamelen wat nodig is voor de hulp van die mensen. Het NCDO heeft ruim 1.000 Nederlanders van 15-70 jaar gevraagd of zij op de hoogte zijn van de hongersnood en wat ze vinden van de hulpactie die op touw is gezet.


Uit het onderzoek is gebleken dat, ondanks dat Nederland hoog staat in de ontwikkelingshulptop, de Nederlanders niet graag geven. 5 op de 6 van de ondervraagden heeft 21/2 week na de opening van giro 555 nog geen geld gestort. Ouderen zijn beter op de hoogte van de situatie en het zijn ook meer ouderen die geld doneren. Mensen die lid zijn van een linkse of confessionele politieke partij geven het vaakst.


Van de mensen die niet hebben gedoneerd, geeft tweederde aan het helemaal niet te zullen doen. De belangrijkste reden om het geld niet te geven is of het geld wel goed terecht komt. Op zich is dat wel te begrijpen. Er wordt zoveel geld in de ontwikkelingslanden gestoken. En het resultaat? Dat laat op zich wachten! Andere redenen zijn ‘ik kan het geld zelf niet missen’ en ‘noodhulp is maar een tijdelijke oplossing’ of ‘er zijn zoveel problemen in de wereld, er is geen beginnen aan!’


Daartegen over staat dat de mensen die wel geven, gelijk goed geven. Al met al wordt er bij elke grote ramp nog veel geld wordt opgehaald. Redenen om wel te doneren zijn ‘ik wordt geraakt omdat er nu zoveel mensen overlijden’ en ‘ik wil mijn overvloed met anderen delen’ en ‘ik kan best wel wat geld missen’ of ‘omdat mijn bijdrage echt helpt!’


Uit dit onderzoek blijkt wel dat er veel verschillende meningen zijn in Nederland over ontwikkelingshulp of samenwerking. Hierbij moeten we wel duidelijk het verschil zien tussen noodhulp en ontwikkelingshulp! Noodhulp is hulp die wordt geboden in een noodsituatie, zoals bijvoorbeeld de honger in de Hoorn van Afrika. Of zoals de situatie na de aardbeving in Haïti. Ontwikkelingshulp is een term die wat verouderd is. Het betekent gewoon precies hetzelfde als ontwikkelingssamenwerking, dus dat 2 of meerdere landen nauw samenwerken om het hulpbehoevende land te helpen. Ontwikkelingssamenwerking is duurzaam, je hebt er op langere termijn ook iets aan. Noodhulp niet. Een voorbeeld ter verduidelijking:

Noodhulp is in een regio waar hongersnood is voedselpakketten uitdelen. Ontwikkelingssamenwerking is in een regio waar hongersnood is leert een hulpverlener de bevolking het land te bebouwen zodat ze zelf voor goed en gezond eten kunnen zorgen.

Hoe iemand over het helpen van arme mensen denkt, kan ook erg van het soort geloof of misschien het atheïst zijn afhangen. Ook de politieke kleur kan een rol spelen. Zo zijn GroenLinks, D66, PvdA en de SP erg positief. Dit zijn allemaal overwegend linkse partijen, die staan voor socialisme, dus je medemens helpen. PVV, een rechtse partij, die dus staat voor vrijheid, is negatief over ontwikkelingssamenwerking. Ook de confessionele partijen, zoals CDA, ChristenUnie en SGP, zijn positief. Maar hoewel het budget voor ontwikkelingssamenwerking onder druk komt, blijft drie vierde van de Nederlanders erin geloven. Ze vinden dat internationale professionele organisaties het best geschikt zijn om de samenwerking vorm te geven. ook blijkt dat de bevolking zelf doneert en organisaties steunen, hoewel het bedrag elk jaar minder wordt.


Hoe de bevolking zelf denkt over de hulp? Nederland steunt ook Guatemala. Op de site van de nationale Belgische hulporganisaties staat dat monseigneur Ramazzinni, bisschop van San Marcos in Guatemala, naar België is gekomen om de regering op de negatieve gevolgen van de mijnbouw in zijn thuisland te wijzen. Jullie zullen wel denken… Wat heeft die mijnbouw nu weer met de steun die wij geven te maken? Alles! Volgens Ramazzinni zijn het de arme landen die de gevolgen dragen van de steeds toenemende vraag naar grondstoffen in Europa. ‘De Europeanen willen enerzijds ontwikkelingshulp geven aan andere landen, maar anderzijds profiteren zij van de winst die bedrijven daar maken ten koste van mensenrechten en milieu’, zei hij tijdens een persconferentie.


Conclusie

We merken uit de onderzoeken dat het vertrouwen in ontwikkelingssamenwerking in vergelijking met andere jaren behoorlijk aan het dalen is. Mensen geven minder snel en minder gul als er een noodsituatie ontstaat. Ook wil de politiek de mensen best helpen, als ze er zelf maar profijt van hebben. Dat merk je uit wat Ramazzinni zegt. Deze manier van hulp kan niet goed gaan, want zo blijft het ontwikkelingsland afhankelijk.











Verandering en vergelijking


Wat doet België aan ontwikkelingssamenwerking?

België

Op de site van Buitenlandse Zaken, Binnenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking zegt de regering dat België streeft naar een wereld zonder armoede. Waar mensen in vrede en veiligheid met elkaar kunnen leven. Ook streven ze naar ontplooiingskansen voor iedereen op zich. België heeft een paar belangrijke thema’s als doelstelling voor hun hulp:

• De Millenniumdoelen

• Voedselzekerheid en landbouw

• Leefmilieu en klimaat

• Migratie en ontwikkeling

• Onderwijs en vorming

• Basisgezondheidszorg

• Basisinfrastructuur

• Maatschappijopbouw

• Gelijke rechten voor mannen en vrouwen

• Aid for Trade

• Kinderrechten

• De zelfstandige sector, zoals bijvoorbeeld ondernemers

Op elk van die thema’s gaat België weer op een paar punten dieper in, maar daar willen we jullie niet mee vermoeien. België geeft bilaterale hulp aan zo’n 18 partnerlanden in Azië, Latijns-Amerika, Sub-Sahara Afrika, Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Toch gaat de meeste hulp nog steeds naar Centraal-Afrika.

Een onderzoek van de Universiteit Leuven onder 1500 Belgen wijst uit dat de Belgische bevolking nog wel voor ontwikkelingshulp is, maar dat het aantal voorstanders snel daalt. Steeds meer Belgen vinden dat het geld slecht besteed wordt. De houding zou kunnen komen doordat ze geen resultaten zien of door de economische crisis.


Nederland, België en de andere leden van de Verenigde Naties hebben in 2000 een millenniumverklaring ondertekent. In die millenniumverklaring staat dat voor 2015 acht concrete doelen moeten zijn gehaald. In het filmpje zie je wat de millennium-ontwikkelingsdoelen zijn en hoe de landen denken die doelen vóór 2015 te gaan bereiken.


Hoe verschilt het ontwikkelingsbeleid van nu met die van vroeger?

Het allereerste wat Nederland aan ontwikkelingshulp deed was in 1949. Ten deden zij mee aan een VN project voor ontwikkelingssamenwerking. Vanaf 1965 kwam er een minister ontwikkelingssamenwerking, dit was een zogenaamde minister zonder portefeuille, wat betekent dat de minister geen eigen ministerie heeft, maar onder het Ministerie van Buitenlandse Zaken valt. In totaal hebben we 13 verschillende ministers gehad. Laten we er eens een paar uithalen en van dichtbij bekijken. We beginnen met Jan Pronk van de PVDA. Hij is vanaf 1973 tot en met 1975 minister voor ontwikkelingssamenwerking geweest. Pronk stond bekend als zeer principieel, hij is door premier Kok weleens als Minister van het Nationale Geweten bestempeld. Pronk bestreed vooral de armoede in de landen. Vanaf 1989 tot 1998 is Jan Pronk weer minister van ontwikkelingssamenwerking geweest. Hij stelde de norm van het BNP op 0,8%. Na Pronk kwam in 1998 Eveline Herfkens van de PVDA. Zij veranderde op een aantal punten het Nederlandse ontwikkelingsbeleid. Het aantal donorlanden werd gehalveerd tot 22 landen. Zij moesten aan bepaalde criteria voldoen, namelijk: goed beleid, goed bestuur en grote armoede. Ook werd het sturen van Nederlandse deskundigen naar ontwikkelingslanden stopgezet. Ook werd de bilaterale hulp stopgezet omdat deze zogenaamd niet effectief genoeg was. Tot 2003 zou Herfkens minister van ontwikkelingssamenwerking blijven. Vanaf 2003 kwam Agnes van Ardenne. Ze bracht de landen waaraan bilaterale hulp werd gegeven terug tot 36 landen. Ook kwamen de Millennium doelen centraler te staan. Het aantal sectoren waaraan Nederland hulp gaf werd verminderd en er kwam nadruk te liggen op onderwijs en gezondheidszorg. Zij was tot 2007 minister. Bert Koenders van de PVDA was vanaf 2007 tot 2010 onze minister en presenteerde in 2007 de belangrijkste thema’s, zoals meer aandacht voor fragiele staten, meer aandacht voor de positie van vrouwen in ontwikkelingslanden en daarbij ook voor de moedersterfte in het kraambed en tenslotte meer aandacht voor de negatieve gevolgen van de economische groei. Van maart 2010 tot oktober 2010 is Maxime Verhagen minister geweest. Vanaf oktober 2010 is er geen minister voor ontwikkelingssamenwerking. Wel een staatsecretaris, Ben Knapen van de CDA.


Conclusie

Het is soms niet helemaal duidelijk te zeggen waar het verschil zit. Het hangt vooral af van welke partij de minister is. Het is wel duidelijk dat vanaf 1998 er criteria gesteld zijn voor ontwikkelingslanden. Ontwikkelingssamenwerking is dus effectiever geworden. Het richt zich meer op bepaalde dingen, en niet op het geheel, zoals in het begin. Het beleid voor ontwikkelingssamenwerking ligt er ook aan wie er regeert en welke partijen er een coalitie vormen. Nu is dit VVD met de CDA en PVV. Het is dan ook niet gek dat het BNP van 0,8 naar 0,7 is gegaan. VVD wil namelijk wel aan ontwikkelingssamenwerking doen, maar niet als het ten koste gaat van de eigen economie. CDA streeft naar 0,7% van het BNP, wat ook gekomen is. En de PVV is eigenlijk tegen ontwikkelingssamenwerking en zal er dan ook niet veel op tegen hebben dat het percentage naar beneden toe gaat.



Slot


Uit dit werkstuk blijkt dat de meningen over ontwikkelingssamenwerking heel erg verdeeld zijn en ook erg ver uit elkaar blijken te liggen. Dat zie je in de politiek: sommigen willen het budget naar beneden, of zelfs helemaal uit de begroting weghebben. Anderen willen het omhoog en meer donorlanden op de lijst. Maar niet alleen in de politiek hebben we dit gezien, ook onder de mensen de Nederlandse bevolking is dat zo. Het vertrouwen in ontwikkelingssamenwerking neemt gaandeweg af. Mensen zien geen resultaten en zijn bang dat hun geld aan de strijkstok blijft hangen. Al deze verschillende en ver uit elkaar liggende meningen en argumenten kunnen we goed begrijpen als we ons erin verdiepen. Maar ook hierdoor is het heel moeilijk een compromis of een oplossing te vinden. De beslissingen die genomen worden over dit onderwerp is dan ook sterk afhankelijk van welke partijen er op dat moment een coalitie vormen.



Meningen over dit werkstuk en onderwerp


Eerst had ik totaal geen zin om het werkstuk te maken, maar omdat ik ontwikkelingslanden en arme mensen een interessant onderwerp vind hebben we het uiteindelijk denk ik wel tot een goed resultaat kunnen brengen. En mijn mening over dit onderwerp blijft hetzelfde, (al kan ik de tegenstanders ook goed begrijpen!) : ik vind dat het landelijk budget voor ontwikkelingssamenwerking zeker moet blijven en dat we als je daartoe in staat bent, best iets voor je naaste kunt doen. Zeker ook vanuit Bijbels opzicht. Daar deden ze ook een soort van aan noodhulp: Kijk maar naar Jozef, die het koren verkocht aan de arme landen en hongerige mensen om Egypte heen.


Een mening geven over een ingewikkeld onderwerp zoals ontwikkelingssamenwerking is lastig. Er zijn argumenten tegen ontwikkelingssamenwerking. Zoals dat het geld niet op de juiste plek terecht komt, of het feit dat we al ruim 60 jaar aan ontwikkelingssamenwerking doen, maar dit nog niet heel erg zichtbaar is. Er zijn al miljarden euro’s in ontwikkelingslanden gepompt, maar je ziet er bar weinig van. Je kan je afvragen hoe dit komt. Komt het geld inderdaad niet goed terecht? En waar blijft al dat geld dan? Het is duidelijk dat er niet echt zichtbaar resultaat is van ontwikkelingssamenwerking. Ja, er zijn ziekenhuizen gebouwd in landen. Ja, op sommige plaatsen is er beter onderwijs en betere gezondheidszorg. En ja, de armoede is al wel wat terug gedrongen. Maar het is er nog steeds. En er sterven nog steeds te veel moeders en kinderen. Ook is de economie in veel landen nog instabiel. Maar om dan gelijk te zeggen dat we moeten stoppen met ontwikkelingssamenwerking, nee. Vooral vanuit het humanitaire motief kan je dit niet doen, vind ik. Er zijn nog teveel mensen die in mensonwaardige omstandigheden leven. Bovendien krijg ik hierdoor wel een schuldgevoel. Ik leef hier in rijkdom, in tegenstelling tot de mensen daar. Ook vanuit religieuze overtuigingen is het mijns inziens niet goed om met ontwikkelingssamenwerking te stoppen. De Bijbel is duidelijk, hebt uw naasten lief als u zelf. Wij moeten deze mensen hebben, op welke manier dan ook. En als daar niet altijd het effect van te zien is, kan dit inderdaad demotiverend werken. Maar het gaat er ook om dát je het doet. Het is duidelijk tegen ons gezegd. Dus, ik ben van mening dat we met ontwikkelingssamenwerking door moeten gaan. Hoewel ik wel van mening ben dat het onze economie niet mag schaden. We leven in een crisis nu en ik begrijp goed dat het BNP van 0,8% naar 0,7% is gaan. We moeten helpen waar we kunnen, maar het moet niet ten koste gaan van ons land.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.