Thema 3 De bloedsomloop

Een volwassen mens heeft 5 à 6 liter bloeb. Bloed bestaat uit bloedplasma, cellen en bloedplaatjes
Bloedplasma 55 % en 45 % de rest. Bloedplasma bestaat voor 90 % uit water en daar zitten allerlei stoffen in opgelost; Zuurstof, voedingsstoffen koolstofdioxide en afvalstoffen het speelt ook een rol bij bloedstolling. Rode bloedcellen zien eruit als donuts zonder gat erin. Ze hebben geen celkern en vervoeren zuurstof. Ze hebben een rode kleurstof; hemoglobine, daardoor kan de cel makkelijk zuurstof opnemen en afgeven. Ze nemen de zuurstof in de longen op en zetten het ergens anders in het lichaam af. Als je bloed niet genoeg hemoglobine bevat heb je bloedarmoede je hebt dan vaak hoofdpijn en je bent voortdurend moe en duizelig. Deze mensen krijgen via voedsel meestal niet genoeg ijzerzouten binnen. Per kubeke mm 5000000 rode bloedcellen. Witte bloedcellen hebben geen vatse vorm. Ze vechten tegen ziekteverwekkers, er zijn verschillende soorten sommige bestrijden bacterien. De cellen sluiten de bacterie in en de hij gaat dood, meestal gaat de cel dan ook dood. De etter of pus uit een wond bestaat dus uit beide. Per kubeke mm bloed 5000 witte bloedcellen. Bloedplaatjes zijn geen cellen maar delen daarvan
Ze zorgen ervoor dat bloed stolt

Soms stolt bloed midden in een bloedvat een bloedprop, dat heet dan trombose. Per kubeke mm bloed 300000 bloedplaatjes. Bloedstolling
Bloedplaatjes+bloedplasma = stolling , in bloedplasma is naast de andere stoffen ook fibrinogeen opgelost voor het stollen als bij verwonding een bloedvat stuk gaat komen deze stoffen uit de bloedplaatjes vrij, onder invloed van deze stoffen wordt fibinogeen omgezet in fibrine. Dat vormt een netwerk van dradenop de wond, daartussen blijven bloedcellen hangen en zo ontstaat er een stolsel en de wond word afgesloten. Het korstje komt los als de wond genezem is. Het hart Het hart ligt in de borstholte iets naar links en is zo groot als een vuist. Het hart is een holle spier dat bloed rond pompt naar alle andere organen in het hele lichaam. Het bloed stroomt het hart binnen via de onderste en de bovenste holle ader. Deze twee bloed vaten komen uit in de rechterboezem. Van de rechterboezem stroomt het bloed naar de rechterkamer. De rechterkamer pompt het bloed naar de longslagader en die splitst het bloed in twee bloedvaten een naar elke long. In de longen haalt het bloed de zuurstof op en is dus zuurstofrijk. Gaat terug via de longaders naar het hart naar de linkerboezem. Van de linkerboezem naar de linkerkamer die pompt het bloed in de aorta. En via de aorta stroomt het bloed door het hele lichaam naar alle andere organen. En het bloed stroomt zuurstofarm terug via de onderste en bovenst holle ader naar het hart. De boezems en de kamers zijn van elkaar gescheiden doormiddel van hartkleppen. Zo kan het bloed niet terugstromen. Bloedvaten Er zijn drie typen bloedvaten: slagaders haarvaten aders
Het hart pompt het bloed in slagaders. Door slagaders stroomt het bloed weg van het hart, naar de organen toe. Als het hart het bloed met hoge druk weg perst zet de slagaders uit doordat ze dik, stevig en elastisch zijn. In de organen vertakken slagaders in steeds dunnere bloedvaten. In de haarvaten neemt de bloeddruk. Door de dunne wanden van de haarvaten kan vocht met zuurstof en voedingstoffen de haarvaten verlaten naar de cellen toe. De cellen verbruiken dit bij verbranding. De haarvaten komen samen in grotere bloedvaten de aders. Door de aders stroomt het bloed weg van de organen terug naar het hart. En dan begint de hele bloedsomloop opnieuw.