Hoofdstuk 5 en 6

Beoordeling 8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 1590 woorden
  • 22 maart 2002
  • 91 keer beoordeeld
Cijfer 8
91 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
ANW Hoofdstuk 5 en 6 + Compendium 8 en 9
Hfd 5 Over bevolking
5.1
Er zijn twee soorten groei: *lineaire groei ~ een bepaalde grootheid groeit steeds met een vaste hoeveelheid. *exponentiële groei ~ een toename met een vast percentage. Met een rekenmodel kun je voorspellingen doen over de bevolkingsgrootte. De Britse econoom Malthus voorspelde dat de Engelse bevolking elke 25 jaar zich zou verdubbelen. Maar het model van Malthus is beperkt omdat technologische en sociale vernieuwingen niet zijn voorzien. Ondanks het gebruik van computers blijft het betrouwbaarheidsgehalte van cijfers over de wereldbevolking laag, omdat de variabelen niet voorspelbaar zijn. 5.2
De opdracht van de Club van Rome was in 1972: Breng de onderlinge afhankelijkheid en de wisselwerking tussen vijf variabelen op wereldschaal in kaart. Die variabelen waren: 1 bevolkingsgroei

2 voedselproductie
3 industrialisatie
4 uitputting van natuurlijke hulpbronnen
5 milieuvervuiling
Het rapport dat volgde sloeg in als een bom, er ontstond een paniekgolf. Maar het rapport was vooral bedoeld als waarschuwing. Men nam het heel serieus. De belangrijkste conclusies waren: *Wanneer de wereldbevolking blijft groeien, zal de voedselproductie moeten blijven toenemen. Dat geldt ook voor de industrialisatie en de milieuvervuiling. De natuurlijke hulpbronnen zullen uitgeput raken, waardoor de grenzen aan de groei binnen honderd jaar bereikt zijn. Al eerder zijn de fossiele brandstoffen uitgeput. *Als de groei afneemt, kan een zekere stabiliteit ontstaan. Ieder mens kan dan toch in zijn eerste levensbehoeften voorzien. De Club van Rome heeft de bewustwording over de toekomst van de aarde sterk vergroot. De wetenschap is voortdurend bezig schaarse of dure grondstoffen te vervangen door goedkopere of technisch betere kunststoffen. Toekomstvoorspellingen worden achterhaald door technische vooruitgang en menselijke inventiviteit. Alle nieuwe auto’ s met een benzinemotor moeten een driewegkatalysator hebben. Dat is een onderdeel van de uitlaat die schadelijke stoffen uit de verbrandingsgassen verwijderd. Zonder katalysator komen er uit de uitlaat: *koolwaterstoffen *stikstofoxiden *koolstofmono-oxide
De katalysator maakt er hoofdzakelijk koolstofdioxide en water van. Het gemotoriseerde vervoer neemt het grootste gedeelte van de luchtverontreiniging voor zijn rekening, treinen en vliegtuigen zijn de schoonste vervoermiddelen. De voordelen van het openbaar vervoer in een dichtbevolkt land als Nederland: *openbaar vervoer maakt spaarzaam gebruik van ruimte en energie. *er is relatief weinig vervuiling. *de veiligheid per personen - kilometer van de trein is groter dan die van de auto. Automobiliteit staat op gespannen voet met een leefbaar milieu. 5.3
fotosynthese= koolstofdioxide + water = (o.i.v zonlicht) voedingsstoffen + zuurstof
Fotosynthese maakt deel uit van de koolstofkringloop. Koolstofdioxide (CO2) Zonlicht Fotosynthese Verbranding en ademhaling Bomen voedsel Koe
Planten hebben water, koolstofdioxide, zonlicht en voedingsstoffen nodig. Voor hun groei hebben zij ook de elementen K (kalium), P (fosfor) en N (stikstof/nitraat) nodig. Deze kunnen in de vorm van kunstmest worden toegediend. In mest moeten in ieder geval mineralen voorkomen die de elementen stikstof, fosfor en kalium bevatten. Bij de voedselproductie zijn de twee belangrijkste factoren de plant en zijn voedsel. Groene revolutie: het verhogen van de opbrengst van landbouwgewassen. Dit is mogelijk door veredeling of genetische manipulatie. Voor zo’ n hoge opbrengst hebben de planten wel veel kunstmest, bestrijdingsmiddelen en water nodig. 5.4
Intensieve akkerbouw en veeteelt tasten het leefmilieu aan door de veel te grote massa mest en het grootverbruik van kunstmest en bestrijdingsmiddelen. Om de ze aantasting terug te dringen, treffen regeringsinstellingen maatregelen. Vaak komen de boeren daartegen in opstand. Zij wensen een goed inkomen en rendement van hun investeringen. De consument wil voor een redelijke prijs voldoende en goed voedsel. Maar langzamerhand dringt het besef door dat dit alleen mogelijk is in een goed en gezond milieu. Uitspoeling: Door het mestoverschot kunnen de planten de grote hoeveelheid mineralen niet meer aan, het voedsel aanbod is te groot. Eenmaal buiten het bereik van plantenwortels zijn die mineralen niet meer van nut. Ze komen terecht in het oppervlakte –en grondwater. Drinkwaterbedrijven kunnen alleen tegen hoge kosten gebruik maken van met nitraten vervuild grondwater. Mest bestaat voor 90% uit water. De mineralenkringloop wordt onderbroken door plaatselijke overschotten aan natuurlijke mest en door gebruik van kunstmest. Door vermindering van de veestapel en gecontroleerde mineralenstromen (mineralenboekhouding) maken het mogelijk het mestoverschot te verkleinen. Mineralenboekhouding: het doel is tot een evenwicht te komen tussen wat er aan fosfaten en nitraten een bedrijf binnenkomt (input) en wat er via producten weer uitgaat (output). Ecologisch: boeren zonder gebruik van kunstmest en chemische bestrijdingsmiddelen, maar met gebruik van biologische bestrijdingsmiddelen (sluipwespen, feromonen). Geïntegreerd: boeren met alle moderne technologie, maar met een zo laag mogelijk gebruik van kunstmest en bestrijdingsmiddelen. Duurzame landbouw: de boer streeft ernaar de grond zo veel mogelijk in vruchtbare staat te houden. Belangrijk is daarvoor de structuur van de grond. Duurzame landbouw is mogelijk door integratie van landbouw en veeteelt, grondverbetering en vermindering van het gebruik van chemische middelen. Hoofdstuk 6 Het zonnestelsel

6.1
De aarde draait in 24 uur om haar as. De maan draait in 29,5 dag om de aard en samen draaien ze in een jaar (365,25 dagen) rondom de zon. Schijngestalten: de vormen van de maan. Onze tijdrekening en kalender zijn gebaseerd op de bewegingen van de zon en de maan aan de hemel. De meeste mensen hebben een natuurlijk dag- en nachtritme van ongeveer 24 uur. Dat ritme heet bioritme en wordt geregeld in de hersenen. Bij mensen en dieren zit de biologische klok in het voorste deel van de hypothalamus. Tegenwoordig gebruiken we het internationale tijdzone – systeem. De wereld is onderverdeeld in 24 tijdzones van elk een uur. De nullijn loopt bij het Engelse Greenwich. Oostelijk van Greenwich is het later op de dag, westelijk vroeger. Technische ontwikkelingen hebben een belangrijke rol gespeeld bij de verspreiding van een eenheidstijd. Door de ontwikkeling van de radiotechnologie konden steeds sterkere zenders en steeds gevoeliger ontvangers worden gebouwd. 6.2
De aarde raast met een snelheid van zo’ n 100 000 km per uur in een baan om de zon. De aardas wijst altijd in dezelfde richting terwijl de aarde om de zon draait. De zon staat daardoor niet het hele jaar even hoog aan de hemel. Dat veroorzaakt de seizoenen. Naarmate je dichter bij de evenaar komt worden de verschillen tussen de seizoenen kleiner. De denbeeldige aardas tussen noord- en zuidpool staat niet loodrecht op de baan van de aarde maar onder een hoek van 23,5°. De aarde leunt dus altijd een beetje achterover. Wanneer de aarde om de zon draait, blijft de aardas altijd in de richting van de Poolster wijzen. Eb en vloed ontstaat door de zwaartekracht van de maan. Een getijperiode duurt 12 uur en 25 minuten. Zonsverduisteringen ontstaan als de maan precies tussen de zon en de aarde in staat. Een maansverduistering ontstaat als de aarde tussen de zon en de maan staat. De baan van de maan ligt niet in hetzelfde vlak als de baan van de aarde om de zon. Daarom is er niet elke maande een verduistering. 6.3
In het centrum van ons zonnestelsel staat de zon. Om de zon draaien negen planeten, waaronder de aarde. Om de meeste planeten draaien manen. Binnenplaneten: planeten die dichter bij de zon staan dan de aarde ~ Mercurius en Venus. Buitenplaneten: planeten die verder bij de zon weg staan dan de aarde ~ de overige zes: Jupiter, Mars, Saturnus, Uranus, Neptunus en Pluto. De planeten verschillen onderling sterk van elkaar in grootte, samenstelling, temperatuur en omlooptijd om de zon. Veel van de kennis over het zonnestelsel komt van ruimtevaartuigen die naar verschillende planeten zijn gestuurd. Kometen bestaan uit stof en ijs. Ze bewegen in zeer langgerekte banen om de zon. Als ze in de buurt van de zon komen verdampt er ijs en ontstaat er een staart van ijl gas. Meteoren: stofjes en steentjes uit de ruimte botsen met grote snelheid tegen de aarde. De luchtwrijving in de atmosfeer is zo groot dat je een lichtflits ziet. Meteorieten: grote stenen overleven de tocht door de dampkring en slaan op de aarde in. De overgebleven brokstukken worden meteorieten genoemd. Het zonnestelsel is waarschijnlijk ontstaan uit een gigantische oerwolk die door zijn eigen zwaartekracht is samengetrokken. Het hele heelal is dus opgebouwd uit dezelfde bouwstenen (atomen) als alles hier op aarde. Dit geldt ook voor mensen. De zon is een ster, hij lijkt veel groter dan de andere sterren omdat hij dichterbij staat. Sterren zijn enorme gasbollen die licht uitzenden omdat ze zeer heet zijn. Dit komt door de druk die ontstaat bij hun grote zwaartekracht. Sterren zijn vele lichtjaren van de aarde verwijderd. Lichtjaar: de afstand die het licht in een jaar aflegt. De snelheid van licht is 300 000 km per seconde. 6.4
Een telescoop vergroot het beeld en vangt veel meer licht op dan het oog. Sommige telescopen bestaan uit een buis met lenzen, maar grote telescopen gebruiken hol geslepen spiegels om het licht te bundelen. Foto’ s leggen waarnemingen vast. Lange belichtingstijden maken meer zichtbaar. Uit het spectrum van sterren is samenstelling en temperatuur te bepalen. Licht is een golf waarbij de lengte van de golf de kleur bepaalt. Met een CCD – chip kunnen waarnemingen nauwkeuriger en rechtstreeks met computers worden bewerkt. CCD’ s zijn veel nauwkeuriger dan foto’ s. CCD: charged coupled device. Compendium 8 en 9
8 Licht bestaat uit golven. De lengte van een golf wordt de golflengte genoemd. De golflengte van licht bepaalt de kleur. Zichtbaar licht heeft golflengten van 400 nanometer (blauw) tot 700 nanometer (rood). Licht met golflengten daarbuiten zijn voor het oog niet zichtbaar. Wit licht, bijvoorbeeld van de zon of van een lamp, bestaat uit alle golflengten door elkaar. Wanneer wit licht door een prisma valt, wordt het gesorteerd naar golflengte. Regendruppels kunnen net zo werken als een prisma. Is dat het geval noemen we dit verschijnsel een regenboog. In de wetenschap noemen we zo’ n regenboog een spectrum. 9 Een nanometer is een miljoenste deel van een millimeter en het miljardste deel van een meter. 1 Meter = 1 000 000 000 nm.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.