Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Rechtsstaat paragraaf 1t/m6

Beoordeling 7.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 1090 woorden
  • 1 november 2010
  • 29 keer beoordeeld
Cijfer 7.6
29 keer beoordeeld

Maatschappijleer Rechtsstaat


1. Recht & rechtvaardigheid
Straffen horen bij ons rechtssysteem. Er zijn regels die ons gedrag beperkt of ons vrijheden geeft.

Maatschappelijke normen zijn geloofsregels, gewoonten en tradities.

Rechtsnormen zijn regels die zijn vastgelegd door de overheid in wetten.

Ze komen voort uit normen en waarden en ze zorgen ervoor dat alles goed loopt.

Rechtsnormen komen zoveel mogelijk overeen met opvattingen over goed en kwaad.

Publiek recht en privaat recht, gaan over plichten en rechten.

Publiek recht: regels waar de overheid en burgers mee te maken hebben.

> Staatrecht: regels inrichting Nederlandse staat, regels voor rechters etc.

> Bestuursrecht: verhouding burgers-overheid. Zoals vergunningen, belasting en bescherming.

> Strafrecht: strafbepalingen

Privaatrecht: regels tussen burgers onderling, zoals plichten

> personen-familierecht: zaken als huwelijk, adoptie, scheidingen

> ondernemingsrecht: voorwaarden oprichting bedrijf, dat soort organisaties heten rechtspersonen

> vermogensrecht: zaken die met geld en vermogen te maken hebben

Er zijn veel plichten, zoals belastingplicht, leerplicht en meer.


2. Grondbeginselen van de rechtsstaat
Veel landen hebben een grondwet, zo voorkom je misverstanden. Vroeger hadden leiders ook absolute macht maar dit systeem ging fout. Nederland heeft een sociale rechtsstaat omdat men let op sociale grondrechten.

De grondwet houdt een samenleving bij elkaar en zorgt ervoor dat elke cultuur zijn geloof kan nastreven.

Er wordt gestreefd naar bescherming tegen macht van de overheid en burgers moeten gelijk kunnen leven. Er zijn vier grondbeginselen.

> machtenscheiding: Trias politica, macht verdeeld in drie delen wetgevende macht, uitvoerende macht en de rechterlijke macht.

* wetgevende macht: stelt wetten vast. Taak van regering en parlement

* Uitvoerende macht: zorgt dat wetten worden uitgevoerd. Taak van regering.

* Rechterlijke macht: beoordeelt op het overtreden van wetten en doet uitspraak in conflicten

>onafhankelijke rechters: rechters zijn neutraal, zo haal je je eigen recht en ben je beschermd tegen ongeoorloofd overheidsoptreden en mensen spelen geen eigen rechter

> Grondrechten: Er zijn vier soorten grondwetten:

* vrijheidsrechten, zoals vrijheid van meningsuiting

* gelijkheidsrechten, zoals discriminatie verbod

*politieke rechten, zoals kiesrecht

* sociale grondrechten: recht op werk

>Strafbaarheid: vrijheid heeft grenzen.

* legaliteitsbeginsel: Iets is alleen strafbaar als het in de wet staat

* strafmaat: Elk strafbaar feit heeft een max. straf

* ne bis in idem-regel: Na uitspraak van rechter niet opnieuw vervolgd voor zelfde zaak


3. Rechtsstaat in discussie
Regels veranderen omdat er nieuwe dingen komen waarvoor regels nodig zijn, waaronder computercriminaliteit. Een grondwet kan alleen gewijzigd worden wanneer een twee derde meerderheid voor stemt binnen het parlement.

De rechtsstaat staat ter discussie want men wilt zwaardere straffen, er is terreurdreiging, grondrechten botsen en georganiseerde misdaad heeft een betere aanpak nodig.

De wet BOB (wet bijzondere opsporingsbevoegdheden) is ingevoerd om georganiseerde misdaad aan te pakken. Daardoor kunnen de politie infiltreren in misdaadorganisaties en hebben bevoegdheid tot inkijkoperaties.

Door de wet terroristische misdrijven hoeft er bij een verdachte niet langer sprake te zijn van een redelijk vermoeden maar zijn aanwijzingen genoeg.

Drie grondrechten kunnen botsen, vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienstuitoefening en het verbod op discriminatie. De grens is soms moeilijk te zien en daarom maakt de rechter een afweging.


4. Strafrecht: De opsporing
De bescherming tegen andere burgers en de overheid heeft rechtsbescherming.

De overheid mag als enige geweld gebruiken als het nodig is, dat heet geweldsmonopolie.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen misdrijven en overtredingen waarbij overtredingen de minst erge zijn. De meeste overtredingen en misdrijven staan in het wetboek van strafrecht. Er zijn enkele verschillen ertussen. De mogelijke straffen zijn hoger bij misdrijven, overtredingen en misdrijven staan geregistreerd bij justitie en bij misdrijven werkt dit nadelig bij sollicitaties.

Criminaliteit zijn alle misdrijven die in de wet zijn beschreven. Het strafproces gaat in drie stappen:
1. De politie verzamelt informatie over het strafbare feit en schrijft het op in een proces-verbaal.
2. De politie geeft het proces-verbaal aan officier van justitie die het verder onderzoekt.
3. Als er genoeg bewijs is, wordt het gestuurd naar de rechter die de zaak oplost in een rechtzaak.

Er is een verdachte als er een redelijk vermoeden is van schuld.

De politie heeft bepaalde bevoegdheden om iemand aan te houden, soms mag de politie dwangmiddelen gebruiken.

De politie mag zonder toestemming:
* iemand staande houden, dus om legitimatie vragen
* iemand arresteren, verzet is niet toegestaan.
* Iemand fouilleren.
* Iemand max. 6 uur op een bureau vasthouden
* Bewijsmateriaal mag in beslag genomen worden

De politie mag met toestemming:
* Woningen binnendringen
* Speciale gegevens vragen, zoals bankgegevens
* preventief fouilleren, zonder verdenking
* Iemand in voorarrest vasthouden, max. 110 dagen
* Infiltreren bij een misdaadorganisatie

Alle officieren van justitie bij elkaar heet het Openbaar Ministerie (OM)

De officier kan: seponeren (afzien van verdere vervolging), schikken (geldboete of taakstraf) of vervolging (rechtszaak beginnen)


5. Strafrecht: de rechter
Bij een klein misdrijf kom je voor een politierechter, bij de rechtbank. In hoger beroep gaat dit naar het gerechtshof met de meervoudige kamer.

Overtredingen worden behandeld door de kantonrechter, bij de rechtbank, in hoger beroep gaat dit naar de rechtbank met de meervoudige kamer.

Zware misdrijven komen gelijk in de rechtbank met de meervoudige kamer en gaan dan door naar het gerechtshof met de meervoudige kamer.

Een rechtszaak bestaat uit 7 stappen:
1. Opening. De rechter controleert de gegevens van de verdachte.
2. Aanklacht/tenlastelegging: De officier leest de aanklacht voor.
3. Onderzoek. De rechter, officier en advocaat ondervragen de verdachte, er kunnen getuigen worden opgeroepen.
4. Requisitoir. De officier probeert aan te tonen dat de verdachten schuldig is en eist een straf.
5. Pleidooi. De advocaat verdedigt de verdachte en probeert een straf te voorkomen/verminderen
6. Laatste woord. De verdachte heeft het laatste woord.
7. Vonnis. De rechter doet een uitspraak.
Er zijn verschillende soorten vonnissen.

Straffen:
* Vrijheidsstraf: Dat is een gevangenisstraf.
* Taakstraf
* Geldboete, niet betaald is celstraf.
* Bijkomende straffen: Rijbewijs innemen, ontzegging beroep

Soms voorwaardelijke straf, geen straf pas als hij binnen zoveel tijd het opnieuw doet.

Strafrechtelijke maatregelen:
* TBS
* Onttrekking verkeer
* Ontneming wederrechtelijk voordeel: inneming winst gemaakt met misdrijven
* Schadevergoeding aan het slachtoffer


6. Crimineel gedrag: Hoe ontstaat het en wat doen we ertegen?
Gevoel van onveiligheid wordt versterkt als het aandacht krijgt in de media, het komt vooral door statistieken. Die kloppen niet altijd omdat niet iedereen aangifte doet of het wordt niet ontdekt.

Maatschappelijke oorzaken voor crimineel gedrag zijn:

alcohol- en drugsgebruik, pakkans is klein, minder sociale controle, maatschappelijke achterstand en betere beveiliging bij banken vergrote inbraken in winkels. Er spelen persoonlijke factoren mee.

De overheid heeft een tweesporenbeleid wat bestaat uit voorkomende maatregelen en bestraffende maatregelen.

Theorieën voor crimineel gedrag:
Biologische theorieën: Je wordt crimineel door biologische oorzaken, minder angst door lage hartslag
De aangeleerd-gedragtheorie: Je wordt crimineel als je met criminelen omgaat
De bindingstheorie: Crimineel omdat je geen banden hebt zoals vrienden, werk of familie.
De persoonlijkheidstheorie: Balans van id, ego en superego zijn weg.
De anomietheorie: Je wordt crimineel omdat je je levensdoelen niet haalt.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.