Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Politiek en ruimte

Beoordeling 7.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 4619 woorden
  • 8 november 2008
  • 12 keer beoordeeld
Cijfer 7.2
12 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Het afbakenen van de gedragsruimte
Gedragsruimte – Dit is als het ware een leefgebied, waarin de activiteiten van een bepaald persoon plaatsvinden. Bijvoorbeeld school, werk, supermarkt, sportvereniging, je overbrugt afstand om er te komen. De ruimte waarin dit zich afspeelt heet de gedragsruimte

We onderscheiden 2 soorten gedragsruimte
• Functioneel – Noodzakelijke verplaatsingen waardoor er een afstand ontstaat. Zoals bijvoorbeeld naar het werk of naar school. Ook winkels & ziekenhuizen worden hiertoe gerekend, als je op een bepaalde plek gaat wonen zijn dit noodzakelijke voorzieningen om dicht bij huis te hebben. Woon-werkverplaatsingen, verplaatsingen naar voorzieningen (Commercieel of niet)

Mensen kiezen hiervoor voorzieningen die dicht bij huis liggen, immers dat scheelt reistijd. De primaire gedragsruimte is de ruimte waar mensen voor werk en voorzieningen het meest van gebruik maken. Voor een klein dorp bij een grote stad, zal de primaire gedragsruimte de grote stad zijn, of het eigen dorp. Dit noemt men de primaire gedragsruimte.


• Mentaal – Hier gaat het niet om voorzieningen die de mens behoeft, maar draait het om binding met het gebied (en de mensen daarin). Mensen voelen zich met dat gebied (en haar inwoners).

Een gevoel van onderling verbondenheid met elkaar maar ook maar het gebied waarin je leeft. Dit gevoel heet het regionaal bewustzijn. Dit komt doordat ze een eigen identiteit hebben en zich daarmee onderscheiden van andere volkeren. Onderscheiden kan door dezelfde geschiedenis, taal of tradities, maar ook door klederdracht, en gerechten.

Voorbeeld: Iemand uit Friesland houd het vaak niet vol in de harde cultuur van Amsterdam, waar een andere cultuur, een andere geschiedenis en andere normen en waarden heersen.

Wanneer men niet wil dat andere volkeren zich met het reilen en zeilen bemoeien van hun eigen volk, heet dat exclusiviteit. De andere volkeren worden dan gewoon buitengesloten.

Ruimtelijke ordening – Dit is het planmatig inrichting geven aan een bepaalde ruimte, voorzien aan de behoefte van de burger of bedrijven rondom die ruimte. De ruimte wordt dus zo ingedeeld dat iedereen er mee kan leven.

Hoofdlijnen voor ruimtelijk beleid door de overheid
De provincie werkt deze verder uit door middel van een streekplan.
De gemeenten vullen dit streekplan verder in door middel van een structuurplan (hierin staan grof de ontwikkelingen van de gemeenten) & een bestemmingsplan (gedetailleerd structuurplan).

Woon-werkgedragsruimte
Mensen wonen tegenwoordig vaak op een andere plek dan dat ze werken. Veel mensen moeten dus afstand overbruggen om bij hun werk te komen. Dit komt door:
1. Ontwikkeling in het wonen – Suburbanisatie (mensen trokken van het drukke centrum met hun kleine huisjes naar mooie huizen met tuin buiten de stad) Door de steeds groter wordende steden, bevind rustig en groot wonen buiten de stad zich steeds verder van de binnenstad. Gevolg grotere afstanden om te overbruggen.
2. ontwikkeling werken – Ruimtelijke uitschuifproces. Bedrijven & ondernemingen verlaten de stad om een gunstigere positie te verwerven ten opzichte van de concurrent en zo de concurrentiestrijd te winnen. Bereikbaarheid (plaats) speelt een belangrijke rol. Het binnenste van het centrum is vaak lastig te bereiken, vandaar dat deze ondernemingen liever bij een snelweg zitten. Dit betekent dus dat de mensen uit de stad zo grotere afstanden moeten overbruggen. Niet alle ondernemingen zijn dus meer gevestigd in de grote stad, steeds meer kriskrasverplaatsingen zien we.


Door middel van internet zien we een derde gedragsruimte ontstaan. IT-gedragsruimte. Dit kan digitaal en gewoon vanuit huis kan dan mondiaal, landelijk en stedelijk niveau worden gebruikt.

Gedragsruimte commerciële diensten
De gedragsruimte van commerciële diensten wordt bepaald door:
1. verzorgingsgebied van de dienstverlener – In een gebied waar geen voldoende klanten zijn, zal een winkelier geen winkel beginnen. Er moet dus een minimaal aantal klanten zijn om de kosten te dekken (drempelwaarde). De totale omzet uitgedrukt in een aantal klanten noem je het draagvlak. Bijvoorbeeld je hebt een omzet van 100 euro en die besteden allemaal 2 euro bij je, dan het je dus 50 klanten, oftewel draagvlak 50. Bovendien haalt een winkel zijn klanten ergens vandaan, waar de klanten vandaan komen heet het verzorgingsgebied.
2. Spreidingspatroon van centrale plaatsen. – Centrale plaatsen zijn de plaatsen, veelal dorpen en steden, die niet alleen voor eigen nederzetting als verzorgingsgebied dienen maar ook aan de omringende omgeving. Wanneer er veel van die centrale plaatsen bij elkaar zijn, zal de gedragsruimte kleiner zijn. Immers iedereen kiest binnen haar gedragsruimte voor diegene die het dichtste bij zit. Is er in de weide omtrek maar 1 centrale plaats, dan trekt de hele omgeving naar die ene centrale plaats, wat leidt tot een grotere gedragsruimte
3. de reikwijdte van commerciële diensten. – reikwijdte is de maximale afstand die een klant wil afleggen tot een bepaalde winkel. Is die te ver weg, dan komen de klanten niet. Maar als de diensten maar een paar keer per jaar nodig zijn, dan willen mensen die nog wel is overbruggen.

De gedragsruimte van niet-commerciele diensten
Niet commerciële diensten worden vaak bepaald door de overheid. We onderscheiden 2 situaties

1. Niet commericele diensten met een niet vastgesteld verzorgingsgebied.
Hiervoor geld dat wanneer het niveau hoger wordt (WO in plaats van HBO, specialist ipv huisdokter), het verzorgingsgebied en dus de drempelwaarde stijgen. Immers minder scholen kunnen WO aanbieden dan HBO, daar hebben ze de middelen niet voor. Het aantal leerlingen moet verdeeld worden over de weinige scholen die dit wel kunnen bieden. Meer leerlingen onderhouden zorgt voor meer kosten dus een hogere drempelwaarde en meer leerlingen betekend automatisch een groter verzorgingsgebied.
2. Niet-commerciële diensten binnen rayons – rayon = door de overheid vastgesteld verzorgingsgebied. Een rayon is in dit geval dus een werkterrein. Immers de politie, ambulance brandweer etc. functioneren alleen binnen dit gebied. Elk korps heeft weer een andere rayon. Als een rayon dwingend is moet je van deze dienst binnen dit rayon gebruik maken


Op zoek naar de juiste politiek-ruimtelijke maat
We kijken hier dus naar het bestuur in een bepaald gebied. In Nederland kennen we daarin 3 niveaus, het rijk, provinciaal en gemeentelijk. De gemeente bepaald wat er binnen de grenzen van haar gemeente gebeurt, daarin lost het dus lokale problemen op. Doordat de gemeente en de provincie ook een zekere macht hebben, en dus niet alleen het rijk, het wij een gedecentraliseerde eenheidsstaat.

Relatieve afstand - De afstand in reistijd. De relatieve afstand van Zwolle-Amsterdam was 100 jaar terug een hele hoop, tegenwoordig ben je er in een uurtje.
Werkelijke afstand - afstand in kilometers

Nieuwe gemeentegrenzen: Mag het een maatje groter zijn?
Toen Thorbecke het idee in 1850 invoerde van rijk, provincie, gemeente moest het worden gezien in de tijd. De relatieve afstand was eigenlijk zo dat er eigenlijk niet tussen de gemeenten werd gereisd, tegenwoordig is dat wel anders. Alleen al de woon-werkverkeer spreid zich uit over 10tallen gemeenten. We zitten in een tijd van politiekruimtelijke schaalvergroting. De suburbanisatie zorgde ervoor dat steden ineens wel door verschillende gemeenten konden liggen. De nieuwe mogelijkheden tot reizen trok het gat tussen 2 gemeenten dicht. Doordat er zoveel zaken tegenwoordig spelen op meerdere gemeenten is een goede samenwerking cruciaal. Een stadsgewest is zo’n samenwerkingverband tussen verschillende gemeenten.

Definitie stadsgewest = een grote stad met daaromheen een heleboel andere steden en dorpen die nauw contact onderhouden met die grote stad.

Nieuwe samenwerkingsverbanden gaf ook tot gevolg tot een andere bestuurlijke indeling. De gemeentelijke herindeling. Hierbij streeft men naar minder gemeenten en stedelijke netwerken (=contacten tussen de steden). Doelstelling: Grotere bestuurskracht, betere overeenkomst tussen bestuursgebied en gedragsruimte.

Grotere bestuurskracht
Grotere steden willen economisch groeien, om zo belangrijk te blijven. Dit vergt dus een hoop ruimte. Bedrijven hebben ruimte nodig voor hun vestigingen, arbeiders moeten een woonplek hebben en die brengen behoeften mee waardoor er nieuwe winkels moeten ontstaan. Dit leidt tot een run op land. Kleinere gemeenten hebben vaak geen grote stad, en dus veel land ter beschikking. Grotere gemeenten asen op dat land, en willen kleinere gemeenten annexeren, de kleinere gemeenten willen het liefst onafhankelijk blijven.

Om de menselijke activiteiten per gebied te meten kunnen we kijken naar 2 begrippen. Het begrip stedelijkheid laat de dichtheid zien waarop mensen wonen en werken met elkaar. De omgevingsadressendichtheid meet alle adressen, en hoe dichter deze bij elkaar liggen hoe meer menselijke activiteiten er plaatsvinden.


Groei Nederlandse steden, 5 fasen
1. Stad – historisch stadscentrum + eventueel wat uitbreidingen
2. agglomeratie – Door uitbreiding groeien aangrenzende gemeenten vast aan de stad
3. Stadsgewest – De stad groeit verder, en dorpen en andere stadjes in de omgeving trekken voor hun functionele gedragsruimte naar de grote stad. Zo ontstaat er een intensieve relatie tussen stad en de omgeving
4. stedelijke zone – Verschillende steden en stadsgewesten gaan met elkaar samenwerken. Zoals in de randstad.
5. Stedelijk netwerk – Stedelijke zones werken dan intensief met elkaar samen, gescheiden door een plattelandsgebied. Dit kan op regionaal, nationaal en internationaal niveau.

Motieven voor gemeentelijke herindeling
Veel argumenten zijn te vinden voor grotere gemeenten.

1. vergroten bestuurskracht
2. drempelwaarde voor basisvoorzieningen makkelijker te behalen. Groter draagvlak.
3. kostenbesparend (minder ambtenaren)
4. extra en goedkopere ruimte voor uitbreidingsplannen
5. Grote steden hebben veel mensen met een uitkering. Door de kleinere gemeenten samen te voegen, betekend dat meer belastinginkomsten, en daardoor zijn de uitkeringen voor mensen in de grote steden ook makkelijker te realiseren.

Problemen van grote steden
• Gemeenten van die steden hebben te weinig macht om bovengemeentelijke problemen op te lossen.

• Concurrentiestrijd met andere grote steden in Nederland & Europa kan door geld en ruimtegebrek worden verloren. Handel, industrie en diensten aantrekken is moeilijk
• Financiele zorgen – belastinginkomsten lager omdat rijken wegtrokken uit de steden en in groene gebieden erbuiten gingen wonen. Bovendien kennen die steden veel uitkeringsgerechtigen. Dit leidde tot een afname van de kwaliteit van de stad.

Door herindeling op grote schaal hoopt men ruimte en geld te vinden om de concurrentiestrijd voor te zetten, hoopt men de financiële zorgen te beperken en de gemeenten krijgen zo meer macht. Zo ontstaan er een aantal regionale netwerken, steden in de regio worden tot één netwerk verheven. Dit kan ook op nationaal niveau, zoals bij de randstad. Binnen het stedelijk netwerk dienen gemeenten en provincies zich te houden aan de plannen van het stedelijk netwerk. Binnen zo’n netwerk is een centrum, vaak met de grootste steden (nijmegen-arnhem), dit dient goed bereikbaar te zijn, want het vormt het economische hart.

Wanneer is gemeentelijke herindeling een succes?
• Er moet een toename zijn van de bestuurs en daadkracht
De gemeente moet nu ook daadwerkelijke meer macht hebben en zo invloed uitoefenen op provinciaal niveau of op Den-Haag.
• Samenvallen gemeentegrens en functionele gedragsruimte
De gemeenten hebben te maken met nederzettingen van buitenaf die toch kiezen voor de faciliteiten binnen hun stad. Dat betekend dat ze daar rekening mee moeten houden (infrastructuur,voorzieningen etc.), maar dat ze ook geen macht hebben over die gebieden.
Voordelen grote gemeenten samenvallen met gemeenten met een functionale gedragsruimte in hun gemeente.
• Macht over die gebieden
• Extra ruimte om uit te breiden
• Extra inkomsten uit belasting.


Kleine gemeenten staan niet te popelen bij gemeentelijke herindeling. Zij verliezen autonome macht en betalen vaak mee voor de problemen van de grote steden & haar voorzieningen. Voorzieningen waar ze daarvoor nog gratis profiteerden.

• Mentale gedragsruimte
Wanneer het karakter en de identiteit van kleine gemeenten zoveel anders is dan bij grote gemeenten, heb je te maken met botsende karakters en dus conflicten. Boeren zijn niet blij als hun dorp wordt ingenomen door de grote steden. Er hangt een heel andere sfeer, een heel andere historie en heel andere normen en waarden.

• Kwaliteitsverbetering diensten
Wanneer de kwaliteit dusdanig beter wordt dat er een verschil tussen voor en na te zien is, is de herindeling succesvol geweest. Want dat betekend dat er genoeg geld is gecreerd om initiatieven uit te voeren. Dat kan een fietsroute zijn, dat kan nieuwe voorzieningen zijn in de buurt van je huis of werk dichter bij huis.

Economische en politiek ruimtelijke organisatie
Binnen Europa is sprake van eenwording. Dit komt door integratie (=gebieden of landen krijgen meer relaties met elkaar en komen daardoor met elkaar samen te hangen) en zo op den duur een hechte eenheid vormen. (vervlechting)

Integratie vindt plaats op economisch, cultureel en politiek gebied. Vooral qua handel heb je in de wereld een stijende aantal relaties waardoor er een eenheid ontstaat. Ook Europa heeft economische vervlechting, in landbouw, industrie en dienstverkeer, de EU.

De EU is van oorsprong een gemeenschappelijke markt in Europa voor goederen en diensten, personen. Sinds de opzet zien we een aantal ontwikkelingen:
1. Uitbreiding van het samenwerkingsverband – steeds meer landen in Europa worden lid van de EU of staan op de lijst om lid te worden. Met weer andere landen zijn associatieverdragen afgesloten, dit betekend dat de EU steun beloofd voor economische hervormingen.

2. Intensievere relaties -
Oorzaken.
• Handelsrelaties – De handelsrelaties binnen de EU zijn sterk. Meer dan de helft van de handel wordt tussen deze landen gedaan. Op de lange termijn leidt dit tot complete vervlechting, tussen de beginlanden van de EU worden bijna net zo makkelijk zaken gedaan als binnen eigen land
• Investeringsrelaties – Er wordt behalve gehandeld, ook door andere Europese landen in ons land geïnvesteerd, en omgekeerd.

In deze relaties hebben we toch ook in Europa 2 blokken zien ontstaan. Qua investeringen en handel zijn we blijkbaar nog niet zo ver geïntegreerd dat we dat aan elk land toevertrouwen. Het ene blok is het Scandinavische blok, het andere blok de EEG, met de oorspronkelijke landen die de EÜ hebben opgericht. Deze liggen allemaal naast elkaar. Blijkbaar speelt afstand dus een rol. Hoe verder de afstand, hoe kleiner de economische integratie.

Toenemende concurrentie en regionale specialisatie
Wanneer alle landen in de EU politiek en economisch zijn geinteregreerd zal de internationale handel maximaal zijn binnen de EU. Dit omdat er geen handelsbelemmeringen meer zijn. Wanneer dit het geval is, zal elk land zich qua productie gaan richten op dat waar het goed in is om te maken ten opzichte van een ander land (regionale specialisatie) Dit kan bijvoorbeeld komen door klimaat, know-how, arbeidskosten en goedkope grondkosten. Dit zijn voordelen qua goedkope productie ten opzichte van andere landen, oftewel een comperatief voordeel. Waar het niet goed in is, zal het dus niet zelf maken, maar importeren.

De marktpositie van de Nederlandse tomaten wordt aangetast
In Europa kennen wij een voedselmarkt die voor alle EU landen toegankelijk is. Toetredende landen brengen extra comperatieve voordelen mee, zoals Spanje met tomaten. Nederland produceert ook tomaten, maar kan qua prijs niet op tegen de goedkopere Spaanse tomaten. Immers, het weer is veel geschikter in Spanje & ze kennen er lagere lonen. Om Nederland nu te beschermen wordt er in eerste instantie een invoerheffing gegeven. Want, de Nederlandse tomatenindustrie kapot betekend een hoop werklozen. Hoe kan Nederland nu nog winnen van Spanje in de concurrentiestrijd nadat de heffingenregel is afgelopen? Nederland zal met haar Know-how de kwaliteit moeten verhogen.

Het waarom van een europees landbouwbeleid
In europa is er sinds 68 een gemeenschappelijk landbouwbeleid opgesteld, er is een gemeenschappelijke markt voor voedsel tussen de EU landen. Er zijn dus geen belemmeringen. De 4 doelstellingen:

1. productiviteitsverhoging landbouw – Het beter benutten van de productiefactoren om zo minder kosten en meer winst te maken.
2. Beschermen landbouwers – Vanwege het risico op een lage afzet als boer in een jaar (en daarmee geen omzet), heeft men besloten, dat hoe slecht de oogst ook is, boeren altijd dezelfde levensstandaard moeten krijgen als mensen met een andere baan (industrie) Inkomenspariteit
3. Stabiele voedselprijzen
4. voldoende voedsel productie tegen een redelijke prijs. – De consument is er zo zeker van dat er voedsel is, en dat ze dat kunnen betalen.

Markt en prijsbeleid = de EU grijpt in, in de voedselmarkt om stabiele en betaalbare voedselprijzen en een goed levensstandaard voor de boeren te realiseren.

Maatregelen zijn:
1. Invoeren basisrichtprijs – Er wordt jaarlijks een prijs opgesteld bij een elk product per ton .
2. Invoeren interventieprijs – Vastgestelde prijs die 5-10% lager is dan de basisrichtprijs. Wanneer de prijs per ton onder de interventieprijs komt, grijpt de overheid in, en koopt dan het product zelf op. Dit om stabiele voedselprijzen te realiseren, en de landbouwers te beschermen.(garantieprijs)

Nadelen markt en prijsbeleid
Protectionisme

De garantieprijzen maken een product erg duur. Immers, de overheid koopt de aanbod op, waardoor de vraag stijgt.

• Import –De garantieprijzen zijn hoog, dat betekend dat de importprijs een stuk lager zal liggen dan de garantieprijs. Wanneer dit zo is, heet dit de drempelprijs. Enteren deze goedkopere drempelprijzen de Europese markt, zal er van de garantieprijs niets gekocht worden. Dus moet er bovenop de drempelprijs een invoerheffing, waardoor de oorspronkelijke drempelprijs boven de garantieprijs komt te hangen

• Export – Op de wereldmarkt zullen de prijzen lager liggen dan de prijs van de landbouwers. Exporteren is niet haalbaar zonder verlies te lijden. Om export toch te stimuleren vergoed de EU het verschil tussen de prijs van de landbouwers en de wereldprijs. Het verschil noemt men restitutie

Er ontstaan productieoverschotten. – Er zal steeds meer en meer geproduceerd worden door boeren, want die weten dat de EU toch wel zijn aanbod opkoopt. Alles wat dan wordt opgekocht, wordt niet allemaal verkocht, waardoor er overschotten overblijven.

Doordat er meer geproduceerd wordt dan in Europa noodzakelijk is gaat een groot deel naar de wereldmarkt. Immers, de producten moeten wel worden afgezet. Maar dat kost dus veel geld aan restitutie. De productie blijft echter maar groeien, want de boeren weten toch wel dat ze de goederen kwijt gaan raken.

Toch zal er gestreefd moeten worden naar lagere uitgaven, voor de overheid is dit onbetaalbaar. Daarvoor zal de overproductie moeten worden weggeëbt. De overheid heeft een quotum ingesteld, een maximum wat er per boer geproduceerd mocht worden. Op elke ton/liter/kilo dat er meer geproduceerd werd, kwam een forse superheffing te staan (boete). Ook gaf de overheid subsidie op braakliggend terrein, zodat daar niets verbouwd zou worden om de productie te verminderen.

Ook het verminderen van de restituties spelen een rol, net zoals de verlaging van de garantieprijzen. De subsidies worden verlaagd,minder kosten.
Minder kosten zijn ook in de toekomst cruciaal. Er komen een hele hoop landbouwlanden bij in de komende jaren bij de EU, en dat zal de overproductie binnen de EU flink doen vergroten.

Liberalisering van de wereldhandel
De Europese markt kom je niet zomaar op. Voor niet EU landen is die bijna ontoegankelijk. Ontwikkelingslanden willen haar aanbod kwijt op de EU markt, zij willen liberalisering van de wereldhandel, dus geen barrières meer. In de World Trade Organisation wordt onderhandeld over de toegang tot de markten. Zo is er in 94 al een akkoord bereikt over het terugdringen van de barrières.

Even een regionaal vlekje wegwerken
Regionale ongelijkheid – er is in verschillende gebieden sprake van onrechtvaardige verschillen tussen welvaart, welzijn en macht. .Zo ook in de EU. Waar in Luxenburg de werkloosheid slecht 2.5% bedraagd bedraagt deze in Andalusie 32%


Europees fonds voor regionale ontwikkeling – financieel fonds met de doelstelling om de sociaal economische ongelijkheid binnen de EU weg te werken. Zo gaat er veel geld naar achtergebleven regio’s (periferie)

Structuurfondsen – Fondsen beschikkend over geld waarmee de EU probeert achterblijvende gebieden in Europa structueel te verbeteren.

Doel is dus van het Europese fonds om de regionale ontwikkeling weg te werken. De vraag is maar of dat lukt:
1. Gebrek aan economische groei in de periferie van Europa
2. Het bijblijven voor bedrijven qua concurrentiepositie, daar gaat het grote deel heen van het geld. Deze bedrijven zitten vaak in het economisch sterke deel, het deel erachter blijft echter met lege handen staan.

Herstructureringsgebieden – Oude fabrieken & ondernemingen staan nog altijd kriskras door Europa. Of ze zijn al gesloten, of ze zijn in moeilijkheden. Deze staan in de sterke gedeelten. De EU trekt veel geld uit om deze van een nieuw economisch hard te voorzien. Omdat deze in de sterke gebieden staan, stijgt hierdoor ook de regionale ongelijkheid.

Territorium – eigen afgebakend gebied – dus een gebied verboden voor onbevoegden.

Oude stammen trokken samen op en leefden binnen een territorium. Ze bouwden na verloop van tijd (jaren) een geschiedenis op, een cultuur, waarden,normen, belangen en/of een eigen taal op. Door deze dezelfden gemeenschappelijke waarden, nam het gevoel van verbondenheid toe. Een volk was geboren.

Een volk is een groep mensen dat zich verbonden voelt door waarden, nomen, geschiedenis, taal, cultuur etc.

Een volk heeft daarbij wel behoefte aan een eigen gezicht, de identiteit. Dit wordt verklaard door iconografie. Dit zijn symbolen die het volk een identiteit geven, het gevoel van verbondenheid in iets tastbaars te laten zien, zoals de vlag, het volkslied of een nationaal elftal.


Het hebben van emotionele binding bij een streek heet regionaal bewustzijn. Het hebben van emotionele binding bij een staat heet Nationaal bewustzijn.

Natie – Wanneer een volk een eigen territorium wil hebben maar dat niet heeft.
Staat – Wanneer een organisatie een eigen territorium heeft, en deze soeverein kan beheersen.
Natiestaat – Wanneer een staat voor 95% van de bevolking ook een volk is.
Multinationale staten – Een staat waarin geen enkele groep inwoners een bevolkingsaandeel van 60% of meer heeft.

Politieke kolonisatie
Politieke kolonisatie – West Europese grootmachten brachten vanaf de 16de eeuw grote gebieden onder hun politieke hoede. Zo ontstond er Europeanisering van de wereld, de Europeanen brachten overal waar ze kwamen hun ideaal mee, eigen cultuur en verspreiding van het geloof bijvoorbeeld. Politieke kolonisatie werd pas echt belangrijk eind 19de eeuw, bij de industriële revolutie. De nieuwe technieken in vervoer en wapens en de brandende vraag naar goedkope grondstoffen voor de industrie, maakte het koloniseren van andere landen interessant. Koloniseren betekende vaak een machtsspel, lijnen van de grens werden recht getrokken door de Europeanen, betekenend dat een volk wel is verscheurd kon raken, of meerdere volken nu pas 1 staat vormden

Dekolonisatie: het ontstaan van onafhankelijke soevereine staatjes.

Mede dankzij het feit dat Amerika tegen kolonisatie was, leverde dat na de tweede wereldoorlog veel nieuwe onafhankelijke staatjes op. Immers Amerika was de wereldmacht in die tijd boven Europa. Veel Europeanen hadden er bovendien ook wel genoeg van, om anderen te onderdrukken. Ze wisten hoe dat was in de Tweede Wereldoorlog. Dus veel staten werden gedekoloniseerd, de kolonisten trokken weg, en aan de macht kwamen vaak mensen die anti-Europa waren. Ze hielden niet van democratie, dat vonden ze immers niet geschikt. Vaak werd er door Europa gehandeld met Eurocentrisme – Europa als belangrijkste zien en haar normen in democratie, vrijheid, mensenrechten, ent. Willen doordrukken bij andere landen.

Gebonden hulp – ontwikkelingshulp waar Europese politieke voorwaarden aan verbonden zijn.


Soft state – Staten zonder sterke eenheid waarin corruptie, ongemotiveerdheid en het najagen van eigen land boven landsbelang de boventoon vormen. De mensen zijn er voor de staat en niet andersom, de overheid grijpt vaak keihard in en het land wordt geleid door slechts een kleine groep met als doelstelling handhaven van de rijkdom en macht. Ook vind er vaak een patronagesysteem plaats, de patroon bied een illegale dienst aan en als tegendienst wordt dan aan de patroon iets veel groters betaald. Dit zijn dus illegale akkoortjes, waarbij een mondje dicht mentaliteit heerst. Er is dus ook sprake van smeergeld.

Nation Building
De getekende lijnen door de oude kolonisten, levert veel problemen op. Volkeren worden nu kriskras door elkaar gedwongen om met elkaar samen te leven. En vaak hebben de oude kolonisten de situatie nog maar is even goed opgestookt in de tijd dat zei de baas waren, om zo zeker geen groot nationalitisch blok tegenover zich te krijgen. De verschillen werden nog is aangestipt, en zo werd de kloof vaak nog groter tussen beide landen.

Na de dekonalisatie, is het als jonge staat cruciaal of al die volkeren met elkaar te laten samenwerken & éénwording in de staat te realiseren. Het laten groeien van die éénwording tussen volk, natie en staat noemt men Nation Building. In dit proces is een dictator vaak ideaal.

Groei naar eenheid
Nation Building verkleind de tegenstellingen tussen verschillende volkeren door een nationalistisch gevoel op te roepen. Zo vormt er een eenheid, maar zoals wel vaker, is er voor deze eenheid ook een aantal bedreigingen die wel is plaats zouden kunnen vinden

• Geisoleerd gebied in de pereferie van het land (en dus ver van waar de nationbuilding plaats vind) zet zich af tegen de huidige orde
• De mensen in een geïsoleerd gebied zijn onafhankelijk van de dictator.
• Wanneer er een eigen natie is ontstaan binnen een geisoleerd gebied, dat verschilt met die van het centrale gebied
• Wanneer er een centrale plaats is, in een geisoleerd gebied dat door kan gaan als ontmoetingsplek van een afscheidingsbeweging.

Nation building in de praktijken
• verbeteren infrastructuur – relatieve afstanden worden korter waardoor andere gebieden binnen die staat ook makkelijk te bezoeken zijn, mensen komen zo met elkaar in contract, en er ontstaat een gevoel van verbondheid
• vaststellen officiële taal – Wanneer er in een land veel verschillende talen worden gesproken, heb je al gouw verschillende naties. Immers, de ene natie heeft geen behoefte aan een andere natie, want ze kunnen elkaar toch niet verstaan. Het helft het bevorderen van de identiteit van een staat.

• Doorbreken stammencultuur – Stammen werken niet voor een autonoom gezag, maar meer als autocratie. Door het vervangen van stamhoofden voor ambtenaren, worden alle eerst autonome volkjes verbonden tot één geheel, met één gezag.
• Veranderen nomaden in boeren – rondtrekkende nomaden zijn moeilijk te controleren voor de overheid .Veeboeren trekken niet rond en zitten dus vast.
• Koloniseren perifeer gelegen gebieden met mensen uit het nationale kerngebied.
• Zoeken gemeenschappelijke externe vijand – Het vergeten van alle binnenlandse problemen, wanneer er oorlog komt. Er komt dan een gemeenschappelijke vijand, waarin het het gemeenschappelijke doel is van alle volkeren binnen die staat om die vijand eruit te werken. Vechten voor hetzelfde, en dus voor elkaar geeft een band.
• Stimuleren Iconografie – Tastbare tekenen van Nationalisme herinnerd mensen er aan dat ze bij een staat horen, zoals de vlag of het nationale elftal. Iedereen in de staat kent het, en iedereen loopt e warm voor.
• Sociaal-Economische problemen aanpakken – Door de welvaart recht te trekken, neemt er een grote kloof af tussen 2 gebieden.

Bedreigingen van de eenheid van de staat
• Etnische oorzaken – Verschillende etnische groeperingen leidden vaak tot onrust. Vaak omdat één volk of stam de macht naar zich toe heeft getrokken. Andere etnische groepen (volkeren en stammen) voelen zich achtergesteld of zelfs bereikt, en dit kan afscheiding tot gevolg hebben.
• Religieuze oorzaken – Verschillende geloven binnen één staat. Wanneer in een gebied verschillende regio’s zijn met een ander geloof om andere normen en waarden, voelt men meer verbondenheid met haar regio dan met de staat. Regionalisme ontstaat dan, regio’s gaan zich tegen elkaar afzetten.
• Humanitaire rechten. – Het schenden van mensenrechten door de overheid kan leidden tot protest tegen die overheid.

* Economische oorzaken – Kloof rijk/arm is groot. Waarbij in ontwikkelingslanden de armen niet kunnen rondkomen, terwijl de rijken grossieren is overvloed
* Ecologische oorzaken – Het verminderen van de leefomgeving, dus gebrek aan schoon drinkwater of milieuvervuiling.
* Militaire oorzaken – Het leger doet een staatgreep, om zo meer macht naar zich toe te trekken. Ze grijpen dus in tegen de politieke orde van de staat.
* Aanwezigheid van wapens – verleken heeft uitgewezen dat de aanwezigheid van wapens conflicten sneller en heftiger doen laten oplaaien.

Na de koude oorlog, was de dreiging weg van een internationaal conflict. Dit leidde ertoe dat de gemeenschappelijke vijand weg was, en daarmee een gevoel van verbondenheid.

We onderscheiden tussen het ingrijpen van de VN de volgende vredesoperaties:
1. Preventieve diplomatie – vreedzame middelen om een conflict te voorkomen. Praten
2. peace making – beeindigen van conflicten
3. peace keeping – handhaven van de vrede, hiervoor moet eerst een vredesakkoord zijn gesloten. De VN gebruikt in principe geen geweld
4. peace enforcement – Afdwingen van vrede door de VN
5. post conflict peace building – Structuur in een land opzetten dat ervoor zorgt dat er geen nieuwe conflicten ontstaan.

Teveel nationalistische gevoelens kan de politieke kaart veranderen:
1. irredentisme – annexeren van landen of gebieden die onder het gezag staan van een buurland, maar waarvan de inwoners zich verwant voelen met het volk van de annexerende partij NAZI-DUITSLAND

2. separatisme – Het losmaken van een volk binnen de staat, om een eigen staat op te richten. Dit kan economische of politieke oorzaken hebben. ETHA
3. pan-nationalisme – Volk levend in verschillende landen, strijdend naar eenheid tussen deze landen. ARABIE
4. Diaspora nationalisme –Wanneer er in verschillende landen één volk woont, dat volk trekt dan naar elkaar toe en vorm haar eigen staat KOERDEN .
5. federalisme – Het geven van zelfstandigheid aan gebieden binnen een staat om uiteenvalling te voorkomen BELGIE JAREN 90.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.