Hoofdstuk 3, Lernliste 15

Beoordeling 5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 387 woorden
  • 3 juni 2008
  • 4 keer beoordeeld
Cijfer 5
4 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Lernliste 15

Dauern = Duren
Feiern = Vieren
Hast du Lust zu kommen? = Heb je zin om te komen?
Tut mir Leid = Het spijt me
Kommst du auf meine Party? = Kom je op mijn feestje?
Herzlichen Glückwunsch! = Gefeliciteerd!
Einladen = Uitnodigen
Die Einladung = De uitnodiging
Nur = Alleen (maar), slechts
Ich möchte mich nur umsehen = Ik wil alleen rondkijken
Der Schuh (Schuhe) = De schoen
Der Stiefel (Stiefel) = De laars
Kann ich die Jacke umtauschen? = Kan ik het jack omruilen?

Die Kasse = De kassa
Der Kassenzettel = Het kassabonnetje
Gib mir die Jeans da! = Geef me die spijkerbroek!
Darf ich die Hose anprobieren? = Mag ik de broek passen?
Die Umkleidekabinen = De paskamers
Das Hemd ist zu eng = Het overhemd is te nauw
Wie teuer ist dieser Ohrring? = Hoe duur is deze oorbel?
Durch = Door
Die Sonnenbrille = De zonnenbril
Die Bluse = De blouse
Genau = Precies
Hilf mir = Help me
Die Kreditkarte = De creditcard
Sei ruhig! = Wees rustig!
Welche Größe haben Sie? = Welke maat heeft u?
Eine Nummer größer = Een maat groter
Steht mir die Farbe? = Staat mij die kleur?
Grün steht dir besser = Groen staat je beter
Der Pullover (Pullover) = De trui
Kauf sie doch! = Koop ze toch!
Der Strumpf (Strümpfe) = De kous
Versprechen – Versprach – Versprochen = Beloven – Beloofde – Beloofd

Zum Glück = Gelukkig
Draußen = Buiten
Bringen – Brachte – Gebracht = Brengen – Bracht – Gebracht
Der Farbfilm = Het fotorolletje (kleur)
Treffen – Traf – Getroffen = Ontmoeten – Ontmoette – Ontmoet
Grillen = Barbecueën
Wissen – Wusste – Gewusst = Weten – Wist – Geweten
Schicken = Sturen
Vorschlagen = Voorstellen (idee)
Übrig haben = Over hebben
Mach’s gut! = Het beste
Lieber Rolf! = Beste Rolf,
Wann fährst du in Urlaub? = Wanneer ga jij met vakantie?
Vor einer Woche = Een week geleden
Bald = Spoedig
Schreib bald zurück = Schrijf snel terug
Viele Grüße! = Veel groeten!

Die Feier = Die Party
Die Feier = Das Fest
Einkäufe machen = Einkaufen
Herzlichen Glückwunsch! = Alles Gute zum Geburtstag!
Kann ich dir helfen? = Was kann ich für dich tun?

Das ist nicht möglich = Das geht nicht
Am nächsten Samstag = Am kommenden Samstag
Der Ausweis = Der Pass
Grüß dich! = Hallo!
Keine Ahnung! = Keine Idee!
Reichen = Genug sein
Ich danke dir = Vielen Dank!
Schauen = Sehen
Schauen = Gucken
Schau mal! = Guck mal!
Sei ruhig! = Sei still!

Am nächsten Samstag <> Am letzten Samstag
Eng <> Weit
So ein Pech! <> So ein Glück!
Draußen <> Drinnen
Eine tolle Stimmung <> Eine miese Stimmung
Der Brieffreund <> Die Brieffreundin

Wann hast du Geburtstag? >• Am 14. April
Gefällt es dir? >• Es gefällt mir prima!

Von neun bis eins < ___neun___eins
Der Rock < ___Rock
Die Nummer (Nummern) < ___Nummer

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.