Sociale zekerheid

Beoordeling 7.1
Foto van een scholier
  • Profielwerkstuk door een scholier
  • 5e klas havo | 11740 woorden
  • 20 mei 2008
  • 42 keer beoordeeld
Cijfer 7.1
42 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Inleiding
Ik wil graag onderzoeken hoe de sociale zekerheid in Nederland in elkaar zit. Met als hoofdvraag: Nederland een verzorgingstaat??? Ik heb me eigenlijk nog nooit verdiept in dit onderwerp. Dus het is een hele verrijking van mijn kennis over de sociale zekerheid in Nederland. Daarom wil ik eerst iets te weten komen over de geschiedenis van de sociale zekerheid in Nederland. Ik had een boek die een kort stuk over de geschiedenis van de sociale zekerheid bevatte. Maar er was te weinig informatie om er een hoofdstuk over te maken. Daardoor ben ik het internet opgegaan om meer informatie te verzamelen. Een goede site was wikipedia. Waar ik veel informatie kon vinden over de verschillende wetten die door de tijd zijn ontstaan.
Daarna kom ik bij de vraag: Welke organisaties dragen verantwoordelijkheid voor wetgeving, uitvoering en controle van de sociale verzekeringen? Door achter deze informatie te komen heb ik verschillende boeken geraadpleegd. Het is erg belangrijk dat de organisaties goed met elkaar samen werken anders loopt heel de organisatie in het honderd.

Dat brengt mij bij de vraag: Hoe wordt de sociale zekerheid gefinancierd, nu en in de toekomst? Een erg belangrijk onderdeel van dit onderwerp. De toekomst is eigenlijk een soort voorspelling, want je weet nooit hoe het echt loopt met de economie. Er zijn zoveel factoren die een rol spelen. Bijvoorbeeld welke plannen de overheid heeft in de toekomst is ook van belang. In Nederland is voor elk probleem dat je heb waardoor je niet kan werken wel een wet die ervoor zorgt dat je toch nog rond kan komen. De informatie die ik op het internet heb gevonden ook op een nieuws site en in boeken was erg veel dat ik goed moest selecteren wat ik erin wil houden. Ook wilde ik een vergelijking maken tussen Nederland België en Duitsland. Ik heb me daarin beperkt tot de ANW, AOW, WIA, WW en de kinderbijslag anders had ik een werkstuk van 100 pagina’s. Ik heb een brochure op internet geraadpleegd om achter deze informatie te komen. Ook heb ik verschillende stelsels in de wereld met elkaar vergeleken die informatie heb ik in een van de boeken gevonden. Daaraan heb ik een aantal landen gekoppeld. De sociale zekerheid heeft zeker wat met economie te maken. Bijvoorbeeld wanneer er steeds meer AOW gerechtigde komen heeft de overheid minder geld te besteden aan andere dingen. Ook hebben mensen die een uitkering hebben geld te besteden wat ze zonder die uitkering niet hebben. Door het geld te besteden komt er economische groei. Ik verwacht dat Nederland wel een verzorgingsstaat is. En ik verwacht ook wel dat als het zo door gaat met de AOW dat we moeite krijgen met het uitbetalen van de uitkeringen.

Hoe ziet de geschiedenis van de sociale zekerheid eruit in Nederland?
1854 De Armenwet
De grondwet van 1815 zorgden er voor dat de armenzorg een taak van de overheid werd. Maar dat was niet het geval. Het werd in eerste instantie verzorgd door particulieren en kerken. De gemeentelijke armenbesturen hadden slechts een aanvullende taak. In 1854 kwam de armenwet die zorgden ervoor dat het toezicht op de particulieren en kerken beter geregeld werd.

1874 Het Kinderwetje van Van Houten
Het Kinderwetje van Van Houten is de eerste wet die in Nederland een einde moest maken aan kinderarbeid. De wet hield in dat kinderen tot 12 jaar niet meer mochten werken. Er was wel een uitzondering, die uitzondering was er voor de Landarbeid. De kinderen van veel boeren moesten toch het bedrijf overnemen en jong geleerd oud gedaan. Kinderarbeid was heel gewoon in Nederland totdat deze wet werd ingevoerd. De industriële revolutie en de armoede zorgde ervoor dat de ouders hun kinderen niet naar school maar naar hun werk om zo wat extra bij te verdienen, want het gezin had het al niet zo breed. De werkgevers vreven in hun handen, want kinderen waren goedkope krachten. In die tijd werd er nauwelijks gecontroleerd dus kinderen bleven gewoon in de fabrieken werken. In 1900 kwam er door de leerplicht wel een eind aan kinderarbeid. De wet verplicht kinderen van 6 tot 12 jaar onderwijs te volgen.

1901 Ongevallenwet
Toen de ongevallenwet net was ingevoerd waren alleen werknemers die voor de gevaarlijke industriële bedrijven werkten verzekerd voor de ongevallenwet. De werknemers waren door de ongevallenwet verzekerd tegen de financiële gevolgen die een bedrijfsongeval met zich mee brachten. De uitkering die ze dan kregen bedroeg 70% van het loon met een maximum van € 1,27 per dag. In die tijd bestond het ouderdomspensioen nog niet daardoor kregen ze de uitkering hun leven lang uitbetaald. Als een werknemer overlijd aan de gevolgen van een bedrijfsongeval kon de weduwe een rente van 30% van het loon van haar overleden man krijgen, ook een wees kon onder bepaalde omstandigheden recht hebben op een uitkering. Cornelis Lely was als minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid, degene die de ongevallenwet heeft ingevoerd. De Ongevallenwet van 1901 is in 1921 ingrijpend veranderd. In 1921 gold de ongevallenwet voor alle bedrijven met uitzondering van land- en tuinbouw, zeevaart en zeevisserij. Die beroepen hadden een eigen ongevallenwet. Na 1921 waren arbeiders niet alleen verzekerd tegen de financiële gevolgen van een beroepsongeval ook konden ze zich laten omscholen en ook werden een aantal beroepsziekte met een arbeidsongeval gelijkgesteld.

1919 Vrijwillige OuderdomsVerzekering (VOV) en InvaliditeitsWet (IW)
de Invaliditeitswet werd ingevoerd in 1919. Volgens deze wet moesten alle werknemers verplicht verzekerd zijn. De ondernemers konden zich vrijwillig verzekeren voor deze wet. Wanneer je invalide raakten kreeg je een soort pensioen uitgekeerd, dit gold overigens ook bij ouderdom. Ouderdom werd dus gelijkgesteld met invaliditeit. Je kon een ouderdomspensioen krijgen wanneer je de 70-jarige leeftijd had bereikt. Maar omdat het werk in die tijd zo zwaar was en de arbeidsomstandigheden waren niet zo best haalden niet veel mensen de 70-jarige leeftijd. De mensen die voor en net na de invoering van de wet 70 jaar of ouder waren die kregen dat pensioen van de staat. Die konden zich toen nog niet verzekeren voor de wet. De pensioenen waren net genoeg om eenvoudig van te leven maar ze waren niet waardevast. Door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog trad de wet pas echt in werking in 1919.


1930 ZiekteWet
De Ziektewet van 1913 trad door allerlei problemen met name rond de organisatie van de uitvoering pas in 1930 in werking. Wanneer de werknemer ziek werd had hij recht op een loondervingsuitkering voor een korte periode. De wet kende ook een mogelijkheid van vrijwillige verzekering. Wanneer je naar de dokter moest of dat je thuis verzorgd moest worden dan viel dat niet onder de Ziektewet. Er bestonden genoeg particuliere ziekenfondsen waarbij de mensen zich vrijwillig konden verzekeren.

1941 Kinderbijslag
In Nederland op 1 januari 1941 konden arbeiders vanaf het derde kind kinderbijslag aanvragen. De overheid ging er vanuit dat het loon genoeg was voor het onderhoud van twee kinderen. Na de Tweede Wereldoorlog kon je ook kinderbijslag ontvangen voor het eerste en het tweede kind. Dit gold echter niet voor de zelfstandigen. Die konden pas in 1951 kinderbijslag aanvragen.

1947 Noodwet Drees
Omdat er in die tijd veel ouderen niet meer rond konden komen werd er een noodwet ingevoerd. De noodwet ouderdomsvoorziening zorgde in Nederland van 1947 tot 1957 voor de uitbetaling van een uitkering aan mannen en alleenstaande vrouwen van 65 jaar en ouder die niet genoeg geld hadden om normaal rond te kunnen komen. Omdat de wet door Willem Drees de minister van Sociale Zaken in die tijd werd ingediend werd de wet ook wel Noodwet-Drees genoemd. De wet was alleen bedoeld als een noodoplossing totdat de definitieve wet goed was uitgedacht en in werking kon treden. In 1957 werd de wet vervangen door de definitieve wet de AOW. Dit was de eerste volksverzekering met een basispensioen.

1952 Werkloosheidswet
De werkloosheidswet werd in 1949 aangenomen maar werd pas in 1952 ingevoerd. De werknemers waren verzekerd voor een loondervingsuitkering van 80% gedurende een half jaar tot uiterlijk de 65ste verjaardag.

1959 Algemene Weduwen en Wezenwet
Vroeger had je het niet zo best wanneer de man overleed. Vaak kwamen de vrouwen van de overleden mannen in armoede te zitten met hun gezin. Vaak kwam de kerk je te hulp en leverde je financiële steun. Het gebeurde ook wel eens dat rijke christelijke particulieren te hulp schoten. In 1959 werd de Algemene weduwen en wezenwet ingevoerd. Weduwe en wezen hoefden niet langer meer van giften te leven maar konden een uitkering krijgen zodat ze niet in armoede kwamen te zitten. De Nederlandse AWW (Algemene weduwen- en wezenwet) die weduwen en wezen financieel steunde is laatst afgeschaft en vervangen door de ANW (Algemene nabestaandenwet).

1965 Algemene Bijstandswet
De Algemene bijstandswet is een Nederlandse wet die op 1 januari 1965 werd ingevoerd door de toenmalige minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk Marga Klompé. De wet werd al vastgesteld voor de invoeringsdatum in 1963 en regelde de bijstand in Nederland. Een voorloper van deze wet was de Armenwet. De Algemene bijstandswet kwam in de plaats van deze Armenwet die dateerde van 1854 en in 1912 slechts iets was aangepast. Met de Algemene Bijstandswet kwam de uitvoering van de armenzorg bij de overheid te liggen. Daarvoor waren de kerken en particuliere instellingen verantwoordelijk voor de armenzorg. Dat gebeurde op basis van liefdadigheid. Vanaf 1965 was bijstand een recht. Vandaar dat ik dit jaartal aangeef in het tussenkopje.


1967 Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
De Nederlandse Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of AWBZ is een collectieve ziektekostenverzekering voor niet individueel verzekerbare ziektenkostenrisico's. Op grond van deze wet kan men bijzondere ziektekosten zoals kosten van langdurige opname in ziekenhuis of inrichting vergoed krijgen. Deze kosten worden niet door de verzekeringen vergoed.

1967 Wet op Arbeidsongeschiktheid
De wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering die alleen voor werknemers bestemd is verving de Ongevallenwet. De nieuwe wet bracht een loondervingsuitkering tot uiterlijk de 65ste verjaardag. Weduwen en wezenuitkeringen verdwenen. De oorzaak van de arbeidsongeschiktheid deed niet langer ter zake.

1990-2004 Veelvuldige aanpassingen van de WAO
De WAO is gedurende de jaren 1990-2004 veelvuldig aangepast, wat onder andere in hield dat de keuringsregels steeds strenger zijn geworden. Dit kwam omdat er erg veel misbruik van deze wet werd gemaakt. De werkgevers stuurden de werknemers heel gemakkelijk de WAO in. Vanaf oktober 2004 vond er een eenmalig herkeuring met strengere keuringseisen plaats voor alle WAO'ers die op 1 juli 2004 jonger dan 50 jaar waren. De helft van de WAO-ers verloren door de herkeuring zijn uitkering geheel of gedeeltelijk. Dit kwam met name door het aangescherpte schattingsbesluit van oktober 2004, waarin de eisen om vanwege psychisch disfunctioneren te worden afgekeurd veel zwaarder zijn geworden.

1996 De Wet Uitbreiding Loondoorbetalingsverplichting bij Ziekte
Per 1 maart 1996 werd de Nederlandse Ziektewet geprivatiseerd. Dat houdt in dat de overheid taken overlaat aan het bedrijfsleven en/of het particulier initiatief De Wet Uitbreiding Loondoorbetalingsverplichting bij Ziekte (WULBZ) verplicht de werkgever om bij ziekte van een werknemer gedurende maximaal 52 weken 70% van het loon te betalen. Voor zwangere, voor mensen die een orgaan doneren en ex-WAO-ers kan de werkgever zijn loondoorbetaling bij de bedrijfsvereniging vergoed krijgen. Mensen die op het moment van ziekte geen werkgever hebben (b.v. na afloop contract, uitzendkrachten, bij faillissement) die blijven recht houden op de Ziektewet. Inmiddels is per 1-1-2004 met de invoering van de VLZ (de Verlengde Loondoorbetaling bij Ziekte) de WULBZ vervallen.

2005 Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
De Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) is een Nederlandse wet die op 29 december 2005 is ingevoerd en is de opvolger van de WAO. De WIA geldt voor mensen die op of na 1 januari 2004 arbeidsongeschikt zijn geworden. Als je voor deze datum al arbeidsongeschikt was dan bleef je gewoon een uitkering houden van de WAO. Ze hebben de WAO verandert in de WIA omdat er erg veel mensen waren die in de WAO zaten of een beroep er op deden. In de WIA staat werken voorop. Werknemers en werkgevers worden met financiële prikkels van de overheid gestimuleerd er alles aan te doen om gedeeltelijk arbeidsgeschikten aan het werk te helpen of te houden. Om het beroep op de WAO te laten afnemen zijn er al eerder wettelijke maatregelen genomen, zoals de invoering van de Wet verbetering poortwachter, daarin zijn normen opgenomen voor de reïntegratie van arbeidsongeschikte medewerkers. Ook is de wettelijke loondoorbetalingstermijn verlengd naar 104 weken. In de Stichting van de Arbeid is afgesproken dat werkgevers aan arbeidsongeschikte medewerkers over de eerste twee jaar van arbeidsongeschiktheid in totaal niet meer dan 70% van het loon doorbetalen. In veel cao's is deze afspraakvastgelegd, waarbij meestal is overeengekomen dat een medewerker toch het volledige loon ontvangt als hij voldoende meewerkt aan zijn reïntegratie.


Welke organisaties dragen verantwoordelijkheid voor wetgeving, uitvoering en controle van de sociale verzekeringen?
Werknemersverzekeringen, volksverzekeringen, voorzieningen en zorgverzekeringen moeten uitgevoerd worden. Dan gaat het om de polisadministratie en om tienduizenden uitkeringen en verstrekkingen die dagelijks moeten worden vastgesteld, afgewezen of uitbetaald.
In 1992 is er een parlementaire enquête geweest naar de uitvoering van de sociale zekerheid door de commissie Buurmeijer. Dit onderzoek werd ingesteld omdat het beroep op de wao uitkeringen volledig uit de hand was gelopen. De schuld werd gelegd bij de bij de sociale partners: de werkgeversorganisaties en de vakbonden, die samen de toenmalige uitvoerders van de ZW, WW en de WAO waren. Hun belangen liepen parallel: werkgevers wilden wel werknemers lozen naar de WAO, werknemers wilden meestal wel de WAO in. Dit was in die tijd een zeer goede uitkering. De commissie Buurmeijer vond dan ook dat de sociale partners op afstand moesten worden gezet van de uitvoering. Zo begon de metamorfose van de uitvoering.

Wet SUWI (wet Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen)
Met het uitbannen van werkgevers- en werknemersinvloed werd het nieuwe doel namelijk vermindering van het beroep op uitkeringen niet bereikt. Reden waarom op 1 januari 2002 de uitvoering opnieuw ingrijpend is hervormd, met het belangrijkste doel het vergroten van de arbeidsparticipatie. Op die datum is de wet SUWI in werking getreden. Kern van de wet is dat voorrang wordt gegeven aan werk. De centra voor werk en inkomen (CWI kantoren) worden het eerste loket voor mensen die op zoek zijn naar werk. Pas als er geen werk is kan er een uitkering verstrekt worden. In deze uitvoeringsstructuur kunnen bepaalde uitvoeringstaken ‘privaat’, dat wil zeggen door bedrijven worden uitgevoerd. Maar de hoofdtaken blijven in ‘publieke’ handen, dat wil zeggen in handen van de overheid. Dat gaat om de inning van premies, de claimbeoordeling( dat is het beoordelen van aanvragen en keuring) en de uitkeringsverstrekkingen van de ZW, de WIA, de WAO en de WW. De uitvoerder van deze publieke taken is sinds 2002 het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) maar vanaf 1 januari 2006 worden de premies geïnd door de belastingdienst. Met de komst van het UVW verdwenen het Landelijk instituut sociale verzekeringen (LISV) en de sectorraden en daarmee alle invloed van de sociale partners op de uitvoering.
De private markt voert de activiteiten uit die te maken hebben met reïntegratie en het voorkomen van arbeidsuitval. Op die markt besteden publieke opdrachtgevers (UWV en gemeenten) via contracten reïntegratieactiviteiten uit aan private bedrijven ( Arbo-diensten, uitzendbureaus, reïntegratiebedrijven, verzekeraars e.a.). deze bedrijven worden afgerekend op hun resultaten en moeten aan het UWV of de gemeente doorgeven als een uitkeringsgerechtigde niet meewerkt aan zijn reïntegratie. Met de wet SUWI is ook de arbeidsvoorzieningsorganisatie gereorganiseerd. Ook hier een deels publieke een deels private uitvoering. De publieke taken (arbeidsbemiddeling, informatie en advies, fasering en reïntegratieadvies) worden uitgevoerd door de Centrale organisatie werk en inkomen (COWI) en de CWI’s. de feitelijke reïntegratie wordt aan bedrijven uitbesteed. Nieuw zijn verder klantmanager en cliëntenparticipatie. Hieronder wordt beschreven hoe de uitvoering van de sociale zekerheidswetten er sinds 1 januari 2002 uitziet.

De uitvoeringsinstanties
De huidige uitvoering vertoont het volgende totaalbeeld. Voor de uitvoering en beleid zijn er:
Het Uitkeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), de Centrale organisatie werk en inkomen (COWI) en de centra voor werk en inkomen (CWI), de Sociale Verzekeringsbank (SVB), de zorgverzekeraars, het College voor zorgverzekering en de gemeenten.
Voor advies en toezicht zijn er: De Raad voor werk en inkomen, de Inspectie werk en inkomen en de Nederlandse Zorgautoriteit.
Tenslotte zijn er instanties of systemen om fraude met uitkeringen te voorkomen. Het gaat onder andere om: De Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD), voor het opsporen van grote uitkerings- en premiefraudes van € 35.000,- en € 45.000,- of hoger, Het Inlichtingenbureau, dat het knooppunt is in de gegevensuitwisseling tussen gemeenten enerzijds en de belastingdienst, het UWV en de Informatiebeheergroep en (als proef) de Dienst Justitiële Inrichtingen, Suwinet via dit computersysteem in aanbouw kunnen CWI, UWI, SVB en gemeenten elkaars gegevens raadplegen en overnemen.


UWV
Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekering (UWV) is verantwoordelijk voor de uitvoering van de Ziektewet (ZW), de wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), de wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), de Werkloosheidswet (WW), de Toeslagenwet (TW), wet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (WAJONG), wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) en de wet arbeid en zorg. Nieuw in 2006 is dat binnen de UWV een aparte functionaris ( zogenaamde beslissingsautoriteiten) beslist over het toekennen van een iva-uitkering aan duurzaam arbeidsongeschikten. Hij neemt die beslissing op basis van het dossier, dus zonder contact met de arbeidsongeschikte werknemer en dus zo objectief mogelijk. Het UWV is verder belast met uitvoeringstechnische adviezen op het terrein van de wetten die het uitvoert. Ook beheert het UWV de fondsen van deze wetten. Verder is het UWV verantwoordelijk voor de reïntegratie van haar uitkeringsgerechtigden. Daartoe sluit het contracten af met reïntegratiebedrijven. Het UWV wordt door een door de minister benoemde Raad van bestuur en een Raad van advies.

De COWI
De centrale organisatie werk en inkomen is samen met de centra voor werk en inkomen verantwoordelijk voor de publieke arbeidsvoorzieningen. Samen vormen zij één zelfstandige, publiekrechtelijke organisatie. Veel taken van het COWI worden binnen het CWI uitgevoerd zoals: De presentatie van het vacatureaanbod, het geven van informatie en advies over de arbeidsmarkt, de administratieve intake, bemiddeling, de bepaling van de afstand tot de arbeidsmarkt, de zogenoemde kwalificerende intake: het bepalen welk reïntegratietraject nodig is om een werkzoekende geschikt te maken voor de arbeidsmarkt, het aanvragen van werkloosheidsuitkeringen.
In het CWI werken UWV, COWI en gemeenten samen om de inschakeling van uitkeringsgerechtigden in het arbeidsproces te bevorderen. Dat doen zij door een aantal van hun taken aan het CWI over te dragen. De intakegegevens van een cliënt worden opgenomen in Suwinet. De totstandkoming van Suwinet ondervindt nog wel vertraging. Op een aantal CWI-kantoren is een onafhankelijk arbeidsadviseur werkzaam,die cliënten kan ondersteunen bijhun persoonlijke reïntegratieplannen.

Sociale Verzekeringsbank (SVB)
de Sociale Verzekeringsbank (SVB) voert de AOW, ANW en de AKW uit. De aanvragen voor deze uitkeringen moeten worden gedaan bij de (vestegings) kantoren van de SVB. De SVB voert ook de Remigratieregeling en de TOG-regeling uit.

Zorgverzekeraars en zorgkantoren
De zorgverzekeraars voeren de zorgverzekeringswet uit. De algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ) wordt uitgevoerd door zorgkantoren en door zorgverzekeraars die zich hebben aangemeld voor de uitvoering van de AWBZ (dat zijn vrijwel alle zorgverzekeraars).
College voor zorgverzekeringen (CVZ) en Nederlandse Zorgautoriteit (NZA)
Dit college coördineert de uitvoering van de zorgverzekeringswet en de AWBZ en vervult allerlei beleidstaken op het gebied van de zorgverzekeringen. Ook beheert het de fondsen van de ZVW en de AWBZ. Het college kan richtlijnen geven aan zorgverzekeraars na gesignaleerde knelpunten. Het CVZ heeft ook een adviserende rol bij medische geschillen over verstrekkingen of vergoedingen. De zorgverzekeraar moet dan het college om advies vragen. Daarnaast is er de Nederlandse Zorgautoriteit (zoals het college toezicht op de zorgverzekeringen binnenkort gaat heten) die toezicht houd op de uitvoering van de zorgverzekeringswet en de AWBZ.

De gemeentelijke sociale diensten
De gemeentelijke sociale diensten of de afdelingen sociale zaken op het gemeentehuis voeren de wet werk en bijstand uit. Ook de bijstandsregelingen voor zelfstandigen, de IOAW, de IOAZ en de WVG worden door de gemeente uitgevoerd. Bepaalde taken voor werkzoekende laat de gemeente over aan het CWI.


De Raad voor werk en inkomen (RWI)
De RWI controleert op decentraal niveau het overleg over de arbeidmarkt, de reïntegratiemarkt, werk en inkomen. Het is tevens een expertisecentrum op de terreinen. In de RWI zitten vertegenwoordigers van gemeenten (VNG), werkgevers en werknemers.

De Inspectie werk en inkomen IWI
De IWI houdt toezicht op de uitvoering van de taken die aan de COWI en de SVB zijn opgedragen. De inspectie ligt direct onder het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Boeten en maatregelen
Boete
Iedere uitkeringsgerechtigde is verplicht om uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden aan de uitvoeringsinstantie mee te delen, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat ze de hoogte of de duur van zijn uitkering kunnen beïnvloeden. Aan de uitkeringsgerechtigde die geen onvolledige of onjuiste informatie verstrekt, moet de uitvoeringsinstantie een boete opleggen. Dit geldt alleen niet voor de gemeente die bijstand verleend: sinds 2004 wordt bijstandsfraude bestraft met een maartregel.
De uitkeringsinstanties leggen allemaal even hoge boetes op: 10% van het fraude bedrag met een maximum van €2269,-. Als het verstrekken van onjuiste informatie niet heeft geleid tot een financieel voordeel, wordt een boete opgelegd van €45,-. In dat geval mag de instantie ook volstaan met een waarschuwing alleen als er in de vorige 2 jaren niet eerder een waarschuwing is gegeven. De uitkeringsinstantie kan de boete hoger of lager vaststellen, afhankelijk van de ernst van de gedraging,de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van betrokkenen. De instantie kan ook afzien van een boete als in een individueel geval blijkt dat boete oplegging voorbetrokkenen onaanvaardbare consequenties zou hebben. De uitvoeringsinstantie die van plan is een boete op te leggen, moet de uitkeringsgerechtigde wijzen op zijn zwijgrecht. Eventueel moet een tolk worden ingeschakeld. Tegen de boete is bezwaar en beroep mogelijk. De boete komt in plaats van strafvervolging. Bij fraude zaken van boven de €6000,- wordt altijd strafvervolging ingesteld. Naarst de boete wordt uiteraard ook het gefraudeerde bedrag teruggevorderd.
Maatregel
Wie een uitkering aanvraagt of ontvangt, moet zich aan allerlei regels houden. Bij overtreding van de regels moet de uitvoeringsinstantie een maatregel (sanctie) opleggen. Die bestaat meestal uit een tijdelijke gedeeltelijke weigering van de uitkering. Hoelang en voor hoeveel % hangt af van de mate van verwijtbaarheid. Soms wordt de volledige uitkering geweigerd. Wie verwijtbaar werkloos wordt, krijgt altijd te maken met een blijvende volledige weigering van de WW uitkering. Alleen als dit de werknemer niet in overwegende mate kan worden aangerekend, wordt de WW tijdelijk (26 weken) voor de helft geweigerd. Wie weigert passend werk te aanvaarden krijgt een volledige weigering over de uren waarin gewerkt had kunnen worden.


Hoe wordt de sociale zekerheid gefinancierd, nu en in de toekomst?
De financiering van de sociale zekerheid op dit moment
Het bedrag dat Nederland besteedt aan de totale sociale zekerheid steeg in 200 tot boven de 100 miljard euro. Opvallend is dat voor het eerst sinds jaren de uitgaven aan de sociale zekerheid harder stegen dan het nationaal inkomen, terwijl de economische groei toch niet slecht was. Het waren vooral de grootste kostenposten die duurder werden namelijk: ziektekosten verzekeringen, ouderdomsverzekering (AOW) en de pensioenen. Europees gezien neemt Nederland qua uitgaven aan de sociale zekerheid een plek in de middenmoot in, vooral doordat de vergrijzing wat later begint en Nederland relatief veel mensen kent zonder eigen inkomen, die afhankelijk zijn van het inkomen van anderen.

Het omslagstelsel
Omslagstelsel houdt in dat pensioenen worden betaald uit de lopende premieontvangsten. In een omslagstelsel is er dus geen opbouw van pensioenvermogen. Het omslagstelsel houdt een zeer grote mate van solidariteit in. Het omslagstelsel is echter gevoelig voor demografische veranderingen: als de bevolking vergrijst verandert de verhouding tussen gepensioneerden en werkenden. Werkenden moeten meer gepensioneerden onderhouden, dus de premie stijgt. De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling heeft berekend dat tussen 2013 en 2035 in de meeste landen een vergrijzingsgolf zal plaatsvinden. De omslagsystemen zijn hier niet tegen bestand. Critici bestempelen zulke systemen soms als een piramidespel (Ponzi-schema). Ponzi was een oplichter die om beleggers hun zogenaamde winst uit te keren het geld van nieuwe beleggers gebruikte. Zo'n model stort in wanneer er onvoldoende nieuwe beleggers toestromen om de eersten te vergoeden. Er wordt wel eens gezegd dat pensioensystemen die niet gebaseerd zijn op kapitalisatie maar op omslag eigenlijk neerkomen op een soort Ponzi-schema. In sommige landen vinden pensioenhervormingen plaats die de pensioenbelofte verkleinen. Andere landen zijn een demografische reserve aan het aanleggen net zoals Nederland: een reservefonds gevoed uit de overheidsbudget waarvan de investeringsopbrengst en het gespaarde kapitaal de premie politiek aanvaardbaar moet houden. In Nederland zijn we daar in 1997 aan begonnen de regering richtte het AOW-fonds op met de bedoeling een financiële buffer te creëren vanaf het jaar 2020. Hoewel het omslagstelsel gevoelig is voor demografische veranderingen is het niet gevoelig voor ontwikkelingen op de financiële markten.

Kapitaaldekkingsstelsel
Bij het kapitaaldekkingsstelsel is dat precies omgekeerd. In het algemeen heeft een omslag stelsel een hoog rendement wanneer de bevolkingsgroei en de arbeidsproductiviteitsgroei hoog zijn. Het zogeheten Aaron-conditie stelt dat het omslagstelsel de voorkeur verdient als de bevolkingsgroei en de arbeidsproductiviteit groter zijn dan het reële rendement bij toepassing van het kapitaaldekkingsstelsel (in procenten).

Premie ontvangsten
De financiering van de sociale verzekeringen in Nederland is gebaseerd op het zogenaamde omslagstelsel. Hierbij worden per jaar de lopende kosten gedekt uit de lopende premieopbrengsten. Door het aantal inactieven te delen door het aantal actieven, rekenen we uit voor hoeveel uitkeringsgerechtigden een werkende premie moet betalen. Dit wordt ook wel het i/a-ratio genoemd. (Voor een voorbeeld hoe de i/a-ratio er in 2000 en 2040 uit zal zien zie schema 1 in de bijlage). De premies worden geheven over het premieplichtig loon (werknemersverzekeringen) en het belastbaar inkomen (volksverzekeringen). Het belastbaar inkomen vormt een bredere heffingsgrondslag dan het premieplichtig loon. Het bevat naast loon en salaris ook andere inkomsten zoals winst uit eigen onderneming en de huurwaarde van de eigen woning. Overschotten of tekorten worden in het omslagstelsel doorgeschoven naar een of meer latere jaren. Voor de sociale verzekering heeft een omslag een aantal voordelen. Op de eerste plaats is het mogelijk een verzekering direct in te voeren. Op de tweede plaats kan door het omslagstelsel de welvaartsvastheid van de uitkeringen gemakkelijke worden veilig gesteld. Inmiddels betekent de toepassing van het omslagstelsel niet dat bij de sociale verzekeringsfondsen geen vermogensvorming plaatsvindt. Alle fondsen dienen over de nodige liquiditeiten te beschikken om het verloop van ontvangsten en uitgaven te kunnen opvangen. Er worden reserves aangehouden voor het opvangen van tegenvallers. 89% van de ontvangsten zijn afkomstig uit premiebaten. Elk jaar worden door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en voor zover het betreft de ziektekostenverzekering mede door de Minister van Welzijn, Volksgezondheid de premiepercentages voor de verschillende wetten vastgesteld. Daarna worden door de uitvoeringsorganen van de sociale verzekeringen premieadviezen uitgebracht. De premieadviezen geven de uit premiebetalingen te financieren lasten aan uitgedrukt in een percentage van het premieplichtige loon (premiegrondslag). De lasten worden daarbij bepaald na aftrek van rijksbijdragen en overige ontvangsten en rekening houdend met overschotten en tekorten uit voorafgaande jaren.

Waardevaste en welvaartsvaste uitkeringen
Uitkeringen zijn waardevast als de koopkracht van de uitkeringen gelijk blijft. Waardevaste uitkeringen zijn gekoppeld aan de stijging van het gemiddelde prijsniveau (als maatstaf wordt de consumentenprijsindex gebruikt).

Uitkeringen zijn welvaartsvast als uitkeringsgerechtigden meedelen in de stijging van de welvaart. Welvaartsvaste uitkeringen zijn gekoppeld aan de stijging van het gemiddelde loonniveau (als maatstaf wordt de gemiddelde stijging van de CAO-lonen bij de bedrijven gebruikt). In Nederland is er in principe een koppeling tussen lonen en uitkeringen.
Deze koppeling mag worden verbroken:
- als de lonen te hard stijgen.
- als de i/a-ratio te hoog wordt.
De i/a-ratio is de verhouding tussen het aantal inactieven (personen met een inkomensvervangende uitkering) en het aantal actieven (personen met een inkomen). Neemt de i/a-ratio toe, dan stijgt de collectieve lastendruk.

De financiering van de sociale zekerheid in de toekomst
Maatregelen om de uitgaven voor de sociale zekerheid terug te dringen:
- de koppeling loslaten (waardoor uitkeringen minder stijgen dan lonen)
- volumebeleid (gericht op beperking van het aantal uitkeringsgerechtigden)
- fraudebestrijding (om oneigenlijk gebruik van sociale uitkeringen tegen te gaan)
Door de vergrijzing wordt financiering van de AOW middels het huidige omslagstelsel erg kostbaar. Om de kosten van de vergrijzing op te vangen heeft de overheid besloten een ‘AOW-fonds’ op te richten zodat in de toekomst financiering van de AOW gedeeltelijk via een kapitaaldekkingsstelsel kan gaan plaatsvinden.

Het kapitaaldekkingsstelsel
Als het kapitaaldekkingsstelsel ingevoerd wordt moeten mensen voor hun eigen pensioen sparen. De ingelegde pensioenpremie wordt belegd en kapitaal plus investeringsopbrengsten vormen de basis voor de pensioenbetalingen. De investeringen hebben een ongebruikelijk lang beleggingstermijn van 30 tot 35 jaar. Nadeel van deze methode is dat met soms onmogelijk is voldoende bij elkaar te sparen. Bijvoorbeeld wanneer je al na een half jaar werken arbeidsongeschikt wordt. De investeringsopbrengsten hangen op de lange termijn samen met het risico dat de belegger mag nemen: meer risico geeft een grotere opbrengst maar ook meer onzekerheid dus het zou ook nadelig kunnen uitpakken. Het beleggingsbeleid wordt bepaald met een asset-liability management (ALM) studie. Deze studie brengt factoren die de beleggingsopbrengst grotendeels bepalen, zoals het maximale risico, de geschatte opbrengsten van beleggingscategorieën (aandelen, obligaties, onroerend goed en grondstoffen en energiedragers - hoofdzakelijk aardolie en aardgas) samen met de structuur van de pensioenverplichtingen, eisen van liquiditeit en eisen van de overheid. Met behulp van gespecialiseerde computerprogramma's wordt de optimale beleggingsmix berekend. ALM studies worden gewoonlijk elke twee tot vijf jaar herzien. Hoewel het kapitaaldekkingsstelsel gevoelig is voor ontwikkelingen op de financiële markten is het niet gevoelig voor demografische veranderingen. Bij het omslagstelsel is dat precies omgekeerd. Uit oogpunt van risicoverkleining is het dus het beste een pensioensysteem te hebben dat zowel een stuk omslagstelsel als een stuk kapitaaldekkingsstelsel in zich heeft.


Ongelijkheid en armoede nemen licht toe door vergrijzing
Door de vergrijzing zullen de ongelijkheid en armoede de komende decennia iets toenemen. Bij een doorberekening van enkele beleidsscenario's werden de gunstigste effecten behaald met een scenario waarbij de arbeidsdeelname wordt bevorderd: de ongelijkheidsindex loopt dan slechts op van 0,253 (2000) tot 0,257 (2025), de armoede van 10,8 naar 10,9%. Enkele andere varianten leiden tot iets grotere stijgingen, maar de verschillen zijn niet groot (maximale waarden van 0,261 en 11,6% in 2025). In een van die scenario's is aangenomen dat het aantal WW'ers en arbeidsongeschikten wordt teruggedrongen door de instroom te beperken, iets dat door het kabinet wordt beoogd. Dit vermindert wel het aantal uitkeringsontvangers beneden de pensioenleeftijd, maar leidt tot hogere armoedepercentages onder degenen die tot die groep blijven behoren.

Onzekere toekomst
De regering heeft voor de toekomst een AOW fonds opgericht en ze lost de staatsschuld af met het overschot op de rijksbegroting. De regering verwacht dat het fonds over zestien jaar een omvang heeft bereikt van 126 miljard euro. De regering betaalt dit jaar 23 miljard aan uitkeringen. Dat is een heel veel geld maar de premies die we betalen zijn ook niet mis. Je levert al snel 17,9% van je salaris in tot 29.543 euro. Dit wordt wel iets gecompenseerd door de heffingkortingen. Dat Nederland vergrijst is wel zeker. Zonder maatregelen zou de AOW zeker onbetaalbaar worden. De eerste maatregelen zijn al getroffen te denken valt aan de strengere controles voor mensen die de WIA in willen. Tot 2020 is er weinig aan de hand. Op de langere termijn zal dit stelsel onuitvoerbaar worden (na 2040). Met relatief meer ouderen en minder jongeren zal de lastendruk te hoog worden en kunnen de jongeren dat niet meer opbrengen. De Nederlandse regering wil dat oudere langer doorwerken. Maar de bedrijven staan daar niet echt om te springen. Je hebt keuze uit een bejaarde werknemer die minder snel werkt en een hoger risico heeft op ziekte of een jongere die snel werkt en minder snel ziek zal worden en dat voor het zelfde geld. Dan is de keuze snel gemaakt voor het bedrijf. Of de uitkeringen betaalbaar blijven hangt af van vele factoren. Of sociale voorzieningen in de toekomst op het huidige niveau zullen blijven hangt af van de hoeveelheid geld we er als maatschappij voor over zullen hebben.

Sociale voorzieningen in Nederland in vergelijking met België en Duitsland en een vergelijking van verschillende stelsels in Europa

Nederland
WIA:
Als je arbeidsongeschikt raakt dan heb je recht op de Wet werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen. Je moet dan wel aan de wachttijd voldoen en die bedraagt 104 weken. In die wachttijd van 104 weken heb je recht op een uitkering en die valt onder de ziektewet. Ook moet je nog voor minstens 35% arbeidsongeschikt zijn. De WIA bestaat uit de IVA (Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten) en de WGA (Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsongeschikten). Als je onder de IVA valt is de hoogte van de uitkering 75% van het maandloon. Het maximum dagloon is €172,48. Deze uitkering kan maximaal tot 65 jaar duren. Dan heb je ook nog de WGA, die geeft arbeidsongeschikte werknemers ( minimaal 35% arbeidsongeschikt) recht op een aanvullende uitkering. De WGA bestaat uit een loongerelateerde uitkering en een loonaanvullingsuitkering of een vervolguitkering. De loongerelateerde uitkering is 70% van het maandloon, als de werknemer een gedeeltelijke baan heeft dan is de uitkering 70% van het verschil tussen het maandloon en het verdiende inkomen. Zie ook bijlage schema 2 WGA arbeidsongeschiktheidspercentage in verhouding met uitkeringspercentage. De duur van de loongerelateerde uitkering is afhankelijk van de leeftijd. Voor een overzicht zie schema 3 op de bijlage. Als de duur van de loongerelateerde uitkering is verstreken dan krijg je een loonaanvullings of een vorvolguitkering. Je hebt recht op een loonaanvullingsuitkering als je gedeeltelijk arbeidsongeschikt bent en toch werkt. Met dat werk verdien je een inkomen van ten minste 50% van je overblijvende verdiencapaciteit. De hoogte van de uitkering is afhankelijk van je inkomen dat je met het werk verdient en is minimaal de hoogte van de vervolguitkering. Recht op een vervolguitkering heb je zolang je ten minste 35% arbeidsongeschikt bent. Je krijgt deze uitkering of je nou werkt of niet maar als je werkt krijg je de uitkering alleen als je inkomen minder is dan 50% van je overblijvende verdiencapaciteit. Het bedrag dat je krijgt is een percentage van het minimumloon of van het maandloon als dat lager is. Het percentage gaat omhoog naar mate je minder arbeidsongeschikt bent. Als je 80% of meer arbeidsongeschikt bent dan kom je niet in aanmerking voor de vervolguitkering maar krijg je een loonaanvullingsuitkering.

ANW:
In Nederland heb je de algemene nabestaandenwet(ANW) die regelt het recht op een uitkering voor nabestaanden bijv. De partner en de kinderen. De ANW is een volksverzekering, iedereen die in Nederland woont is tot zijn 65ste verzekerd voor de ANW. Je hebt recht op een ANW- uitkering als je partner of ouder is overleden en verzekerd was voor de ANW en je als nabestaande aan bepaalde voorwaarden voldoet. De voorwaarden zijn: Je hebt een ongehuwd kind en jonger dan 18jaar, je bent in verwachting, je ben arbeidsongeschikt voor tenminste 45% en de arbeidsongeschiktheid zal 3 maanden duren of langer, je ben geboren voor 1 januari 1950. De ANW- uitkering eindigt als je 65 jaar wordt en vanaf dat moment gaat het AOW- pensioen in. De partner voor de ANW is de echtgenoot of de echtgenote van de overledene of de man of vrouw die met de overledene samenwoonde tot en met de dag van het overlijden. Ook kinderen die je achter laat hebben recht op een uitkering. Voor enkele bedragen zie schema 4 in de bijlage. In de ANW wordt je als samenwonend gezien als je met een andere meerjarige persoon een gezamenlijke huishouding vormt. Voor de AOW en de ANW is het verschil tussen alleenstaanden en gehuwden/samenwonend belangrijk. Twee voorbeelden: AOW: Als je ongehuwd bent, maar wel samen met iemand een huishouding vormt, dan krijg je een uitkering voor gehuwden, Deze is lager dan die voor alleenstaanden. ANW: Als je een uitkering ontvangt, dan eindigt die uitkering niet alleen als je opnieuw trouwt maar ook als je met iemand gaat samenwonen. Je hebt geen recht op ANW als je binnen een jaar na het overlijden van de partner weer met iemand anders trouwt of als de partner overlijdt aan het begin van de ANW uitkering. De nabestaanden uitkering voor partners van overleden is ongeveer 70% van het minimumloon en bedraagt vanaf 1 januari 2008 € 1042,88 bruto per maand, plus € 64,69 vakantietoeslag. Als je naast je nabestaandenuitkering andere inkomsten heb, kunnen deze verrekend worden met je uitkering. Inkomen uit arbeid worden voor een deel vrijgelaten. Het meerdere wordt gekort op je uitkering. De vrijlating is 50% van het bruto minimumloon plus 1/3 van je inkomen daarboven, bijv. Van een inkomen van € 667,50 wordt een uitkering nog volledig uitbetaald maar bij een inkomen van € 2.231,82 wordt die volledig gekort.


WW:
Je hebt recht op de WW en je ben verzekerd als je een werknemer bent onder 65 jaar.
Je bent in ieder geval werknemer als: je een arbeidscontract heb bij een Nederlandse werkgever, je bent ambtenaar, Je hebt een WW-uitkering of Ziektewetuitkering, je hebt een WAO uitkering of WIA- uitkering en woont in Nederland, je bent thuiswerker. En je ben geen werknemer als: Je als zelfstandige of directeur. -Grootaandeelhouder werkt, Minder dan 4 dagen als hulp in het huis werkt. Je kunt je ook vrijwillig verzekeren voor de WW. Je hebt geen recht op de WW als je verwijdbaar werkloos ben. Dat betekent als je je zo gedragen heb dat je wist dat je ontslagen werd of zelf ontslag heb genomen. De WW- uitkering duurt maximaal 38maanden, je uitkering wordt gebaseerd op je laatst verdiende loon. De eerste 2 maanden ontvang je 75% van het dagloon en andere maanden 70%. Je hebt een wekeneis basisuitkering WW en je heb een verlengde WW-uitkering jareneis. Wekeneis: Door ziekte of arbeidsongeschiktheid niet heb gewerkt, niet verzekerde arbeid heb verricht, een bevalling of adoptie uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg heb ontvangen. Jareneis: De dagen dat je een volledige arbeidsongeschiktheidsuitkering hebt ontvangen. De dagen dat je een uitkering heb ontvangen op de grond van de ziektewet.

Kinderbijslag:
De hoogte van de kinderbijslag in Nederland is afhankelijk van de leeftijd van uw kind. Ook waar je kind woont bepaald het bedrag dat je ontvangt. Kinderen die geboren zijn voor 1 januari 1995 geldt dat je per kind een hoger bedrag krijgt als je meer kinderen hebt. Zie bijlage schema 5 voor de bedragen van de kinderbijslag. Elk kind die je hebt waarvoor je kinderbijslag krijg tellen mee om het aantal kinderen te bepalen. Ook kinderen die op of na 1 januari 1995 zijn geboren. Als het kind veel verdient, dan kan dat gevolgen hebben voor de kinderbijslag het kan dan stop gezet worden door de bijverdiensten van het kind. Er wordt per kwartaal gekeken wat het kind netto bijverdiend. Is het kind jonger dan 16 jaar en thuiswonend dan mag het onbeperkt bijverdienen. Je hebt 2 groepen en daar geldt het maximumbedrag voor wat bijverdiend mag worden: Kinderen van 16 of 17 jaar. Kinderen jonger dan 16 jaar die niet thuis wonen. Je hebt ook twee soorten bijverdiensten: Bijverdiensten door het jaar heen en vakantiewerk. De SVB betaalt per kwartaal de kinderbijslag uit, als het inkomen in een kwartaal niet hoger is dan het vastgestelde per dag wordt de kinderbijslag niet in gevaar gebracht. Als je in de zomervakantie een bijbaantje heb dan mag je niet meer als €1100,- bijverdienen. Als je kind 16 jaar wordt dan veranderen de regels van de kinderbijslag omdat het te maken heeft met het onderwijs en het inkomen van het kind, er veranderd niet zoveel als het kind overdag op school zit behalve als het een Hbo-opleiding is of hoger. Als je kind arbeidsongeschikt is of werkeloos kunnen ze kinderbijslag ontvangen maar dan moeten ze zich wel binnen een maand nadat ze werkeloos is geworden als werkzoekende inlaten schrijven. Het kind mag het aangeboden werk niet weigeren en niet meer verdienen dan €1217,- per kwartaal.

AOW:
De AOW regelt een ouderdomspensioen op minimumniveau voor de Nederlandse bevolking. Je krijgt je eerste AOW pensioen in de maand dat je 65 jaar wordt. Vanaf je 15de jaar bouw je ieder jaar dat je in Nederland woont en werkt 2% van je AOW pensioen op. Na ongeveer 50 jaar heb je een volledig pensioen opgebouwd. Je betaalt tot je 65ste jaar een AOW premie. Je hebt recht op een AOW als je 65 jaar wordt. Maar vaak hebben de mensen daarnaast nog recht op een aanvullend pensioen van het pensioenfonds. Een pensioenvoorziening is belangrijk, omdat je contract vaak eindigt als je 65 jaar wordt. Je hebt dan helemaal geen inkomen meer maar je heb ook geen recht op een WW-uitkering. De hoogte van je AOW-pensioen hangt af van je situatie woon je alleen of met een kind of partner, getrouwd of woon je samen of met meerdere samen. Als je alleen ben heb je recht op een AOW-pensioen, dat ongeveer gelijk is aan 70% van je minimumloon. Het pensioen voor als je alleen ben bedraagt vanaf 1 januari 2008 € 984,86 bruto per maand. En dan komt er nog € 53,68 bruto per maand vakantietoeslag bij. Je kunt ook alleenstaande ouder zijn en dan heb je recht op een AOW-pensioen dat gelijk is aan een 90% van het minimumloon. Alleenstaande ouder ben je als je een kind heb onder de 18jaar waar je ook kinderbijslag voor ontvangt. Het pensioen bedraagt per 1 januari 2008 € 1222,72 bruto per maand en dan komt er nog vakantietoeslag bij van € 69,02 bruto per maand. Je hebt ook AOW voor als je gehuwd ben of samenwoont ontvang je beide pensioen dan is het ongeveer 50% van het minimumloon. Samen met je partner ontvang je dan 100%.Het pensioen is dan in totaal € 1347,68 bruto per maand en dan komt er nog vakantie toeslag bij en dat is € 76,60 bruto per maand. Je hebt vanaf 1 januari 2005 een tegemoetkoming voor de AOW-ers die bedraagt vanaf 2008 €14,86 per maand

Belgiё
WIA:
Het recht op inkomen bij arbeidsongeschiktheid is geregeld in de regeling gewaarborgd loon voor werknemers, de Ziekte- en Invaliditeitsverzekering, de Arbeidsongevallenverzekering en de Beroepsziekteverzekering. Is de oorzaak het directe gevolg van de werkzaamheden dan kan een beroep worden gedaan op de Arbeidsongevallenverzekering of de Beroepsziekteverzekering. Het gewaarborgde loon is een vergoeding voor de eerste periode van arbeidsongeschiktheid. Deze wordt door de werkgever betaald aan werknemers met een arbeidsovereenkomst. De werkgever mag het zonder toestemming beëindigen als het blijvend is dan hoeft die verder niets te betalen. De ziekte mag geen gevolg zijn van een eigen fout. Ook is er gewaarborgd loon voor de arbeiders en die hebben recht op de eerste 28 dagen van arbeidsongeschiktheid. Er is een wachtdag als de ziekteperiode korter dan 14 dagen duurt. De eerste 7 dagen is er recht op loondoorbetaling. De volgende 7 dagen betaalt de werkgever 85,88% van het loon. De volgende 14 dagen betaalt het ziekenfonds 60% van het loon beneden de loongrens € 132,79 bruto per dag. De werkgever betaalt € 25,88% van dit loon én 85,88% van het loon boven de loongrens. Dit komt ongeveer overeen met het bedrag van het volledige nettoloon. Na 28 dagen resteert de uitkering van het ziekenfonds van 60% van het begrensde loon. Ook is er gewaarborgd loon voor bedienden en die hebben recht op het loon gedurende de eerste 30 dagen van het arbeidsgeschiktheden. 65% van het begrensde loon voor werknemers met personen ten laste, 45% van het begrensde loon voor alleenstaande werknemers, 40% van het begrensde loon voor samenwonende werknemers. Daardoor bedragen het maximum daguitkeringen: € 71,93 met personen ten laste € 55,33 voor alleenstaanden en € 44,26 voor samenwonende. Als hulp van een derde persoon nodig is, is er recht op een aanvulling van € 12,00 bruto per dag. Bij tijdelijke en volledige arbeidsongeschiktheid recht op een uitkering van 90% van het gemaximeerde basisloon € 33.403 bruto per jaar. Een uitkering bij blijvende volledige of gedeeltelijke ongeschiktheid. Het slachtoffer heeft recht op het arbeidsongeschiktheidspercentage maal het gemaximeerde basisloon. Is het arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld tussen 5 en 10%, dan wordt de uitkering vastgesteld op 75%. Is het arbeidsongeschiktheidspercentage lager dan 5%, dan is de uitkering 50%.

ANW:
In België hebben nabestaanden recht op een nabestaanden uitkering. Je moet wel aan enkele voorwaarden voldoen. De overledene moet op de datum van overlijden in België sociaal verzekerd zijn. In principe zijn verzekerd: alle werknemers die met een arbeidscontract in België werken en de uitkeringsgerechtigden. Tijdens de arbeidsperiode moeten de wettelijke bijdragen zijn ingehouden. De overlevende moet met de overledene gehuwd zijn geweest; een overlevende partner die met de overledene samenwoonde kan geen overlevingspensioen krijgen. De overlevende echtgenoot heeft recht op een overlevingspensioen als hij ten minste 45 jaar oud is, een kind opvoedt of ten minste 66% arbeidsongeschikt is. De overlevingsuitkering wordt niet uitbetaald als de overlevende echtgenoot een uitkering ontvangt voor (onder andere) ziekte, invaliditeit of werkloosheid. Wordt aan één van deze voorwaarden niet voldaan dan wordt het overlevingspensioen pas uitbetaald de maand volgend op de maand waarin de 45-jarige leeftijd wordt bereikt. Behalve in het jaar waarin het overlevingspensioen ingaat heeft de gerechtigde recht op een jaarlijks vakantiegeld dat in de loop van de maand mei wordt uitbetaald. Het overlevingspensioen is gebaseerd op het aantal verzekerde jaren voor het rustpensioen van de overledene. Er kunnen zich twee situaties voordoen:

• op de overlijdensdatum werd door de overledene een rustpensioen ontvangen. De nabestaande heeft dan recht op
80% van dit rustpensioen (gezinsbedrag).
• op de overlijdensdatum werd nog geen rustpensioen ontvangen. De nabestaande heeft dan recht op 80% van het rustpensioen (gezinsbedrag) dat de overledene zou hebben ontvangen, als hij op de overlijdensdag de pensioenleeftijd had bereikt én 45 jaar (vrouwen 44 jaar) had gewerkt.
Het maximale bruto bedrag aan vakantiegeld is € 540,94. Het vakantiegeld is echter nooit hoger dan het maandbedrag aan overlevingspensioen in mei. Het overlevingspensioen wordt niet meer betaald als de overlevende echtgenoot hertrouwt of een inkomen heeft en dat inkomen boven een bepaald grensbedrag komt. Voor een overlevende echtgenoot jonger dan 45 jaar vervalt het overlevingspensioen als je geen kind meer opvoedt of niet meer arbeidsongeschikt ben. Het overlevingspensioen kan ook vervallen als de overlevende echtgenoot zelf een wettelijk ouderdomspensioen gaat ontvangen.
De overlevingspensioenregeling voor werknemers wordt uitgevoerd door de Rijksdienst voor Pensioenen (RVP). Je moet het overlevingspensioen aanvragen bij het gemeentebestuur van de hoofdverblijfplaats of bij het bevoegde gewestelijk bureau van de RVP.

WW:
Wanneer je buiten jouw schuld werkloos wordt heb je recht op een werkloosheidsuitkering. Bijvoorbeeld bij gedwongen ontslagen. De duur van de uitkering kan bij een werkloze man doorlopen tot zijn 65ste jaar en bij een werkloze vrouw tot haar 64ste jaar. De werkloosheidswet wordt door de volgende instanties uitgevoerd:
• De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA). Deze beoordeelt het recht op de uitkering.
• De uitbetalingsinstelling van de Belgische vakbonden. Als je aangesloten bent bij een vakbond moet je daar wezen om de uitkering aan te vragen. De vakbond zal daarna ook de uitkering betalen.
• De hulpkas voor werkloosheid (HVW). Daar moet je de uitkering aanvragen wanneer je niet lid ben van een vakbond. Zij verzorgen ook de uitbetaling.
Er worden natuurlijk wel voorwaarden aan de uitkering gesteld. Zo moet je geen werk hebben, geen loon hebben en je moet beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt. Ook moet je afhankelijk van je leeftijd een aantal arbeidsdagen kunnen bewijzen. Voor een overzicht kan je schema 6 op de bijlage raadplegen. De hoogte van de uitkering is afhankelijk van de gezinssituatie en de duur van de uitkering. Zo heb ik een tabel voor samenwonende en alleenstaanden. Voor een overzicht van de hoogte van de uitkering zie schema 7 in de bijlage.


Kinderbijslag:
In België ben je over het algemeen verzekerd voor de kinderbijslag op grond van werkzaamheden of het ontvangen van een uitkering. De kinderbijslag wordt uitgevoerd door verschillende kinderbijslagfondsen. Iedere werkgever of bedrijfstak is bij een ander fonds aangesloten. In België heb je naast kinderbijslag ook recht op kraamgeld. Het kraamgeld kan worden aangevraagd vanaf de 6de maand van de zwangerschap. Voor het eerste kind krijg je een bedrag van € 1.086,11 voor elk kind dat volgt € 817,17. Je kan ook recht hebben op een verhoogde kinderbijslag. Dat kan je krijgen wanneer je een gehandicapt kind heb, een uit huis geplaatst kind, als de ouder een uitkeringsgerechtige werkloze is of invalide of gepensioneerde en voor halfwezen. De kinderbijslag stopt op 31 augustus van het jaar dat het kind 18 jaar wordt. Daarna kan er nog recht zijn op kinderbijslag tot 21 jaar als het kind voor tenminste 66% gehandicapt is. Of tot 25 jaar als het kind een erkende leerovereenkomst heeft of, hoger onderwijs volgt, of na de studie werkzoekende is. Voor de hoogte van de kinderbijslag zie schema 8 in de bijlage. Bij een voltijdse studie kan er recht op kinderbijslag bestaan tot 25 jaar mits minder dan 80uur per maand gewerkt wordt. In de vakantie periode kan je onbeperkt werken op voorwaarde dat de school dicht is.

AOW:
In België heb je recht op een rustpensioen (AOW) vanaf je 65ste verjaardag (voor mannen) en 64ste verjaardag (voor vrouwen). Er zijn wel beroepen waar je eerder met pensioen kan gaan zoals mijnwerker of zeevarende. Ook is er een mogelijkheid dat je met vervroegd pensioen kan gaan, dat kan vanaf de 60-jarige leeftijd je moet wel minimaal 35 arbeidsjaren kunnen bewijzen. Er wordt voor je 65ste verjaardag een aanvraag formulier voor rustpensioen automatisch toegezonden. Als je eerder met pensioen wilt gaan moet je contact opnemen met de pensioendienst van je gemeente. Een volledig rustpensioen wordt opgebouwd in 45 jaar van je 20ste tot je 65ste jaar, voor vrouwen tot het 64ste jaar. Vanaf 1 januari 2009 wordt de leeftijd voor vrouwen ook op 65 jaar gesteld. Je hebt twee varianten van het rustpensioen: het gezinspensioen en het pensioen voor alleenstaande. Op het gezinspensioen hebben alleen gehuwden recht waarvan de jongere echtgenoot niet tot heel weinig verdient. Ook als de jongere echtgenoot zelf AOW ontvangt vervalt het recht op gezinspensioen. Het bruto pensioenbedrag dat per jaar wordt opgebouwd bedraagt: 1/45*60% of 75% van het geherwaardeerde bruto-jaarloon. Voor berekening van het gezinspensioen gebruik je 75% van de hiervoor genoemde berekening en voor alleenstaandenpensioen gebruik je 60%. Het jaarloon wordt geherwaardeerd om het pensioen welvaartsvast te maken. Het bruto-jaarloon is op een maximum gesteld van € 44.081,27. Vanaf het 2e pensioenjaar is er recht op vakantiegeld dat bedraagt €656,88 voor gezinspensioen en €525,50 voor alleenstaande. Ook heb je het overlevingspensioen, daar heeft de echtgenoot recht op wanneer zijn of haar partner overlijd. Er zijn wel enkele voorwaarden voor: je moet tenminste 45 jaar oud zijn of een kind opvoeden of voor tenminste 66% arbeidsongeschikt zijn. De nabestaande heeft recht op 80% van het tot dan toe opgebouwde rustpensioen van de overledene. Ook mag je wat bijverdienen voor bedragen zie schema 9 in de bijlage en voor bedragen van het pensioen zie schema 10 in de bijlage.

Duitsland
Erwerbsminderungsrente (WIA):
Als je in Duitsland arbeidsongeschikt raakt dan heb je recht op de Erwerbsminderungsrente. Dat komt doordat je als werknemer verplicht verzekerd bent voor de Rentenversicherung. De Renteversicherung regelt ook de uitkering voor ouderdomspensioen en de nabestaandenuitkering. Als zelfstandige ben je niet verplicht verzekerd maar je kan wel aanvragen om verplicht verzekerd te zijn dat geeft toch een stukje zekerheid. De eerste 6 weken worden door de werkgever uitbetaald. Wanneer je dan nog steeds arbeidsongeschikt bent wordt de uitkering betaalt uit de krankenkasse voor maximaal 78 weken. Deze uitkering bedraagt 70% van het gemiddeld brutoloon. Als je dan nog steeds arbeidsongeschikt ben dan heb je recht op de Erwerbsminderungsrente. De hoogte van de uitkering hangt af van de van je restcapaciteit. Dus met andere woorden; Hoeveel uur kan je nog werken? Voor een overzicht kan je schema 11 op de bijlage bekijken. De eerste voorwaarde waar je aan moet voldoen is de wachttijd, voor de Erwerbsminderungsrente is dat 5 jaar. Met de wachttijd bedoelen ze de minimum periode die men verzekerd moet zijn geweest. Als je door een arbeidsongeval of beroepsziekte arbeidsongeschikt wordt dan is de wachttijd niet van toepassing. Er is sprake van een arbeidsongeval wanneer je op weg van/naar of tijdens je werk letsel oploopt. Ook bestaat de mogelijkheid dat je arbeidsongeschiktheidsuitkering gekort wordt. Als je voor je 60ste arbeidsongeschikt raakt dan wordt de rente (uitkering) gekort met 10,8%. Wanneer je tussen je 60ste en 63ste jaar arbeidsongeschikt raakt dan wordt de rente gekort met 3,6% per jaar en wanneer je na je 63ste arbeidsongeschikt raakt dan word de uitkering ongekort betaalt. Als je gedeeltelijk arbeidsongeschikt bent en je heb toch een baan dan kan dat van invloed zijn op de hoogte van je uitkering. Hetzelfde geldt trouwens voor een volledige uitkering wanneer het inkomen boven een toegestaan bedrag uitkomt.

Nabestaandenrente (ANW):
Zoals ik al eerder vertelt heb de Duitse Rentenversicherung voorziet niet alleen de ouderdomrente en de Erwerbsminderungsrente maar ook de nabestaanden uitkering. Zelfstandigen zijn niet verplicht zich hiervoor te verzekeren er is wel een uitzondering voor bepaalde beroepsgroepen. Wel kunnen ze zich vrijwillig laten verzekeren. Wanneer de nabestaande hertrouwt dan vervalt het recht op een nabestaandenuitkering. Daarentegen ontvangt de nabestaande wel een afkoopsom van het 24-voudige van de gemiddelde rente van de afgelopen 12 maanden. Natuurlijk moet de nabestaande wel aan een aantal voorwaarden voldoen voordat hij of zij in aanmerking komt voor een nabestaandenuitkering. Deze voorwaarden zijn te vinden in schema 12 op de bijlage hier zie je welke voorwaarden bij welk soort nabestaandenuitkering hoort. Nu je de tabel heb bekeken wil je zeker weten welke percentages bij de hoge en bij de lage rente horen. De hoge nabestaandenrente bedraagt 60% van de volledige Ouderdomsrente. De lage nabestaandenrente bedraagt 25% van de Ouderdomsrente. Ook hier zijn ze net zoals bij de Ouderdomsrente bezig de leeftijd op te schroeven. De leeftijd van 45 jaar voor de hoge nabestaandenrente wordt tussen 2012 en 2029 opgeschroefd naar 47 jaar. Dat geldt voor alle soorten nabestaandenrente. Wanneer je voor je 60ste overlijdt dan wordt de uitkering gekort met 10,8% tussen de 60 en 63 jaar is dat met 3,6% per jaar tot dat de overledene de 63 jaar heeft bereikt. Natuurlijk is ook hier de wachttijd van belang er staat een minimumperiode voor dat je verzekerd moet zijn geweest er is wel een uitzondering en die luid; wanneer je overlijdt aan de gevolgen van een ongeval den wordt de wachttijd als vervuld beschouwt. De nabestaandenrenten zijn inkomensafhankelijk. De inkomsten kunnen gehaald worden uit arbeid in loondienst of als zelfstandige, ziekengeld, werkloosheidsuitkering, VUT-uitkering, AOW en WIA. Ook heb je nog de Sterbevierteljahr dat houdt in dat de nabestaande de eerste 3 maanden na overlijden van de partner of ouder de Ouderdomsrente van de overledene voor 100% krijgt uitbetaalt. Daarop worden geen eigen inkomsten in mindering op gebracht. De kinderen van de overledene hebben tot hun 18-jarige leeftijd recht op een (half)wezenuitkering met uitzondering dat de (half)wees een school of beroepsopleiding volgt of dat hij of zij gehandicapt is. Dan hebben zij tot het bereiken van de 27-jarige leeftijd recht op deze uitkering.

WW:
Wanneer je in Duitsland zonder jou schuld werkloos wordt heb je recht op de werkloosheidsuitkering. Zodra je de precieze werkloosheidsdatum weet moet je jezelf binnen 3 maanden bij de Agentur für Arbeit werkloos melden. Je wordt werkloos geacht als je niet meer of minder dan 15 uur per week in loondienst of als zelfstandige werkt. Om in aanmerking te komen voor een Duitse werkloosheidsuitkering moet je aan de volgende 3 voorwaarden voldoen: je moet werkloos zijn, je moet jezelf persoonlijk werkloos melden en je moet aan de voorwaarden voldoen. De voorwaarden luiden: je voldoet aan de voorwaarden als je in de laatste 2 jaren voor de werkloosmelding minstens 12 maanden (360 dagen) verzekerd zijn voor de Duitse werkloosheidsverzekering. De hoogte van de werkloosheidsuitkering is afhankelijk van het loon wat je in het laatste jaar voor de vaststelling van de uitkering gemiddeld verdiende. De werkloze met kinderen ontvangt 67% van het herleide nettoloon. Werkloze zonder kinderen hebben recht op 60% van het herleide nettoloon. Kinderbijslag:

In Duitsland wordt de kinderbijslag maandelijks betaalt tegelijk met het loon dat je krijgt. De kinderbijslagwetgeving wordt uitgevoerd door de Agentur für Arbeit (Familienkasse). De kinderbijslag moet je zelf aanvragen bij het Agentur für Arbeit. Je hoeft er geen premie voor af te lossen het komt geheel van de Duitse staat. De hoogte van de Duitse kinderbijslag is:
• voor de eerste drie kinderen € 154,- per maand per kind.
• voor elk kind dat volgt is het € 179,- per maand.
Je hebt recht op kinderbijslag bij wettige, gewettigde, natuurlijke en geadopteerde kinderen. Pleegkinderen en stiefkinderen horen ook nog tussen dat rijtje. Wanneer het kind bij opa en oma intrekt kunnen ook zij aanspraak maken op kinderbijslag. Het kind/ouders hebben recht op kinderbijslag tot de maand waarin het kind de 18-jarige leeftijd heeft bereikt. Voor een kind tussen de 18 en 27 jaar kan nog recht op kinderbijslag bestaan wanneer hij of zij nog geen 21 jaar oud is, werkloos is en wel beschikbaar is voor de arbeidsmarkt. Ook wanneer het kind nog geen 27 jaar is en een school of beroepsopleiding volgt of wanneer het in een overgangsperiode bevindt tussen 2 opleidingstijdvakken van ten hoogste vier maanden of wegens het ontbreken van een stageplaats geen beroepsopleiding kan starten of voortzetten en wanneer het kind een vrijwillig sociaal of ecologisch jaar vervult. Invalide kinderen hebben geen leeftijdsbeperking wat betreft de kinderbijslag. Kinderen van 18 jaar en ouder mogen tot € 7428,- bijverdienen daarbij wordt alimentatie buiten beschouwing gelaten.

Ouderdomsrente (AOW):
Om in aanmerking te komen voor de Ouderdomsrente moet je kunnen aantonen dat je premie heb betaald. Er zijn verschillende soorten Ouderdomsrente. Voor een overzicht van de voorwaarden en voor wie die gelden kan je de tabel de op bijlage bekijken. Een van de voorwaarden waar je altijd aan moet voldoen is de gestelde wachttijd. Zoals ik al eerder zei; er zijn verschillende soorten Ouderdomsrente. Zo heb je Ouderdomsrente voor werklozen en oudere deeltijdwerkers, gedeeltelijke of volledige Ouderdomsrente en vervroegde of uitgestelde rente. Voor Ouderdomsrente voor werklozen en oudere deeltijdwerkers moet je naast de voorwaarde die in de tabel staan ook nog aan 2 andere voorwaarden voldoen. Ten eerste moet je op de ingangsdatum van de uitkering werkloos zijn en ten tweede na het bereiken van de 58,5 jarige leeftijd tot aan de ingangsdatum van de uitkering minimaal 52 weken ingeschreven staan als werkloze bij de Agentur für Arbeit of je heb minstens 24 maanden als deeltijd arbeider gewerkt. Met deeltijdarbeider bedoelen ze een baan voor minstens 18 uur per week. De Ouderdomsrente kan je vaak voor je 65ste jaar al in laten gaan. Een nadeel daarvan is dat je uitkering wel gekort wordt en deze korting op de uitkering loopt door tot de datum van overlijden. Deze korting kan oplopen tot wel 18% wanneer je met je 60ste jaar met pensioen gaat. Dus het is verstandig om goed na te denken over deze beslissing. Ook is er een mogelijkheid om de Ouderdomsrente pas na je 65ste in te laten gaan. De uikering wordt dan voor elke maand dat deze later ingaat met 0,5% verhoogd. Natuurlijk heb je ook de mogelijkheid om wat centjes bij te verdienen. Wanneer je al Ouderdomsrente ontvangt voor je 65ste mag je niet teveel bijverdienen. Je moet dat aangeven bij de uitkeringsinstantie. Wanneer je de 65-jarige leeftijd hebt bereikt dan mag je onbeperkt bijverdienen. In Duitsland zijn ze bezig met een verhoging van de pensioen leeftijd van 65 naar 67 jaar. Als je geboren bent in 1964 of later dan mag je pas op je 67ste jaar met pensioen. Ze willen het geleidelijk in gaan voeren tussen 2012 en 2029.

Sociale stelsels
Het Scandinavische model
Het stelsel van sociale zekerheid beschermt de gehele bevolking buiten de verzekeringsmarkt om. Uitgangspunt daarbij is het behoefteprincipe. De welvaartsstaat verschaft alle burgers gelijke sociale rechten, waarbij de uitkeringen in principe niet zijn gerelateerd aan het vroeger verdiende inkomen en geen verband bestaat tussen betaalde premies, de duur van het arbeidsverleden en de verstrekte uitkeringen. Bij dit model zijn de uitkeringen in het algemeen relatief hoog. De uitkeringshoogte wordt niet bepaald door de gelijkheid van minimale behoefte maar door het streven naar een hoge levensstandaard voor allen. De sociale zekerheid wordt grotendeels gefinancierd uit de algemene overheidsinkomsten en slechts in beperkte mate met behulp van premies, waarbij de staat vaak zelf de uitvoering van de sociale zekerheidvoor zijn rekening neemt. De aanzienlijke kosten van het sociale zekerheidsstelsel met zijn hoge uitkeringen dwingen tot minimalisering van het aantal uitkeringsontvangers en maximering van de overheidsinkomsten. Dit kan het beste bereikt worden met een hoge arbeidsparticipatie en een beperking van het aantal personen dat afhankelijk is van een uitkering. Vooral de landen in Scandinavië werken met dit model.

Het Angelsaksische model
Dit model is gebaseerd op het idee dat individuen om te voorzien in hun behoefte kunnen putten uit marktconforme verdiensten en onderlinge ondersteuning binnen het gezin. Als deze niet voldoende zekerheid bieden komen de instellingen van de sociale zekerheid in actie maar dat is bedoeld als tijdelijke ondersteuning. Armoede is een probleem dat de markt niet kan oplossen. Bijstandachtige regelingen zijn daarom een belangrijk onderdeel van systemen die geïnspireerd zijn door het Angelsaksische model. De uitkeringen zijn over het algemeen laag en gebaseerd op het principe van minimale behoefte. Uitkeringen zijn niet inkomensgerelateerd en zijn deels afgestemd op specifieke behoefte, bijvoorbeeld die in verband met de gezinsgrootte. Om misbruik te voorkomen wordt soms een deel van de uitkeringen in natura verstrekt (tegoedbonnen voor voedsel – in de V.S.). De uitkeringen worden bij dit model gefinancierd uit de algemene middelen van de overheid en niet via heffing van specifieke sociale premies. Overige sociale zekerheidsrisico’s dienen individuen af te dekken door aanvullende private verzekeringen te sluiten. De overheid subsidieert dit soms via belastingvoordelen. Het systeem wordt gebruikt in landen van liberalisme en individualisme waar een sterke invloed van de vakbeweging ontbreekt. Bijvoorbeeld de V.S., Canada en Australië. In Groot-Brittannië is door de socialistische onderstroom een mix van het Scandinavische en Angelsaksische model gevormd.


Het Continentale model
Het continentale model gaat uit van sociale zekerheidsregelingen als verlengstuk van het productieproces waarbij in sociale behoefte wordt voorzien op basis van het loon en arbeidsprestaties. Bij dit model is het behoud van sociale status en instandhouding van een bepaalde maatschappelijke ordening belangrijk. Rechten worden dus toegekend op basis van het behoren tot een bepaalde beroepsgroep of het werken in een bepaalde bedrijfstak. De overheid ondersteunt deze vorm van sociale zekerheid vaak door de desbetreffende verzekeringen te verplichten. De uitkeringshoogte wordt bepaald door eerder betaalde premies en/of de duur van het arbeidsverleden. In het algemeen zijn uitkeringen geen algemeen sociaal recht maar gekoppeld aan het verrichten van arbeid. Voorbeelden van landen die dit model omarmen zijn Duitsland, Italië, Frankrijk en Oostenrijk.

Het Zuid Europese model
Dit model onderscheidt zich van de drie eerder genoemde systemen door zijn veel beperktere opzet. Subsidiariteit is het leidende beginsel waarbij met name het (uitgebreide) gezin als eerste in aanmerking komt individuen sociale bescherming te bieden. Zo kent een aantal van de zuidelijke lidstaten van de Europese Unie geen algemeen geldende bijstandsregeling. Opvallend is de relatief grote rol van werkgevers, kerken en liefdadigheidsorganisaties bij het bieden van inkomensbescherming. Portugal en Griekenland zijn landen waar dit model domineert.
Werkelijke bestaande stelsels van sociale zekerheid zijn complex en combineren veelal elementen van verschillende modellen. Het Nederlandse stelsel past het beste bij de continentale traditie maar het bevat ook belangrijke elementen van het Angelsaksische model (de volksverzekeringen) en ook elementen van het Scandinavische model, zoals verschillende vormen van beschermende en/of gesubsidieerde werkgelegenheid. Zie schema 14 voor een duidelijk overzicht welke landen welk stelsel gebruiken.

Conclusie
Ik heb me de afgelopen maanden verdiept in de sociale zekerheid van Nederland en de sociale zekerheid van Duitsland en België. Ik ben eigenlijk begonnen met de geschiedenis van de sociale zekerheid. Ik was wel nieuwsgierig wanneer er in Nederland sociale wetten kwamen. De eerste wet die werd vastgelegd was de armenwet. Die was er om de armste mensen van de samenleving te beschermen. En daarna kwamen er steeds meer verschillende wetten om de mensen te beschermen. Zodat ze niet in armoede kwamen te zitten. Zeker tussen 1940 en 1970 kwamen er verschillen wetten bij. Daarna heb ik me vooral bezig gehouden met de organisaties die de uitkeringen uitvoeren. Je hebt verschillende organisaties de ene houdt zich bezig met het controleren van de taken van de andere instanties (De Inspectie werk en inkomen IWI) en de andere houdt zich vooral bezig met het uitkeren van de uitkeringen van de uitkeringsgerechtige bijvoorbeeld het UWV. De betaalbaarheid van de sociale zekerheid is heel erg breed dus ik heb me vooral beperkt tot de AOW. Dat gaat niet meer als we via het omslagstelsel de uitkeringen blijven betalen. Dat wordt gewoon onbetaalbaar. In 2040 zijn er in ons land ongeveer 3,3 miljoen AOW-ers. En die AOW-ers willen ook een welvaartsvaste uitkering. Dus om het betaalbaar te houden moeten we overstappen op het kapitaaldekkingsstelsel. Dat moet natuurlijk wel geleidelijk gebeuren , want het is eigenlijk een lang lopende belegging. Maar de overheid houdt er ook rekening mee dat er steeds meer AOW-ers komen en hebben er een speciale pot voor (AOW fonds), om in ieder geval wat te kunnen opvangen. Ook zijn ze bezig de staatsschuld zoveel mogelijk af te lossen. De vergelijking tussen Nederland, België en Duitsland heb ik het meeste werk in gestoken. In principe hoef je niet bang te zijn dat je in een van die landen geen sociale zekerheid heb. De verschillen zijn wel minimaal maar toch zit er wel wat verschil in. Bijvoorbeeld in de bedragen die je voor bij de kinderbijslag krijgt en in Nederland wordt de kinderbijslag bijvoorbeeld per kwartaal betaalt en in Duitsland krijg je het elke maand bij je loon uitbetaalt. Ook heb ik een 4 verschillende stelsels die in de wereld zijn toegelicht met de landen erbij die het stelsel gebruiken. Maar toch is er vaak een mix van verschillende stelsels van kracht in het land. Nu de hoofdvraag: Ik vind Nederland zeker een verzorgingsstaat. Er is voor elk wissewasje wel een wet die je uit de brand helpt. Ik denk wel dat het op een gegeven moment uit de hand is gelopen bijvoorbeeld met de WAO dat werkgevers de werknemers in de WAO lieten gaan om van ze af te komen. Daarom zijn ze steeds strenger geworden. En ik denk dat het ook wel iets minder zal worden de verzorgingsstaat. Zoals laatst was op het nieuws dat de werkgevers niet meer willen betalen als mensen een blessure krijgen dat niks met het werk te maken heeft.

Reflectie
Ik denk dat het sterkste punt van mijn werkstuk de vergelijking is daar heb ik ook het meeste tijd in gestoken. Eerst had ik het alleen over Nederland en België maar daar heb ik op advies van mijn begeleider nog een land bijgevoegd. Ik heb toen voor Duitsland gekozen. Het zwakste van mijn werkstuk vind ik de financiering in de toekomst. Ik vond het erg lastig om daar de goede informatie over te vinden. Het is natuurlijk een verwachting, iedereen die speculeert maar wat en er staan overal verschillende meningen. Ik vond het erg moeilijk om daar de goede informatie voor te vinden. Ik heb wel van het hele werkstuk veel geleerd, want ik heb me nog nooit in dit onderwerp verdiept dus het was allemaal nieuw voor me. Ik weet nu ook hoe de sociale zekerheid in België en Duitsland te werk gaat. Ook weet ik nu welke instanties zorg dragen aan een goed verloop van alle uitkeringen en aanvragen en welke instanties controle voeren op het beleid van die organisaties.

Bijlage
Schema 1
Werkgelegenheid in personen (=aantal actieven) 6,2 mln.

Aantal AOW-gerechtigden 2,48 mln. Werkgelegenheid in personen (=aantal actieven) 6,0 mln.
Aantal AOW-gerechtigden 3,3 mln

In 2000 betaalde een werkende maandelijks 40% van het bedrag van een AOW-uitkering.
In 2040 zal diezelfde werkende 55% van het benodigde bedrag van een AOW-uitkering moeten betalen.
http://www.krimpenerwaardcollege.nl/lokeco/pagina/socialezekerheid.htm

Schema 3
Leeftijd en duur van de WGA uitkering

Leeftijd op ingangsdatum WGA Duur van de loongerelateerde uitkering
Jonger dan 23 jaar 6 maanden
23 t/m 27 jaar 9 maanden
28 t/m 32 jaar 1 jaar
33 t/m 37 jaar 1,5 jaar
38 t/m 42 jaar 2 jaar
43 t/m 47 jaar 2,5 jaar
48 t/m 52 jaar 3 jaar
53 t/m 57 jaar 4 jaar
57 jaar of ouder 5 jaar
http://www.svb.nl/internet/nl/internationaal/bbz/nederlandse_wetgeving/
arbeidsongeschiktheid/index.jsp

Schema 4

Hoogte (half)wezenuitkering in Nederland

De Anw-uitkering voor (half)wezen in percentages van het minimumloon:

• halfwezen: 20%
• wezen van 0 t/m 9 jaar: 22,4%
• wezen van 10 t/m 15 jaar: 33,6%
• wezen van 16 t/m 21/27 jaar: 44,8%
Per 1 januari 2008 is dat:
• halfwezen: € 240,23 (plus € 18,47 vakantietoeslag) bruto per maand
• wezen van 0 t/m 9 jaar: € 333,72 (plus € 20,70 vakantietoeslag) bruto per maand
• wezen van 10 t/m 15 jaar: € 500,58 (plus € 31,05 vakantietoeslag) bruto per maand
• wezen van 16 t/m 21/27 jaar: € 667,44 (plus € 41,40 vakantietoeslag) bruto per maand
Het vakantiegeld wordt in mei uitbetaald.
www.kennisring.nl/smartsite.dws?id=37559

Schema 5
Nederlandse kinderbijslag

Kinderen geboren op of na 1 januari 1995
0 t/m 5 jaar 6 t/m 11jaar 12 t/m 13jaar
Per kind per kwartaal: € 190,19 € 230,95 € 271,70

Kinderen geboren voor 1 januari 1995:

Aantal kinderen: 13 t/m 17jaar
1 € 271,70
2 € 305,54
3 € 316,82
4 € 341,61 alle bedragen zijn per kwartaal
5 € 356,48
6 € 366,40
7 € 373,48
8 € 386,47
9 € 396,57
10 € 404,65
http://www.svb.nl/internet/nl/regelingen/kinderbijslag/bedragen_en_betaaldagen/
index.jsp

Schema 6
De leeftijd en het aantal arbeidsdagen die je gedraaid heb.

Leefijd aantal arbeidsdagen in de periode voor aanvraag
Werknemer
0 tot 36 jaar de werknemer moet 312 (12 maanden) arbeidsdagen
aantonen in de 18 maanden voorafgaand aan de aanvraag
36 tot 50 jaar de werknemer moet 468 (18 maanden) arbeidsdagen aantonen in de 27 maanden voorafgaand aan de aanvraag
50 jaar en ouder de werknemer moet 624 (24 maanden) arbeidsdagen aantonen in de 36 maanden voorafgaand aan de aanvraag

http://www.svb.nl/internet/nl/internationaal/bbz/belgische_wetgeving/werkloosheid/
index.jsp

Schema 7

Hoogte van de uitkering

Alleenstaanden
1e jaar
percentage: 60% van het gemiddeld dagloon
minimum bedrag per dag: € 30,69
maximum bedrag per dag: € 42,29
2e periode
percentage:50% van het gemiddeld dagloon
minimum bedrag per dag: € 30,69
maximum bedrag per dag: € 37,35
Maandbedrag = dagbedrag x 26
Samenwonenden
1e jaar
percentage: 55% van het gemiddeld dagloon
minimum bedrag per dag: € 23,00
maximum bedrag per dag: € 40,88
2e periode van 3 maanden (soms verlengd)
percentage: 50% van het gemiddeld dagloon
minimum bedrag per dag: € 23,00
maximum bedrag per dag: € 28,19
Maandbedrag = dagbedrag x 26

http://www.svb.nl/internet/nl/internationaal/bbz/belgische_wetgeving/werkloosheid/
index.jsp

Schema 8

Belgische kinderbijslagbedragen voor loontrekkenden en zelfstandigen vanaf januari 2008

BASISBEDRAG KINDERBIJSLAG PER KIND VOOR LOONTREKKENDEN

Rangorde Per maand
Eerste kind € 80,17
Tweede kind € 148,34
Voor ieder volgend kind € 221,47
Eenoudergezinnen hebben recht op een verhoging van € 20,40 per kind.
Vanaf 6 jaar is er recht op een leeftijdstoeslag.

BASISBEDRAG KINDERBIJSLAG PER KIND VOOR ZELFSTANDIGEN

Rangorde Per maand
Eerste kind € 61,20
Tweede kind € 148,34
Voor ieder volgend kind € 221,47
Eenoudergezinnen hebben recht op een verhoging van € 20,40 per kind
Vanaf 6 jaar is er recht op een leeftijdstoeslag. Het jongste kind of een enig kind ontvangt geen leeftijdstoeslag.
http://www.svb.nl/internet/nl/internationaal/bbz/belgische_wetgeving/kinderbijslag/
index.jsp

Schema 9
Maximum bruto-jaarbedragen die u mag bijverdienen zonder dat uw pensioenrechten aangetast worden:


Aard van de activiteit Pensioen na de wettelijke pensioenleeftijd Vervroegd pensioen
Loondienst
Met kind ten laste € 20.860,00 € 11.132,37
Zonder kind ten laste € 17.149,20 € 7.421,57
Zelfstandige
Met kind ten laste € 16.687,98 € 8.905,89
Zonder kind ten laste € 13.719,35 € 5.937,26
http://www.svb.nl/internet/nl/internationaal/bbz/belgische_wetgeving/pensioen/
index.jsp

Schema 10
Maximum bruto jaarbedragen die u mag bijverdienen zonder dat uw pensioenrechten worden aangetast.

Aard van de activiteit Maximum bruto jaarbedrag
Loondienst
Met kind ten laste € 20.000,00
Zonder kind ten laste € 16.000,00
Zelfstandige
Met kind ten laste € 16.000,00
Zonder kind ten laste € 12.800,00

http://www.svb.nl/internet/nl/internationaal/bbz/belgische_wetgeving/pensioen/
index.jsp

Schema 11
Uren dat je nog per dag kunt werken dan krijg je een:


minder dan drie uur volledige uitkering
tussen drie en zes uur gedeeltelijke (halve) uitkering
zes uur of meer geen uitkering.
http://www.svb.nl/Images/Arbeidsongeschiktheid_9085NO_0108_tcm47-166254.pdf

Schema 12
de Duitse nabestaandenvoorziening

http://www.svb.nl/Images/Overlijden_9087NO_0208_tcm47-113111.pdf

Schema 13
Voorwaarden en wachttijd

http://www.svb.nl/Images/Ouderdom_9086NO_0108_tcm47-107904.pdf

Schema 14
Welk model bij welk land hoort

Landen Modellen
Scandinavische landen Het Scandinavische model
Australië Het Angelsaksische model
Nederland Het Continentale model/ het Angelsaksische model
V.S. Het Angelsaksische model
Groot-Brittannië Het Scandinavische model/ het Angelsaksische model
Duitsland Het Continentale model
Portugal Het Zuid Europese model

Canada Het Angelsaksische model
Italië Het Continentale model
Frankrijk Het Continentale model
Griekenland Het Zuid Europese model
Oostenrijk Het Continentale model

Bronvermelding
Boeken
C.J. van den Berg enz., De kleine gids voor de Nederlandse sociale zekerheid, uitgeverij Kluwer Deventer, 2006

Informatiecentrum 2zw, Praktische informatie over sociale zekerheid, uitgeverij kluwer Deventer, 2006

Lydia Janssen, Sociale zekerheid, uitgevrij Lemma BV., 2006

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Sociale Zekerheid in Nederland, uitgeverij Kluwer Deventer, 1990

Prof. Dr. K.P. Goudswaard, Sociale Zekerheid op het breukvlak van twee eeuwen, Samson Alphen aan den Rijn en Kluwer Deventer, 2000

Internet
http://www.disk-arbeidspastoraat.nl/obartikel15.htm

www.grensinfopunt.nl

www.kennisring.nl

http://www.mugweb.nl/media/archief/2004/2004-07-socialezekerheid.html

http://www.research.nl/index.cfm/27,2485,124,91,html

http://www.scp.nl/publicaties/persberichten/9037701590-hoofdstuk7.shtml

http://www.svb.nl

www.wikipedia.nl

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.