Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 4, Land van duizend meningen

Beoordeling 6.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 1189 woorden
  • 31 oktober 2007
  • 3 keer beoordeeld
Cijfer 6.7
3 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
AANTEKENINGEN
HOOFDSTUK 4


Ontwikkeling van nachtwakersstaat (regering zorgt voor *binnen- en buitenlandse veiligheid, *rechtspraak, *onderwijs en *infrastructuur) tot verzorgingsstaat (regering zorgt voor *materiele en immateriële voorzieningen voor mensen die niet in staat zijn voor zichzelf te zorgen)

4.1) 1850-1900: overheid
25-08-1815: -minigrondwet(1e grondwet): 1e kamer: hooggeplaatste vriendjes vd koning
(tegenwoordig inburgeringsdag) 2e kamer: leden vd 3 standen

Samen: Staten-Generaal
- godsdienstvrijheid
- vrijheid van drukpers
- koning benoemt ministers
- scheiding kerk en staat
Overheid bemoeide zich nog lang niet met de zieken/bejaarden.
Kerkelijke en particuliere liefdadigheidsinstellingen en zorgden voor de zieken/bejaarden e.d.
Overheid: alleen orde+veiligheid

Groep 1850 2000
Bejaarden Familie, EV, kerk, liefdadigheid Pensioen, EV, AOW
Werklozen Familie, kerk, liefdadigheid, bedelen, stelen WW, Bijstand, zwart werken
Studenten Familie Studiefinanciering, bijbaantje, bijlenen
Ambtenaren Salaris overheid Salaris overheid
Politici EV(regeren was vrijwillig) Salaris overheid
Gezinnen
Met kinderen Werken, kinderarbeid, giften Werken, kinderbijslag

Ca. 1850: Geen sociale zekerheid in Nederland

1848: Nieuwe grondwet o.l.v. Thorbecke.
De conservatieve koning Willem II werd in 1 nacht liberaal en gaf Thorbecke de opdracht de grondwet te herschrijvev:
- Niet de koning is verantwoordelijk, maar de ministers
- Vrijheid v. godsdienst, onderwijs, drukpers, vereniging en vergadering.
- Kiesrecht rijke mannen > 25; bepaalde belastingcategorie(=5% volwassen bevolking)
- censuskiesrecht

Ca 1850: 2 belangrijke politieke stromingen
1) Conservatieven: geen veranderingen
2) Liberalen(o.l.v. Thorbecke): Eerst in oppositie, met komst kiesrecht steeds meer invloed.
Later komen daarbij:
3) Confessionelen: *Anti-Revolutionairen(o.l.v. Groen v Prinsteren en Abraham Kuyper): Oprichting 1e politieke partij in 1879: ARP
* Katholieken(o.l.v. H. Schaepman en Nolens)
4) Socialisten: v.a. 1870 neemt de industrialisatie toe * werkloosheid neemt toe op
het platteland en in de nijverheid - trek naar de stad(fabrieken)urbanisatie

- slechte woonomstandigheiden
*groot aantal arbeiders - lagen lonen+vies en gevaarlijk werkslechte
slechte woonomstandigheden.

Socialisten willen positie arbeiders verbeteren
F. Domela-Nieuwenhuis: 1e socialist in 2e kamer; wilde revolutie; SDB(Sociaal Democratische Bond)
In 1894 afsplitsing door minder radicale socialisten; SDAP o.l.v. PJ Troelstra; geen revolutie, maar overleg.

Sociale Kwestie:
Wie is verantwoordelijk voor de zwakkeren in de samenleving?
1855: 2/3 deel vd Amsterdamse bevolking is afhankelijk van liefdadigheid.
Maatregelen overheid (eerste sociale wetten)
1) 1854: Armenwet; armen alleen in uiterste nood mogen bij de burgerlijke ambtenaren aankloppen.
2) Uit angst voor oproerige arbeidersklasse; 1870:oprichting comite ter bespreking sociale kwestie.
1870-1900: toenemende aandacht voor groepen met een achtergestelde status in de samenleving
3) 1874: Kinderwet Van Houten; verbod op kinderarbied<12 jaar in fabrieken;

- kinderen niet de dupe van economische vrijheid (1e vorm van sociale zekerheid)
4) 1889: Arbeidswet; arbeidstijden verkort, vooral voor vrouwen en kinderen. Ook kwam er een arbeidsinspectie (1e keer toezicht/controle door de overheid)

Kiesrechtstrijd
1848: Censuskiesrecht (10% vd volwassen mannenbevolking)
1884: 26% vd mannen(tekenen van geschiktheid) maatschappelijke welstand
1896: Kieswet Van Houten 50% vd mannen: lezen&schrijven
- strijd om kiesgunst: sociale wetten ca. 1900.
Nieuwe wetten niet alleen om zwakkeren te beschermen, maar ook om de maatschappij om te vormen. Ontevreden groepen: * analfabeten, *vrouwen : Feminisme - (arbeid/studie+kiesrecht voor vrouwen) o.l.v. Aletta Jacobs
1917: Algemeen mannenkiesrecht + passief vrouwenkiesrecht(vrouwen mogen gekozen worden, maar mogen zelf nog niet kiezen)
1919: Vrouwenkiesrecht

Schoolstrijd
1848: Vrijheid van onderwijs - Oprichting bijzondere (christelijke) scholen- reactie Liberalen: schoolwetten met kwaliteitseisen onderwijs werd duurder; openbare scholen door overheid betaald en bijzondere scholen niet christelijk onderwijs relatief duurder- schoolstrijd begon: Ook overheidssubsidie voor bijzondere scholen.

DUS: * Confessionelen: gelijke onderwijsfinanciering

* Sociaal-Democraten: Algemeen mannenkiesrecht
Beide kwesties lange tijd geen meerderheid; in 1917 werken deze 2 groepen samen om voor beide voorstellen aan een meerderheid te komen
Gevolg:
1917: Algemeen mannenkiesrecht + passief vrouwenkiesrecht
Zelfde financiële steun bijzonder en openbaar onderwijs
Evenredige vertegenwoordiging(ander stelsel van stemmen)
4.2) Interbellum(Periode tussen WO I en WO II)
In interbellum steeds confessionelen in de meerderheid. Pas in 1939 SDAP(socialisten) in regering. Veel rust en orde in de politiek dus.
Verzuiling(Typisch Nederlands)
Socialisten Liberalen Protestanten Katholieken
Pol. Partijen SDAP>PvdA (LU) > VVD, D’66 ARP>CDA, CU, SGP RKSP>KVP>CDA
Krant Parool; Vrije Volk Telegraaf; NRC Reformatorisch Dagblad; Trouw Volkskrant; De Tijd
Onderwijs Openbare school Openbare school Protestants-Christelijke school Rooms-Katholieke school
Omroep VARA AVRO VPRO;NCRV;EO KRO

Vakbond FNV CNV CNV/NKV>FNV

Vooral groepen van buitenaf zorgden voor veranderingen: vrouwen;arbeiders etc.
Overheidsuitgaven tot 1919: 50% rechtspraak + defensie
na 1919: Meeste naar onderwijs(ivm financiele gelijkstelling onderwijs)
(1913: 3% sociale voorzieningen; 1921: 25% sociale voorzieningen(ivm sociale politiek)

4.3) 1945-1970
Na WO II: Economie in puin en met behulp vh Marshallplan was wederopbouw mogelijk.
Keynes en Beveridge: “Van wieg tot graf” recht op bestaanszekerheid.  actieve overheid nodig.(Interbellum; overheid sluimerend)
- Economisch: 1) Prijsbeleid
2) Harmoniemodel; lage lonen(geleide loonpolitiek). Tegenover stond
sociale zekerheid.
3) Volkshuisvesting
4) Oprichting CPR(Centraal Plan Bureau; langer termijn-planning
maken t.b.t. de financiën)

- Sociaal: 1) Minister Drees: Noodwet ouderdomsvoorziening.
2) Eerst minister voor sociale zaken: Ministerie v. Maatschappelijk

werk (sociale zorg wordt geprofessionaliseerd)

Sociale uitkeringen:
*Sociale verzekeringen(Op kosten vd werknemers)
- ZW
- AOW
- WW
*Sociale voorzieningen(Op kosten vd overheid)
- Bijstand
- Kinderbijslag
- Studiefinanciering
-  Zorgtoeslag
- Huursubsidie

Tot eind jaren ’60 verzuiling en kabinetten van brede samenstelling.
Nadeel: Saai, burger weet niet wat er speelt in de politiek
Voordeel: Consequent beleid, weinig meningsverschillen(Pacificatiedemocratie)

Veranderingen door: *Gasbel van Slochteren
*Pressiegroepen van buitenaf;(Dolle Mina’s, MVM, studenten)
*Onderwijs werd beter en er werd langer doorgeleerd- generatiekloof
zorgde voor aandacht keerzijde economie(slecht voor het milieu)

Keerpunt 1966:
Nacht van Schmelzer: Bij algemene beschouwingen; KVP-fractievoorzitter Norbart Schmelzer dient een motie van wantrouwen in tegen Premier Cals(ook van de KVP)- Val Kabinet-Cals
- Oprichting nieuwe politieke partijen:
*D’66
*Boerenpartij
*PPR
Polarisatie

4.4) Vanaf 1980
Schaduwzijden materiele welvaart worden duidelijk; *milieu
*verdeling van inkomen
*afhankelijkheid v olie
*verzorgingsstaat is te duur
Den Uyl(PvdA): “Maakbare samenleving”; spreiding en verdeling van macht, inkomen en kennis door: Nivellering en Democratisering
Collectieve voorzieningen stijgen weer(50%  58% van nationaal inkomen)

Van Agt(CDA): Bestek ’81 doel: * Mensen aan het werk krijgen
* Loonmatiging

Dit mislukte omdat:
1) 2e economische crisis |
2) andere samenlevingsvormen zetten op | Verzorgingsstaat
3) te veel ingewikkelde regels en te veel ambtenaren nodig | wordt nu echt
4) geen schande meer; veel fraude en weinig controle | onbetaalbaar

- Herziening dus nodig!

Lubbers(CDA)(Ook wel geestelijk vader van het Poldermodel genoemd: Akkoord van Wassenaar): Grote bezuinigingen; inkrimping:
1) deregulering
2) privatisering
3) bezuinigen uitkeringen(WW; Studiebeurs; WAO)
(Arbeidstijdverkorting in plaats van loonsverhogingen)

- “Verantwoordelijke Samenleving”

Kok(PvdA): “Paars” (Blauw en Rood mengt tot Paars: liberalen kleuren blauw en socialisten rood, vandaar de naam Paars Kabinet): Continuering beleid Lubbers: een minder actieve overheid.

4.5) ca 1950
1950: Oprichting EGKS(Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal): (6 landen: Frankrijg, Duitsland, Italië, Nederland, België en Luxemburg): Vreemd dat Duitsland hierbij zit - Nee, de andere landen konden op deze manier D. controleren en er op toezien dat de Kolen en Staal-industrie voor de juiste doeleinden werd ingezet.

1957: EGKS-EEG (Europese Economische Gemeenschap); De EEG was alleen voor politieke, militaire en economische stabiliteit, sociale politiek kwam dus nog niet voor.


1967: EEG+EuraTom- EG (Europese Gemeenschap).

1974: 1e stap gezet d.m.v. sociaal actieprogramma: *Gelijke behandeling mannen en vrouwen
*Bestrijding werkloosheid
Besluitvorming gaat heel langzaam ( Democratisch tekort)

Europese comissie (Worden niet-democratisch gekozen)
Doen wetsvoorstellen
Europees Parlament (Worden democratisch gekozen)
Keuren wetsvoorstellen goed of af
Raad v. Ministers( Ministers van alle lidstaten)
Hebben allemaal een veto-recht. Als er eentje zegt dat het niet doorgaat, moet er een nieuwe voorstel worden gemaakt. Dit gebeurt nogal snel aangezien elke minister kijkt naar zijn eigen land en kijkt of het voor zijn eigen land zin heeft.

Europa is nu Intergouvermenteel
*Lidstaten hebben hun eigen regering
*Lidstaten zijn gelijk aan elkaar

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.