Gelijke behandeling bij werk

Gelijke behandeling bij werk Dit zijn de vragen die ik in dit PO ga behandelen: 1. Door wie en om welke reden is de commissie ingesteld? 2. Wat is het verschil tussen directe en indirecte discriminatie? 3. Wat wordt er bedoeld met een indirect onderscheid dat objectief gerechtvaardigd is? 4. Wanneer geldt het in deze wet neergelegde verbod van onderscheid op grond van geslacht niet? 5. Waarom is denk je deze wet niet van toepassing op rechtsverhoudingen binnen kerkgenootschappen en genootschappen op geestelijke grondslag? 6. In artikel 5 worden weer uitzonderingen gemaakt voor instellingen op godsdienstige of politiek grondslag en bijzondere scholen. Geef een verklaring voor deze uitzonderingen. Geef bij je verklaring ook je eigen opvatting. 1. Door wie en om welke reden is de commissie ingesteld? De commissie is ingesteld omdat gelijke gevallen niet altijd gelijk behandeld worden op grond van discriminatie. Voor veel mensen is het aanspannen van een rechtszaak een erg grote stap die ze niet durven te nemen of niet kunnen betalen. De wetgever heeft daarom de commissie ingesteld.
2. Wat is het verschil tussen directe en indirecte discriminatie? Bij directe discriminatie wordt iemand in een zelfde of vergelijkbare situatie negatiever behandeld omdat die een ander geslacht, godsdienst, ras, overtuiging heeft of gehandicapt is. Indirecte discriminatie is een subtielere wijze van discriminatie. Er wordt dan gedaan alsof iedereen gelijk wordt behandeld, maar er wordt toch iets in de handelswijze, maatstaaf of bepaling veranderd, zodat bepaalde groepen mensen benadeeld kunnen worden. 3. Wat wordt er bedoeld met een indirect onderscheid dat objectief gerechtvaardigd is? Dan is het een onderscheid dat niet te maken heeft met direct onderscheid, dus niet op grond van ras, geslacht enz. Het onderscheid dat dan gemaakt wordt heeft dan ook echt een doel en het moet noodzakelijk zijn. 4. Wanneer geldt het in deze wet neergelegde verbod van onderscheid op grond van geslacht niet? Dat geld niet als het geslacht bij het werk bepalend is en ook niet als het om de bescherming van de vrouw gaat. Dat is meestal bij zwangerschap en als ze moeder is geworden. 5. Waarom is denk je deze wet niet van toepassing op rechtsverhoudingen binnen kerkgenootschappen en genootschappen op geestelijke grondslag? In de kerkelijke gemeenschap en andere geestelijke grondslagen is er altijd een groot verschil geweest tussen man en vrouw en homo -en heteroseksuelen. Homoseksuelen komen in ieder geval de kerk niet in, vrouwen zullen nooit een hoge positie binnen de kerkgemeenschap kunnen bekleden. Dit is al zo vanaf het begin van de kerkelijke gemeenschap en ze zullen dat niet zomaar veranderen. 6. In artikel 5 worden weer uitzonderingen gemaakt voor instellingen op godsdienstige of politiek grondslag en bijzondere scholen. Geef een verklaring voor deze uitzonderingen. Geef bij je verklaring ook je eigen opvatting. De wet is altijd erg terughoudend geweest op het gebied van de kerk en andere geestelijke instanties. De staat wil absoluut geen ruzie met zo’n enorme instantie. Het wordt daarom gezien als een zelfstandig onderdeel met (grotendeels) eigen regels. Ik ben hier overigens tegen. De paus kan nooit een vrouw zijn, terwijl de wet gelijke behandeling, niet alleen in Nederland, op no. 1 staat in de grondwet. Dit is natuurlijk je reinste hypocrisie.