Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Kolonisatie van de niet-westerse wereld

Beoordeling 6.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas vwo | 1243 woorden
  • 12 juli 2007
  • 48 keer beoordeeld
Cijfer 6.3
48 keer beoordeeld

Kolonisatie van de niet-westerse wereld 15e eeuw kolonisatie – 20e eeuw
niet alles veranderde: - landbouw belangrijkste middel van bestaan (productie steeg wel, aantal mensen groter) - voedseltekorten (hongersnood) vooral in Azië en Afrika  langdurige droogten, overstromingen
verandering economisch: - betere verbindingen (producten goed en snel vervoerd) - aanleg van havens - sporen en wegen (van kust naar gebieden met landbouw en mijnbouw) - vliegvelden, wegen voor auto’s (vanaf 20e eeuw) - uitwisseling van producten - nieuwe dieren en gewassen vanuit Europa (bv naar Amerika: paarden, koeien > vlees, melk, huiden en trekkracht) - producten ook van kolonie naar kolonie (bv van Amerika naar Afrika: cassave, maïs, bananen, tabak, cacao, rubberbonen) - handel veranderde. Producten van Europese industrie te koop: vuurwapens, kleding, fietsen, auto’s en radio’s - uitbreiding goud- en zilvermijnen. Ook andere delfstoffen: steenkool, koper, olie en uranium (uitgebreide delfstoffenindustrie > mijnbouw, oliewinning) - verplicht werken voor kolonisten - mannen voor niets een aantal dagen voor de overheid werken (aan bv wegen en spoorlijnen) Soms in eigen omgeving, soms heel ver van huis - boeren extra verbouwen of een bepaald product voor Europese markt (bv in Nederlands-Indië19e eeuw: suikerriet, koffie en tabak) - invoeren van belasting. (alleen geld daarvoor > werken voor Europeanen) verandering sociaal gebied - meer en grotere steden - door activiteiten Europeanen (bestuur, handel, industrie) - op platteland was te weinig grond > niet alleen door bevolkingstoename, maar ook veel grond gebruikt voor exportproducten naar Europa (katoen, suiker, koffie, tabak) > naar stad voor werk - jongeren stelden zich veel van de stad voor: meer vrijheid, bioscopen, danslokalen, scholen, ziekenhuizen - leven in stad valt tegen: lonen laag, woningen slecht, geen werk voor iedereen - verplaatsing miljoenen mensen - nieuwe vorm landbouw: plantagelandbouw (plantage = grootlandbouwbedrijf dat produceert voor export naar Europa) > veel arbeiders > miljoenen slaven van Afrika naar Amerika - na afschaffing slavernij: tekort werkkrachten > 100 duizenden Aziaten als contractarbeiders naar Afrika en Amerika: niet alleen op plantages, ook in mijnbouw, aanleg wegen en spoor - bevolkingssamenstelling in sommige gebieden
Amerika: - aantal Indianen (oorspronkelijke bevolking) nam af > besmettelijke ziektes uit Europa (pokken, tyfus, mazelen, griep) > oorlog en slechte behandeling - miljoenen Europeanen naar Amerika > meerderheid blanken in Noord-Amerika en zuiden van Latijns-Amerika. Miljoenen Afrikanen naar plantagegebieden (Brazilië, Caribische gebied, zuiden van VS) - contractarbeiders uit Brits-Indië (Guyana, Suriname, Caribische gebied) naar plantagegebieden - na afschaffing slavernij: geen onderscheid in bevolkingsgroepen > Latijns-Amerika: veel vermengingen tussen blanken, Indianen en Afrikanen) Afrika: - weinig blanken alleen in Zuid-Afrika (tot kort macht in handen, geen vermengingen) Midden-Oosten: - grote problemen: Britten beheer over Palestina van WO1 tot kort na WO2 > Joden uit de hele wereld mochten zich er vestigen en staat Israël stichten (zien Palestina als hun land waar ze langgeleden uit verdreven zijn) > er wonen al Arabieren (Palestijnen) die Palestina als hun land beschouwen

Azië: - deel veroverd door Russen > veel blanke Russen emigreerden
Australië en Nieuw-Zeeland: - bijna geheel door verdrongen door Europese kolonisten
verandering op godsdienstig en ander gebied - verspreiding christendom - 16e eeuw: 1000den priesters naar Spaans-Amerika > Indianen bekeren tot christendom > dan werden ze Spaanse onderdanen. Overal: kerken, kloosters en scholen - Portugees-Amerika (Brazilië) = afgelegen Amazonegebied > geen blanken > eigen godsdienst - Afrika gekoloniseerd 19e eeuw > missionarissen (katholiek) en zendelingen (protestant) Stichten ook scholen. - Afrika: Christendom minder succes dan Islam: Afrikaanse gebruiken werden afgekeurd (polygamie, afschrikken van boze geesten) > Moslims bekeren eerst de rijkste en belangrijkste mensen, de rest volgt. Christenen: eerst de armen - veel Afrikanen lid van de onafhankelijke Afrikaanse Kerken o l v de plaatselijke profeet. (christelijke en Afrikaanse gebruiken met elkaar vermengd) - Azië: missionarissen weinig succes > Aziaten vonden ook eigen cultuur beter dan andere > hier op alle plaatsen hetzelfde geloof (in Afrika: geen godsdienstige organisatie, heilige schriften, maar elke plaats had eigen goden) - andere uitingen van de westerse cultuur - ze leerden ongeveer de taal van de machthebber - sommigen: westerse kleding, hulp van opgeleide artsen, westerse sporten, trouwden met iemand van wie ze hielden - anderen: eigen kleding, medicijnman, traditionele sporten, huwelijk geregeld door familie. - velen: combineren eigen met westerse cultuur (ook inheemse leiders bv Senghor, Afrikaanse politieke leider) politieke verandering - Indianen verjaagd, uitgemoord of onderworpen - hardste Europese optreden tegen Indianen > verloren politieke zelfstandigheid, behalve in moeilijk toegankelijke Amazonegebieden - meeste Indianen in Spaans Amerika > kregen rechten (werden Spaanse onderdanen) als ze christelijk werden > Ambtenaren moesten Indianen opvoeden tot goede burgers > maar ze werden tweederangsburgers: dwangarbeid - Factorijen in Afrika en Azië, soms wederzijds voordeel, soms afgedwongen - eerste 2 eeuwen van kolonialisme (16e en 17e eeuw) > alleen factorijen aan de kust (= handelspost: haven, enkele pakhuizen, woningen voor Europese kooplieden (in Afrika: ook fort > bescherming tegen andere Europeanen)) - meeste gesticht met toestemming Afrikaanse heersers > profiteerden ook van de handel > ook geen bezwaar tegen slaven handel. (Koning van Congo wel > Afrikaanse slavenhandelaars kregen wapens van Europeanen > Congolese leger kon daar niet tegen op > Congolese koninkrijk viel uiteen) - toestemming in Azië: niet voor de handel, steun van Europeanen > conflicten naburige vorstendommen - Chinese keizer geen toestemming > Opiumoorlog (1840-1842): Engeland verkocht Opium aan sommige Chinese ambtenaren > Chinese regering nam dat in > Engeland begon oorlog (met veel modernere wapens) > vredesverdrag: Hongkong afstaan en 5 havens voor Engelse handelaars. > hierna ook met andere westerse landen. ‘verdragshavens’: eigen Europees bestuur en eigen rechtspraak - Direct of indirect bestuur - Belangrijkste rijken Azië: Brits-Indië (India, Pakistan, Bangladesh), Nederlands Oost-Indië (Indonesië) en Frans Indo-China (Vietnam, Laos, Cambodja) - Afrika bijna geheel opgedeeld. Belangrijkste machthebbers Afrika: Portugezen, Engelsen, Fransen en Belgen - direct bestuur: Europese machthebbers regelen het bestuur helemaal zelf (bv Fransen. (Later ook in Portugese en Belgische kolonies) Zowel Fransen als wat mensen van de inheemse bevolking: ambtenaar > niet uit familie van vroegere heersers > macht kwijt.) - indirect bestuur: (Nederlanders en Britten) inheemse heerser mocht macht gedeeltelijk houden en bevolking besturen > klein aantal Europese ambtenaren onopvallend toezicht) - voordelen indirect bestuur voor koloniale heerser: goedkoop, weinig ambtenaren nodig; bevolking minder snel in opstand, leek erop dat eigen heersers nog regeren - Verzet onderdrukt met harde hand - Europeanen beter bewapend, toch verzet tegen indringers (bv West-Afrikaanse rijk o l v Samori Touré: de Fransen deden 16 jaar over verslaan (1882-1898))) Dekolonisatie van de niet-westerse wereld
Dekolonisatie = het onafhankelijk worden van een kolonie
Factoren die dekolonisatie bevorderen - Ontstaan van nationalisme - in elke kolonie verschillende volken > strijd tussen verschillende godsdiensten, verschillende talen: mensen verstonden elkaar niet, geen gemeenschappelijke geschiedenis: pas door het kolonisme > geen nationaal gevoel - toch nationalistische bewegingen > willen op korte termijn dekolonisatie - Omstandigheden van binnenuit - onderwijs in West-Europese geschiedenis en staatsinrichting: begrippen als democratie, vrijheid, gelijkheid, nationalisme. - onderwijs in eigen cultuur: onderwijs van missionarissen en zendelingen > sommige maakten studie van inheemse culturen en gaven die kennis door - onderdrukking door koloniale overheerser: ander bestuur, ander werk, andere godsdienst, ondergeschikt behandeld - Omstandigheden van buitenaf - tweede wereld oorlog: nationalisten merkten dat de Europeanen niet zo sterk waren als ze dachten. > Afrika moest bijdragen aan oorlog: producten en inheemse soldaten in leger (zij aan zij met Europeanen > niet meer ondergeschikt) - verschuiving machtscentra in de wereld: vóór WO2 vooral West-Europa > na: VS en SU > waren tegen west-europese kolonialisme (VS waren zelf een vrijgevochten kolonie) > na de oorlog opgericht VN: ook vóór dekolonisatie - stimulerende voorbeelden van dekolonisatie in Azië en Afrika (bv Gandhi geweldloos verzet in Brits-Indië) - groeiend inzicht van einde koloniale tijdperk: Groot-Brittannië, Frankrijk en België > liever afspraken maken met de nationalistische leiders dan een dure koloniale oorlog (Portugal: oorlog om Afrikaans grondgebied, Frankrijk: alleen om Algerije)

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.