Regionale beeldvorming hoofdstuk 7

Beoordeling 4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 1143 woorden
  • 12 juli 2007
  • 1 keer beoordeeld
Cijfer 4
1 keer beoordeeld

Hoofdstuk 7 Isolatie en afstand zijn 2 bepalende begrippen voor het land. Australië is in te delen in 3 grote gebieden: 1. Westelijk plateau • Bestaat uit meer als het helft van het land. • Is restant van een oude ( 5oo miljoen jaar) landmassa die ooit deel heeft uitgemaakt van Antarctica. 2. Het centrale laagland
Dat heeft zich van de Golf van Carpentaria in het noorden via het grote Artesische Bekken uitgestrekt naar de riviervlakten van de Murray en de Darling in het zuiden. Het is een gebied dat in het geologische verleden herhaaldelijk opgeheven en geërodeerd is. Het is nu een grote droge vlakte, op een aantal bergketens en riviervlakten na. 3. Oostelijk bergland
Centraal hierin ligt de Great Dividing Range. Dit is een oud geërodeerd gebergte, dat de waterscheiding vormt tussen de rivieren die afwateren op de grote oceaan enerzijds en op centraal Australië anderzijds. Vaak wordt dit gebergte ook gezien als grens tussen de vruchtbare kustvlaktes van de oostkust en de ‘outback’. • Opvallend is het Great Barrier Reef voor de kust van Queensland, het grootste koraalrif ter wereld. • Genoemde landschappen zijn het resultaat van een lange geologische geschiedenis. Gevolg van dit verleden is dat Australië rijk is aan delfstoffen. • Australië is nu toonaangevende exporteur van steenkool, bauxiet, koper, diamant, ijzererts, mangaan, nikkel en nog vele andere mineralen. Kenmerkend voor Australië is dat 85% van de bevolking in steden woont. Het is zelfs zo dat meer dan 40% van de mensen binnen de stedelijke gebieden van Sydney en Melbourne leeft en werkt. Eén reden hiervoor is terug te voeren op het klimaat. De aangenaamste gebieden qua temperatuur en neerslag tref je aan in de sikkelvormige kuststrook in het zuiden en oosten. Ook voor de akkerbouw was deze regio, samen met het gebied rond Perth, de beste plek. Als je vanaf de Great Dividing Range naar het westen gaat, wordt het te droog voor akkerbouw. Je komt dan in het gebied van de extensieve veeteelt . Geïsoleerde veestations met grote kudden schapen en runderen domineren het binnenland van Australië. Het platteland is niet altijd zo dun bevolkt geweest. De daling is toe te schrijven aan een combinatie van factoren. • Minder arbeidskrachten nodig op het platteland door mechanisatie. • Door de groei van de werkgelegenheid in de industrie- en dienstensector hadden de steden een geweldige aantrekkingskracht op de inwoners van het binnenland. In navolging van de Nederlandse ontdekkingsreiziger Abel Tasman bracht de Engelse kapitein Cook de kustlijn van Australië in kaart. Hij was er van overtuigd dat dit land mogelijkheden tot kolonisatie bood. De Engelse regering besloot om er in eerste instantie een strafkolonie van te maken. In 1788 arriveerde het eerste schip met aan boord 750 veroordeelden in Botany Bay, in de buurt van het huidige Sydney. Na de gevangen waagden vrije mensen uit Engeland en Ierland de oversteek. Zij vestigden zich langs de kust, maar trokken snel landinwaarts om zich te richten op de extensieve veeteelt. Nadat bekend werd dat in Victoria en New South Wales goud was gevonden, kwam de migratiestroom landinwaarts goed op gang. De Engelse regering moedigde de migratie aan ,door de kosten voor de overtocht te betalen. De Aboriginals waren niet bestemd tegen dit immigratiegeweld en werden verdreven naar reservaten en gedegradeerd tot tweederangs burgers. Een gevolg van deze migratiestromen was dat 50 jaar geleden 95% van de bevolking van Australië van Europese afkomst was, waarvan 75% Brits/Iers. De Australische overheid zorgde met de White Australian Policy dat Europeanen voorrang kregen boven migranten uit andere werelddelen. Pas in de jaren 70 van de twintigste eeuw stapte men van dit beleid af. Sinds die tijd gebruikt men het opleidingsniveau en de geschatte kans op economisch succes als belangrijkste toelatingscriteria. Blanken verdreven de Aboriginals zonder pardon van hun geboortegrond als ze die konden gebruiken voor de land- of mijnbouw. Er werden zelfs wetten uitgevaardigd om de Aboriginals af te zonderen van de Australiërs . Tot 1967 kregen ze niet het Australische staatsburgerschap. Dit betekent dus dat tot die tijd elke Aboriginal als niet in Australië geboren werd beschouwd. De Aboriginals wonen redelijk verspreid over het Australische continent. Meer dab 90% van hen woont verdeeld over 25& van het landoppervlak. Dit in tegenstelling tot de rest van de Australiërs. Hiervan woont meer dan 90% op slechts 2,5% van het oppervlak en dan vooral in de steden in het oosten en het zuidwesten. Ondanks deze verschillen woont toch nog ruim 65% van de Aboriginals in een stad en hebben de meesten een slecht betaald baantje in de dienstensector. Alleen in de Northern Territory houden enkelen zich nog bezig met jagen en verzamelen. De behandeling van de Aboriginals door de eeuwen heen, evenals de toekomst van deze inheemse bevolking, is een belangrijk punt op de politieke agenda van Australië geworden. Met redelijk succes proberen de Aboriginals via rechtzaken gronden terug te krijgen of te beschermen tegen verdere economische exploitatie. Ze zullen waarschijnlijk de komende jaren flink toenemen in aantal. 40% is jonger dan vijftien jaar en 3% ouder dan 65. Dit is een gevolg van hoge geboortecijfers en hoge sterftecijfers dan de rest van de Australiërs. De Aboriginals krijgen gemiddelde 1 kind meer dan de rest van de Australische bevolking. Maar ze sterven ook eerder, de Aboriginals worden gemiddeld 60, de Australiërs gemiddeld 80. De export van wol, vlees, delfstoffen en mineralen, die typerend is voor ontwikkelingslanden, is voor Australië altijd een belangrijke inkomstenbron geweest. Al vrij snel na de kolonisatie werd hier het meeste geld mee verdiend. In de extensieve veeteeltsector en delfstofwinning waren niet veel arbeidskrachten nodig, Door de verkoop van deze goederen aan het buitenland ontwikkelde zich echter een aanzienlijke werkgelegenheid in de dienstensector in de steden aan de oostkust. Australië ontwikkelde, door de hoge transportkosten naar Groot-Brittannië, een importvervangende industrie in de kuststeden. Toen de invoer van producten goedkoper werd door lagere transportkosten, ging de Australische overheid over tot bescherming van de eigen industrie door het heffen van hoge importtarieven. Het geld om deze bescherming in stand te houden werd gehaald uit de winsten die de export van mineralen en landbouwproducten opleverde. Wisselende prijzen op de wereldmarkt voor agrarische producten, toenemende concurrentie van andere landen en dure aardolie-import zorgden ervoor dat Australië dit niet vol kon houden. Het land leefde duidelijk boven zijn stand en vanaf 1980 ging de economie bergafwaarts. De werkloosheid nam toe en de staatsschuld en inflatie groeiden. Het werd tijd om de koers te wijzigen. Een echte industriële traditie had Australië echter niet, dus op dat terrein kon het de concurrentie met de Aziatische landen niet aangaan. Maar, de twee konden elkaar wel gebruiken. Enerzijds had Australië de grondstoffen(mineralen, metalen en landbouwproducten) die Japan en de andere landen nodig hadden nog steeds in overvloed. Anderzijds had Australië de goedkope Aziatische industriële producten nodig. Toch is succes voor de toekomst niet verzekerd. De importtarieven van zowel Australië als de Aziatische tijgers zijn nog steeds aan de hoge kant. Bovendien vormen de slechts achttien miljoen Australiërs, ondanks hun grote koopkracht, niet echt een aantrekkelijke afzetmarkt.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.