Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Thema 1 Politiek

Beoordeling 7.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 2293 woorden
  • 23 april 2007
  • 7 keer beoordeeld
Cijfer 7.1
7 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Maatschappijleer (blz 7 t/m 63) Wat is maatschappijleer? Maatschappelijke problemen (voorbeelden) - lange wachtrijen in ziekenhuizen - te veel werkelozen - door automatisering veel mensen werkeloos - leraren te kort
Maatschappelijk probleem -> veel bij betrokken -> Verschillende meningen -> Overheid bemoeit zich ermee -> Beargumenteren -> feiten verzamelen -> Inzicht -> Mening vormen
Invalshoeken
Sociaal-economisch invalshoek = waarden en normen
Sociaal-cultureel invalshoek = belangen van verschillende groepen

Politiek-juridisch invalshoek = overheid
Vergelijkende invalshoek = verschillenen in – groep - tijd - plaats
Waarden -> abstract
Normen -> concreet
Politieke besluitvorming Algemeen belang 1.1 wat is politiek - rijk Bestuursbelang -- - gemeente
Politiek -- - provinciaal - eu 1.2 invloed i/d politiek 1. stemmen
2. lid worden van politieke partij
3. contact opnemen
4. verzoek indienen
5. pers benaderen
6. lid worden van actiegroep
7. burgerlijke ongehoorzaamheid
8. gerechtelijke ongehoorzaamheid
Algemeen belang openbare orde welzijn welvaart buitenlanders betrekken. Hoofdstuk 2 politieke stromingen en partijen Links Rechts - komen op voor achterstandspositie’s - eigen initiatief - zoveel mogelijk gelijkheid - verschillen - actieve rol overheid - passieve rol overheid -> progressief -> conservatief
Links: sluit over het algemeen aan op het progressieve uitgangspunt

Progressief heeft in de politiek de betekenis vooruitstrevend/maatschappij veranderen
Rechts: sluit aan bij conservatieve uitgangspunten
Conseratief heeft de betekenis voor traditionele waarden en normen zijn. Confessioneel Liberalisme Socialisme - christelijk/godsdienstig vrijheid Gelijkheid
Bestaat al eeuwen Ong 19de eeuw (na franse revolutie) Ong 19de eeuw (na franse revolutie) CDA/CU/SGP VVD D’66 SP/PVDA
Van links naar rechts
SP – GROENLINKS – PVDA – D’66 – CDA – LPF – VVD – CU – SGP
CDA -> confessioneel - gezin is basis voor onze samenleving - overheid moet bezuinigen op lonen ambtenaren
PVDA -> socialisme - vindt dat kennis/macht/inkomen gelijk moet zijn - alle Nederlanders en niet Nederlanders moeten stemrecht krijgen
VVD -> liberalisme SP -> Socialisme - meer gevangen in 1 cel - bezuinigen op defensie - voor persoonlijke en economische vrijheid - iedereen toelaten op onderwijs
LPF -> protestpartij - sterk bezuinigen lonen ambtenaren - nieuwkomers na 10 jaar Nederlander GROENLINKS - Lang one issue partij-> milieu - geen btw op biologisch geteelde producten
GROENLINKS - lang one issue partij-> milieu - geen btw op biologisch geteelde producten D’66 -> liberalisme - kleinere scholen - mensen meer betrokken bij politiek

klein rechts -> confessioneel - CU + SGP - alles via de bijbel Hoofdstuk 3 rechtsstaat en democratie Er is een vast grondgebied/territoir -> daar woont de bevolking -> op die mensen word een gezag uitgeoefend. De hoogste vorm van gezag is de overheid, die bestaat uit instanties die het hele land besturen zoals het staatshoofd en ministers(samen met het ambtenaren apparaat). Je hebt pas gezag als de bevolking het accepteert. Macht is het vermogen om je wil op andere te leggen. Democratie Dictatuur
Een regeringsvorm waar de verhoudingen tussen de burgers en de regeerders nauwkeurig is bepaald. Een staat waarbij de bevolking invloed heeft op de politieke besluitvorming. Een staat waarin een kleine groep de macht heeft over het volk, bijv. noord Korea, Libië en Cuba. Ook in ons land moeten de regeerders: - 1.Zij moeten zich ook houden aan de zich houden aanbepaalde regels grondwet - 2.De vrijheid word verminderd door de verkiezingen. Het volk kiest dan volksvertegenwoordigers. - 3. de overheid wordt ook in de gaten gehouden door de media. Als hij een rare uitspraak doet zal hij op tv of radio een verklaring moeten afleggen. De rechtstaat is ontstaan door de revolutie in Frankrijk in 1789. In 1848 werd de macht van de koning ook in Nederland sterk verminderd. Rechtstaat = is een staat waarin de overheid is gebonden aan wettelijke regels en waarin de bevolking beschikt over politieke en sociale rechten. Grondwet (constitutie).Om de burgers tegen de overheid te beschermen zijn de belangrijkste wetten en plichten vast gelegd in de grondwet. Daar in staan ook wetten waar de overheid zich aan moet houden. grondrechten - vrijheidsrechten Dit bepaald dat mensen zelf hun eigen godsdienst mogen kiezen, hun mening mogen uiten en publiceren - politieke grondrechten Burgers mogen hun eigen leiders kiezen - sociale grondrechten Iedere burger heeft recht op woonruimte, werk, medische hulp, voldoende voedsel en school. In gevallen van werkeloosheid of langdurige ziekte kunnen ze een beroep doen op de hulp van de staat. Trias politica - wetgevende macht Stelt wetten vast waar iedereen zich aan moet houden - uitvoerende macht Keurt de wetten goed - rechtsprekende macht Beoordeelt of de wetten goed na geleefd worden Directe democratie = vroeger stemde de op stadspleinen met de gehele bevolking erbij. Het referendum is hiervan overgebleven. Referendum
Voordelen Nadelen - bevolking meer betrokken bij de politiek - moeilijke mening te geven op vraagstellingen met antwoorden ; ja/nee
Politici zijn meer op de hoogte van de mening van de bevolking - duur om te organiseren - onmogelijke dingen waar over de bevolking wilt stemmen
Indirecte democratie
Het volk neemt niet zelf de beslissingen maar een groep mensen die het volk heeft gekozen. We spreken ook wel van parlementaire democratie. Monarchie = een staatsvorm met een koning(in) als staatshoofd. De Grondwet geeft ons staatshoofd weinig macht. Hoofdstuk 4 verkiezingen en kabinetsformatie Een aantal politieke bestuursorganen worden rechtstreeks gekozen - Eu - tweede kamer - gemeenteraden - stadsdeelraden(bijv. in R’dam) Iedereen ouder dan 18 mag stemmen, dat is een actief stemrecht. Het recht om je verkiesbaar te stellen noemen we passief stemrecht. Buitenlanders die langer dan 5 jaar in Nederland wonen hebben alleen een (actief en passief) stemrecht in gemeenteraden. Een partij oprichten. Wil je mee doen aan de verkiezingen moet je voldoen aan deze 4 eisen: - hij moet zich officieel laten registreren bij de Tweede Kamer. Dit kost €450,- - de partij moet in zijn eigen kiesring een kandidaten lijst inleveren. (Nederland heeft er 19) - in elk kiesdistrict moet de partij minimaal 30 steunbetuigingen hebben. Die moeten
zich melden bij de Tweede kamer met hun paspoort. - de partij moet €11.250 betalen om mee te mogen doen aan de verkiezingen. Verkiezingsprogramma

Hierin moet vermeld worden wat de partij wil veranderen en wat hun opvattingen zijn. Bijvoorbeeld dat winkels 24uur geopend moeten zijn. Het bekendste lid van de partij heet de lijsttrekker, hij staat als eerste op de lijst vermeld. De media kan een positief of negatief beeld geven van een bepaalde lijsttrekker. Onze verkiezingen worden gedaan evenredige vertegenwoordigingsstelsel. Hierbij deel je het aantal stemmen door 150, het aantal zetels van de 2de kamer. Dat is de kiesdeler. Sommige landen hebben een kiesdrempel daarbij moet je bijvoorbeeld 5% van de stemmen hebben om in de 2de kamer te mogen. Voorbeeld evenredig vertegenwoordigingsstelsel
13.000.000 = 86666,66
150
Dus om 1 zetel te krijgen heb je 86666,66 stemmen nodig. Zwevende kiezers zijn: - mensen die niet op een vaste partij stemmen - mensen die ontevreden zijn over de partij waar zij de volgende keer op hadden gestemd - mensen die nog nooit hebben gestemd. De meeste mensen zijn zwevende kiezers. Kabinetsformatie
Kabinet, een ander woord voor ministers en staatssecretarissen. De formatie begint gelijk na de verkiezingen. Het doel: een aantal ministers en staatssecretarissen vinden die - het globaal eens zijn met het beleid. - de steun hebben van de meerderheid van de 2de kamer. Verloop
1. de koningin krijgt advies. De leiders van de 2de kamer en 1e kamer (de grootste partijen) en een vice voorzitter van de raad van state naar de koningin. 2. de koningin benoemt een informateur. Dit is een politici die bekijkt welke partijen samen de meerderheid hebben, en het met elkaar eens zijn. die heten de coalitie partijen of het meerderheidskabinet
3. de informatie. De informateur overlegt eerst met de leiders van de partijen. Vaak moeten de partijen compromissen sluiten. 4. de informateur gaat terug naar de koningin. Hij brengt verslag uit over de gevormde coalitie. 5. de koning benoemt een formateur. Die moet er voor zorgen dat de ministers en staatssecretarissen hun werk uitvoeren. 6. de formatie. Hij overlegt met de partijen wie de ministers worden en wie de staatssecretarissen en hoeveel elke partij krijgt. 7. de formateur gaat terug naar de koningin. Hij gaat naar de koning om te vertellen dat er een nieuw kabinet is gevormd. 8. de koning benoemt het nieuwe kabinet. Zij geeft het een naam. Net als het balkende kabinet. Er zijn 2 redenen waarom een kabinetscrisis kan ontstaan. - De ministers kunnen het onderling niet eens worden - De meerderheid van de 2de kamer steunt de grootste partij niet(meer) In dit soort situaties komt er een vervroegde verkiezing. Hoofdstuk 5 regering en parlement Parlement -> 2de kamer + 1e kamer
Regering -> ministers en koningin. Burgers -> stemmen ->2de kamer -> kabinet - ministers en minister president - koningin | | | ambtenaren = 4e macht | | Krijgt informatie van de 5e macht. – belangengroep - Actiegroep - actie organisaties
Oppositie partijen -> zitten niet in de 2e kamer. Coalitie partijen/regeringspartijen -> zitten wel in de 2de kamer. 5.1 de regering. Het kabinet heeft de belangrijkste taak -> de voorbereiding en uitvoering van het overheidsbeleid. Ze doen dat: Opstellen van wetsvoorstellen Uitvoeren van de wetten Jaarlijks optellen van de rijksbegroting

Koningin
De koningin is onschendbaar. De belangrijkste taken van de koning zijn Tekenen van wetsvoorstellen
Voorlezen van troonrede Benoemen van ministers en (in)formateurs Overleggen met minister president
Ministers en staatssecretarissen
Elke minister heeft een eigen beleidsterrein (portefeuille). Sommige ministers hebben geen eigen portefeuille omdat ze onder gebracht zijn bij andere ministers. Dit heet een minister zonder portefeuille. Kabinetsbeleid
Het doel van het kabinetsbeleid is het uitvoeren van het regeerakkoord. De minister president wordt ook wel premier genoemd. Er is regelmatig overleg over de sociaal-economische driehoek – economische zaken - sociale zaken en werkgelegenheid - en financiën 5.2 het parlement 2e kamer en 1e kamer samen heet de statengeneraal. De 1e kamer wordt niet door het volk gekozen maar door de Provinciale Staten dus indirect of getrapte verkiezingen. 1e kamer en 2de kamer. 1e kamer zitten 75 leden. Ook wel senaat genoemd. 1e kamer controleert de 2de kamer. 1e kamer overlegt meer. De 2de kamer heeft de meeste macht. Fractie
Fractie is een groep vertegenwoordigers van een politieke partij in een gekozen orgaan. De hoofd van een fractie. Noemen we een fractievoorzitter. Er zijn verschillende fracties zoals de CDA-fractie, d’66-fractie. 5.3 verhoudingen tussen regering en parlement. Taken parlement (mede)wetgeving. 2de kamer maakt wetten 1e kamer keurt ze. Controleren van de ministers. Het vragen van stellen etc. Medewetgevende taak Stemrecht bij wetsvoorstellen. Beide kamers moeten de wetten goedkeuren. Recht van initiatief. Een kamerlid mag wetsvoorstellen indienen Recht van amendement. Onderdeel van wetten veranderen. Controlerende taak Schriftelijke vragen. Dit gebeurt wekelijks tijdens het vragenuurtje Recht van interpellatie. Verantwoording van een minister vragen. Parlementaire enquête. Een zwaar gedetailleerd controle middel kamerleden worden onder ede ondervraagt. Budget recht. Rijksbegroting wel of niet goed te keuren. Motie. Een schriftelijke uitspraak over een beleid van een minister. Doet hij daar niks mee, is er een kans dat het kabinet vervalt. Lobbyen is elkaar overtuigen door met andere politieke partijen te gaan praten. Elk jaar komen er wel nieuwe partijen bij. Vanaf 1964 was er het kabinet paars – PVDA, D66 en VVD. Er kwam veel politieke onvrede omdat het kabinet niet de gewenste veranderingen aanbracht. De reactie op de onvrede was een nieuwe partij, LPF, Lijst Pim Fortuyn. De politiek wist niet wat ze met hem aan moesten. Hem als racist afschrijven werkte niet, evenals hem negeren. Fortuyn kreeg steeds meer aanhang. Vlak voor de verkiezingen werd Pim Fortuyn vermoord. Maar het kabinet kwam ten val door onenigheid tussen de LPF fractie en LPF-ministers. Bij de 2de verkiezing is het kabinet balkende ontstaan.
Hoofdstuk 6 hoe verloopt politieke besluitvorming. Beleid = hoe de doelenstellingen bereikt moeten worden. Politieke actoren = personen, groepen die betrokken zijn bij het politieke besluitvorming. Ambtenaren zijn de 4e macht. Ambterenaren zijn ook wel een bureaucratie. Bureaucratie -> een organisatie waarvan de werkzaamheden worden gekenmerkt door officiële, voorschriften, gescheiden deskundigheid en een duidelijke gezagstructuur. Massa media Informatieve functie. De krant bericht over iets omdat het belangrijk is. Spreekbuisfunctie. De krant laat verschillende mensen iets zeggen. Onderzoekende of agenda functie. Ontdekkingen die een journalist doet over een gebeurtenis. Commentaarfunctie. De mening van de krant. (journalisten, redactie) Controlerende functie. Het beleid wordt kritisch bekeken. Door deze functies kunnen we merken dat we in een democratie leven. Pressiegroepen = zijn groepen die druk uitvoeren op politieke besluiten. Pressiegroepen zijn een veilige “oversteekplaats” voor grote organisaties zoals vakcentrales. Tesamen zijn de de 5e macht. Drie pressiegroepen Belangengroepen = komen op voor bepaalde belangen van groepen Actiegroepen = kort zetten zij zich in voor een bepaalde actie. Niet professioneel. Actieorganisaties = ze zetten zich lang in voor een bepaalde kwestie. Bv. Greenpeace. Professioneel, ze hebben niet alleen leden, maar ook pr-mensen, advocaten en administratief personeel. invoer = de samenleving brengt allerlei eisen en wensen naar voren. Die worden meestal verteld door een pressiegroep. Men kan ook gaan lobbyen, een wethouder overtuigen van hun standpunt. Als een kwestie interessant is gaat de media er van eigens aandacht aanbesteden. Er kan dan een media-explosie(veel kranten en tvzenders besteden tijd aan het onderwerp) ontstaan. Omzetting = als er genoeg aandacht voor is komt het van eigens op de politieke agenda. Als de kwestie aan de orde komt, moeten de wensen en eisen zover mogelijk in vervulling gaan. Er moeten beslissingen komen. Ambtenaren gaan de zaak onderzoeken en advies geven aan de 2e kamer. Dit noemen we beleidsvoorbereiding. Daarna komt beleidsbepaling. Daarin maken ze het beleid en vragen de 1e kamer om toestemming. Uitvoer = de ambtenaren zorgen ervoor dat de wet word nageleefd. De mensen moeten zich er aan houden. Terugkoppeling = door de terugkoppeling merkt de minister of de wet werkt of niet. Omgevingsfactoren zijn(alle gegevens die een mogelijk rol spelen in een proces van politieke besluitvorming): Demografische kermerken. De samenstelling van de bevolking. Ecologische kermerken. De wisselwerking tussen mens en milieu Culturelen kenmerken. De geschiedenis van een land. Economische kenmerken. De hoeveelheid geld dat een land zou kunnen uitgeven. Technologische kenmerken. Ontwikkeling die besparingen kunnen opleveren zoals windmolen, zonne-energiecentrales. Sociale kenmerken. Dingen die sociaal gezien niet kunnen. Interenationale kenmerken. Afspraken die in de EU zijn gemaakt.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.