Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 5

Beoordeling 6.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas havo/vwo | 1559 woorden
  • 11 november 2006
  • 126 keer beoordeeld
Cijfer 6.6
126 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoofdstuk 5: Nederland verandert (proefwerkweek) Paragraaf 17: de stad vernieuwen De Bijlmermeer >In veel grote steden worden woonwijken die na 1945 zijn gebouwd, Heringericht. Tussen 1968-1975 is de Bijlmermeer gebouwd. Bestond uit: 31 hoge flatgebouwen+ 13000 woningen. In de Bijlmermeer kwamen veel Surinamers wonen.Suriname was een kolonie van NL. Veel verhuisde naar NL toen Suriname in 1975 onafhankelijk werd. –Ook andere buitenlanders kwamen in Bijlmermeer -> veel allochtonen. - problemenwijk arme inwoners+ geen werk + verslaafde + veel misdaad.Bijlmermeer werd onleefbaar -> achterstandswijk. De nieuwe Bijlmermeer >Leefbaarheid te verbeteren totaal nieuw ingericht. Verschillende gebouwen.- sociale verbeteringen(meer veiligheid+kinderopvang+speelmogelijkheden). Economische verbeteringen(bedrijfjes in de wijk+opleiding mensen zonder werk). Het Grootstedenbeleid Ø Grootstedenbeleid = verbetering van de leefbaarheid in achterstandswijken door sloop en nieuwbouw en door sociale en economische verbeteringen. Ong. 30 steden doen er aan mee. Tienduizenden goedkope woningen gesloopt + vervangen door duurdere woningen. - Grootstedenbeleid => verschillen tussen woonwijken in een stad te verminderen. Basisboeknummers: Ø B148 Stadsvernieuwing: Sinds 1975 verbetert de overheid de woningen. Bijna altijd om huurwoningen met lage huren. Verbetering van verouderde en goedkope huurwoningen heet sociale stadsvernieuwing. =sociale stadsvernieuwing 2 vormen: - sloop + nieuwbouw: woonwijk => gesloopt. Vrijgekomen ruimte => nieuwe woningen gebouwd. (alleen als gebouwen slecht aan toe zijn) - renovatie: opknappen van oude huizen dat ze voldoen aan de moderne woonwensen. - Restauratie =speciale vorm van renovatie: herstel van oude, waardevolle bouwwerken, zoals woonhuizen en pakhuizen. Buitenkant wordt het weer zo mooi als vroeger. Binnen krijgt het weer andere functie; fabrieken en pakhuizen verbouwd tot woning.
Ø B150 Herinrichting en re-urbanisatie In de stad veranderd grondgebruik voortdurend. Centrum woningen => kantoren en winkels. Stadsvernieuwing: oude woonwijken => nieuwbouw. Na 1960 veel bedrijven verhuisd. Als na jaren van bevolkingsafname het aantal inwoners weer stijgt, spreek je van re-urbanisatie. Ø B151 Segregatie en intergratie Het woord segregatie betekent: scheiding. Op 2 manieren: 1 . Groepen mensen hebben elk hun eigen woongebied; ruimtelijke segregatie. Bijv. Wijken waar alleen arme of rijke mensen wonen. 2. De groepen mensen leven gescheiden van elkaar; eigen scholen. Aparte sportclubs. Als groepen weinig of geen contact met elkaar hebben noem je dat maatschappelijke segregatie. Integratie, samengaan= tegenovergestelde van segregatie.integratie => inburgering van allochtonen. Paragraaf 18 De stad uit, de stad in De stad uit - tot 1965 groeide de bevolking van steden in NL. die groei= verstedelijking of urbanisatie. - Na 1965 nam bevolking af. Gezinnen + jonge kinderen => stad te druk + te vol . Buiten stad betere en grotere huizen met een tuin. - Platteland dreigde te verstenen. Men was bang dat het groene hart helemaal volgebouwd zou worden. Dorpen werden aangewezen waar nieuwe woningen gebouwd konden worden. Door trek uit steden zijn nieuwe steden ontstaan. Basisboeknrs: Ø B145 Suburbanisatie Suburbanisatie: verstedelijking van het platteland rond een grote stad. Grote stad => centrale stad; midden tussen kleinere plaatsen > door suburbanisatie veel gegroeid (zelf ook steden geworden) = = voorsteden (engelse term = suburbs). 1e oorzaak = migratie; bewoners van centrale stad verhuizen naar kleinere plaatsen omdat daar betere en goedkopere huizen zijn. 2e oorzaak = natuurlijke bevolkingsgroei; meeste jonge gezinnen trekken naar voorsteden. Geboortecijfer meestal hoog. Natuurlijke bev. Groei daardoor hoog. Ø B146 Demografische gevolgen van Suburbanisatie Suburbanisatie heeft 2 grote gevolgen voor de steden: - Het inwonertal nam af. - Samenstelling van de bevolking is veranderd. De plek van de vertrekkers is voor een deel ingenomen door nieuwe bewoners. Tussen de vertrekkers, de achterblijvers en de nieuwkomers zijn duidelijk verschillen. =Vertrekkers zijn vaak gezinnen met jonge kinderen. De ouders hebben goed betaalde banen, anders geen geld voor huis in voorstad. =Blijvers zijn vooral de ouderen. Moeten rondkomen van pensioen of AOW. Ook veel jongeren in de stad zijn alleenstaand. Van hen vormen studenten een belangrijk onderdeel. =nieuwkomers zijn voor het merendeel allochtonen. Gem. Deze groep laag inkomen.
Ø B149 Woningnood in de grote stad Woningnood: vraag naar woonruimte groter dan woningaanbod. Oorzaken: - cityvorming. Oude binnensteden maken plaats voor woningen, winkels en kantoren. - Gezinsverdunning: afname mensen per woning. (gezinnen kleiner + meer alleenstaanden) - Woonverdunning: minder woningen, nieuwe huizen ruimer met meer ruimte ertussen. Ø B157 Groeikernen Rond 1965 suburbanisatie begon,dreigde kleine plaatsen rond de randstad te verstedelijken. Rijksoverheid: suburbaniseren mag, niet elk plaatsje rond de randstad. We wijzen aantal plaatsen aan waar het wel mag(groeikernen). Ø B158 De compacte stad Door suburbanisatie ontstonden problemen. Daarom werd het ruimtelijk beleid veranderd. Leegloop van de steden moest worden gestopt. Het ruimtelijk beleid om meer te bouwen in de steden en dicht tegen de steden aan , heet het beleid van de compacte stad. Paragraaf 19: Het landelijke gebied
Landelijk gebied verandert veel. Vroeger vooral akkers, weilanden en boerderijen. Landbouw bepaalde hoe het platteland eruit zag. Tegenwoordig spelen natuur en recreatie en grotere rol. Landbouw en inrichting ●Meeste Nederlanders wonen in steden. Maar grootste deel van Nederland hoort tot het landelijk gebied; landbouw is de grootste ruimtegebruiker daar. ●Landbouw bepaalt hoe het landscha eruit ziet. Veeteelt -> vooral weilanden. Intensieve Tuinbouw -> veel kassen. ●Door veranderingen in de landbouw ziet het landschap er steeds weer anders uit. Die veranderingen gaan vaak langzaam en ongemerkt, maar als je gaat verglijken over langere perioden zijn de verschillen duidelijk te zien. (Fig. 17&18 ●De landbouw produceert ons voedsel. De grond moet zoveel mogelijk oogsten geven; met de inrichting word daar rekening meegehouden. Door te zorgen voor grote akkers en weilanden -> zo kunnen grote tratoren er gemakkelijk wenden en keren. Overtollig water moet ook snel weg kunnen, want op een te natte grond zakken grote machines weg. Drentsche Aa ●Het Nationaal Beek- en esdorpenlandschap Drentsche Aa is een heel bijzonder gebied. Hier is nog veel bewaard gebleven van het landschap van vroeger; kronkelende beken, waarlangs weiden met zeldzame bloemen liggen. Door houtballen zijn de graslanden in kleine stukjes verdeeld. Omdat het zo bijzonder is moet het bewaard blijven. Dat betekent: ruimte voor natuurbescherming. ●Er werken ook boeren in dat gebied. Die willen nieuwere landbouw, maar natuurbeschermers vinden dat het zo goed is voor planten en dieren. Ze proberen daarom stukjes grond te ruilen -> landbouw bij landbouw, natuur bij natuur ●Natuur en landbouw hoeven niet altijd uit elkaar gehaald te worden. Boeren kunnen meewerken aan het beheer van natuurgebieden. Natuurweiden -> koeien grazen gras en kleine boompjes weg -> weiden blijven bestaan. Boeren verzorgen de koeien. ●Veel mensen komen naar de Drentsche Aa voor een wandeling of fietstocht. Zo kunnen boeren verdienen aan toerisme en recreatie. Basisboeknummers B115 Landbouw Landbouw -> verzamelnaam voor 4 agrarische bestaansmiddelen: Akkerbouw: kweken van akkerbouwgewassen -2 groepen: - voedselgewassen, granen, aardappels en oliehoudende gewassen (bv. Zonnebloemen en koolzaad) - niet-eetbare gewassen, katoen, tabak en hennep

Tuinbouw: vorm van akkerbouw, maar dan speciale gewassen. Zoals groente, fruit en bloemen. Tuinbouw is vaak arbeids- en kapitaalintensiever dan akkerbouw. Grove tuinbouw: mengvorm van tuinbouw en akkerbouw. De producten (bv. Kolen en sperziebonen) worden verbouwd op grote akkers en hebben veel verzorging nodig -> moeten me de hand worden geoogst. Veeteelt: fokken en houden van dieren voor bepaalde producten ->vlees, melk, eieren, wol etc. In ontwikkelingslanden word vee gehouden als trekdier; hulpmiddel. Bosbouw: kweken van bomen. Voor productie van hout, kurk of hars of latex voor de productie rubber. B118 Landbouw en inrichting ●Landbouw -> grootste grondgebruik in veel landen. Nederland 70% van de grond voor landbouw. ●Hoe het landschap eruit ziet hangt af van het soort gebruik. Intensieve of extensieve veeteelt. ●Door specialisatie verandert het landschap. Gebied met gemengde bedrijven -> akker en weilanden wisselen elkaar af. Door specialisatie blijven er alleen weilanden, of alleen akkers over. Op die akkers verbouwen ze vaak maar 1 product bijvoorbeeld tarwe of maïs. ●Gevolg van specialisatie: herinrichten van een landbouwgebied. Het opnieuw inrichten van een landbouwgebied om de opbrengsten te vergroten noem je ruilverkaveling. Verschillende maatregelen daarbij: - ruilen van akkers en weilanden zodat elke boer zijn kavels aaneengesloten heeft en zo dichtmogelijk bij de boerderij. - vergroten van akkers en weilanden zodat ze gemakkelijker met machines kunnen werken. - verbeteren van de afwatering zodat er geen machines in kunnen wegzakken. - verharde zandwegen zodat een boer sneller met zijn machines bij zijn kavels kan komen. (kavels zijn stukken grond) B120Landbouw en natuur ●In de landbouw stond lange tijd het economische belang voorop. Dat wil zeggen dat er bij de ruilverkaveling vooral naar het belang van de landbouw werd gekeken. ●Tegenwoordig speelt bij herinrichting ook de natuur een grote rol. Boeren werken vaak mee (tegen betaling) aan het onderhoud van landschap en natuur. Herinrichting met aandacht voor landbouw, natuurbehoud en recreatie noem je landinrichting. ●De bio-industrie neemt af, maar daarvoor in de plaats komt de biologische landbouw. De biologische landbouw gebruikt zo weinig mogelijk middelen die het milieu vervuilen B135 ●Recreatie is alles wat je doet in je vrije tijd. Vrije tijd is de tijd die overblijft na werken, eten en slapen. ●Er wordt steeds meer ruimte gemaakt voor recreatie. Veel steden doen er alles aan om meer recreanten (en toeristen) te lokken. Er worden speciale recreatieterreinen voor aangelegd. ●In landelijk gebied zie je ook steeds meer wandel- en fietspaden voor recreatie. Recreatie in gebieden die voor andere functies zijn ingericht noem je recreatief medegebruik. Paragraaf 20: Verkeer en inrichting B141 Stedelijk gebied ●In een stad komen er telkens nieuwe woonwijken en bedrijventerreinen bij. Er ontstaat dan een agglomeratie: een stad met daaraan vastgegroeide (voor)steden en dorpen ●Agglomeraties kunnen aan elkaar vastgroeien. In Nederland zie je dat tussen Rotterdam en Den Haag. Steden en agglomeraties die (bijna) aan elkaar zijn vastgegroeid, vormen een stedelijk gebied ●Veel mensen gebruiken de verschillende plaatsen van een stedelijk gebied. Over de plaatsen van een stedelijk gebied ligt een netwerk van contacten. Vandaar dat je spreekt van de netwerkstad.

REACTIES

A.

A.

Een beetje onoverzichtelijk, maar klopt wel, bedankt voor het insturen

12 jaar geleden

A.

A.

Heel erg handig, bedankt!

12 jaar geleden

H.

H.

hoi heel erg slecht e klopt niks van

10 jaar geleden

T.

T.

net zoals jouw zin

7 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.