Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Module 4 Een kwestie van werk of geen werk

Beoordeling 6.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1589 woorden
  • 9 november 2006
  • 14 keer beoordeeld
Cijfer 6.9
14 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Economie Module 4 Een kwestie van werk of geen werk Hoofdstuk 1 Groei en Conjunctuur 1. Productiegroei, trend en conjunctuur Productiegroei -> Toeneming van het binnenlands product in de loop van de tijd. Nominale cijfers -> De cijfers zoals ze in guldens luiden. Reële cijfers -> De nominale cijfers die gecorrigeerd zijn voor geldontwaarding. Reëel inkomen per inwoner -> Het nominale nationale inkomen gecorrigeerd voor geldontwaarding gedeeld door het aantal inwoners. Reële indexcijfer = Nominale indexcijfer / Prijsindexcijfer x 100
RIC = NIC / PIC x 100

Indexcijfer = Nieuw/oud x 100
Welvaart -> Mate van behoeftebevrediging. (Mate waarin schaarste verminderd kan worden.) Welvaart is groter bij groter Bruto Binnenlands Product. (BBP). Groter BBP mogelijk door: - productiegroei - inflatie
Trend(matige groei) -> De over een reeks van jaren gemeten gemiddelde groei van de productie. Conjunctuur -> De ontwikkeling van de groei van de economie op korte termijn. Conjunctuurbeweging -> De veranderingen in het groeipercentage vd productie. Laagconjunctuur -> Periode waarin de productie groeit met een laag percentage of zelfs krimpt
Hoogconjunctuur -> Periode waarin de productie groeit met een hoog percentage. Recessie -> Milde laagconjunctuur
Depressie -> Periode van langdurig teruglopen van het absolute niveau van de productie. Crisis -> Het omslagpunt in de conjunctuurgolf
Conjunctuurindicator -> Geeft het verwachte conjunctuurverloop aan. 2. Hoe ontstaat productiegroei? Groei vd productiegroei verklaren we door drie groepen groeifactoren; - de niet-economische factoren - de vraagfactoren - de aanbodfactoren
De niet-economische factoren zijn zaken als godsdienstige opvattingen, de cultuur en de manier waarop de maatschappij is ingericht. Wat de vraagfactoren betreft: er moet natuurlijk voldoende vraag naar goederen zijn, anders hebben de producenten geen aanleiding om hun aanbod uit te breiden. Bij de aanbodfactoren gaat het om de productiecapaciteit. Die wordt bepaald door de hoeveelheid en de kwaliteit van de productiefactoren waarover een land beschikt. De productiecapaciteit kan toenemen door vergroting van de hoeveelheid productiefactoren en verbetering van de kwaliteit. We bekijken: - Investeringen. - Scholing van mensen. - Ontwikkeling van de techniek. Investeren
Door investeren neem de hoeveelheid kapitaalgoederen toe. We noemen dit het capaciteitseffect van een investering. Scholing van mensen

Mensen laten zich scholen omdat ze meer willen weten en kunnen. Onderwijs is ook van betekenis voor je maatschappijlikje positie. Ontwikkeling van de techniek
De manier waarop goederen en diensten worden geproduceerd, veranderd in de loop van de tijd. We hebben innovatie al leren kennen als de ontwikkeling en de succesvolle introductie van nieuwe of verbeterde goederen, diensten, productie en distributieprocessen. Innovaties kun je onderscheiden in: - Basisinnovaties. - Verbeteringsinnovaties. - Schijninnovaties. Arbeidsbesparende technieken -> Toepassing van nieuwe technieken waardoor het mogelijk wordt eenzelfde hoeveelheid product met minder arbeid te produceren. Naast arbeidsbesparende technieken heb je ook nog kapitaalbesparende technieken en natuur- of milieu(be)sparende technieken. R&D = Research & Development. Bij kennis denken we aan technologische kennis, aan kennis van logistiek en organisatie, talenkennis, kennis van markten en kennis van sociale processen. Hoofdstuk 2 Onderbesteding en Overbesteding 1. De effectieve vraag Effectieve Vraag -> Optelsom van alle voorgenomen bestedingen. Particuliere consumptie -> De bestedingen van alle gezinnen samen in een economie. Bestedingseffect van investeringen -> Er worden kapitaalgoederen gekocht. Overheidsbestedingen -> Dat deel van de overheidsuitgaven dat een beroep doet op de productiecapaciteit. 2. Volledige werkgelegenheid, Onderbesteding en overbesteding Onderbesteding -> De effectieve vraag is te gering om wat er kan worden geproduceerd, ook daadwerkelijk af te nemen. Een deel van de productiecapaciteit wordt dan niet benut, en zo ontstaat conjunctuurwerkloosheid of onderbestedingswerkloosheid. Conjunctuurwerkloosheid -> Werkloosheid ten gevolge van tekortschietende bestedingen. Overbesteding -> Vraag naar arbeid die groter is dan het beschikbare aanbod van arbeid. Bestedingsevenwicht -> Onder- en overbesteding zijn gelijk. 5.2 De betekenis van de theorie van Keynes Theorie van Keynes: Leert dat de bestedingen bepalen in welke mate de gegeven productiecapaciteit wordt benut. Tekortschietende bestedingen leiden tot: conjunctuurwerkloosheid
Overbestedingen leiden tot: overbestedingsinflatie. Theorie Klassieken 2 uitgangspunten: - Men stelde een groot vertrouwen in de evenwichtsherstellende werking van het prijsmechanisme: werkloosheid is niet anders dan een overschot op de arbeidsmarkt, dat zou leiden tot dalen van de prijs van arbeid, waardoor er goedkoper geworden arbeid opnieuw zou worden ingeschakeld. - Wet van Say
De gedachtengang van de Klassieken dat alle bij de productie verdiende koopkracht zou worden gebruikt om het geproduceerde te kopen. Jean-Baptiste Say: Bij de productie van goederen en diensten wordt een inkomen verdiend; dat inkomen wordt besteed aan de geproduceerde goederen en diensten. Met andere woorden de koopkracht stroomt onbelemmerd door. Keynes ondermijnt de Wet van Say door erop te wijzen dat in een depressie de consumenten en de producenten zulke sombere vooruitzichten hebben dat ze geneigd zijn hun aankopen uit te stellen.De koopkracht stroomt niet door, mensen potten het op. Micro-economie -> Het gaat zowel om de vraagzijde als om de aanbodzijde. Macro-economie -> Het gaat om de aanbodzijde.
Hoofdstuk 3 Werk en werkloosheid 1. De beroepsbevolking Beroepsgeschikte bevolking -> Mensen van 15 t/m 64 jaar. Beroepsbevolking -> De mensen van 15 t/m 64 jaar die willen en kunnen werken. Afhankelijke beroepsbevolking -> Mensen die een dienstbetrekking hebben bij een particulier bedrijf of bij de overheid. Participatiegraad -> Het aandeel van de beroepsbevolking in de beroepsgeschikte bevolking. 2. Werk en werkgelegenheid Werk -> Betaalde arbeid in het productieproces. Officiële economie -> Waarin de mensen een deel van hun ontvangen geld afdragen aan de overheid. Ze betalen de wettelijk verplichte belastingen en premies voor de sociale verzekeringen. Niet-officiele economie -> Onbetaalde werk en het zwartwerken
Onbetaalde werk: Huishouding enz. Zwartwerk: Wel geld verdienen maar geen belastingen
en premies betalen. Nadelen Zwartwerken: - Je krijgt vaak minder loon. - Als je ziek wordt, heb je geen recht op een uitkering. - Bij een ongeluk op het werk is het moeilijk een schadevergoeding te krijgen. - Je kan op de een of andere dag ontslagen worden. Of iemand wit werkt, is te merken aan de volgende zaken: - Er moet een loonbelastingverklaring zijn ingevuld. - Er moet een kopie verkregen zijn van het meldingsformulier. - Bij de betaling van het loon wordt een loonstrookje ontvangen. Werk kun je onderverdelen in ongeschoold en geschoold werk. Ongeschoold werk -> Zware lichamelijke arbeid, soms in minder prettige werkomstandigheden, vaak eentonig en je verdiend er niet veel mee. Geschoold werk -> Mensen die een goede opleiding hebben gehad kunnen meer bereiken op de arbeidsmarkt en een betere baan krijg en meer loon. Het arbeidsaanbod verandert in de loop van de tijd: - De bevolking groeit. - De bevolking vergrijst. - De deelname van vrouwen neemt toe. - Er vindt emigratie en immigratie plaats. - Mensen worden arbeidsongeschikt of treden uit. Flexibilisering -> Werk zonder vaste arbeidsverhouding, soms op ongeregelde tijden. 3. Werkloosheid: Cijfers en oorzaken. Als op de arbeidsmarkt het aanbod groter is dan de vraag, is er werkloosheid. Arbeidsmarkt -> Het geheel van vraag en aanbod van arbeid, bestaande uit een groot aantal deelmarkten. Geregistreerde werkloosheid -> Werkloosheid van iemand die bij het Gewestelijk Arbeidsbureau staat ingeschreven als werkzoekende, en die geen werk heeft voor meer dan 12 uur per week en die minimaal beschikbaar is voor 12 uur werk per week. Werkloze beroepsbevolking -> Mensen zonder betaald werk die actief zoeken en beschikbaar zijn. Verborgen werkloosheid -> Werkloosheid die niet in de officiele cijfers tot uiting komen. Ontmoedigingeffect -> Het verschijnsel dat men zich niet als werkzoekende bij het GAB inschrijft, omdat men verwacht toch geen baan te vinden. Soorten werkloosheid: - Conjunctuurwerkloosheid - Structuurwerkloosheid: - Frictiewerkloosheid - Seizoenswerkloosheid - Kwalitatieve structuurwerkloosheid - Kwantitatieve structuurwerkloosheid
Conjunctuurwerkloosheid -> Werkloosheid die een gevolg is van het tekortschieten van de totale bestedingen

Structurele werkloosheid -> Werkloosheid die bestaat of ontstaat ten gevolge van de structuur van de productie en de veranderingen daarin. Frictiewerkloosheid -> Werkloosheid die een gevolg is van wrijving op de arbeidsmarkt: tussen het ontstaan van de vacature en het vervullen ervan gaat tijd verloren. Seizoenswerkloosheid -> Werkloosheid die een gevolg is van het wegvallen van productie in bepaalde jaargetijden. Kwalitatieve structuurwerkloosheid -> Structuurwerkloosheid die ontstaat doordat kwaliteiten van vraag en aanbod op de verschillende deelmarkten van de arbeidsmarkt niet bij elkaar aansluiten. Kwantitatieve structuurwerkloosheid -> Structuurwerkloosheid die ontstaat doordat de gevraagde en aangeboden hoeveelheden op de verschillende deelmarkten van de arbeidsmarkt niet bij elkaar aansluiten. 4. Arbeidsmarktbeleid Arbeidsmarktbeleid -> Beleid waarbij gestreefd wordt naar een evenwichtige arbeidsmarkt. Bestrijden van Conjunctuurwerkloosheid: Bestedingen opvoeren. Daarvoor komen in de eerste plaats de bestedingen van de overheid zelf in aanmerking. Maar de regering kan ook proberen de particuliere sector te stimuleren, bv door belastingverlagingen. Bestrijden Structuurwerkloosheid: Frictiewerkloosheid: Verbetering van de arbeidsbemiddeling, meer en effectievere voorlichting door arbeidsbureaus en door meer nadruk op individuele bemiddeling. Seizoenswerkloosheid: Producten met verschillende seizoenen te combineren en door het seizoen uit te schakelen met behulp van klimaarbeheersing. Kwalitatieve structuurwerkloosheid: Omscholing, herscholing en bijscholing. Kwantitatieve structuurwerkloosheid: Arbeidsmobiliteit moet worden vergroot. Arbeidsmobiliteit -> De mate waarin mensen veranderen van werkgever, van beroep, van regio op de arbeidsmarkt. Wanneer in de particuliere sector onvoldoende arbeidsplaatsen worden geschapen, kan men 5 soorten oplossingen zoeken: - De bestaande werkgelegenheid herverdelen door arbeidstijdverkorting. - De bevordering van de investeringen van het bedrijfsleven door een aantrekkelijk
ondernemingsklimaat te scheppen. - De overheid kan zelf banen scheppen. - De overheid kan via loonkosten-subsidieregelingen probleemgroepen aan werk
helpen. Zo is er de Jeugdwerkgarantiewet, die jongeren aan werkervaring helpt in
combinatie met scholing. - Er zouden meer deeltijdbanen moeten komen voor vrouwen en mannen die naast
hun huishoudelijke taak een deeltijdbaan willen hebben, waarbij gedacht is aan
een belangrijke randvoorwaarde als het regelen van kinderopvang. Omdat banen verloren kunnen gaan doordat producten van de markt verdwijnen, moet worden gezorgd voor de voortdurende ontwikkeling van nieuwe producten
De verplaatsing van productie naar het buitenland moet worden opgevangen door buitenlandse ondernemingen ertoe te brengen zich in Nederland te vestigen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.