Paragraaf 1:
Regionale specialisatie -> op een andere plaats goederen of diensten gaan produceren waar jij behoefte aan hebt.
Verkeer -> uitwisseling van informatie, goederen, personen of diensten. Het is de infrastructuur plus vervoersmiddel.
Vervoer -> als goederen of diensten getransporteerd moeten worden. Het is vooral de lading plus de organisatie van het verkeer.
Infrastructuur -> spoorlijnen, waterwegen, vliegroutes, pijpleidingen, maar ook telefoon- en faxkabels.
Verschil verkeer en vervoer -> verkeer is vooral het waar van het transport, begin tot eind. Voervoer is vooral het wat, de lading.
Mobiliteit -> ander woord voor verkeer
Geografische mobiliteit -> als je van de ene plaats naar de andere gaat. Vb: verhuizing, vakantie of migratie. Forensisme -> andere naam voor de geografische mobiliteit woon-werkverkeer.
Paragraaf 2:
Oorzaken voor de toegenomen mobiliteit:
• Welvaartstoename -> mensen kunnen en willen een groter gebied ‘bereizen’, meer mensen hebben een auto en gaan vaker en verder op vakantie.
• Individualisering -> aantal 1-persoonshuishoudens groeit, niet meer samen reizen maar apart, meeste mensen hebben 2e auto
• Emancipatie & vergrijzing -> vrouwen en bejaarden gaan deelnemen aan allerlei maatschappelijke activiteiten. Vb: werk, shoppen, onderwijs
• Schaalvergroting -> grotere afstanden tussen woning en werk, toename vrachtverkeer door Europese eenwording.
Automobiliteit -> verplaatsing met de auto, het is een onderdeel van de totale mobiliteit.
Autodichtheid -> het aantal auto’s per 1000 inwoners.
Paragraaf 3:
Suburbanisatie -> doordat de verkeersmiddelen beter worden kunnen de mensen verder van het centrum af gaan wonen.
Particulier vervoer -> je verplaatst je met een eigen transportmiddel
Openbaar vervoer -> als je reist met een vervoersmiddel waar iedereen gebruik van mag maken. Collectief vervoer -> ander woord voor gezamenlijk vervoer. Massagoederen -> goederen die onverpakt in scheepsruimen, treinwagons of vrachtwagens worden getransporteerd. Vb: graan, olie, zand, steenkool. Bulkgoederen -> zelfde als massagoederen
Stukgoederen -> goederen die verpakt (container, kisten of kratten) vervoerd worden
Container -> een container is een grote stalen laadkist met een vaste maat
Privatiseren -> overheid bemoeid zich steeds minder met de bedrijfsvoering Paragraaf 4: Knooppunt -> plaats waar goederen, containers of mensen uitgewisseld worden tussen verschillende vervoerswijzen
Complementair knooppunt -> transportfunctie van een knooppunt is verdeeld tussen 2 steden die elkaar aanvullen
Transportnetwerk -> het geheel van knooppunten en aansluitende transportlijnen
Transferium -> een overstappunt van auto op openbaarvervoer en omgekeerd
Park-and-Ride-plaats -> een grote parkeerplaats vlak bij een station om voor forensen het openbaarvervoer beter toegankelijk te maken. Clustering -> als allerlei activiteiten zo dicht mogelijk rond enkele punten worden gevestigd
Logistiek -> het zorgen voor totale goederenstroom, van productie tot aan consument, met in begrip van bijhorende informatie en geldstromen.
Paragraaf 5:
Verkeersintensiteit -> het gemiddeld aantal motorvoertuigen per dag op een wegtraject
Verkeersongestie -> verstopping in het verkeersnet
Carpoolen -> met twee of meer mensen volgens afspraak in een auto reizen. Paragraaf 6: Transportsysteem -> de middelen waarmee materiaal, producten en mensen van de ene naar de andere plaats worden gebracht
Communicatiesysteem -> de middelen waarmee informatie (kennis, ideeën) van de ene naar de andere plaats wordt getransporteerd
Telecommunicatie -> als communicatie plaats vindt met moderne elektronische middelen Paragraaf 7: Shuttle -> pendeldienst (rechtstreekse verbinding) tussen twee knooppunten, die onafhankelijk van het ladingaanbod op vaste tijdstippen vertrekt een aankomt
Hogesnelheidslijn (HSL) -> een nieuwe spoorlijn, geschikt voor snelheden boven 250 km/uur, of bestaande spoorlijnen, geschikt voor snelheden voor ongeveer 200 km/uur
Transportmodaliteiten -> vervoer met een bepaald transportmiddel (vervoerswijze)
Geografische mobiliteit -> als je van de ene plaats naar de andere gaat. Vb: verhuizing, vakantie of migratie. Forensisme -> andere naam voor de geografische mobiliteit woon-werkverkeer.
Openbaar vervoer -> als je reist met een vervoersmiddel waar iedereen gebruik van mag maken. Collectief vervoer -> ander woord voor gezamenlijk vervoer. Massagoederen -> goederen die onverpakt in scheepsruimen, treinwagons of vrachtwagens worden getransporteerd. Vb: graan, olie, zand, steenkool. Bulkgoederen -> zelfde als massagoederen
Stukgoederen -> goederen die verpakt (container, kisten of kratten) vervoerd worden
Container -> een container is een grote stalen laadkist met een vaste maat
Privatiseren -> overheid bemoeid zich steeds minder met de bedrijfsvoering Paragraaf 4: Knooppunt -> plaats waar goederen, containers of mensen uitgewisseld worden tussen verschillende vervoerswijzen
Complementair knooppunt -> transportfunctie van een knooppunt is verdeeld tussen 2 steden die elkaar aanvullen
Transportnetwerk -> het geheel van knooppunten en aansluitende transportlijnen
Transferium -> een overstappunt van auto op openbaarvervoer en omgekeerd
Park-and-Ride-plaats -> een grote parkeerplaats vlak bij een station om voor forensen het openbaarvervoer beter toegankelijk te maken. Clustering -> als allerlei activiteiten zo dicht mogelijk rond enkele punten worden gevestigd
Verkeersongestie -> verstopping in het verkeersnet
Carpoolen -> met twee of meer mensen volgens afspraak in een auto reizen. Paragraaf 6: Transportsysteem -> de middelen waarmee materiaal, producten en mensen van de ene naar de andere plaats worden gebracht
Communicatiesysteem -> de middelen waarmee informatie (kennis, ideeën) van de ene naar de andere plaats wordt getransporteerd
Telecommunicatie -> als communicatie plaats vindt met moderne elektronische middelen Paragraaf 7: Shuttle -> pendeldienst (rechtstreekse verbinding) tussen twee knooppunten, die onafhankelijk van het ladingaanbod op vaste tijdstippen vertrekt een aankomt
Hogesnelheidslijn (HSL) -> een nieuwe spoorlijn, geschikt voor snelheden boven 250 km/uur, of bestaande spoorlijnen, geschikt voor snelheden voor ongeveer 200 km/uur
Transportmodaliteiten -> vervoer met een bepaald transportmiddel (vervoerswijze)
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden