Hoofdstuk 2, Verkeer en vervoer

Beoordeling 6.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas havo | 548 woorden
  • 30 augustus 2006
  • 14 keer beoordeeld
Cijfer 6.4
14 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Paragraaf 1: Regionale specialisatie -> op een andere plaats goederen of diensten gaan produceren waar jij behoefte aan hebt. Verkeer -> uitwisseling van informatie, goederen, personen of diensten. Het is de infrastructuur plus vervoersmiddel. Vervoer -> als goederen of diensten getransporteerd moeten worden. Het is vooral de lading plus de organisatie van het verkeer. Infrastructuur -> spoorlijnen, waterwegen, vliegroutes, pijpleidingen, maar ook telefoon- en faxkabels. Verschil verkeer en vervoer -> verkeer is vooral het waar van het transport, begin tot eind. Voervoer is vooral het wat, de lading. Mobiliteit -> ander woord voor verkeer
Geografische mobiliteit -> als je van de ene plaats naar de andere gaat. Vb: verhuizing, vakantie of migratie. Forensisme -> andere naam voor de geografische mobiliteit woon-werkverkeer.
Paragraaf 2: Oorzaken voor de toegenomen mobiliteit: • Welvaartstoename -> mensen kunnen en willen een groter gebied ‘bereizen’, meer mensen hebben een auto en gaan vaker en verder op vakantie. • Individualisering -> aantal 1-persoonshuishoudens groeit, niet meer samen reizen maar apart, meeste mensen hebben 2e auto • Emancipatie & vergrijzing -> vrouwen en bejaarden gaan deelnemen aan allerlei maatschappelijke activiteiten. Vb: werk, shoppen, onderwijs • Schaalvergroting -> grotere afstanden tussen woning en werk, toename vrachtverkeer door Europese eenwording. Automobiliteit -> verplaatsing met de auto, het is een onderdeel van de totale mobiliteit. Autodichtheid -> het aantal auto’s per 1000 inwoners. Paragraaf 3: Suburbanisatie -> doordat de verkeersmiddelen beter worden kunnen de mensen verder van het centrum af gaan wonen. Particulier vervoer -> je verplaatst je met een eigen transportmiddel
Openbaar vervoer -> als je reist met een vervoersmiddel waar iedereen gebruik van mag maken. Collectief vervoer -> ander woord voor gezamenlijk vervoer. Massagoederen -> goederen die onverpakt in scheepsruimen, treinwagons of vrachtwagens worden getransporteerd. Vb: graan, olie, zand, steenkool. Bulkgoederen -> zelfde als massagoederen
Stukgoederen -> goederen die verpakt (container, kisten of kratten) vervoerd worden
Container -> een container is een grote stalen laadkist met een vaste maat
Privatiseren -> overheid bemoeid zich steeds minder met de bedrijfsvoering Paragraaf 4: Knooppunt -> plaats waar goederen, containers of mensen uitgewisseld worden tussen verschillende vervoerswijzen
Complementair knooppunt -> transportfunctie van een knooppunt is verdeeld tussen 2 steden die elkaar aanvullen
Transportnetwerk -> het geheel van knooppunten en aansluitende transportlijnen
Transferium -> een overstappunt van auto op openbaarvervoer en omgekeerd
Park-and-Ride-plaats -> een grote parkeerplaats vlak bij een station om voor forensen het openbaarvervoer beter toegankelijk te maken. Clustering -> als allerlei activiteiten zo dicht mogelijk rond enkele punten worden gevestigd

Logistiek -> het zorgen voor totale goederenstroom, van productie tot aan consument, met in begrip van bijhorende informatie en geldstromen. Paragraaf 5: Verkeersintensiteit -> het gemiddeld aantal motorvoertuigen per dag op een wegtraject
Verkeersongestie -> verstopping in het verkeersnet
Carpoolen -> met twee of meer mensen volgens afspraak in een auto reizen. Paragraaf 6: Transportsysteem -> de middelen waarmee materiaal, producten en mensen van de ene naar de andere plaats worden gebracht
Communicatiesysteem -> de middelen waarmee informatie (kennis, ideeën) van de ene naar de andere plaats wordt getransporteerd
Telecommunicatie -> als communicatie plaats vindt met moderne elektronische middelen Paragraaf 7: Shuttle -> pendeldienst (rechtstreekse verbinding) tussen twee knooppunten, die onafhankelijk van het ladingaanbod op vaste tijdstippen vertrekt een aankomt
Hogesnelheidslijn (HSL) -> een nieuwe spoorlijn, geschikt voor snelheden boven 250 km/uur, of bestaande spoorlijnen, geschikt voor snelheden voor ongeveer 200 km/uur
Transportmodaliteiten -> vervoer met een bepaald transportmiddel (vervoerswijze)

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.